Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel) : Memorie van toelichting
35 096 Voorstel van wet van het lid Smeulders tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met het voorkomen van pensioenkortingen op de korte termijn
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
Inleiding
Er dreigen pensioenkortingen aan te komen voor meer dan tien miljoen deelnemers in
2020 en 2021, waaronder deelnemers van pensioenfondsen met een dekkingsgraad van meer
dan 100%. Dit wetsvoorstel geeft pensioenfondsen twee jaar extra de tijd om genoeg
vermogen op te bouwen en daarmee pensioenkortingen op korte termijn te voorkomen.
Een nieuw breed gedragen pensioenakkoord dient in de tussentijd te zorgen voor een
structurele oplossing.
Aanleiding en achtergrond
Pensioenkortingen
De Pensioenwet (artikel 140) schrijft voor dat de beleidsdekkingsgraad van pensioenfondsen
binnen vijf jaar dient te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV).
Uit het meest recente overzicht van De Nederlandsche Bank (13 juni 2018) blijkt dat
een groot aantal pensioenfondsen, waaronder een aantal van de grootste, een dekkingsgraad
heeft onder deze MVEV-grens. Als deze fondsen niet op tijd herstellen, zullen ze de
pensioenen in 2020 en/of 2021 moeten korten. Meer dan 10 miljoen deelnemers moeten
vrezen voor kortingen op hun pensioen in 2020 en/of 2021 (zie onderstaande tabel).
Opgestapelde prudentie
De initiatiefnemer is van mening dat de bestaande MVEV-maatregel (artikel 140 van
de Pensioenwet) onnodig streng is. Deze maatregel kan er toe leiden dat een pensioenfonds
met een dekkingsgraad van 102% gedwongen wordt een korting toe te passen om de dekkingsgraad
te verhogen tot 104,2%. Dat is moeilijk uit te leggen aan deelnemers, niet wenselijk
en ook niet noodzakelijk. Bij een dekkingsgraad van 100% is het aan de pensioenregeling
gerelateerde vermogen van het fonds gelijk aan de technische voorzieningen. Dat is
voldoende om aan artikel 14 van de richtlijn (EU) 2016/23411 (hierna: IORP II richtlijn) te voldoen. Daarnaast worden pensioenfondsen al geacht
te werken met herstelplannen (artikel 138 van de Pensioenwet) om te voldoen aan het
vereist eigen vermogen (artikel 132 van de Pensioenwet).
Pensioenonderhandelingen
Uit het conceptakkoord van de SER blijkt dat de onderhandelaars van een nieuw pensioenakkoord
ook van mening zijn dat pensioenfondsen met een dekkingsgraad boven de 100% niet gekort
zouden moeten worden. Hieruit blijkt dat er brede consensus is dat de huidige MVEV-maatregel
onnodig prudent is. De initiatiefnemer wil echter bij voorkeur nu niet één element
van het akkoord doorvoeren en is van mening dat het beter is om het totaalpakket van
het nieuwe pensioenakkoord af te wachten. Daarom stelt de initiatiefnemer in dit wetsvoorstel
alleen voor om kortingen op korte termijn te voorkomen. Dit wetsvoorstel geeft hiertoe
de pensioenfondsen twee jaar extra de tijd om aan de huidige MVEV-eis van 104,2% te
voldoen. De initiatiefnemer gaat er van uit dat de pensioenonderhandelingen in de
tussentijd op een zorgvuldige manier hervat kunnen worden, zonder het gevaar van onmiddellijk
dreigende pensioenkortingen.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Artikel 140 van de Pensioenwet stelt dat de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds
binnen vijf jaar moet voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Indien de beleidsdekkingsgraad
hier niet binnen vijf jaar aan voldoet en de dekkingsgraad bij de laatste vaststelling
ook onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt, dient het pensioenfonds
binnen zes maanden maatregelen te nemen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds
direct voldoet aan minimaal vereist eigen vermogen.
Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat pensioenfondsen twee jaar extra krijgen om het minimaal
vereist eigen vermogen op te bouwen. Als zij niet binnen zeven jaar voldoen aan deze
eis, dienen er alsnog maatregelen genomen te worden.
Verhouding tot Europese context
Dit wetsvoorstel past de maatregel aan die er op toeziet dat voldaan wordt aan artikel
14, tweede lid, van de IORP II richtlijn, waarmee wordt voorgeschreven dat een EU-lidstaat slechts gedurende een korte termijn mag toestaan dat
een pensioenfonds over onvoldoende activa beschikt om de technische voorzieningen
te dekken. Lidstaten bepalen zelf de lengte van de «korte termijn». Aanpassing van
de huidige termijn van vijf jaar naar zeven jaar is mogelijk binnen het kader van
de IORP II richtlijn.
Financiële gevolgen
Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat pensioenfondsen in 2020 en 2021 niet hoeven te korten
op de pensioenuitkeringen vanwege een dekkingsgraad onder 104,2%. Het wetsvoorstel
verandert niks aan de voorwaarden voor indexatie, waardoor er geen grote financiële
gevolgen zullen zijn. Bovendien gaat de indiener er vanuit dat er voor 2020 een pensioenakkoord
wordt gesloten waarbij de huidige MVEV-eis komt te vervallen.
Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
Onderdeel A
In artikel 140 van de Pensioenwet is opgenomen dat een pensioenfonds maatregelen moet
treffen indien een pensioenfonds niet kan voldoen aan het minimaal vereist vermogen.
Deze maatregelen houden in dat een pensioenfonds moet korten op de pensioenaanspraken
en pensioenrechten als de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds gedurende vijf
jaar (zes meetmomenten) onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt. Dit wetsvoorstel
rekt deze termijn op van vijf jaar naar zeven jaar (acht meetmomenten). Het wetsvoorstel
beoogd hiermee de verplichte kortingen waar de pensioenfondsen naar verwachting in
2020 tegenaan zullen lopen, uit te stellen.
Onderdeel B
Dit betreft redactionele aanpassingen naar aanleiding van de wijziging onder onderdeel
A.
Artikel II
Dit artikel betreft dezelfde wijzigingen als hierboven toegelicht onder artikel I,
alleen betreft het hier artikel 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Smeulders
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H.M. Smeulders, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.