Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Asscher en Gijs van Dijk over het mislukken van een pensioenakkoord
Vragen van de leden Asscher en Gijs vanDijk (beiden PvdA) aan de Minister-President en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het mislukken van een pensioenakkoord (ingezonden 23 november 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens Minister-President
Rutte (ontvangen 28 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Echt verdrietig over mislukken pensioenakkoord»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het kabinet en werkgevers bereid waren de koppeling tussen de levensverwachting
en de AOW-leeftijd los te koppelen? Klopt het dat het voorliggende voorstel eruit
bestond dat een jaar extra levensverwachting zou worden vertaald in zes tot acht maanden
later pensioen? Kwam deze garantie, van het loslaten van de koppeling, ook daadwerkelijk
zwart op wit in het akkoord te staan? Welke rol zou dan de voorgestelde commissie,
die hierover zou adviseren, hebben?
Antwoord 2
Binnen het totaalpakket van maatregelen rond de vernieuwing van het pensioenstelsel
heeft het kabinet met sociale partners ook gesproken over de vormgeving van de koppeling
van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting op lange termijn. Onderdeel van het akkoord
was de afspraak dat een externe commissie zou gaan onderzoeken hoe de levensverwachting
zich zal ontwikkelen, en wat op lange termijn vanuit gezondheid en betaalbaarheid
een redelijke verhouding zou zijn tussen de duur van het werkzame leven en de duur
van het pensioen. Bij dit onderzoek zouden verschillende varianten voor de koppeling
tussen de ontwikkeling van de levensverwachting en de AOW- en pensioenrichtleeftijd
worden uitgewerkt, alsmede alternatieven voor de inpassing van die varianten in houdbare
overheidsfinanciën. Het volgende kabinet zou dan op basis van het advies van de commissie
een besluit kunnen nemen.
Vraag 3
Is het waar dat door deze koppeling, ingaande pas vanaf 2024, direct effect zou hebben
op houdbaarheid? Zou dit dan daadwerkelijk «een plek op het strafbankje van de EU»
opleveren?
Antwoord 3
Het houdbaarheidssaldo is een maatstaf voor de overheidsfinanciën op de lange termijn.
Het loslaten van de koppeling tussen AOW-leeftijd en levensverwachting zorgt in de
toekomst voor een lagere structurele werkgelegenheid, hogere overheidsuitgaven en
lagere premie-inkomsten. Ook als die effecten pas in de toekomst optreden, werken
ze nu al (negatief) door in het houdbaarheidssaldo. Het is goed gebruik, en in lijn
met de uitgangspunten van het begrotingsbeleid, deze negatieve gevolgen op te vangen
door dekkingsmaatregelen te nemen en de rekening niet door te schuiven naar toekomstige
generaties. De Europese begrotingsregels kijken met name naar het EMU-saldo, de staatsschuld
en het structurele saldo. De hogere uitgaven en lagere inkomsten zouden – zonder compenserende
maatregelen – na 2024 het EMU-saldo en het structurele EMU-saldo verslechteren, elementen
waarop binnen het stabiliteits- en groeipact van de Europese Unie wordt gestuurd.
Vraag 4
Klopt het dat de RVU-heffing in de laatste drie jaar voor uittreding gehalveerd zou
worden en het laatste jaar voor uittreding een boete van nul zou gelden?
Antwoord 4
Het kabinet heeft zich bij de gesprekken met de sociale partners bereid getoond om
als onderdeel van een totaalpakket van afspraken over de vernieuwing van het pensioenstelsel
ook afspraken te maken over onderwerpen die raken aan duurzame inzetbaarheid van (oudere)
werkenden. Duurzame inzetbaarheid gaat over het investeren in werknemers, maar raakt
ook aan de mogelijkheden voor deeltijdpensioen en vroegpensioen. De RVU-heffing is
een van de instrumenten die daarbij een rol speelt. Verlaging van de RVU-heffing in
de laatste jaren voor de AOW-leeftijd maakte zodoende onderdeel uit van het totaalpakket.
Daarbij zijn in de onderhandelingen meerdere varianten besproken. Als ultieme stap
heeft de onderhandelaarsdelegatie – onder voorbehoud van afstemming binnen het kabinet
en als onderdeel van het totaalpakket – aangeboden de RVU-heffing te laten vervallen
voor personen in het laatste jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarbij zou de
boete twee jaar voor uittreding gehalveerd worden. Helaas is het echter niet gelukt
tot overeenstemming gekomen over een totaalpakket.
Vraag 5
Klopt het dat zzp’ers financieel ondersteund zouden gaan worden bij het opbouwen van
een pensioen? Wat is de reden om dit alleen vrijwillig te doen en niet gewoonweg te
verplichten? Zou de dekking van deze financiële ondersteuning, zoals VNO-NCW-voorzitter
De Boer aangeeft, voor een deel gefinancierd worden uit bestaande werkgeverssubsidies?
Waaruit zou de bekostiging nog verder bestaan?
Antwoord 5
Er zijn verschillende mogelijkheden om de pensioenopbouw van zelfstandigen te verbeteren.
Het afschaffen van de doorsneesystematiek, zoals in het regeerakkoord is benoemd,
maakt het pensioenstelsel beter toegerust op de mogelijkheid dat zelfstandigen vrijwillig
kunnen aansluiten of aangesloten blijven. Daarnaast is het mogelijk om te kijken of
zelfstandigen makkelijker kunnen toetreden tot de tweede pijler via bijvoorbeeld het
oprichten van een speciaal fonds voor zelfstandigen (bijvoorbeeld een APF of PPI).
Voor een verplichte pensioenopbouw van zelfstandigen is onvoldoende politieke steun.
Wanneer meer zelfstandigen pensioen zullen gaan opbouwen heeft dat ook budgettaire
gevolgen, die onderdeel waren van het totaalpakket.
Het totaalpakket van maatregelen rond de vernieuwing van het pensioenstelsel waarover
het kabinet in gesprek was met de sociale partners had een omvang van circa € 7 miljard.
Het op de rijksbegroting inpassen van dit pakket aan maatregelen betekent dat er forse
incidentele bijstellingen van de uitgaven nodig zouden zijn, vooral in de jaren 2020–2024.
Om ongewenst grote effecten te voorkomen en op langere termijn prudent financieel
beleid te voeren, was het kabinet bereid de kosten te spreiden over een termijn van
15 jaar. Aangezien het niet is gelukt om binnen een totaalpakket hierover afspraken
te maken, is het niet opportuun om verder in te gaan op mogelijke dekkingsmaatregelen.
Vraag 6
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat aanstaande dinsdag?
Antwoord 6
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Rooijen
(50PLUS), ingezonden 23 november 2018 (vraagnummer 2018Z22068)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister-president
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.