Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Markuszower over het bericht 'Rechters te makkelijk gewraakt’
Vragen van het lid Markuszower (PVV) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Rechters te makkelijk gewraakt» (ingezonden 23 oktober 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 28 november 2018). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 633.
Vraag 1
Kent u het bericht «Opluchting voor rechters en OM; Rechters wraken wordt moeilijker»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft het openbaar ministerie (OM) tezamen met rechters gepleit voor het beperkter
toepassen van de mogelijkheid rechters te wraken? Zo ja, was dat met uw medeweten?
Zo ja, gebruikt u deze wens van leden van de rechtspraak voor uw eigen politieke agenda
om zo politieke opponenten, zoals de heer Wilders, te beperken in hun recht op onafhankelijke
rechtspraak?
Antwoord 2
In antwoord op Kamervragen d.d. 1 mei 2018 over het recht op een eerlijk proces versus
misbruik van procesrecht heb ik uw Kamer laten weten dat ik deze kwestie aan de orde
zou stellen bij het OM, de rechtspraak en de advocatuur.2 In dat verband hebben het College van procureurs-generaal (hierna: het College) en
de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad) mij deze zomer per brief geïnformeerd
over hun inzichten.3 Het College en de Raad merken in hun brief op dat zij meer flexibiliteit in de afdoening
van wrakingsverzoeken wenselijk achten. Reden hiervoor is het vertragende effect van
een wrakingsverzoek op de onderliggende procedure en daarmee op de doorlooptijd in
combinatie met het gegeven dat in de praktijk verhoudingsgewijs slechts een gering
aantal wrakingsverzoeken wordt toegewezen.
Ik zal de brief van het College en de Raad betrekken bij de verdere gedachtevorming
over al dan niet wettelijke mogelijkheden om oneigenlijk gebruik van de wrakingsprocedure
tegen te gaan.
Vraag 3
Indien het antwoord op vraag 2 ja is, bent u niet van mening dat rechters en het OM
onafhankelijk van elkaar moeten opereren? Waarom is dit hier niet gebeurd?
Antwoord 3
Het feit dat het College en de Raad met elkaar hebben overlegd, gedeelde inzichten
hebben en daarover gezamenlijk een brief hebben geschreven, betekent niet dat rechters
en het OM niet onafhankelijk zijn.
Vraag 4, 5 en 6
Heeft de Hoge Raad met haar recente uitspraak de waarborging van de onpartijdigheid
van de rechterlijke macht zoals vastgelegd in de artikelen 512–515 Wetboek van Strafvordering
(wraking en verschoning van rechters), beperkt? Zo ja, bent u van mening dat de Hoge
Raad op de stoel van de wetgever is gaan zitten? Zo ja, behoeft de uitspraak van de
Hoge Raad reparatie middels nieuwe wetgeving? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit uitgebreid
beargumenteren en onderbouwen?
Kunt u aangeven welke beslissingen van rechters nu nog wel onder de reikwijdte van
de artikelen 512–515 Wetboek van Strafvordering vallen?
Wordt de ruimte om geslaagd een beroep te doen op de artikelen 512–515 SV voor de
90% van alle wrakingsverzoeken die worden gedaan omdat er gerede twijfel is aan de
onafhankelijkheid van de rechter (onderzoekers stellen dat 10% van de wrakingsverzoeken
worden gedaan om «zand in de machine te strooien»), nu niet beperkt? Kunt u, ook aan
de hand van voorbeelden, uw antwoord op deze vraag uitgebreid beargumenteren en onderbouwen?
Antwoord 4, 5 en 6
De Hoge Raad heeft recent in twee zaken uitspraak gedaan die betrekking hebben op
de wrakingsprocedure. De Hoge Raad oordeelt daarin dat wraking van rechters in strafzaken
niet mogelijk is op de grond dat zij onwelgevallige (tussen)beslissingen hebben genomen,
bijvoorbeeld wanneer het gaat om een afwijzing van een getuigenverzoek. Dit geldt
in beginsel ook voor de motivering van deze beslissingen. Tegen deze beslissingen
kan iemand opkomen door tegen de beslissing hoger beroep of beroep in cassatie in
te stellen. De Hoge Raad oordeelt verder dat als de wrakingskamer van oordeel is dat
evident misbruik van de wrakingsprocedure wordt gemaakt, deze kamer de mogelijkheid
heeft om een wrakingsverzoek direct buiten behandeling te laten zonder dat een zitting
wordt gehouden. Ook hierbij geldt dat als de wrakingskamer naar het oordeel van de
verzoeker een wrakingsverzoek ten onrechte niet in behandeling zou hebben genomen,
de verzoeker via de reguliere rechtsmiddelen het oordeel van een hogere rechter kan
inroepen omtrent de (gestelde) onpartijdigheid van de rechter.
Beide uitspraken zijn in lijn met de nu geldende wetgeving en jurisprudentie. De uitspraken
van de Hoge Raad geven geen aanleiding tot het voorstellen van wijziging van wetgeving.
Ik zal de uitspraken en de brief van het College en de Raad, samen met de consultatieadviezen
die ik heb ontvangen met betrekking tot boek 6 van het gemoderniseerde Wetboek van
Strafvordering, wel betrekken bij de verdere gedachtevorming over al dan niet wettelijke
mogelijkheden om oneigenlijk gebruik van de wrakingsprocedure tegen te gaan.
Vraag 7
Hebben de rechters en het OM in de zomer al aangedrongen op nieuwe regels met uw medeweten?
Zo ja, waarom heeft u hier de Kamer niet over geïnformeerd?
Antwoord 7
Zie ook het antwoord op vraag 2 en het antwoord op vragen 4, 5 en 6. Ik zal de Kamer
informeren zodra de verdere gedachtenvorming over dit onderwerp is afgerond.
Vraag 8 en 9
Welke maatregelen gaat u nemen zodat de rechters en het OM niet meer op de stoel van
de wetgever gaan zitten?
Wilt u een en ander terugdraaien? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
Zie het antwoord op vragen 4, 5 en 6 en op vraag 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.