Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist
32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Nr. 217
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 november 2018
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 6 juli
2018 over het Tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd mondhygiënist
(Kamerstuk 32 620, nr. 206).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 september 2018 aan de Minister voor Medische Zorg
voorgelegd. Bij brief van 27 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van
de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 september 2018 inzake
het concept tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid geregistreerd-mondhygiënist
(Kamerstuk 32 620, nr. 206). De regering dankt de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie, de CDA-fractie,
de D66-fractie, de SP-fractie en de ChristenUnie-fractie voor hun inbreng.
De regering gaat graag in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen van de leden
van de verschillende fracties. Daarbij is de indeling van het verslag aangehouden.
De regering hoopt met deze nota naar aanleiding van het verslag opheldering te bieden
over de vragen die bij de leden van de fracties leven.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
1. De leden van de VVD-fractie vragen welke waarborgen in het experiment zijn opgenomen om mensen voor te lichten
over welke handelingen worden uitgevoerd door tandartsen, geregistreerd-mondhygiënisten
en mondhygiënisten.
Zorgverleners hebben allereerst, conform de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst
(WGBO), de plicht patiënten adequaat voor te lichten. Dat is een algemeen geldende
verplichting die dus ook geldt tijdens dit experiment. Deze plicht houdt ook in dat
zorgverleners kenbaar maken aan de patiënten door wie zij worden behandeld en welke
zorgverlener bevoegd is tot het uitvoeren van welke handeling. De komende verplichting
om het BIG-nummer te voeren, draagt eraan bij dat patiënten eenvoudig in het BIG-register
kunnen opzoeken of de zorgverlener bevoegd is.
Daarnaast zal ik met Patiëntenfederatie Nederland en de Consumentenbond bespreken
aan welke extra vorm van informatie en communicatie behoefte is en op welke manier
de patiënt het beste bereikt kan worden. Ik denk dan aan goede voorlichting via bestaande
websites, andere media en wachtkamers. Daarnaast wordt het experiment, zoals voorgeschreven
in het experimenteerartikel 36a, geëvalueerd. Een set aan onderzoeksvragen, waarbij
het onder andere gaat over ervaringen van patiënten, zal deel uitmaken van het experiment.
Gedurende het experiment zal met name de tevredenheid van de patiënten worden gemeten
over de behandeling, maar ik zal er ook op toezien dat ook wordt onderzocht of patiënten
goed zijn voorgelicht. Op die manier kan tussentijds worden bijgestuurd indien dit
noodzakelijk blijkt.
2. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe voorkomen wordt dat de geregistreerd-mondhygiënisten
in hun nieuwe rol alsnog vaak moeten doorverwijzen naar de tandarts, omdat zij niet
bevoegd zijn.
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 25 januari 2018 (Kamerstuk 32 620, nr. 198), is de verwachting dat, doordat geregistreerd-mondhygiënisten gedurende het experiment
ook zelfstandig bevoegd zijn bepaalde voorbehouden handelingen te verrichten, de patiënt
minder verwezen wordt van de mondhygiënist naar de tandarts en terug. Bij de evaluatie
van het experiment zal blijken of die verwachting gerechtvaardigd is.
De zelfstandige bevoegdheid voor een geregistreerd-mondhygiënist betekent dat de verwachting
is dat het aantal situaties waarin doorverwezen moet worden afneemt. Bij klachten
die buiten het deskundigheidsgebied van de mondhygiënist of geregistreerd-mondhygiënist
vallen of bij twijfel dient deze een patiënt altijd door te verwijzen naar een tandarts.
Het aantal verwijzingen en de ervaringen van patiënten zullen zowel in de nulmeting
als gedurende het experiment gemonitord worden. Ook zal worden gemonitord om welke
reden er verwezen wordt.
3. Voorts vragen deze leden hoe overbehandeling in de vorm van bijvoorbeeld dubbele
diagnostiek wordt voorkomen.
Naar verwachting zal dit experiment niet tot overbehandeling leiden. De diverse betrokken
(mond-)zorgverleners (waaronder tandartsen en geregistreerd- mondhygiënisten) moeten,
zoals dat ook nu al het geval is, samenwerken en informatie over de patiënt met elkaar
delen als dat noodzakelijk is voor de behandeling van een patiënt. Een voorbeeld hiervan
is de diagnostiek met behulp van röntgenapparatuur. Ingevolge het Besluit basisveiligheidsnormen
stralingsbescherming dienen verwijzende personen en medisch deskundigen zich ervan
te vergewissen dat er niet reeds adequate röntgenopnames zijn gemaakt alvorens nieuwe
te maken. Daarmee wordt onnodige blootstelling aan ioniserende straling voorkomen.
Deze aspecten zullen eveneens worden meegenomen in de evaluatie van het experiment.
4. De leden van de VVD-fractie willen weten op welke wijze de geregistreerd-mondhygiënist
zo efficiënt mogelijk ingezet zal gaan worden.
Zie het antwoord op vraag 2 en 3.
In aanvulling op het voorgaande en zoals ik ook heb opgenomen in mijn brief van 25 januari
2018 (Kamerstuk 32 620, nr. 198) vind ik het belangrijk om zorgverleners daarvoor in te zetten waar ze voor zijn
opgeleid. Daarmee worden de capaciteiten van de verschillende beroepsgroepen en dure
opleidingen zo goed mogelijk benut. Het inzetten van het juiste niveau van deskundigheid
voor een bepaalde zorgvraag draagt zowel bij aan de kwaliteit van zorg als aan het
betaalbaar houden van de zorg.
5 en 6. De leden van de VVD-fractie geven aan dat na hun registratie mondzorgprofessionals
bevoegd zullen zijn om de titel «geregistreerd-mondhygiënist» te voeren en gedurende
de registratie niet langer de titel van «mondhygiënist» voeren. De leden van de VVD-fractie
vragen wie hierop toeziet en op welke wijze. Voorts vragen de leden hoe voorkomen
wordt dat mondhygiënisten die geen registratie hebben of daarvoor in aanmerking zouden
kunnen komen, zich alsnog geregistreerd-mondhygiënist noemen.
De Wet BIG verbiedt de titel van geregistreerd-mondhygiënist te voeren indien zij
niet geregistreerd zijn in het tijdelijke BIG-register. De Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (hierna: IGJ) houdt toezicht op titelmisbruik in de gezondheidszorg. Het
toezicht op de geregistreerd-mondhygiënist zal op identieke wijze worden ingevuld
als dat nu ook binnen de sector mondzorg en andere sectoren plaatsvindt. Dat wil zeggen
dat op basis van signalen en/of meldingen de IGJ bij de zorgaanbieder cq. zorgverlener
onderzoekt of er sprake is van titelmisbruik.
7 en 8. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie waar mensen na kunnen gaan voor
welke voorbehouden handelingen hun mondhygiënist bevoegd is? Hiernaast zijn de leden
benieuwd welke sancties er tegenover het onterecht voeren van de titel «geregistreerd-mondhygiënist»
staan.
Het publiek kan nagaan of een bepaalde beroepsbeoefenaar een geregistreerd-mondhygiënist
is, en zodoende bevoegd is de bij algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) aangewezen
voorbehouden handelingen te verrichten, door op internet het openbare, tijdelijke
BIG-register voor geregistreerd-mondhygiënisten te raadplegen.
Alleen beroepsbeoefenaren die in het daarvoor in te richten tijdelijk register van
geregistreerd-mondhygiënisten staan ingeschreven, zijn voor de duur van het experiment
gerechtigd tot het voeren van de titel geregistreerd-mondhygiënist. Een overzicht
van welke voorbehouden handelingen een zorgverlener zelfstandig uit mag voeren is
ook te vinden op www.wiemagwat.nl.
Indien iemand ten onrechte de titel van geregistreerd-mondhygiënist gebruikt kan hem
ingevolge artikel 100 van de Wet BIG een bestuurlijke boete van ten hoogste € 6.700,–
worden opgelegd. Conform de beleidsregels1 van de IGJ wordt een bestuurlijke boete van maximaal € 3.250,– opgelegd. Bij recidive
wordt dit bedrag verdubbeld. Daarna wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.
9 en 10. De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten wat precies
bedoeld wordt met het behandelen van «primaire caviteiten». Voorts vragen de leden
een reflectie op het feit dat er in de mondzorgketen onduidelijkheid bestaat over
primaire caviteiten en de vaardigheid van mondhygiënisten-nieuwe stijl om vooraf in
te schatten of daadwerkelijk sprake is van primaire caviteiten.
Een primaire caviteit (eerste beginnend gaatje) is een beginnend gaatje dat niet eerder
is gevuld. Bij een caviteit grenzend aan een vulling is sprake van een secundaire
caviteit. Secundaire caviteiten vallen buiten de bevoegdheden van (geregistreerd-)
mondhygiënisten.
Niet het behandelen van alle nieuw ontstane gaatjes valt binnen de bevoegdheid van
de geregistreerd-mondhygiënist. Dit wordt begrensd door het deskundigheidsgebied van
de geregistreerd-mondhygiënist. Wanneer een caviteit omvangrijk is (in of dicht bij
de wortel) valt dit buiten het deskundigheidsgebied van de mondhygiënist, ondanks
het feit dat het een nieuw ontstaan gaatje betreft. Hier is consensus over binnen
de beroepsgroepen.
Tandartsen en geregistreerd-mondhygiënisten schatten vooraf de omvang van de caviteit
in op basis van het klinisch beeld, aangevuld met röntgendiagnostiek. Soms kan bij
het openmaken van de caviteit blijken dat de caviteit omvangrijker is dan vooraf ingeschat.
In dat geval zal de geregistreerd-mondhygiënist de behandeling staken en de patiënt
doorverwijzen naar een tandarts. Ook kan, met name wanneer een tandarts en geregistreerd-mondhygiënist
onder één dak werken, de geregistreerd-mondhygiënist de tandarts vragen of deze de
behandeling wil afmaken. Overigens geldt dit ook voor de huidige situatie waarin
mondhygiënisten deze handeling functioneel zelfstandig uitvoeren. Het correct beoordelen
van de caviteit op basis van het klinisch beeld en röntgendiagnostiek is onderdeel
van het professioneel handelen van de zorgverlener waartoe zorgverleners ook zijn
opgeleid.
De gebruikte terminologie en definities worden gebruikt sinds de toekenning van functioneel
zelfstandige bevoegdheid aan mondhygiënisten in 2006. Het is aan de beroepsgroepen
in samenwerking met de opleiders in de mondzorg om, binnen de reikwijdte die de amvb
vaststelt, hier in de praktijk invulling aan te geven.
11. De leden van de VVD-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat de beoogde inwerkingtreding
van het besluit is voorzien op 1 januari 2020, en artikel 11 inwerking zal treden
op 1 september 2019.
De leden van de VVD-fractie hebben de voorgelegde amvb goed begrepen. Het is van belang
dat beroepsbeoefenaren op tijd hun aanvraag kunnen indienen en dat op deze aanvragen
op tijd kan worden beslist. Op 1 januari 2020 moet er een register zijn waarin duidelijk
staat wie geregistreerd-mondhygiënist is, en dus bevoegd is tot het voeren van die
titel en het zelfstandig verrichten van bepaalde voorbehouden handelingen. Wanneer
beroepsbeoefenaren pas per 1 januari een aanvraag tot registratie in kunnen dienen,
kan nog niet per die datum gestart worden met het experiment. Beroepsbeoefenaren krijgen
daarom enkele maanden de gelegenheid om zich voor te bereiden op de start van het
experiment. In het ontwerp van de amvb dat bij uw Kamer is voorgehangen staat dat
aanvragen in kunnen worden gediend vanaf 1 september 2019. In de nota van toelichting
stond abusievelijk 1 september 2020 vermeld. Zowel de amvb als de nota van toelichting
zullen aangepast worden. De Minister zal vanaf 1 oktober 2019 op aanvragen tot registratie
als geregistreerd-mondhygiënist kunnen besluiten. Zodoende hebben beroepsbeoefenaren
al vanaf drie maanden vòòr 1 januari 2020 de tijd om een aanvraag tot registratie
in te dienen zodat zij daadwerkelijk per 1 januari 2020 als geregistreerd-mondhygiënist
hun beroep kunnen uitoefenen.
12, 13 en 14. De mondzorgketen is aan de slag met richtlijnontwikkeling en het definiëren
van kwaliteit. De leden van de VVD-fractie vragen of inzichtelijk kan worden gemaakt
wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de richtlijnontwikkeling. Voorts
willen zij weten of er meer zicht is op de kwaliteit bij de inwerkingtreding van dit
besluit. Zij vragen of de Minister het eens is met de leden dat deze taakherschikking
een uitgelezen kans is om de professionaliteit in de mondzorg te versterken.
Het Kennisinstituut Mondzorg (hierna: KiMo) heeft een aanpak opgesteld voor het opstellen
van richtlijnen. De eerste drie richtlijnen zijn opgeleverd en tripartite (zorgverzekeraars,
zorgaanbieders en patiënten) aangeleverd bij het Zorginstituut Nederland. Dit betreft
de Klinische Praktijk Richtlijn Peri-implantaire Infecties en de richtlijnen voor
implantaatgedragen protheses in de boven- en onderkaak. Deze zijn nog niet opgenomen
in het register van het Zorginstituut Nederland (www.zorginzicht.nl) omdat er nog een implementatieplan en patiëntenversie moeten komen. In de tweede
helft van 2019 worden deze producten aangeleverd.
In totaal worden er eind 2020 twaalf klinische praktijkrichtlijnen opgeleverd. Dit
is volgens de planning van het plan van aanpak van het KiMo, dat is opgenomen in de
Meerjarenagenda van het Zorginstituut Nederland. Onderwerpen die nog volgen zijn:
antistolling, mondzorg voor jeugdigen, derde molaar, polyfarmacie ouderen en mondzorg
kwetsbare ouderen. Het Zorginstituut Nederland begeleidt dit proces intensief.
De ontwikkeling van richtlijnen en daarmee het versterken van de professionaliteit
in de mondzorg is nu ook al van groot belang en daarom werken de verschillende partijen
hier hard aan.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
15. De leden van de PVV-fractie geven aan dat door de mondhygiënisten zelfstandig bevoegd te maken zij handelingen
kunnen verrichten zonder opdracht en toezicht van een tandarts het teamconcept wordt
doorbroken en de zorg wordt versnipperd. Zij vragen wie nog regie heeft in een dergelijke
setting.
Tandartsen geven veelal aan dat de tandarts regiebehandelaar zou moeten zijn en daarmee
ook eindverantwoordelijke voor de gehele mondzorg van de patiënt. De Wet BIG en onderhavige
amvb wijzen echter geen regiebehandelaars of poortwachters aan in de mondzorg. (Geregistreerd-)mondhygiënisten
en tandartsen zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor hun eigen handelen.
Dit betekent niet dat er niet volgens een teamconcept gewerkt kan worden. Er zijn
verschillende zorgverleners betrokken bij de mondzorg van eenzelfde patiënt. Deze
vormen het team, ook wanneer dit team niet onder een dak is gehuisvest. Zoals de commissie
Linschoten2 (2006) al aangaf vindt de herschikking van taken bij voorkeur plaats onder één dak,
maar kan dit ook de vorm hebben van een samenwerkingsverband tussen professionals
in zelfstandige praktijken. Alleen door samenwerking en afstemming zullen de verschillende
mondzorgverleners (waaronder de tandarts en (geregistreerd-)mondhygiënist) een totaalpakket
aan mondzorg kunnen leveren. Overigens is ongeveer tweederde van de mondhygiënisten
werkzaam in een praktijk voor algemene tandheelkunde.
16. De leden van de PVV-fractie vragen wat de meerwaarde is van mondhygiënisten die
zelfstandig mogen verdoven, boren en röntgenfoto’s maken.
Zoals ik ook heb opgenomen in het antwoord op vraag 4 vind ik het belangrijk om zorgverleners
dáárvoor in te zetten waar ze voor zijn opgeleid. Daarmee worden de capaciteiten van
de verschillende beroepsgroepen en dure opleidingen zo goed mogelijk benut. Het inzetten
van het juiste niveau van deskundigheid voor een bepaalde zorgvraag draagt zowel bij
aan de kwaliteit van zorg als aan het betaalbaar houden van de zorg.
Dat is hard nodig, gelet op de vergrijzende populatie met een hogere behoefte aan
meer complexe mondzorg, de blijvende aandacht voor jeugdmondzorg en de toenemende
technologische innovatie binnen de sector. Dit alles vraagt om een zo goed mogelijke
benutting van de beschikbare capaciteit aan zorgverleners in de mondzorg. Het is één
van de bouwstenen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken.
Tot slot sluit het aan bij het uitgangspunt van de juiste zorg op de juiste plek.
Het steviger positioneren van de geregistreerd-mondhygiënist draagt er aan bij dat
er nog meer aandacht kan komen voor preventie en dat curatieve behandelingen kunnen
worden voorkomen. Ook is door het toekennen van een zelfstandige bevoegdheid aan de
geregistreerd-mondhygiënist deze voor de duur van het experiment beter inzetbaar in
elke setting. Zo kunnen geregistreerd-mondhygiënisten ook op locatie zelfstandig aan
de slag, in een eigen praktijk, maar ook bijvoorbeeld op scholen of bij ouderen thuis,
wat de bereikbaarheid van kwetsbare groepen kan vergroten.
17. De leden van de PVV-fractie vragen op welke manier dit de juiste zorg op de juiste
plek is omdat een vrijgevestigde geregistreerd-mondhygiënist dan kan gaan werken zonder
team en zonder vangnet.
Ik wil voorop stellen dat een mondhygiënist nooit puur als solist kan werken. Samenwerking
met een achterwacht is noodzakelijk om goede zorg in de zin van de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen in de zorg (hierna: Wkkgz) te verlenen. Ongeveer tweederde
van de mondhygiënisten is werkzaam in een praktijk voor algemene tandheelkunde.
Zorg op de juiste plek staat voor hoog opgeleide beroepsbeoefenaren waar nodig, en
lager opgeleide beroepsbeoefenaren waar mogelijk. Die differentiatie is ook hard nodig
gezien de toekomstige vraagontwikkeling in de mondzorg onder andere als gevolg van
langer behoudt van het natuurlijk gebit en het ter beschikking komen van meer geavanceerde
behandelmethoden. Een antwoord op deze vraagontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd
met een goede inzet van professionals. Het is één van de bouwstenen om aan voldoende
capaciteit in de mondzorg te werken. Ik verwacht dat de capaciteiten van de verschillende
beroepsgroepen en dure opleidingen door dit experiment beter worden benut en dat de
patiënt ervaart dat de zorg efficiënter is georganiseerd.
18 en 19. De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen dat de integrale zorg zoals
die zich ontwikkeld heeft binnen de mondzorgpraktijken nu wordt afgebroken. Zij vragen
een toelichting op het feit dat juist integrale zorg overbehandeling en kosten voorkomt
en of teamwork en integrale zorg niet langer een speerpunt is.
Laat ik voorop stellen dat het overgrote deel van tandartsen en mondhygiënisten samenwerkt
in één praktijk. Zoals de commissie Linschoten3 al adviseerde is het uitgangspunt zoveel als mogelijk onder één dak. Dat wil echter niet zeggen dat er altijd sprake moet zijn van mondzorg
onder één dak. Commissie Linschoten gaf aan dat de samenwerking ook de vorm kan hebben
van een samenwerkingsverband tussen professionals in zelfstandige praktijken. Onder
één dak zou bijvoorbeeld ook een digitaal dak kunnen zijn. Het draait om goede samenwerking
en (digitaal) uitwisselen en delen van relevante informatie. Zowel tussen zorgverleners
onderling als met de patiënt. Ook Patiëntenfederatie Nederland is van mening dat mondzorg
onder één dak geen belemmering moet zijn in situaties waarbij dat niet mogelijk is
(dunbevolkte gebieden) en er slimmere oplossingen zijn voor goede samenwerking (Kamerstuk
32 620, nr.180). Daarnaast biedt «onder één dak» werken geen garantie voor goede samenwerking. Goede
samenwerking is afhankelijk van de inzet van de betrokken zorgverleners.
Zoals eerder uiteengezet in het antwoord op vraag 3 zal naar verwachting geen sprake
zijn van overbehandeling, dit zal worden meegenomen in de evaluatie van het experiment.
20. De leden van de PVV-fractie vinden het onverantwoord om nu vijf jaar te gaan experimenteren
met mondhygiënisten in plaats van direct te beginnen met het opleiden van meer tandartsen.
Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van de Minister.
De inzet van de huidige beleidsontwikkelingen ten aanzien van de capaciteit in de
mondzorg zijn gestart in 2000. De aanzet daartoe was het advies van de Adviesgroep
capaciteit mondzorg, commissie Lapré4. Zij heeft geadviseerd om in te zetten op taakherschikking. Het beoogde effect van
de taakherschikking is dat een evenwichtig systeem ontstaat dat een antwoord biedt
op de toekomstige zorgbehoefte. Dat is hard nodig, gelet op de vergrijzende populatie
met een hogere behoefte aan meer complexe mondzorg, de blijvende aandacht voor jeugdmondzorg
en de toenemende technologische innovatie binnen de sector. Hierbij worden de zorgprofessionals
zodanig ingezet dat iedereen dat doet wat het beste aansluit bij zijn of haar deskundigheid
en opleiding.
Het experimenteren met geregistreerd-mondhygiënisten is één van de bouwstenen om voldoende
capaciteit in de mondzorg te bewerkstelligen. Zoals aangekondigd in de brief aan de
Tweede Kamer van 29 juni 2018 (Kamerstuk 33 578, nr. 57) doet het Capaciteitsorgaan op dit moment op verzoek van de Minister van OCW en mijzelf
nader onderzoek naar de benodigde capaciteit in de mondzorg. Het Capaciteitsorgaan
zal eind 2018 een kwantitatieve analyse opleveren, welke begin 2019 gepreciseerd zal
worden met een kwalitatieve analyse. Dit is een andere bouwsteen om aan voldoende
capaciteit in de mondzorg te werken. De Minister van OCW en ik zullen uw Kamer voor
de Voorjaarsnota informeren over wat de kosten zijn van het opvolgen van het advies
van het Capaciteitsorgaan over het benodigde aantal opleidingsplaatsen Tandheelkunde
en Mondzorgkunde.
Ik ben voor de taakherschikking, ook wanneer uit het advies van het Capaciteitsorgaan
blijkt dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid. Het één sluit het ander niet
uit. In het algemeen is het zo dat taakherschikking leidt tot een betere benutting
van het beschikbare arbeidspotentieel maar ook tot een hogere doelmatigheid in de
zorg en tot grotere arbeidssatisfactie van de zorgverleners.
21. De leden van de PVV-fractie vragen wanneer ik het experiment geslaagd acht. Welke
kwaliteitscriteria ik hierbij hanteer en hoe dit wordt gemeten?
Zoals aangegeven bij vraag 1 van de leden van de VVD-fractie, loopt er gedurende het
experiment een onderzoek. Hierin wordt, conform de voorgaande experimenten, gevolgd
wat de effecten zijn van de toekenning van zelfstandige bevoegdheid voor de voorbehouden
handelingen aan de geregistreerd-mondhygiënist, en of deze doelmatig en effectief
zijn. Dit zijn de standaard toetsingscriteria die worden gehanteerd bij het experimenteerartikel.
Hierbij wordt naar de juiste zorgverlener op de juiste plaats, de patiënttevredenheid,
de tevredenheid van de professionals en de effecten op doorverwijzen, samenwerken
en (over)behandelen gekeken. Tijdens het experiment zal geëvalueerd worden of het
toekennen van een zelfstandige bevoegdheid om voorbehouden handelingen te verrichten
doelmatig en effectief is. Het experiment zal geslaagd zijn als dit inderdaad het
geval is. Dit zal voor iedere voorbehouden handeling afzonderlijk worden bepaald.
22 en 23. Genoemde leden vragen hoe bijgehouden wordt hoeveel gaatjes er meer of minder
gevuld worden en hoeveel extra röntgenfoto’s gemaakt worden.
Dit is onderdeel van het onderzoek. Hierbij wordt o.a. gekeken naar de toe- of afname
van het aantal verwijzingen, het delen of juist maken van extra röntgenopnames en
naar het aantal verrichtingen. De observaties tijdens het experiment worden afgezet
tegen de observaties van de nulmeting om iets te kunnen zeggen over de ontwikkeling
van deze parameters.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
24. De leden van de CDA-fractie merken op dat er veel vragen leven bij (organisaties van) tandartsen over het voorgenomen
experiment. Deze leden vragen om heldere en concrete uiteenzetting aan welke voorwaarden
voldaan moet worden voordat er sprake is van een geslaagd experiment?
Het experiment zal geslaagd zijn wanneer dit heeft geleid tot doelmatigere inzet van
een hoogwaardige beroepscapaciteit.
Het experiment moet positieve resultaten laten zien op de patiënttevredenheid, de
kwaliteit en de doelmatigheid en effectiviteit (de juiste zorgverlener op de juiste
plaats). Ook wordt er gekeken naar de tevredenheid van de professionals, de doorverwijzingen,
het samenwerken en eventuele (over)behandeling.
Tijdens het experiment zal geëvalueerd worden voor welke voorbehouden handelingen
het doelmatig en effectief is daarvoor een definitieve zelfstandige bevoegdheid toe
te kennen aan de geregistreerd- mondhygiënist.
25. De leden van de CDA-fractie vragen een reactie op de opmerkingen van de Patiëntenfederatie
Nederland, die aangeeft dat aan bepaalde voorwaarden voor het experiment nog niet
is voldaan.
De Patiëntenfederatie Nederland heeft in haar brief aan uw Kamer opgeroepen om, met
inbreng van patiënten, snelheid te maken met richtlijnontwikkeling en transparantie
over kwaliteit en kosten in de mondzorg.
De Gezondheidsraad heeft in 2012 vastgesteld dat het de sector ernstig aan kwaliteitsrichtlijnen
ontbreekt. Inmiddels is daar met het Kennisinstituut Mondzorg (KiMo) een aanpak voor
gekomen en zijn de eerste drie richtlijnen tripartite (zorgverzekeraars, zorgaanbieders
en patiënten) aangeleverd bij het Zorginstituut Nederland. In de antwoorden op vragen
12, 13 en 14 leest u meer over de werkzaamheden van het KiMo.
Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 12, 13 en 14 is de ontwikkeling van
richtlijnen en daarmee het versterken van de professionaliteit in de mondzorg nu ook
al van groot belang en daarom werken de verschillende partijen hier hard aan. Tussen
de IGJ, het ministerie en het Zorginstituut Nederland vindt overleg plaats over de
totstandkoming van richtlijnen. Ook Patiëntenfederatie Nederland en de Consumentenbond
worden hierbij betrokken. Wanneer de partijen in de mondzorg zelf niet met richtlijnen
komen dan zal het Zorginstituut Nederland dit oppakken. Ook is afgesproken dat de
IGJ zelf normen op gaat stellen voor de nog nader in te vullen lijst van actiepunten
die de IGJ als prioriteit beschouwt. Dit doet zij zelf omdat ontwikkeling van een
breed kwaliteitskader mondzorg vanuit de sector uitblijft.
In het kader van transparantie zijn Patiëntenfederatie Nederland en de Consumentenbond
uitgenodigd door de door het Ministerie van VWS geïnitieerde werkgroep correct declareren
mondzorg om samen met de ANT, KNMT, ONT, NVM, ZN en NZa vanuit het patiëntenperspectief
te kijken welke rol patiënten hebben bij het voorkomen van fouten en fraude waarbij
ook de transparantie van de nota werd besproken. In de eerstvolgende werkgroepvergadering
zal verder worden gesproken over mogelijke stappen die hierin gezet kunnen worden.
26, 27 en 28. De leden van de CDA-fractie willen weten waarom de Minister gekozen
heeft voor een grootschalig experiment met een duur van vijf jaar. De leden vragen
welke afwegingen hierbij gemaakt zijn en waarom niet is gekozen voor een beperkte
regionale proef waar bij gebleken succes verder opgeschaald kan worden.
Artikel 36a van de Wet BIG biedt de mogelijkheid om op basis van een experiment een
zelfstandige bevoegdheid tot het verrichten van voorbehouden handelingen toe te kennen
aan een bepaalde categorie beroepsbeoefenaren. Dit geeft de mogelijkheid om te experimenteren
met nieuwe bevoegdheden voor bepaalde beroepsbeoefenaren, in plaats van gelijk te
kiezen voor een definitieve regeling in artikel 3 van de Wet BIG. Er is of wordt al
met andere beroepen geëxperimenteerd. Dit zijn de physician asistant, de verpleegkundig
specialist, de klinisch technoloog en de bachelor medisch hulpverlener. Inmiddels
zijn de experimenten met de physician assistant en verpleegkundig specialist afgerond.
De experimenten met de bachelor medisch hulpverlener en de klinisch technoloog lopen
nog.
Het experiment van maximaal vijf jaar waarin geregistreerd-mondhygiënisten zelfstandig
bepaalde voorbehouden handelingen mogen verrichten zal vooraf worden gegaan door een
nulmeting. Voor het verstrijken van de periode van vijf jaar zal op basis van het
te verrichten onderzoek naar het experiment besloten worden of een wetsvoorstel bij
uw Kamer aanhangig wordt gemaakt waarin wordt voorgesteld de geregistreerd-mondhygiënist
in artikel 3 van de Wet BIG op te nemen. Het experimenteerartikel bepaalt dat binnen
vijf jaar een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig moet worden gemaakt bij gebreke
waarvan het experiment van rechtswege eindigt.
Naar aanleiding van de brief van Patiëntenfederatie Nederland heb ik contact met hen
opgenomen. Zij wilde met haar brief niet per se oproepen tot eerst een regionale proef.
Wel wilde zij wijzen op succesvolle regionale samenwerkingen die kunnen dienen als
voorbeeld voor de invulling van samenwerking van de verschillende mondzorgverleners
tijdens het experiment (best practices) met de geregistreerd-mondhygiënisten. Waar
mogelijk ben ik natuurlijk ook graag bereid goede voorbeelden uit te dragen.
29 en 30. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze en met welke frequentie
de voortgang van het experiment wordt gemonitord. Voorts vragen deze leden hoe de
ervaringen van patiënten worden gemonitord.
Gestart zal worden met een nulmeting van een jaar, waardoor er goed zicht is op de
huidige praktijk. Daarna volgt er een experiment van maximaal vijf jaar waarin onderzoek
wordt gedaan waar onder meer wordt gekeken naar de patiënttevredenheid, de tevredenheid
van de professionals en de effecten op doorverwijzen, samenwerken en (over)behandelen.
Er zal door het nog te selecteren onderzoeksbureau naast een eindrapportage, na de
nulmeting en tussentijds gedurende de experimenteerperiode gerapporteerd worden. De
ervaringen van patiënten worden meegenomen als onderzoeksvragen en zijn dus onderdeel
van het onderzoek.
31, 32 en 33. De leden van de CDA-fractie vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat patiënten
goede, toegankelijke en vindbare informatie hebben over de samenwerkingsafspraken
in het experiment. Daarnaast vragen deze leden hoe de Minister ervoor zorgt dat patiënten
weten voor welke mondzorg ze bij welke professional terecht kunnen en hoe patiënten
weten welke bevoegdheden een professional in de mondzorg heeft?
Zoals ook aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 ben ik mij zeer bewust van het feit
dat communicatie en juiste informatie aan de patiënt van groot belang is voor dit
experiment. De informatie zal vindbaar moeten zijn op logische websites, mediakanalen
en in de wachtkamers.
Zorgprofessionals hebben hierin zelf een belangrijke taak. Zij moeten patiënten goed
en adequaat voorlichten en mogen niet handelen buiten hun bevoegdheid en deskundigheidsgebied.
34. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het risico ziet dat het opsplitsen
van taken de kans vergroot op onvolledige en niet op elkaar aansluitende deeldiagnoses
en op het ontbreken van een integrale diagnose.
Het verschuiven van taken zie ik niet als risico voor het niet op elkaar aansluiten
van zorgverlening. Bij de andere experimenten is gebleken dat patiënten zeer tevreden
waren over de ontvangen zorg en hebben de experimenten juist geleid tot het expliciteren
van samenwerkingsafspraken in protocollen.
Zoals ook eerder aangegeven in het antwoord op vraag 15 zijn er meerdere zorgverleners
betrokken bij de mondzorg van een patiënt. Dat is ook op dit moment al het geval.
Dit zijn niet alleen de tandarts of de (geregistreerd-) mondhygiënist. Het kunnen
bijvoorbeeld ook een tandartsassistent, preventieassistent, tandprotheticus, endodontoloog,
parodontoloog of kaakchirurg zijn. Deze zorgverleners vormen een mondzorgteam, ook
wanneer deze niet onder een dak zijn gehuisvest.
Van professionele beroepsbeoefenaren mag verwacht worden dat zij waar nodig, in het
kader van goede zorg, contact zoeken met andere zorgverleners op het terrein van de
mondzorg. In de huidige situatie hebben zorgprofessionals in de praktijk ook samenwerkingsafspraken
met elkaar gemaakt.
35. De leden van de CDA-fractie vragen hoe gegarandeerd kan worden dat de kwaliteit
van de zorg voor de patiënt door het experiment niet in het gedrang komt.
Mijn ambtsvoorganger heeft u per brief op 11 september 2017 laten weten dat de nieuwe
opleiding Mondzorgkunde (vanaf 2006), volgens de door de deskundigen van de opleidingsinstituten
Mondzorgkunde gepresenteerde feiten, het benodigde onderwijs biedt om via een experiment
geregistreerd-mondhygiënisten binnen hun deskundigheidsgebied zelfstandige bevoegdheid
toe te kennen voor wat betreft het toepassen van anesthesie, het behandelen van primaire
caviteiten en het verrichten van handelingen met gebruikmaking van radioactieve stoffen
of toestellen die ioniserende stralen uitzenden (solo- en bitewingopnamen) (Kamerstuk
32 620, nr. 193).
Dat neemt niet weg dat er, voor zover deze er nu nog niet zijn, op individueel niveau
afspraken zullen moeten worden gemaakt tussen tandartsen en geregistreerd- mondhygiënisten
over de invulling van de samenwerking. Ook nu al hebben mondhygiënisten en tandartsen
afspraken gemaakt over de manier van samenwerking. Ik heb er vertrouwen in dat deze
afspraken worden herbezien bij het starten van het experiment. Van professionele beroepsbeoefenaren
mag verwacht worden dat er zorg wordt gedragen voor een goede kwaliteit van zorg,
waar goede samenwerkingsafspraken een belangrijk onderdeel van zijn.
Tijdens het experiment zal, net als op de andere in artikel 3 van de Wet BIG gereglementeerde
beroepen, tuchtrecht van toepassing zijn. Geregistreerd-mondhygiënisten zijn daarmee
ook tuchtrechtelijk aanspreekbaar voor hun handelen. Daarnaast geldt, net als nu,
dat zij onder het toezicht van de IGJ vallen.
Het experiment wordt in het kader van het al eerder genoemd onderzoek voortdurend
gemonitord. Op basis van de uitkomst van dat onderzoek zal ik bepalen of geregistreerd-mondhygiënisten
definitief de zelfstandige bevoegdheid krijgen toegekend voor de drie voorbehouden
handelingen. Dit zal voor iedere voorbehouden handeling afzonderlijk worden bepaald.
36. De leden van de CDA-fractie vragen of het waar is dat de uitbreiding van de bevoegdheden
in de praktijk alleen voor vrijgevestigde mondhygiënisten geldt die niet in teamverband
werken.
De uitbreiding geldt voor alle geregistreerd-mondhygiënisten, ongeacht waar zij werkzaam
zijn. Verder wil ik benadrukken dat alle mondhygiënisten, ook zij die op een zelfstandige
locatie werkzaam zijn, per definitie werken in teamverband. Er zijn meerdere zorgverleners
betrokken bij de mondzorg van een patiënt. Zie ook het antwoord op vraag 15.
37. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT)
geeft aan dat overal in de zorg wordt ingezet op het teamconcept en dat de Minister
dat hier lijkt open te breken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het
hiermee eens is en zo nee, waarom niet. Zij willen hier graag een onderbouwing van.
Ik ben voorstander van het teamconcept. Dit staat echter niet in de weg voor het toekennen
van zelfstandige bevoegdheid voor geregistreerd-mondhygiënisten. Op dit moment is
het ook al mogelijk voor mondhygiënisten om zich op een zelfstandige locatie te vestigen
omdat zij voor delen van de mondzorg vrij toegankelijk zijn. Dit wil echter niet zeggen
dat zij geen onderdeel zijn (en blijven) van een mondzorgteam. Ik wil u graag verwijzen
naar het antwoord op vraag 15.
38 en 39. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister van mening is dat
met het experiment de aandacht van de mondhygiënist dreigt te verschuiven van preventie
naar curatie. Ook zijn genoemde leden benieuwd hoe ervoor wordt gezorgd dat de aandacht
voor preventie op niveau blijft?
Ik ben niet van mening dat de aandacht van de mondhygiënist dreigt te verschuiven
van preventie naar curatie. Het steviger positioneren van de geregistreerd-mondhygiënist
draagt er aan bij dat er nog meer aandacht kan komen voor preventie. Met het toekennen
van zelfstandige bevoegdheid is een geregistreerd-mondhygiënist voor de duur van het
experiment beter inzetbaar in elke setting, wat de continuïteit van de patiëntenzorg
ten goede komt. Zo kunnen geregistreerd-mondhygiënisten ook op locatie zelfstandig
aan de slag, in een eigen praktijk, maar ook bijvoorbeeld op scholen of bij ouderen
thuis, wat de bereikbaarheid van kwetsbare groepen kan vergroten.
Het behandelen van een primaire caviteit (eerste beginnend gaatje) in een breder traject
van preventie wordt gezien als tertiaire preventie. De mondhygiënist wordt opgeleid
om schade te voorkomen en zal terughoudend (minimaal invasief) handelen. Daar waar
mogelijk zal bijvoorbeeld gekozen worden voor een behandeling met fluoride. Waar nodig
kunnen geregistreerd-mondhygiënisten bij nieuw ontstane gaatjes vroegtijdig ingrijpen
en aansluitend inzetten op preventie om te voorkomen dat het nogmaals gebeurt. De
mondhygiënist is hiervoor specifiek opgeleid en zal niet ineens de focus verleggen
naar curatief handelen.
Zie ook het antwoord op vraag 16.
40. Genoemde leden vragen op welke manier gewaarborgd wordt dat patiënten niet onnodig
heen en weer worden gestuurd tussen mondhygiënist en tandarts.
Ik wil u verwijzen naar het antwoord op vraag 2.
41 en 42. Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister het niet beter
vindt om eerst de verschillende scenario’s door het Capaciteitsorgaan uit te laten
werken voordat met een experiment begonnen wordt. Zo nee, waarom niet? Voorts vragen
de leden van de CDA-fractie of de Minister bereid is om het experiment nog niet te
laten starten zolang er nog geen duidelijkheid is ontstaan over het capaciteitsvraagstuk?
Nee. Ik ben voor taakherschikking omdat daarmee bereikt kan worden dat de capaciteiten
van de verschillende beroepsgroepen en dure opleidingen zo goed mogelijk worden benut.
Daarnaast is het zo dat de functionele zelfstandigheid voor geregistreerd-mondhygiënisten
aan tandartsen meer ruimte geeft voor taken waarvoor een academische opleiding vereist
is. Zoals bij de beantwoording van de vraag 20 aangegeven, is het experimenteren met
geregistreerd-mondhygiënisten één van de bouwstenen om aan voldoende capaciteit in
de mondzorg te werken. Ik vind het belangrijk om conform het advies van de commissie
Lapré5 in te zetten op taakherschikking en niet stil te gaan zitten. De toekenning van veranderende
bevoegdheden aan geregistreerd-mondhygiënisten staan het uitwerken van verschillende
scenario’s niet in de weg. Sterker nog, ook in de scenario’s van het Capaciteitsorgaan
wordt rekening gehouden met taakherschikking.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
43. De leden van de D66-fractie vragen of kan worden toegelicht op welke manier het beschikbare arbeidspotentieel
op deze wijze beter wordt benut.
Zoals ik ook heb opgenomen in mijn brief van 25 januari 2018 (Kamerstuk 32 620, nr. 198) vind ik het belangrijk om zorgverleners dáárvoor in te zetten waar ze voor zijn
opgeleid. Daarmee worden de capaciteiten van de verschillende beroepsgroepen en dure
opleidingen zo goed mogelijk benut. Wanneer wij zorgverleners niet inzetten waar ze
voor zijn opgeleid wordt het arbeidspotentieel niet maximaal benut. Daarnaast is het
zo dat de functionele zelfstandigheid voor geregistreerd-mondhygiënisten tandartsen
meer ruimte geeft voor taken waarvoor een academische opleiding vereist is. Zie ook
het antwoord op vraag 4.
44. Genoemde leden vragen een reactie op de zorgen zoals geuit door de KNMT, dat door
het opsplitsen van taken de kans op onvolledige en niet op elkaar aansluitende diagnoses
wordt vergroot.
Ik wil u verwijzen naar het antwoord op vraag 34.
45. Voorts vragen deze leden hoe gezorgd wordt dat er sprake blijft van een integrale
diagnose en behandeling, waarin preventie en samenwerking een belangrijke rol spelen.
Van professionele beroepsbeoefenaren mag verwacht worden dat zij waar nodig, in het
kader van goede zorg, contact zoeken met de andere zorgverleners op het terrein van
de mondzorg. Waar dit nu nog niet het geval is vraagt dit van iedere zorgverlener
individueel actie. Zie tevens het antwoord op vraag 15, 18, 34, 38.
46. Leden van de D66-fractie vragen of een opdracht door een tandarts om anesthesie
toe te passen of om een primaire caviteit te behandelen nu ook op afstand kan worden
gegeven en hoe vaak het momenteel voorkomt dat hiervoor geen tandarts kan worden bereikt.
De Wet BIG kent een onderscheid tussen zelfstandige bevoegdheid en functionele zelfstandige
bevoegdheid. Een zelfstandige bevoegdheid houdt in dat een beroepsbeoefenaar geheel
zelfstandig voorbehouden handelingen mag verrichten. Dit houdt in dat die beroepsbeoefenaar
dus ook zelf beoordeelt of het noodzakelijk is om de handeling te verrichten. Functionele
zelfstandigheid houdt in dat een beroepsbeoefenaar bepaalde voorbehouden handelingen
zelfstandig mag verrichten zonder toezicht door of mogelijkheid tot tussenkomst van
een bevoegde beroepsbeoefenaar. Wel is noodzakelijk dat de functioneel zelfstandig
bevoegde beroepsbeoefenaar een opdracht krijgt van een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar
om de handeling te verrichten. De functioneel zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar
kan dus niet zelf het initiatief nemen tot het verrichten van de voorbehouden handeling.
Mondhygiënisten zijn thans functioneel zelfstandig bevoegd tot het toepassen van anesthesie
(sinds 1 december 1997) en het behandelen van primaire caviteiten (sinds 24 mei 2006).
Dat betekent dat zij slechts na opdracht van een bevoegde beroepsbeoefenaar zoals
een tandarts, deze handelingen mogen verrichten.
De intentie van artikel 38 van de Wet BIG (de mogelijkheid tot het geven van een opdracht)
is dat een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar een diagnose stelt en voor de behandeling
de mogelijkheid heeft deze taken te delegeren. Hierbij past niet dat een opdrachtnemer
op zoek gaat naar een opdrachtgever. Voor mondhygiënisten is dit echter wel de huidige
realiteit. Wanneer zij bijvoorbeeld bij het uitvoeren van tot hun specifieke deskundigheid
behorende werkzaamheden (zoals een gebitsreiniging) anesthesie willen toepassen, dan
mogen zij daar zonder opdracht van een bevoegde beroepsbeoefenaar niet toe overgaan,
terwijl zij wel zijn opgeleid om die handelingen te verrichten en het binnen hun deskundigheidsgebied
valt om te beoordelen of die handelingen noodzakelijk zijn (straks ook bij het behandelen
van een primaire caviteit). Dat nu eerst een opdracht noodzakelijk is, is niet doelmatig.
Daardoor is het experiment gerechtvaardigd. Zoals eerder al toegelicht in het antwoord
op vraag 35 hebben nieuw opgeleide mondhygiënisten (afgestudeerd sinds 2006) het benodigde
onderwijs genoten om binnen hun deskundigheidsgebied zelfstandige bevoegdheid toe
te kennen voor de drie in de amvb genoemde voorbehouden handelingen. Deze amvb beoogt
dan ook aan te sluiten bij de intentie van de Wet BIG. Bij nadere lezing, blijkt dat
dit in de nota van toelichting bij het ontwerp onvoldoende naar voren komt. Deze zal
op dit punt worden aangevuld.
Over de gevallen hoe vaak het maken van röntgenopnames of het toepassen van anesthesie
noodzakelijk was zonder dat er een tandarts beschikbaar was om de noodzaak daarvan
te beoordelen, zijn geen cijfers bekend. Dat zelfde geldt ten aanzien van de behandeling
van primaire caviteiten. De inschatting is echter dat dat minder vaak voorkomt omdat
tot op heden de tandarts daarbij als eerste aan zet is.
47 en 48. De leden van de D66-fractie vragen of het uit veiligheidsoverwegingen van
belang kan zijn dat een tandarts op de hoogte is, en kan worden bereikt om in te grijpen
indien nodig. Ook vragen de leden hoe bijvoorbeeld moet worden omgegaan met een onvoorziene
omstandigheid zoals een bloeding.
Voor de duur van het experiment zullen geregistreerd-mondhygiënisten zelfstandig bevoegd
zijn in het toepassen van anesthesie, het behandelen van primaire caviteiten en het
verrichten van handelingen met gebruikmaking van radioactieve stoffen of toestellen
die ioniserende stralen uitzenden (solo- en bitewingopnamen). Het is daarmee niet
noodzakelijk dat een tandarts op de hoogte is van iedere behandeling en daarbij meteen
kan ingrijpen. Het is wel van belang dat geregistreerd-mondhygiënisten samenwerking
zoeken met tandartsen waardoor zij, wanneer dat nodig is, de behandeling kunnen overdragen
aan een tandarts.
Een geregistreerd-mondhygiënist is geschoold om te beoordelen op welk moment een tandarts
ingeschakeld moet worden en wat te doen wanneer zich een onvoorziene omstandigheid
zoals een bloeding voordoet. Als er geen achterwacht beschikbaar is kan dat voor een
geregistreerd-mondhygiënist reden zijn niet te behandelen. Afhankelijk van wat zich
voordoet staakt de mondhygiënist de behandeling en zorg dat de patiënt, waar nodig
gelijk, bij een tandarts terecht kan.
49 en 50. Voorts vragen deze leden of het altijd op voorhand duidelijk is of er sprake
is van een primaire of secundaire caviteit en of de patiënt alsnog door een tandarts
gezien moet worden wanneer er bij het boren sprake blijkt van een secundaire caviteit.
Ja, dit is voor aanvang van de behandeling duidelijk. Een primaire caviteit (eerste
beginnend gaatje) is een gaatje dat niet eerder gevuld is. Wanneer er een caviteit
is grenzend aan een vulling is sprake van een secundaire caviteit.
In het dossier van de patiënt staat aan welke gebitselementen werkzaamheden zijn verricht.
Ook is op een röntgenopname te zien of er al een vulling gemaakt is. Daarnaast is
in de mond visueel vast te stellen of er sprake is van een secundaire caviteit.
Wanneer het een caviteit betreft die na aanvang van de behandeling buiten het deskundigheidsgebied
van de geregistreerd-mondhygiënist blijkt te vallen, dan dient de geregistreerd-mondhygiënist
de behandeling te staken. De geregistreerd-mondhygiënist kan dan een tandarts erbij
roepen of zorgen dat de patiënt gezien wordt door een tandarts. Overigens geldt dit
ook voor de huidige situatie waarin mondhygiënisten deze handeling functioneel zelfstandig
(in opdracht) uitvoeren.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
51. De leden van de SP-fractie vragen of de voorliggende amvb een oplossing is voor het probleem dat er duidelijke
verschillen bestaan tussen rijk en arm als het gaat om het bezoek aan de tandarts
alsook de kwaliteit van de gebitten.
Deze amvb heeft tot doel zorgverleners dáárvoor in te zetten waar ze voor zijn opgeleid.
Daarmee worden de capaciteiten van de verschillende beroepsgroepen en dure opleidingen
zo goed mogelijk benut. Het inzetten van het juiste niveau van deskundigheid voor
een bepaalde zorgvraag draagt zowel bij aan de kwaliteit van zorg als aan het betaalbaar
houden van de zorg. Zie ook het antwoord op vraag 4.
52, 53, 54, 55 en 56. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister de amvb als
een (van de) oplossing(en) ziet voor het al jarenlang geconstateerde tekort aan tandartsen
in Nederland. Voorts willen zij weten of de amvb invloed heeft op de maatregelen die
de Minister gaat nemen naar aanleiding van de conclusies uit het Capaciteitsrapport.
Zij willen weten op welke wijze de amvb van invloed zal zijn op de te nemen/voorgenomen
maatregelen. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kans ziet dat de amvb
zelfs in de weg zou kunnen komen te staan van keuzes die gemaakt moeten worden op
het gebied van capaciteit en taakverdeling in de mondzorg naar aanleiding van het
rapport Capaciteit in de mondzorg. Ten slot vragen zij of het verstandiger is om te
wachten met het behandelen van de amvb totdat er meer duidelijkheid is over het capaciteitsvraagstuk.
Ik vind het belangrijk dat het capaciteitsvraagstuk in de mondzorg vanuit verschillende
invalshoeken wordt benaderd. Taakherschikking, zoals het experimenteren met geregistreerd-mondhygiënisten,
is er één. Hierbij worden de zorgprofessionals zodanig ingezet dat iedereen dat doet
wat het beste past bij zijn of haar deskundigheid en opleiding. Ik vind het belangrijk
om conform het advies van de commissie Lapré6 in te zetten op taakherschikking en niet stil te gaan zitten. Hiernaast verwacht
ik eind 2018 van het Capaciteitsorgaan een actuele kwantitatieve analyse van de capaciteit
in de mondzorg, welke begin 2019 gepreciseerd zal worden met een kwalitatieve analyse.
Dit is een andere bouwsteen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken.
Ik ben voor de taakherschikking, ook wanneer uit het advies van het Capaciteitsorgaan
blijkt dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid. Het één sluit het ander niet
uit. Zie ook het antwoord op vraag 4 en vraag 20.
57, 58, 59, 60 en 62. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven
hoeveel tandartsen jaarlijks uitstromen en hoeveel tandartsen nu jaarlijks worden
opgeleid. Zij willen weten of er jaarlijks voldoende wordt opgeleid ten opzichte van
de uitstroom. Voorts zijn zij benieuwd hoe zich dit verhoudt tot het aantal buitenlandse
tandartsen die in Nederland werken en tot de toe- of afname die hierin plaatsvindt.
Voorts vragen genoemde leden hoe zich dit verhoudt met het aantal mondhygiënisten.
Zij willen graag weten waarom er niet voor gekozen wordt om het echte probleem van
een tekort aan tandartsen op te lossen.
Zoals in de bijlage van mijn brief van 29 juni jl. (Kamerstuk 33 578, nr. 57) over de capaciteit in de mondzorg gemeld, geldt al jaren een numerus fixus voor
de opleidingen voor tandartsen (259 opleidingsplaatsen) en mondhygiënisten (326 opleidingsplaatsen).
Jaarlijks schrijven zich ook buitenlands gediplomeerden in het BIG-register in.
Zoals in de beantwoording van vraag nr. 538 van uw Kamer over de VWS Ontwerpbegroting
2019 (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 12) is aangegeven waren er in 2016 8.210 tandartsen werkzaam in Nederland (Staat van
Volksgezondheid en Zorg, www.staatvenz.nl). Volgens het Panteia/ Etil rapport van 11 mei 2018 komt het aantal in 2017 werkzame
tandartsen in Nederland op 9.025 personen. Het aantal tandartsen dat geregistreerd
is in het BIG-register bedraagt 11.143 (telling 8 oktober 2018). Daarvan hebben 9.169
tandartsen een Nederlands diploma en 1.974 tandartsen een buitenlands diploma.
De exacte aantallen van werkzame mondhygiënisten is niet te geven. Inschrijving bij
de beroepsvereniging is geen verplichting en evenmin is uit te sluiten dat mensen
wel in het register van de beroepsvereniging staan als mondhygiënist, maar inmiddels
niet meer werkzaam zijn. Het geschatte aantal werkende mondhygiënisten is afgerond
3.700. Die schatting is tevens afkomstig uit het Panteia/ Etil rapport van 11 mei
2018 (bijlage bij Kamerstuk 33 578, nr. 57).
De uitstroom wordt bepaald door het percentage beroepsbeoefenaren dat het beroep verlaat.
Dat kan gebeuren vanwege emigratie, pensioen of door wisseling van beroep. Zoals in
de bijlage van mijn brief van 29 juni jl. (Kamerstuk 33 578, nr. 57) stromen naar verwachting de komende 10 jaar (tot 2027) vermeld 21% van het aantal
werkzame tandartsen uit. Bij de kwantitatieve analyse door het Capaciteitsorgaan wordt
de verwachte jaarlijkse uitstroom meegenomen. Zoals in de beantwoording van vraag
20 van de PVV-fractie aangegeven is het experimenteren met geregistreerd-mondhygiënisten
één van de bouwstenen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken. Eind 2018
zal het Capaciteitsorgaan een actuele kwantitatieve analyse maken van de capaciteit
in de mondzorg, welke begin 2019 gepreciseerd zal worden met een kwalitatieve analyse.
Dit is een andere bouwsteen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken.
61. De leden van de SP-fractie vragen of er niet één mondhygiënist op één tandarts
werkzaam hoort te zijn, terwijl vaak één mondhygiënist ingezet wordt op twee tandartsen.
Er is geen landelijke norm over de verhouding tussen het aantal tandartsen en het
aantal mondhygiënisten. Het is aan de zorgprofessionals om de zorg te organiseren
in de praktijken. Ik vind het belangrijk dat het uitgangspunt is dat de juiste zorg
door de juiste zorgprofessional geleverd wordt.
De commissie Linschoten7 (2006) kwam, wanneer uitgegaan van het midden scenario, tot de inschatting dat een
landelijke verhouding van ongeveer 1,25 mondhygiënist op 1 tandarts (dit is afhankelijk
van de schatting van het percentage ongecompliceerde patiënten) wenselijk zou zijn.
Het Capaciteitsorgaan zal in zijn kwalitatieve analyse een actuele analyse maken van
de benodigde capaciteit in de mondzorg. Momenteel ligt het aantal opleidingsplaatsen
voor mondhygiënisten (326) hoger dan het aantal opleidingsplaatsen voor tandartsen
(259).
63. De leden van de SP-fractie constateren dat in de amvb wordt aangegeven dat taakherschikking
«in het algemeen» leidt tot een grotere zorgcapaciteit, een hogere doelmatigheid en
hogere arbeidssatisfactie. Zij vragen om onderbouwing van deze drie stellingen en
verzoeken om de standpunten van de tandartsen en mondhygiënisten mee te nemen.
Eerder is met drie andere beroepen geëxperimenteerd met taakherschikking. Het gaat
om de physician assistant, verpleegkundig specialist en klinisch technoloog. Uit de
onderzoeken ten aanzien van de experimenten met deze beroepen is gebleken dat het
voor (een deel van) de voorbehouden handelingen die onderdeel waren van de experimenten
doelmatig en efficiënt bleek om deze definitief toe te wijzen aan het experimenteerberoep.
Zo werden de nieuwe bevoegdheden bij (een deel van) de voorbehouden handelingen in
hoge mate benut, bleken zorgprocessen efficiënter georganiseerd en waren patiënten
zeer tevreden over de ontvangen zorg. Bij het experiment met de physician assistant
en verpleegkundig specialist hebben de nieuwe bevoegdheden perspectief gegeven voor
de betrokken beroepsbeoefenaren om hun beroep verder te ontwikkelen.
Het is de verwachting dat deze positieve effecten van taakherschikking (grotere zorgcapaciteit,
een hogere doelmatigheid en een hogere arbeidssatisfactie) ook van toepassing zullen
zijn op het voorliggende experiment. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad
het geval is en of dit ook voor alle drie de voorbehouden handelingen geldt waarmee
in het kader van de geregistreerd-mondhygiënisten wordt geëxperimenteerd. In het onderzoek
zal zowel het perspectief van tandartsen als het perspectief van geregistreerd-mondhygiënisten
worden meegenomen.
64. De leden van de SP-fractie vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat patiënten weten
welke bevoegdheden een professional in de mondzorg heeft.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
65. Voorts vragen deze leden of bij de eventuele uitvoering van het experiment de
goede samenwerking tussen tandartsen en mondhygiënisten, en daarmee de veiligheid
van de mondzorgpatiënt, wel is gegarandeerd.
Van professionele beroepsbeoefenaren mag verwacht worden dat zij, in het kader van
goede zorg, contact zoeken met andere zorgverleners op het terrein van de mondzorg
indien dat nodig is. Alleen door samenwerking en afstemming zullen de verschillende
mondzorgverleners een totaalpakket aan mondzorg kunnen leveren.
Daarnaast zijn geregistreerd-mondhygiënisten voor de duur van het experiment tuchtrechtelijk
aanspreekbaar op hun handelen als zorgverlener. Volgens de Wkkgz zijn zorgverleners
verplicht om goede zorg te leveren. Onderdeel daarvan is goede samenwerking en afstemming
met andere betrokken zorgverleners. Hier zal de IGJ op toezien.
Zie tevens de antwoorden op vraag 15, 17 en 34.
66. De leden van de SP-fractie vragen wat de precieze redenen zijn dat taakherschikking
moeizaam van de grond komt, en waarom de Minister dit per se wil doordrukken om er
een succes van te maken.
Taakherschikking in de mondzorg is ingezet in 2000 met het advies van de Adviesgroep
capaciteit mondzorg (commissie Lapré)8. De commissie adviseerde om de opleiding Mondzorgkunde uit te breiden met als doel
de mondhygiënist te equiperen voor de meer preventieve mondzorg en de meer reguliere
tandheelkunde (herhaalcontrole in een «stabiele» mond, zonodig boren/vullen). De beroepsbeoefenaren
die op HBO-niveau zijn geschoold zijn getraind om preventieve zorg te verlenen en
licht restauratief werk («tertiare preventie») te verrichten.
In 2002 is de opleiding Mondzorgkunde aangepast. Sindsdien maakt het aanleren van
de in de amvb aangewezen, voorbehouden handelingen deel uit van de opleiding van mondhygiënisten
(behandelen van primaire caviteiten is in 2002 toegevoegd, de andere twee maakten
al langer deel uit van de opleiding). Sinds 2006 (het jaar waarin de eerste mondhygiënisten
«nieuwe stijl» afstudeerden) mogen zij in opdracht van een tandarts functioneel zelfstandig
bevoegd (zonder toezicht door en mogelijkheid tot tussenkomst van een tandarts bij
het uitvoeren van de handeling) lokale anesthesie toepassen en primaire caviteiten
behandelen. In opdracht van een tandarts mogen zij ioniserende straling toepassen
in het kader van het mondonderzoek; de tandarts moet zorgen voor toezicht en mogelijkheid
tot tussenkomt bij het uitvoeren van de behandeling.
In 2006 heeft de Commissie Innovatie Mondzorg (commissie Linschoten9) uitspraken gedaan over de inrichting van de studie Tandheelkunde. Uitgangspunt is
dat een belangrijk deel van de reguliere mondzorg ingevuld zal kunnen worden door
hbo-opgeleide mondhygiënisten.
Belemmerende factoren
Het Capaciteitsorgaan10 verwijst naar een studie uit 201211 waaruit blijkt dat de belangrijkste belemmerende factoren voor taakherschikking zijn:
de onbekendheid van patiënten en tandartsen met de nieuwe bekwaam- en bevoegdheden
van de mondhygiënist, de dominantie van de visie van de tandarts op de rol van de
mondhygiënist en hun beperkte vertrouwen in de competenties van de mondhygiënist,
de kleinere dienstverbanden van de mondhygiënisten en het vertrouwen van de mondhygiënist
in hun eigen capaciteit. Het blijkt dat de meeste tandartsen wel taken willen delegeren,
maar ook hun autoriteit willen behouden. Jerković-Ćosić12 (2012) stelt verder dat een van de belangrijkste voorwaarden voor taakherschikking
in de mondzorg en de uitbreiding van taken bij de mondhygiënisten is de bereidheid
van tandartsen om enkele taken uit handen te geven.
Daarnaast wordt bij het verlenen van een opdracht door een tandarts soms gestuit op
praktische bezwaren. De tandarts (opdrachtgever) moet zich er van vergewissen dat
het inderdaad noodzakelijk is de door hem opgedragen voorbehouden handeling te verrichten.
Daarnaast moet de tandarts zich er zo nodig van vergewissen dat de opdrachtnemer bekwaam
is in het verrichten van de handeling. Ook komt het voor dat tandartsen wel bereikbaar
zijn maar niet willen meewerken. Daarnaast kan het zijn dat een tandarts niet aanwezig
is in verband met ziekte, vakantie of een cursus, waardoor het geven van een opdracht
wordt bemoeilijkt.
In de Tweede Evaluatie van de Wet BIG13 staat dat mondhygiënisten praktische hinder ondervinden van de opdrachtconstructie
via de tandarts, bijvoorbeeld bij het verlenen van mondzorg aan jeugdigen en ouderen,
bij het behandelen van primaire caviteiten of behandelingen waarbij het toepassen
van anesthesie of het maken van röntgenopnames nodig is. Door voor zulke afzonderlijke
verrichtingen toestemming van de tandarts te moeten verkrijgen wordt het mondhygiënisch
behandelproces soms onnodig onderbroken. Dit komt de continuïteit van de mondhygiënische
zorg niet ten goede, aldus de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (hierna:
NVM). ZonMW geeft in haar evaluatie aan dat de keuze voor een verzelfstandiging van
de mondhygiënische zorg op zijn effecten kan worden onderzocht door voor mondhygiënisten
een experimenteerregeling krachtens artikel 36a Wet BIG in het leven te roepen, hetgeen
onderhavige amvb mogelijk maakt.
Het Capaciteitsorgaan gaf in zijn rapport van 201314 ook aan «(...) dat taakherschikking blijft stagneren wanneer geen extra sturing plaatsvindt
(...)». Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 35 biedt, de nieuwe opleiding
Mondzorgkunde (vanaf 2006), volgens de door de deskundigen van de opleidingsinstituten
Mondzorgkunde gepresenteerde feiten, het benodigde onderwijs om via een experiment
mondhygiënisten zelfstandige bevoegdheid toe te kennen voor de drie genoemde handelingen
binnen hun deskundigheidsgebied. Onderhavige amvb neemt daarmee de belemmering van
de opdrachtvereiste weg. Daarbij is er geen reden om handelingen voor te behouden
aan bepaalde beroepsgroepen wanneer ook anderen deze handelingen deskundig kunnen
uitvoeren.
Op organisatorisch niveau spelen de instroom van het aantal buitenlandse tandartsen
en het feit dat tandartsen massaal in het opleiden van preventie-assistenten bleken
te investeren een rol in het niet van de grond komen van taakherschikking15. Er zijn bij de IGJ geen meldingen van zowel patiënten als zorgverleners binnen gekomen,
welke gerelateerd zijn aan het toepassen van anesthesie en of behandelen van primaire
caviteiten door mondhygiënisten. Er is dan ook geen aanleiding geweest voor de IGJ
om hier onderzoek naar te doen, dit in tegenstelling tot in taakdelegatie werkende
assisterenden in een reguliere tandartsenpraktijk. De instroom van het aantal buitenlandse
tandartsen wordt meegenomen in vervolgonderzoek dat op dit moment wordt uitgevoerd
door het Capaciteitsorgaan (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 20).
De thans voorliggende amvb is een logische vervolgstap in de taakherschikking. De
opdrachtrelatie wordt geschrapt, waardoor een opdracht van de tandarts niet meer noodzakelijk
is. Daarmee worden geregistreerd-mondhygiënisten middels een experiment tijdelijk
zelfstandig bevoegd.
Het zo goed mogelijk benutten van de capaciteiten van de verschillende beroepsbeoefenaren
is ook hard nodig gezien de toekomstige vraagontwikkeling in de mondzorg. Een antwoord
op deze vraagontwikkeling kan alleen worden gerealiseerd met een goede inzet van professionals
waardoor de juiste zorg op de juiste plek gerealiseerd kan worden. Het steviger positioneren
van de mondhygiënist kan er aan bijdragen dat er juist meer aandacht kan komen voor
preventie en dat curatieve behandelingen voorkomen kunnen worden. Daarnaast is het
één van de bouwstenen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken. Ook valt
er voor geregistreerd-mondhygiënisten en tandartsen de opdracht weg en zijn de verantwoordelijkheden
duidelijker.
Het is de verwachting dat de positieve effecten van taakherschikking (zoals ook benoemd
in het antwoord op vraag 63) ook van toepassing zullen zijn op het huidig voorliggende
experiment. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad het geval is.
67 en 68. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of het geen risico is om zorgtaken
te versnipperen door mondhygiënisten meer taken te geven. Voorts vragen deze leden
of het er niet op lijkt dat de mondhygiënisten een hoop verantwoordelijkheden wordt
meegeven die eigenlijk bij de tandarts hoort te liggen.
Zoals ook uiteengezet in het antwoord op vraag 35 hebben «nieuw» opgeleide mondhygiënisten
het benodigde onderwijs gehad om via een experiment zelfstandige bevoegdheid toe te
kennen voor de drie genoemde handelingen binnen hun deskundigheidsgebied. Van het
versnipperen van zorgtaken zal naar verwachting geen sprake zijn. Zie voor een uitgebreider
antwoord de antwoorden op vragen 15, 34 en 35.
69. De leden van de SP-fractie vrezen voor schade aan patiënten door behandelingen,
onnodige stralingsbelasting en zijn bang dat patiënten jaren achtereen geen tandartsen
meer zien. Tandartsen geven daarbij aan zorgen te hebben over de kwaliteit van de
opleiding en hebben zorgen dat de opleiding van de mondhygiënisten onvoldoende is
om de handelingen zelfstandig te verrichten. De leden van de SP-fractie vragen om
onderbouwing waarom de Minister deze mening niet is toegedaan.
Ik betreur het dat de tandartsen zo weinig vertrouwen hebben in mondhygiënisten. Zij
werken als collega’s al jaren samen en verlenen zorg van hoog niveau. Ik deel niet
uw vrees dat door zelfstandige behandelingen uitgevoerd door de geregistreerd-mondhygiënist
er schade zal ontstaan bij patiënten. De geregistreerd-mondhygiënisten hebben immers
het juiste deskundigheidsniveau om dergelijke taken uit te voeren. Dit blijkt ook
uit de diverse gesprekken die in het voorjaar van 2017 hebben plaatsgevonden (zie
ook Kamerstuk 32 620, nr. 193) met de betrokken beroepsverenigingen en relevante deskundigen van de opleidingsinstituten
om duidelijkheid te krijgen over de inhoud van de opleiding Mondzorgkunde. Mijn ambtsvoorganger
heeft u per brief op 11 september 2017 (Kamerstuk 32 620, nr. 193) laten weten dat de nieuwe opleiding Mondzorgkunde (vanaf 2006), volgens de door
de deskundigen van de opleidingsinstituten Mondzorgkunde gepresenteerde feiten, het
benodigde onderwijs biedt om via een experiment geregistreerd-mondhygiënisten zelfstandige
bevoegdheid toe te kennen voor de drie in de amvb genoemde voorbehouden handelingen.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 35 zal tijdens het experiment, net als
bij andere BIG-gereglementeerde basisberoepen, het tuchtrecht van toepassing worden.
Geregistreerd-mondhygiënisten zullen daarmee nog duidelijker aanspreekbaar zijn op
hun handelen als zorgverlener.
Zoals ook uiteengezet in het antwoord op vraag 3 zal naar verwachting geen sprake
zijn van onnodige stralingsbelasting. Ingevolge het Besluit basisveiligheidsnormen
stralingsbescherming dienen verwijzende personen en medisch deskundigen zich ervan
te vergewissen dat er niet reeds adequate röntgenopnames zijn gemaakt alvorens nieuwe
te maken. Daarmee wordt onnodige blootstelling aan ioniserende straling voorkomen.
Deze aspecten zullen eveneens worden meegenomen in de evaluatie van het experiment.
Patiënten zijn op dit moment vrij om te bepalen of zij een tandarts en/of mondhygiënist
bezoeken, daar brengt dit experiment geen verandering in. Mocht een patiënt geen gebitsproblemen
hebben die niet door een (geregistreerd-)mondhygiënist te behandelen zijn, dan kan
het inderdaad zo zijn dat een patiënt niet naar een tandarts gaat. Er moet door de
(geregistreerd-) mondhygiënist verwezen worden naar een andere zorgverlener wanneer
een handeling buiten het eigen deskundigheidsgebied valt of wanneer hij de bekwaamheid
mist om een aan hem voorbehouden handeling te verrichten. Het staat de patiënt uiteraard
vrij de behandelingen, die straks op grond van de amvb mede aan geregistreerd-mondhygiënisten
zijn voorbehouden, nog steeds af te nemen bij een tandarts.
De patiënttevredenheid is een van de aspecten die zal worden meegenomen in de evaluatie
van het experiment.
70. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of niet juist de mening van de beroepsgroep
van de tandartsen de belangrijkste is in de voorliggende discussie en verzoeken de
Minister uitgebreid en met duidelijke argumenten te onderbouwen waarom de zorgen van
tandartsen in de wind worden geslagen.
De zorgen van de tandartsen zijn niet in de wind geslagen. Naar aanleiding van de
internetconsultatie (van 5 september 2016 tot en met 3 oktober 2016), waarop veel
tandartsen hebben gereageerd, en naar aanleiding van de gesprekken die in het voorjaar
van 2017 hebben plaatsgevonden met de betrokken beroepsverenigingen en relevante deskundigen
van de opleidingsinstituten (zie Kamerstuk 32 620, nr. 193) is het ontwerp van de amvb aangepast.
Zo is na de internetconsultatie de zelfstandige bevoegdheid beperkt tot de «nieuw»
opgeleide mondhygiënisten. Dat wil zeggen, tot degenen die hun diploma behaald hebben
in of na 2006. Alleen die mondhygiënisten kunnen zich laten registreren. Met dit onderscheid
is ook tegemoet gekomen aan de (in de internetconsultatie geuite) zorgen over de vaardigheden
van mondhygiënisten met een 2- of 3-jarige opleiding.
Daarnaast is de voorwaarde dat een geregistreerd-mondhygiënist beschikt over een certificaat
stralingsbescherming als extra waarborg opgenomen in de amvb. Voor het verkrijgen
van de zelfstandige bevoegdheid is het certificaat stralingsbescherming noodzakelijk.
Dit is bepaald in de uitvoeringsregeling stralingsbescherming van Economische Zaken
welke hangt onder het Besluit Stralingsbescherming. Het certificaat stralingsbescherming
is onderdeel van de opleiding Tandheelkunde maar (nog) géén onderdeel van de opleiding Mondzorgkunde. Dat betekent dat wanneer de sinds 2006 afgestudeerde
mondhygiënisten de zelfstandige bevoegdheid willen verkrijgen zij eerst het certificaat
stralingsbescherming moeten bemachtigen.
Tot slot is benadrukt dat samenwerking tussen tandartsen en (geregistreerd-) mondhygiënisten
noodzakelijk is voor het verlenen van goede zorg.
71. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoeveel mondhygiënisten in het jaar 2006
of na het jaar 2006 zijn afgestudeerd en hoeveel van hen naar verwachting wil meedoen
aan de taakherschikking?
Tussen 2006 en 2016 zijn 2.118 mondhygiënisten gediplomeerd (dit zijn de meest recente
cijfers). Daar komen het aantal afgestudeerden van 2017 t/m 2019 en zij die afstuderen
tijdens de looptijd van het experiment nog bij (naar schatting 225 per jaar).
Op basis van een uitvraag door de NVM onder hun huidige leden is de inschatting dat
ongeveer 250 van deze mondhygiënisten de cursus basisveiligheidsnormen stralingsbescherming
willen volgen en zich willen laten registreren in het tijdelijk register.
Daarnaast geeft de NVM aan dat zij verwachten dat dit aantal zal stijgen wanneer duidelijk
is dat het experiment doorgang zal vinden. Ook geeft de NVM aan dat de weerstand bij
tandartsen, waar mondhygiënisten ook op dit moment al mee samenwerken en/of waarbij
zij in dienst zijn, belemmerend werkt voor het enthousiasme over deelname aan het
experiment.
72. De leden van de SP-fractie vragen of er inzicht is in welke extra bevoegdheden
de geregistreerd-mondhygiënisten uit willen gaan voeren. Zij zijn benieuwd of het
om alle handelingen gaat of wellicht alleen om de mogelijkheid om röntgenfoto’s te
mogen maken.
Welk van de voorbehouden handelingen een geregistreerd-mondhygiënist het meest zal
toepassen hangt af van de setting waarin deze werkzaam is. Wanneer dit een praktijk
is gericht op tandvleesproblematiek zal dit anders zijn dan wanneer de geregisteerd-mondhygiënist
werkzaam is in een Jeugdtandverzorgingscentrum. Het maken van röntgenopnames zal geen
doel op zich zijn. Het zal altijd dienstbaar moeten zijn aan een mondzorgkundig doel.
73. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of mondhygiënisten die vóór 2006 zijn
afgestudeerd op een andere wijze, bijvoorbeeld door bijscholing, alsnog kunnen instromen
en deelnemen aan het experiment?
De voorliggende amvb geeft daar geen mogelijkheid toe. Op dit moment bestaat er geen
versneld scholingsprogramma waarmee mondhygiënisten die voor 2006 zijn afgestudeerd
kunnen aantonen dat zij voldoen aan de eisen van de 4-jarige hbo-opleiding die recht
geeft op registratie. Er is daarom voor gekozen daarover niets op te nemen in de amvb.
Wanneer er een opleidingsprogramma wordt ontwikkeld kan in de amvb worden opgenomen
dat een getuigschrift van die opleiding recht kan geven op registratie in het tijdelijk
register wanneer die scholing de zekerheid biedt dat het verantwoord is dat houders
van een getuigschrift van die opleiding, de hier beoogde handelingen mogen verrichten.
Indien dit het geval is en de tijdelijke amvb wordt aangepast, wordt de aangepaste
amvb overeenkomstig artikel 36a, zevende lid, Wet BIG voorgehangen aan beide Kamers
der Staten Generaal. Omdat de zelfstandige bevoegdheid vooralsnog van tijdelijke aard
is (voor de duur van het experiment) kan het zijn dat de inspanningen voor het opzetten
en volgen van extra scholing niet resulteert in een definitieve zelfstandige bevoegdheid
als blijkt dat het experiment niet definitief wordt.
74. De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre deze amvb bijdraagt aan een versterking
van de preventieve mondzorg.
Zie hiervoor de antwoorden op vraag 38 en 39.
75. De leden van de SP-fractie constateren dat bij twijfel over een behandeling een
tandarts moet worden geconsulteerd door de geregistreerd-mondhygiënist. Zij vragen
om toelichting hoe dit overleg precies wordt georganiseerd en op welk moment.
Wanneer een geregistreerd-mondhygiënist voor aanvang van de behandeling twijfelt dan
kan deze daarover overleggen met een tandarts. Ook kan de geregistreerd-mondhygiënist
er voor kiezen geen behandeling uit te voeren en de patiënt door te verwijzen naar
een tandarts. Deze afweging vindt vooraf plaats. Overigens werkt de mondhygiënist
op dit moment ook zo. Voor het grootste deel van hun werkzaamheden zijn mondhygiënisten
immers rechtstreeks toegankelijk.
Wanneer zich tijdens de behandeling een onvoorziene omstandigheid voordoet is de geregistreerd-mondhygiënist
opgeleid in hoe te handelen. Daarnaast moet er een achterwacht beschikbaar zijn. Afhankelijk
van wat zich voordoet, staakt de geregistreerd-mondhygiënist de behandeling en draagt
de geregistreerd-mondhygiënist er zorg voor dat de patiënt, waar nodig gelijk, bij
een tandarts terecht kan.
76. Genoemde leden vragen of het voor de betreffende patiënt voldoende helder is wanneer
een mondhygiënist de gedane handelingen niet had mogen uitvoeren.
Laat ik voorop stellen dat iedere mondhygiënist die daartoe bekwaam is de in de voorliggende
amvb aangewezen voorbehouden handelingen in opdracht mag uitvoeren. Het verschil is
dat gedurende het experiment de geregistreerd-mondhygiënist deze handelingen zelfstandig,
zonder opdracht en daardoor zonder toezicht en mogelijkheid tot tussenkomst van de
tandarts mag verrichten. Ook hier geldt dat beroepsbeoefenaren bekwaam moeten zijn
om de handelingen te verrichten. Iedere zorgprofessional heeft een eigen verantwoordelijkheid
om de werkzaamheden goed en verantwoord te verrichten en aan te geven of hij daartoe
bekwaam is. Dit is ook in de mondzorg zo. Als professionals buiten hun bevoegdheid
handelen zal de IGJ kunnen optreden en voor zover het tuchtrecht van toepassing is,
kan de tuchtrechter eventueel maatregelen opleggen.
77. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het onderscheid tussen de termen
«geregistreerd-mondhygiënist» en «mondhygiënist» voor veel mensen niet veel verschil
zal inhouden en dat zij al helemaal niet op de hoogte zullen zijn van waar precies
de grens ligt qua wel- en niet toegestane handelingen door geregistreerd-mondhygiënisten
en mondhygiënisten. Zij vragen hoe de mondzorgpatiënten hiervan op de hoogte worden
gesteld.
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 64.
78. De leden van de SP-fractie vragen hoe het register voor de geregistreerd mondhygiënisten
precies invulling krijgt en wanneer het register gereed zal zijn.
Het tijdelijk register voor de geregistreerd-mondhygiënisten zal op eenzelfde manier
invulling krijgen als het tijdelijk register voor de Bachelor Medisch Hulpverlener
dat per 1 januari 2019 zal bestaan. Het is de bedoeling dat er vanaf 1 januari 2020
een register bestaat waarin geregistreerd-mondhygiënisten zijn opgenomen die bevoegd
zijn tot het zelfstandig verrichten van voorbehouden handelingen. Mondhygiënisten
die niet in dat register staan, zijn niet zelfstandig bevoegd tot het verrichten van
voorbehouden handelingen, maar net als nu voor sommige voorbehouden handelingen functioneel
zelfstandig bevoegd of alleen bevoegd indien er een opdracht is en toezicht en mogelijkheid
tot tussenkomst is gewaarborgd (het gebruik van röntgenapparatuur). Overigens kunnen
beroepsbeoefenaren al eerder dan 1 januari 2020 een aanvraag tot registratie in het
tijdelijk register doen, namelijk vanaf 1 oktober 2019. Het register zal echter pas
vanaf 1 januari 2020 functioneel zijn. Vanaf die datum zal het ook online geraadpleegd
kunnen worden.
79. Voorts vragen leden van de SP-fractie of het ontstaan van twee groepen mondhygiënisten
tot verwarring kan leiden bij degene die de mondhygiënist voor een behandeling bezoekt.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 1 hebben zorgverleners allereerst, conform
de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO), de plicht patiënten adequaat
voor te lichten. Dat geldt voor de huidige situatie maar ook tijdens dit experiment.
Deze plicht houdt ook in dat zorgverleners kenbaar maken aan de patiënten door wie
zij worden behandeld en welke zorgverlener bevoegd is tot het uitvoeren van welke
handeling.
De mondhygiënisten die de voorbehouden handelingen zelfstandig mogen gaan uitvoeren,
mogen zich als enige geregistreerd-mondhygiënist noemen. Dit geeft een verschil aan
tussen de mondhygiënist die niet geregistreerd staat en uiteraard de tandarts. Dat
dit communicatie nodig heeft richting de patiënt om dit helder onder de aandacht te
brengen, vind ik evident. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 1.
80. De leden van de SP-fractie vragen of het zijn kan mensen dan met twee mondhygiënisten
te maken krijgen. De oude-bekende mondhygiënist, en een nieuwe mondhygiënist die de voorbehouden handelingen uit mag voeren
én met de tandarts.
Het kan inderdaad zo zijn dat mensen met meerdere beroepsbeoefenaren te maken krijgen.
Dat is nu ook al het geval en ik vind dat niet zorgwekkend. Het is aan professionals
om goede afspraken over de samenwerking met elkaar te maken, zodat goede zorg gewaarborgd
blijft. Alle drie de beroepsgroepen die de leden van de SP-fractie aanhalen, zijn
zodanig professioneel dat zij goede zorg voor de patiënt kunnen waarborgen.
81 en 82. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe patiënten inzicht krijgen in
het register. Hiernaast vragen zij hoe voor hen duidelijk is wat precies het verschil
is tussen de zelfstandig bevoegde of de functioneel zelfstandig bevoegde mondhygiënist.
Patiënten kunnen het tijdelijk register van de geregistreerd mondhygiënist inzien
via de website van het CIBG.
De zelfstandig bevoegde mondhygiënist mag gedurende het experiment de titel van geregistreerd-mondhygiënist
voeren. Dat geeft de nodige duidelijkheid. Voor de overige mondhygiënisten bestaat
geen register. Zie ook mijn eerdere antwoorden op de vragen 64, 76 en 79 over voorlichting
aan de patiënt.
83. De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt met de aantekening van een tuchtmaatregel
indien na afloop van het experiment wordt besloten dat er geen wetswijziging zal plaatsvinden
en daarmee een einde komt aan het tijdelijk register.
Ten aanzien van beroepsbeoefenaren aan wie gedurende het experiment een tuchtrechtelijke
maatregel is opgelegd, is geregeld dat deze maatregelen (net als de overige maatregelen
die op grond van artikel 9 in het tijdelijk register opgenomen zijn) gedurende vijf
jaar raadpleegbaar blijven. Dit is vastgelegd in artikel 36b, tiende lid van de Wet
BIG.
84. De leden van de SP-fractie vragen of het waar is dat het experiment voor het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn Sport in totaal een kostenplaatje met zich meebrengt
van zo’n € 530.000 euro.
Het bedrag dat genoemd staat in de tabel op pagina 15 van het tijdelijk besluit voor
het onderzoek valt hoger uit. Er was € 350.000,– gereserveerd voor het onderzoek bestaande
uit een nulmeting en het experiment zelf. Dit bleek niet in lijn met de onderzoeken
die hebben plaatsgevonden naar de andere experimenteerberoepen. Om aan te sluiten
bij de kosten van de andere onderzoeken is ervoor gekozen het bedrag op te hogen naar
€ 550.000,–. Dat maakt dat het totale kostenplaatje van het experiment voor het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport neerkomt op € 730.000,–. Dit bestaat uit kosten
voor het tijdelijk BIG-register, tuchtcolleges, de Commissie buitenlands gediplomeerden
volksgezondheid en het onderzoek. Zie hiervoor ook de tabel «financiële lasten» op
pagina 14 en 15 van de voorliggende amvb.
85. De leden van de SP-fractie vragen of het vermoeden bestaat dat de kosten die de
mondhygiënisten op moeten brengen een hinder zullen vormen om deel te nemen.
De rechtstreekse kosten verbonden aan het experiment, namelijk het volgen van een
cursus basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (€ 550-€ 600) en het registreren
in het tijdelijk register (€ 85), zijn naar verwachting geen hinder om deel te nemen
aan het experiment.
Dit zou wel het geval kunnen zijn voor de kosten die verbonden zijn aan het aanschaffen
van röntgenapparatuur. Echter, zoals eerder al genoemd werkt tweederde van de mondhygiënisten
in een praktijk voor algemene tandheelkunde waar deze apparatuur al aanwezig is. Ook
bij geregistreerd-mondhygiënisten die al in opdracht röntgenopnames maakten, is de
röntgenapparatuur al aanwezig. Voor de overige situaties zou een investering in röntgenapparaat
wel groot zijn wanneer de uitkomst van het experiment nog niet vast staat. Er bestaat
echter de mogelijkheid deze apparatuur te leasen. Het is aan de geregistreerd-mondhygiënist
of hij die kosten wil maken voor de duur van het experiment.
86. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of ook inzicht gegeven kan worden in
de gevolgen van het experiment voor de kosten voor de mondzorg in het algemeen.
Het is niet de verwachting dat de kosten in de mondzorg op korte termijn zullen gaan
dalen. Zoals ook aangegeven in de brief aan uw Kamer van 25 januari 2018 (Kamerstuk
32 620, nr. 198) is het voor de mondzorg in het algemeen de verwachting dat er effectiever gebruik
zal worden gemaakt van het beschikbare arbeidspotentieel. Door zorgverleners daarvoor
in te zetten waar ze voor worden opgeleid, worden de capaciteiten van de verschillende
beroepsgroepen en dure opleidingen zo goed mogelijk benut. Het inzetten van het juiste
niveau van deskundigheid voor een bepaalde zorgvraag draagt zowel bij aan de kwaliteit
van zorg als aan het betaalbaar houden van de zorg. Doordat er meer aandacht kan komen
voor preventie zouden op langere termijn de kosten kunnen dalen omdat curatieve behandelingen
voorkomen kunnen worden. Het is echter niet de verwachting dat dit een meetbaar effect
oplevert binnen de duur en verwachte omvang van het experiment.
Het zo goed mogelijk benutten van de capaciteiten van de verschillende beroepsbeoefenaren
is ook hard nodig gezien de toekomstige vraagontwikkeling in de mondzorg onder andere
als gevolg van langer behoudt van het natuurlijk gebit en het ter beschikking komen
van meer geavanceerde behandelmethoden. Een antwoord op deze vraagontwikkeling kan
alleen worden gerealiseerd met een goede inzet van professionals. Het is één van de
bouwstenen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken.
In 2006 had de Commissie Innovatie Mondzorg16 (commissie Linschoten) al het uitgangspunt dat een belangrijk deel van de reguliere
mondzorg ingevuld zal kunnen worden door hbo-opgeleide mondhygiënisten. Tandartsen
staan dan aan de «top» van de mondzorgketen (een mondzorgteam) en verzorgen de mondzorg
waarvoor een academische opleiding vereist is, de rest van de mondzorgketen verzorgt
alle andere mondzorg. Een optimaal functionerende mondzorgsector waarbij nog meer
ingezet wordt op preventie draagt op lange termijn bij aan een mondgezonde generatie
waarbij curatie (en de daarbij behorende kosten) tot een minimum beperkt kan worden.
Zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 is het de verwachting dat
er minder onnodige verwijzingen zullen plaatsvinden en dat de patiënt ervaart dat
de zorg efficiënter is georganiseerd. Van een stijging van kosten door overbehandeling
zal naar verwachting geen sprake zijn. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of dit voor
de drie in de amvb genoemde voorbehouden handelingen inderdaad het geval is en het
dus effectief en doelmatig is om geregistreerd-mondhygiënist permanente zelfstandige
bevoegdheid toe te kennen.
87. De leden van de SP-fractie vragen wat de gevolgen zijn als het gaat om de administratieve
lasten en de regeldruk op het gebied van benodigd overleg tussen mondhygiënisten en
tandartsen tijdens het experiment.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 zullen de diverse betrokken (mond-)
zorgverleners (waaronder tandartsen en (geregistreerd-) mondhygiënisten), zoals dat
ook nu al het geval is, met elkaar moeten blijven samenwerken om goede zorg te kunnen
verlenen. Dit leidt niet tot extra lasten. Wel valt de opdracht weg.
Mondhygiënisten zijn nu al voor een groot deel van hun werkzaamheden rechtstreeks
toegankelijk. Daar worden voor de geregistreerd-mondhygiënisten een aantal handelingen
aan toegevoegd.
Het aantal verwijzingen en de ervaring van patiënten zullen zowel in de nulmeting
als gedurende het experiment gemonitord worden.
88. De leden van de SP-fractie vragen om een overzicht van de door de IGJ gedane suggesties
ter verbetering van de amvb en de wijze waarop deze suggesties zijn verwerkt.
Het merendeel van de suggesties van de IGJ betrof technische verbeteringen van de
amvb. Te denken valt aan verwijzingen naar artikelen of vragen over de verhouding
met de Wet tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen,
het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen
aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid
tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen. Deze suggesties
of vragen hebben tot een aanpassing van de amvb of toelichting geleid. Daarnaast heeft
de IGJ suggesties tot verbetering gedaan ten aanzien van aspecten die onder andere
het deskundigheidsgebied van de geregistreerd-mondhygiënist betreffen. Met deze amvb
wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het reeds geldende Besluit diëtist, ergotherapeut,
logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut. De regering
heeft het in het kader van dit experiment niet wenselijk geacht om op onderdelen waar
dat niet noodzakelijk is, voor een tijdelijke situatie af te wijken van artikelen
die ook nu al gelden. Tot slot heeft de IGJ gevraagd om een definitie van primaire
cariës in de nota van toelichting op te nemen en om een verplichting in de amvb of
de toelichting op te nemen tot het vastleggen van afspraken met een tandarts met betrekking
tot de achterwacht functie. Deze suggesties zijn niet overgenomen. Het stellen van
normen kan niet in een nota van toelichting. Voor een inhoudelijke toelichting wordt
verwezen naar de antwoorden van de vragen 9, 10,15 en 17 van de leden van de PVV-fractie.
89 en 90. Genoemde leden ontvangen graag een uitgebreide toelichting of bekend is
of de doorgevoerde aanpassingen de weerstand onder tandartsen ten aanzien van de amvb,
die bij de internetconsultatie zijn genoemd, hebben weggenomen. Voorts zijn deze leden
benieuwd of er inmiddels voldoende draagvlak is voor de amvb onder tandartsen.
Zoals ook aangegeven in de brief van 11 september 2017 (Kamerstuk 32 620, nr. 193) delen de KNMT en de ANT de zienswijze over de wenselijkheid van taakherschikking,
ook na de gedane aanpassingen, niet. De doorgevoerde aanpassingen hebben de weerstand
niet weggenomen. Voor gedane aanpassing aan de amvb verwijs ik u graag naar het antwoord
op vraag 70.
Dit voorjaar heb ik de partijen tot 20 april 2018 ruimte gegeven om met een gezamenlijk
voorstel te komen voor een alternatieve invulling voor de amvb. Aangezien de partijen
niet met een alternatief zijn gekomen heb ik deze partijen per brief geïnformeerd
dat ik de amvb in de vorm zoals per brief aan uw Kamer aangekondigd op 25 januari
2018 (Kamerstuk 32 620, nr. 198) in procedure zou gaan brengen.
91. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de afstemming tussen de regeling
van deze amvb en voorschriften die betrekking hebben op het gebruik van röntgenapparatuur,
meer in het bijzonder de bij en krachtens de Kernenergiewet gegeven voorschriften.
Zij willen weten welk onderzoek hiernaar plaats heeft gevonden en wat de conclusies
uit deze onderzoeken waren.
Als gevolg van een wijziging in Europese wetgeving is in 2017 het Besluit Stralingsbescherming,
onderliggend aan de Kernenergiewet, vervangen door het Besluit basisveiligheidsnormen
stralingsbescherming. In het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming is
opgenomen dat naast een arts en tandarts ook een andere zorgverlener de klinische
verantwoordelijkheid kan dragen voor een individuele medische blootstelling aan ioniserende
straling. Voorwaarde hiervoor is dat deze zorgverlener volgens de Wet BIG bevoegd
is om de handeling te verrichten.
Voorliggende amvb geeft een zelfstandige bevoegdheid voor geregistreerd-mondhygiënisten
om handelingen te verrichten met gebruikmaking van radioactieve stoffen of toestellen
die ioniserende stralen uitzenden (solo- en bitewingopnamen). Naast bevoegdheid geldt
dat de andere zorgverlener, in dit geval de geregistreerd- mondhygiënist, bekwaam
moet zijn om de handeling uit te voeren en hiertoe passend onderwijs heeft gevolgd.
In de voorbereiding van de amvb is meerdere malen met de opleiders van de opleidingen
Tandheelkunde en Mondzorgkunde gesproken over het huidige onderwijs. Hierbij is geconcludeerd
dat de «nieuw opgeleide» mondhygiënist (afgestudeerd in 2006 of later) net als een
tandarts als toezichthoudend medewerker stralingsbescherming (TMS) ingevolge het Besluit
basisveiligheidsnormen stralingsbescherming kan optreden mits hij een TMS-opleiding
tandheelkunde basis heeft gevolgd. Het is dan ook als vereiste gesteld dat de mondhygiënisten
die gedurende het experiment gebruik willen maken van de zelfstandige bevoegdheid
een opleiding tot toezichthoudend medewerker tandheelkunde basis moet hebben gevolgd
aan een erkende instelling, om in het tijdelijk register voor geregistreerd-mondhygiënisten
te kunnen worden opgenomen.
92. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd welk effect het experiment heeft op de
kosten van de mondzorg in Nederland en of het de verwachting is dat deze kosten gaan
dalen. Zij vragen of hieraan een berekening ten grondslag ligt.
Het is niet de verwachting dat de kosten in de mondzorg op korte termijn zullen gaan
dalen. Zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 86 is het doel van de taakherschikking
het effectiever gebruik maken van het beschikbare arbeidspotentieel. Het zo goed mogelijk
benutten van de capaciteiten van de verschillende beroepsbeoefenaren (en dure opleidingen)
is ook hard nodig gezien de toekomstige vraagontwikkeling in de mondzorg, onder andere
als gevolg van het langere behoud van het natuurlijk gebit en het ter beschikking
komen van meer geavanceerde behandelmethoden. Een antwoord op deze vraagontwikkeling
kan alleen worden gerealiseerd met een goede inzet van professionals. Het is één van
de bouwstenen om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken. Op langere termijn
zouden de kosten kunnen dalen omdat, doordat er meer aandacht kan zijn voor preventie,
curatieve behandelingen voorkomen kunnen worden. Het is echter niet de verwachting
dat dit een meetbaar effect oplevert binnen de duur en verwachte omvang van het experiment.
Zoals ook is aangegeven in het antwoord op vraag 2, 3 en 86 is het de verwachting
dat er minder onnodige verwijzingen zullen plaatsvinden en dat de patiënt ervaart
dat de mondzorg efficiënter is georganiseerd. Van een stijging van kosten door overbehandeling
zal naar verwachting geen sprake zijn. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad
het geval is.
93 en 94. De leden van de SP-fractie vragen naar aanleiding van de artikelen 2, 3
en 4 van de amvb of kan worden toegelicht wat er precies gebeurt als het tijdelijk
register en het experiment stopt. Zowel wanneer wordt besloten de geregistreerd-mondhygiënist
definitief te maken als wanneer wordt besloten de huidige situatie te herstellen.
Mag dan weer de titel «mondhygiënist» gevoerd worden?
Zoals de leden van de SP-fractie zelf al terecht stellen, zijn er na afloop van de
experimenteerperiode twee mogelijkheden: ofwel er wordt een wetsvoorstel ingediend
waarbij wordt voorgesteld de geregistreerd-mondhygiënist definitief in artikel 3 van
de Wet BIG op te nemen en aan hem bepaalde handelingen voor te behouden, ofwel er
wordt geen wetsvoorstel ingediend en het experiment met de geregistreerd-mondhygiënist
komt ten einde.
Indien een wetsvoorstel wordt ingediend loopt, zolang het wetsvoorstel nog niet is
aangenomen en tot wet is verheven, het experiment door. In dat geval mogen de beroepsbeoefenaren
die in het tijdelijk register geregistreerd staan, de titel van geregistreerd-mondhygiënist
blijven voeren en de aan hen toegekende voorbehouden handelingen zelfstandig blijven
verrichten. Ook blijft op hen tuchtrecht van toepassing. Op het moment dat het wetsvoorstel
tot het reguleren van de geregistreerd-mondhygiënist in artikel 3 daadwerkelijk wordt
aangenomen en tot wet wordt verheven, gaat het tijdelijk register over in een definitief
register. Op de beroepsbeoefenaren die in het register ingeschreven staan, is de procedure
van herregistratie van artikel 8 Wet BIG dan van toepassing. Zij blijven onderworpen
aan het tuchtrecht.
Indien geen wetsvoorstel wordt ingediend, eindigt het experiment. In dat geval wordt
de situatie hersteld naar de huidige, en mogen beroepsbeoefenaren die aan de opleidingseisen
voldoen de titel mondhygiënist voeren. Het tijdelijk register houdt bij het eindigen
van het experiment op te bestaan. Ook vervalt de beschermde titel van «geregistreerd-mondhygiënist».
Zoals ook is geantwoord op vraag 86 van de leden van uw fractie blijven de beroepsbeoefenaren
die in het register hebben gestaan nog wel aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelingen
die zij hebben verricht gedurende de periode dat zij ingeschreven hebben gestaan.
Gedurende een half jaar na het vervallen van het tijdelijk register kan ten aanzien
van de beroepsbeoefenaren nog een tuchtklacht worden ingediend. De tuchtcolleges kunnen
lopende zaken nog afronden. Na het vervallen van het tijdelijk register, zullen de
op grond van artikel 9 in het tijdelijk register opgenomen aantekeningen van reeds
opgelegde tuchtmaatregelen nog gedurende vijf jaar raadpleegbaar zijn.
95 en 96. De leden van de SP-fractie vragen of er onderzoek is gedaan naar de Europese
aspecten van de amvb, als het gaat om de opleidingen in Nederland in vergelijking
met de opleidingen in andere Europese landen. Als dit het geval is zijn deze leden
benieuwd naar de conclusies uit dat onderzoek. Ook willen genoemde leden weten of
het correct is dat in geen enkele andere Europese lidstaat de handelingen die deze
amvb voorstelt behoren tot de bevoegdheid van zorgaanbieders die niet universitair
zijn opgeleid.
Nederland was, tot 2014, het enige Europese land dat mondhygiënisten met een vierjarige
hbo bachelor opleidt. Sinds 2014 is ook in Hongarije een 4-jarige bachelor opleiding
gestart.
Daarnaast is het zo dat er een aantal andere Europese landen zijn waar mondhygiënisten
zelfstandig een deel van de handelingen uitoefenen die in deze amvb voorliggen. De
Europese Federatie van Mondhygiënisten (EDHF) heeft dit in een survey onder de lidstaten
in beeld gebracht.
In Denemarken, Zweden en Hongarije passen mondhygiënisten zelfstandig lokale anesthesie
toe. En in Denemarken, Portugal, Zweden, Zwitserland, Noorwegen, Hongarije en het
Verenigd Koninkrijk is het voor mondhygiënisten toegestaan zelfstandig röntgenopnames
te maken.
In het Verenigd Koninkrijk heeft de «Dental Therapist», na een jaar extra scholing
(de opleiding bestaat daar uit een 3- jarige Bachelor) de bevoegdheid om caviteiten
te prepareren.
Afgezien van de vraag of de mondzorgpraktijk en opleidingen in andere Europese landen
vergelijkbaar zijn met die in Nederland, ben ik van mening dat wij een hoge standaard
hanteren voor alle opleidingen op het gebied van de mondzorg.
97. Voorts vragen genoemde leden om toelichting hoe de regeling binnen het geharmoniseerde
kader van erkenning van opleidingen en titels past. Voorts zijn zij benieuwd of wordt
aangenomen dat het experiment een uniek kader schept dat mondhygiënisten die aan de
eisen voldoen, alleen in Nederland de gelegenheid geeft hun bevoegdheden uit te oefenen.
De Europese Richtlijn erkenning beroepskwalificaties17 biedt beroepsbeoefenaren de mogelijkheid om ten behoeve van de bevoegdheid om het
beroep uit te oefenen in een andere lidstaat, hun beroepskwalificatie te laten erkennen
in die lidstaat. Als het beroep gereglementeerd is in de andere lidstaat moet een
erkenning van de beroepskwalificatie worden aangevraagd. Voor erkenning moet zijn
of worden voldaan aan de in de andere lidstaat geldende opleidingseisen. Als het beroep
niet gereglementeerd is in de andere lidstaat mag doorgaans de beroepstitel vrij gebruikt
worden. Of een geregistreerd-mondhygiënist het beroep mag uitoefen in een andere lidstaat
en welke bevoegdheden daaraan verbonden zijn, wordt bepaald door de wetgeving van
die lidstaat. Als mondhygiënisten in een lidstaat niet bevoegd zijn om zelfstandig
voorbehouden handelingen te verrichten, dan mogen mondhygiënisten die aan de Nederlandse
eisen voor geregistreerd-mondhygiënist voldoen in die lidstaat niet zelfstandig voorbehouden
handelingen verrichten.
98. De leden van de SP-fractie vragen om nadere toelichting voor wat betreft de twee
onderdelen die worden genoemd onder de «professionele mondzorgkundige vorming»: ten
eerste het communiceren met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en het
bevorderen van interprofessionele samenwerking en ten tweede het voeren van overleg
en samenwerken binnen het mondzorgteam en met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg.
Zij zijn benieuwd wie bijvoorbeeld in dit mondzorgteam zit.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 15 en 34 zijn er meerdere zorgverleners
betrokken bij de mondzorg van een patiënt. Dat is ook op dit moment al het geval.
Dit zijn niet alleen de tandarts of (geregistreerd-) mondhygiënist maar kunnen ook,
onder meer, een tandartsassistent, preventieassistent, tandprotheticus, endodontoloog,
parodontoloog en orthodontist zijn. Deze zorgverleners vormen een mondzorgteam, ook
wanneer deze niet onder een dak zijn gehuisvest.
99. De leden vragen of dit betekent dat verschillende partijen binnen het mondzorgteam
niet werkzaam hoeven te zijn op dezelfde locatie.
Het is inderdaad zo dat verschillende partijen binnen een mondzorgteam niet per se
op dezelfde locatie werkzaam hoeven te zijn. Op dit moment is het ook al mogelijk
voor mondhygiënisten om zich op een zelfstandige locatie te vestigen omdat zij voor
delen van de mondzorg vrij toegankelijk zijn. Dit geldt ook voor andere mondzorgverleners
zoals gespecialiseerd tandartsen (bijvoorbeeld een endodontoloog, parodontoloog, implantoloog)
orthodontisten en kaakchirurgen. Dit wil echter niet zeggen dat zij geen onderdeel
zijn (en blijven) van een mondzorgteam. Ik wil u graag verwijzen naar het antwoord
op vraag 15.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 18 maakt op één locatie werken samenwerking
makkelijker maar biedt geen garantie voor goede samenwerking, goede samenwerking is
afhankelijk van de inzet van de betrokken zorgverleners.
100. Voorts vragen de leden wat precies de verhoudingen zijn binnen dat team tussen
mondhygiënisten en tandartsen?
Alle beroepsbeoefenaren binnen een team hebben hun eigen expertise en zijn zelf verantwoordelijk
voor het eigen handelen. Beroepsbeoefenaren hebben elkaars expertise ook nodig. Alleen
door samenwerking en afstemming zullen de verschillende mondzorgverleners een totaalpakket
aan mondzorg kunnen leveren. Mondhygiënisten zijn nu ook zelf verantwoordelijk voor
dat deel van de mondzorg dat zij zelfstandig verzorgen.
101. Graag willen de leden van de SP-fractie weten of dit een aspect is wat per mondzorgteam
kan verschillen.
De samenstelling van een mondzorgteam kan zelfs per patiënt verschillen. Dit is afhankelijk
van de zorgvraag van de patiënt. In ieder mondzorgteam moet samengewerkt worden.
102. Bovengenoemde leden vragen in hoeverre de amvb met name (of zelfs enkel) de zelfstandige
mondhygiënist die buiten het mondzorgteam werkt, extra bevoegdheden geeft.
Ik wil u verwijzen naar het antwoord op vraag 36.
103. Deze leden van de SP-fractie krijgen graag nader inzicht in de precieze samenstelling
van deze te vormen commissie, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit
Buitenlands Gediplomeerden Volksgezondheid.
In de Europese Richtlijn erkenning beroepskwalificaties staat vermeld voor welke beroepen
automatische erkenning geldt. Dit geldt niet voor het beroep mondhygiënist. Aanvragen
van buitenlands gediplomeerden die in Nederland aan het werk willen als (geregistreerd-)mondhygiënist
zullen daarom worden beoordeeld door de commissie mondhygiënisten, die per 1 december
2017 is aangetreden. De leden-deskundigen en plaatsvervangend leden-deskundigen zijn
benoemd op voordracht van de opleidingsinstelling (de Vereniging Hogescholen), respectievelijk
de beroepsvereniging (Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten). U kunt de benoemde
leden terugvinden in de onderdelen 14.1 en 14.2 van het Besluit van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 december 2017, houdende de benoeming van de
leden van de Commissie buitenslands gediplomeerden volksgezondheid (Stcrt, nr. 70752, 11 december 2017).
104. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een nadere toelichting op de verhouding
tussen de inschrijving in het register na besluit van de Minister vóór de invoering
van het register – en de precieze rol die de commissie (uit artikel 9) zal gaan uitoefenen.
Zij willen graag weten of de commissie zich bijvoorbeeld ook zal gaan buigen over
deze inschrijvingen.
De commissie genoemd in artikel 9 adviseert over aanvragen tot het afgeven van een
verklaring van vakbekwaamheid voor buitenlandse diplomahouders. De commissie zal zich
dus niet buigen over de inschrijvingen van de met ingang van 2006 in Nederland gediplomeerde
mondhygiënisten.
105. Deze leden ontvangen graag na twee jaar een eerste tussentijdse rapportage, met
daarin onder andere het aantal mondhygiënisten dat zelfstandig de betreffende voorbehouden
handelingen uitvoert (en dus in het register staat ingeschreven), het effect van de
taakherschikking op het tandartsentekort in Nederland en de mening van zowel mondhygiënisten
als tandartsen over het verloop van de taakherschikking tot op dat moment en de onderlinge
samenwerking.
De Kamer zal tussentijd worden geïnformeerd over de voortgang van het experiment waarin
bovengenoemde aspecten worden meegenomen. Inzake de capaciteit in de mondzorg wil
ik u verwijzen naar het antwoord op vraag 20. Het experiment is één van de bouwstenen
om aan voldoende capaciteit in de mondzorg te werken.
106. Genoemde leden vragen daarnaast hoe zal worden beoordeeld of er inderdaad sprake
is van een betere benutting van het beschikbare arbeidspotentieel in de mondzorg,
terwijl de kwaliteit van zorg gehandhaafd blijft.
De kwaliteit van de zorg aan patiënten mag niet achteruit gaan als gevolg van dit
experiment. Het aantal meldingen en eventueel tuchtzaken zal dan ook nadrukkelijk
gedurende het experiment worden onderzocht. Ook de patiënttevredenheid is onderdeel
van het onderzoek. Verder zullen de effecten op doorverwijzen, samenwerken en (over)behandelen
onderdeel zijn van het onderzoek.
107 en 108. De leden van de SP-fractie vragen wat een onsuccesvol experiment betekent
voor de positie van de mondhygiënisten die geïnvesteerd hebben in de kosten van een
opleiding om te voldoen aan de eisen die aan de mondhygiënisten worden gesteld in
de amvb? Tenslotte zijn de leden benieuwd of de kosten voor de eigen rekening van
de mondhygiënisten komen of de mogelijkheid wordt geboden deze risico’s en kosten
op te vangen.
Het is de keuze van de mondhygiënist om aan het experiment deel te nemen en hiervoor
dus wel of geen kosten te maken. De kosten komen voor rekening van de mondhygiënist.
Die zal hierin een eigen afweging moeten maken.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
109. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom de taakherschikking volgens hem nog niet
gelukt is en hoe dit voorstel bijdraagt aan een succesvolle taakherschikking.
Een deel van de belemmeringen zoals benoemd in het antwoord op vraag 66 worden met
een zelfstandige bevoegdheid voor geregistreerd-mondhygiënisten weggenomen.
Het is de verwachting dat de positieve effecten van taakherschikking (zoals ook benoemd
in het antwoord op vraag 63) ook van toepassing zullen zijn op het huidig voorliggende
experiment. Het onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad het geval is.
110. Genoemde leden vragen de Minister hoe hij wil bevorderen dat deze samenwerking
daadwerkelijk tot stand komt.
Het is primair de verantwoordelijkheid van zorgprofessionals om te zorgen voor een
goede onderlinge samenwerking om daarmee te kunnen zorgen voor veilige en kwalitatief
goede zorg. De betrokken beroepsverenigingen kunnen dit op landelijk niveau ondersteunen
door het opstellen van een kader waarbinnen de afspraken gemaakt moeten worden. Het
KiMo kan een rol spelen bij het opstellen van een dergelijk kader. Waar nodig ben
ik altijd bereid om de partijen te faciliteren.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 65, zijn zorgverleners volgens de Wkkgz
verplicht om goede zorg te leveren. Onderdeel daarvan is goede samenwerking en afstemming
met andere betrokken zorgverleners.
111. Voorts vragen deze leden of de Minister ook overwogen heeft om het voorstel aan
te passen om zo de belangrijkste bezwaren van tandartsen weg te nemen.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 89 is de amvb aangepast naar aanleiding
van de reacties op de internetconsultatie. Ook na de internetconsultatie zijn nog
gesprekken gevoerd met de betrokken partijen (zie ook het antwoord op vraag 69).
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vragen 89 en 90 heb ik dit voorjaar de partijen
tot 20 april 2018 ruimte gegeven om met een gezamenlijk voorstel te komen voor een
alternatieve invulling voor de amvb. Aangezien de partijen niet met een alternatief
zijn gekomen heb ik deze partijen per brief geïnformeerd dat ik de amvb in de vorm
zoals per brief aan uw Kamer aangekondigd op 25 januari 2018 (Kamerstuk 32 620, nr. 198) in procedure zou gaan brengen.
112 en 113. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden goede mondzorg voor kwetsbare
groepen, zoals ouderen, van groot belang. Zij vragen of de Minister ook van mening
is dat hiervoor voldoende tandartsen, maar bijvoorbeeld ook tandartsen-geriatrie,
beschikbaar moeten zijn. Zo ja, zijn deze leden benieuwd hoe de Minister borgt dat
de zelfstandige bevoegdheid voor mondhygiënisten en de taakherschikking niet leidt
tot een vacuüm en schaarste in de mondzorg voor kwetsbare groepen.
Goede mondzorg voor kwetsbare ouderen bestaat voor een belangrijk deel uit preventieve
mondzorg. Dit betekent ook dat mensen voldoende het belang inzien van een goede mondgezondheid
en weten hoe ze daarvoor kunnen zorgen. En als mensen niet meer in staat zijn de dagelijkse
mondzorg zelf uit te voeren dat dit tijdig wordt gesignaleerd en dat de nodige hulp
geboden wordt door de thuiszorg en/ of naasten. Ik ondersteun daarom landelijke partijen
in de mondzorg om landelijk opgestelde acties te vertalen naar de praktijk via het
bestaande project De Mond Niet Vergeten!.
Mocht er ondanks alle preventieve acties toch problemen zijn waar de tandarts aan
zet is, dan vindt de Minister van Medische Zorg en Sport dat er voldoende tandartsen
beschikbaar moeten zijn. Zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 29 juni
2018 (Kamerstuk 33 578, nr. 57) doet het Capaciteitsorgaan op dit moment op verzoek van de Minister van OCW en mijzelf
nader onderzoek naar de benodigde capaciteit in de mondzorg. Zie verder ook het antwoord
op vraag 20.
114 en 115. Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de Minister de relatie
ziet tussen de taakherschikking en het capaciteitsvraagstuk in de mondzorg. Zij willen
weten of de Minister kan aangeven hoe het staat met het nader onderzoek naar de capaciteit
in de mondzorg door het Capaciteitsorgaan.
Zoals bij de beantwoording van de vragen 52–56, vind ik het belangrijk dat het capaciteitsvraagstuk
in de mondzorg vanuit verschillende invalshoeken wordt benaderd. Ik ben voor de taakherschikking,
ook wanneer uit het advies van het Capaciteitsorgaan blijkt dat er meer tandartsen
moeten worden opgeleid. Het één sluit het ander niet uit.
Op dit moment doet het Capaciteitsorgaan onderzoek naar de capaciteit in de mondzorg.
Het Capaciteitsorgaan heeft aangegeven voor de kwalitatieve analyse afhankelijk te
zijn van de betrokken partijen in de mondzorg, zoals bijvoorbeeld de beroepsverenigingen,
omdat het hierbij om een door de sector gedragen advies gaat. Bij deze kwalitatieve
analyse zullen parameters als epidemiologie, vakinhoudelijke ontwikkelingen, efficiency
en inzet van aanverwante disciplines zoals taakherschikking worden meegenomen. Eind
2018 verwacht ik van het Capaciteitsorgaan een actuele kwantitatieve analyse van de
capaciteit in de mondzorg, welke begin 2019 gepreciseerd zal worden met een kwalitatieve
analyse.
De Minister van OCW en ik zullen uw Kamer voor de Voorjaarsnota informeren over wat
de kosten zijn van het opvolgen van het advies van het Capaciteitsorgaan over het
benodigde aantal opleidingsplaatsen Tandheelkunde en Mondzorgkunde.
116. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister te verhelderen waarom
mondhygiënisten die voor 2006 zijn afgestudeerd niet in aanmerking zouden kunnen komen
voor de zelfstandige bevoegdheid.
In 2002 is de opleiding tot mondhygiënist aangepast van een 3-jarige naar een 4-jarige
hbo bachelor. Het behandelen van primaire caviteiten is toegevoegd aan het curriculum.
In 2006 zijn de eerst mondhygiënisten «nieuwe-stijl» afgestudeerd. Mondhygiënisten
die voor die tijd zijn afgestudeerd hebben niet de benodigde scholing gehad voor het
toekennen van de drie voorbehouden handelingen. Ook door tandartsen is tijdens de
internetconsultatie ingebracht dat 2- en 3-jarig opgeleide mondhygiënisten niet voldoende
zijn opgeleid. Daarom krijgen alleen de na 2006 afgestudeerde mondhygiënisten de bevoegdheden
toegekend.
117. Ook vragen deze leden hoe groot de groep mondhygiënisten, afgestudeerd na 2006,
zal zijn die naar verwachting zal kiezen voor registratie.
Voor meer informatie over de verwachte deelname aan het experiment verwijs ik u naar
het antwoord op vraag 71 en 72.
118. Hiernaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe geborgd wordt dat er
met de taakherschikking voldoende aandacht blijft voor preventie.
Ik wil u verwijzen naar het antwoord op vraag 39.
119. Genoemde leden willen weten hoe de Minister voorkomt dat de kwaliteit van de
zorg in het gedrang komt als het aan de geregistreerd-mondhygiënist zelf is om een
afweging te maken of deze een bepaalde behandeling wel of niet kan uitvoeren.
(Geregistreerd-)Mondhygiënisten zijn geschoold in het maken van deze inschatting en
weten wanneer zij moeten doorverwijzen naar een tandarts. Zij staan, net als nu, onder
toezicht van de IGJ en zullen zo nodig over hun handelen verantwoording moeten afleggen
bij de tuchtrechter.
120. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister ervoor wil gaan zorgen
dat het onderscheid tussen mondhygiënist en geregistreerd-mondhygiënist straks voldoende
helder is voor de patiënt.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier