Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over het bericht ‘Windparkbouwers vrezen tulpenmanie als Wiebes gaat veilen’
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Windparkbouwers vrezen tulpenmanie als Wiebes gaat veilen» (ingezonden 26 oktober 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 27 november
2018).
Vraag 1
Herinnert u zich het bericht «Windparkbouwers vrezen tulpenmanie als Wiebes gaat veilen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich dat u op Kamervragen heeft geantwoord dat vier partijen bereid waren
het windpark zonder overheidsgaranties te bouwen?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat deze in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor
de toekomst bieden dat alle nog aan te besteden windparken subsidieloos kunnen worden
gebouwd, bijvoorbeeld wanneer windmolenparken verder uit de kust worden gebouwd of
wanneer de productie van duurzame elektriciteit op momenten van veel wind de vraag
overstijgt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ja. Om deze reden behoud ik de mogelijkheid voor een procedure met subsidieverlening
in de Wet windenergie op zee.
Vraag 4
Deelt u de analyse dat Contracts for Difference (CfD) positiever is voor de overheidsfinanciën
dan de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+), aangezien bij zowel
de SDE+ als CfD de overheid de onrendabele top vergoed maar bij CfD in tegenstelling
tot de SDE+ de windparkeigenaar ook moet betalen aan de staat wanneer de marktprijs
hoog is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Windenergie op zee is niet bedoeld als verdienmodel voor de Staat. Het verschil tussen
de SDE+ (one-way) en een «contract for difference» zoals in het Verenigd Koninkrijk
(two-way) is dat bij de SDE+ de marktpartij de inkomsten mag houden als de marktprijs
boven het tenderbedrag komt en bij een «two-way contract for difference» dit aan de
overheid moet afdragen. Bij een concurrerende tender voor de SDE+ zal de marktpartij
het bedrag dat hij mag houden in mindering brengen op het tenderbedrag. Bij een lager
tenderbedrag is de kans kleiner dat de overheid het verschil tussen de marktprijs
en tenderbedrag moet betalen en is het bedrag dat de overheid moet betalen bovendien
ook lager. Daarmee brengt de SDE+ minder risico’s voor de overheidsfinanciën met zich
mee dan een «two-way contract for difference».
Vraag 5 en 6
Herinnert u zich dat u heeft geantwoord dat de optie van veilen met een gegarandeerde
ondergrens van de stroomprijs niet in de wet kan worden opgenomen, omdat een subsidie
of garantie alleen verleend kan worden voor iets dat zonder die subsidie of garantie
niet zou gebeuren? Wat is het verschil met de SDE+, waarbij ook een subsidie verleend
wordt en die wel als optie in de wet is/wordt opgenomen?
Bent u bereid CfD's en veilen met een ondergrens als optie, dus niet als standaard
of als enige opties, op te nemen in de wet Windenergie op zee, naast de opties veilen
en SDE+? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 6
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet windenergie op zee ondersteunt de plannen
voor de uitrol van windenergie op zee tot 2030 (Kamerstuk 33 561, nr. 42). De Wet windenergie op zee kent nu twee methoden om een vergunning te verlenen:
gekoppeld aan de subsidieverlening (op dit moment de SDE+) en een vergelijkende toets.
Met het wetsvoorstel worden twee methoden om de vergunning te verlenen toegevoegd:
een vergelijkende toets met financieel bod en een veiling. Dit geeft meer mogelijkheden
om de vergunning te verlenen indien er geen subsidie noodzakelijk is. Het wetsvoorstel
maakt het daarnaast mogelijk om de vergunningsduur met tien jaar te verlengen waardoor
het windpark langer CO2-vrije elektriciteit kan produceren. Ook regelt het wetsvoorstel dat de vergunning
onder de opschortende voorwaarde van een bankgarantie verleend kan worden met het
oog op tijdige realisatie van het windpark. Om die redenen heb ik aangegeven dat het
niet wenselijk is om langer te wachten met indienen van het wetsvoorstel.
De Wet windenergie op zee kan de vergunningverlening voor een windpark op zee koppelen
aan de subsidieverlening. Degene die de subsidiebeschikking krijgt, krijgt automatisch
ook de vergunning om het windpark bouwen en exploiteren. De grondslag voor een subsidieverlening
zelf ligt niet in de Wet windenergie op zee, maar in de Kaderwet EZ-subsidies. Onder
andere de SDE+ vindt zijn juridische grondslag in de Kaderwet EZ-subsidies.
Op basis van de Wet windenergie op zee kan eerst worden nagegaan of er een marktpartij
bereid is het windpark zonder overheidssubsidie of garantie te bouwen en exploiteren.
Als dit niet het geval is kan via de procedure met subsidieverlening de vergunning
alsnog worden verleend aan degene die de subsidiebeschikking krijgt. Dit betekent
dat de vergunning wordt verleend aan de aanvrager die als hoogste wordt gerangschikt
bij de vergelijkende toets (eventueel met financieel bod) of de veiling en een bedrag
van 0 of meer euro aan de overheid betaalt, of aan de aanvrager die de subsidiebeschikking
krijgt (want dan is sprake van de daaraan gekoppelde vergunning). De combinatie van
een betaling van 0 of meer euro aan de overheid en een overheidssubsidie of -garantie
is daarmee niet aan de orde. Als er een SDE+ beschikking wordt verleend, wordt er
niet tegelijk ook betaald via bijvoorbeeld een veiling.
De procedure met subsidieverlening maakt momenteel gebruik van de SDE+. De SDE+ wordt
ook wel een «one-way contract for difference» genoemd. Wanneer de elektriciteitsprijs
boven de geboden prijs uitkomt, mag de producent het verschil bij de SDE+ houden,
terwijl bij een «contract for difference» de producent het verschil aan de overheid
betaalt. Bij de SDE+ zal de producent dit verschil inzetten om een lagere prijs te
bieden of geen subsidie te vragen. De SDE+ kan net als «contract for difference» de
door de windsector gevraagde garantie op inkomsten geven indien dit nodig blijkt.
Tegelijk houdt «contract for difference» de subsidieverplichting overheid-producent
in stand. «Contract for difference» kan in tegenstelling tot de SDE+ niet 0 worden,
omdat het windpark dan geen inkomsten zou hebben. Daarmee worden windparken op zee
bij een «contract for difference» nooit een volledig onderdeel van de elektriciteitsmarkt.
Als «contract for difference» wel gewenst is, vergt dit een apart tweede complex wetstraject
gericht op een wettelijke basis voor «contract for difference». De huidige Kaderwet
EZ-subsidies biedt die wettelijke basis niet. «Contract for difference» vergt vermenging
van subsidiekader en heffingenkader in één instrument. Afhankelijk van de daadwerkelijke
ontwikkeling van de elektriciteitsprijs is een «contract for difference» immers over
de looptijd per saldo bij hoge elektriciteitsprijzen een betaling aan de overheid
(heffing) of bij lage elektriciteitsprijzen een ontvangst van de overheid (subsidie).
In tegenstelling tot het Verenigd Koninkrijk heeft Nederland een gescheiden stelsel
van enerzijds subsidies op basis van de Algemene wet bestuursrecht en uitgewerkt in
sectorale wetgeving, en anderzijds belastingen op basis van de Grondwet en uitgewerkt
in diverse belastingwetten.
De subsidieregeling, of het nu SDE+ is of «contracts for difference, is dus geen onderdeel
van de Wet windenergie op zee. De Wet windenergie op zee bevat alleen een procedure
met subsidieverlening. Welke vorm van subsidieverlening of overheidsgarantie wordt
toegepast, wordt niet bepaald in de Wet windenergie op zee. De Wet windenergie op
zee bepaalt alleen dat de vergunning voor een kavel kan worden verleend aan degenen
die ook de subsidiebeschikking of overheidsgarantie voor dat kavel krijgt. De vergunning
verlenen aan degene die de SDE+-beschikking of het «contract for difference» krijgt,
past daarmee beiden binnen de kaders van de Wet windenergie op zee. Invoeren van «contract
for difference» vergt wel een apart tweede complex wetstraject gericht op een wettelijke
basis voor «contract for difference».
Vraag 7
Klopt het dat uw inzet in het Klimaatakkoord is om geen budget meer te hoeven reserveren
voor windenergie op zee voor de periode na 2025? Zo nee, wat is er dan wel aan budget
begroot? Zo ja, betekent dit dat u na 2025 de SDE+ niet meer gaat toepassen ook als
een veiling na die periode geen geschikte partij oplevert?
Antwoord 7
In de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord
(Kamerstuk 32 813, nr. 220) heeft het kabinet aangegeven de inzet voor kostenreductie en de ambitie om na 2025
geen gebruik meer te maken van de SDE+ voor hernieuwbare elektriciteitsproductie te
waarderen. Met de verdere groei van het aandeel hernieuwbare elektriciteit is het
van belang dat investeringen in hernieuwbare elektriciteit op termijn zonder subsidie
tot stand komen. Naast de SDE+ acht het kabinet het beprijzen van de uitstoot van
CO2 een belangrijke bouwsteen van effectief klimaatbeleid. De meeste tenders van de routekaart
windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 42) zullen voor of in 2025 plaatsvinden met het oog op realisatie van de windparken
uiterlijk in 2030. Tussen tender en realisatie zit circa vier jaar. Beslissingen over
reserveringen voor windparken die in deze periode worden gerealiseerd zijn aan aankomende
kabinetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.