Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over de gehanteerde leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de gehanteerde leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders (ingezonden 19 september 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 27 november 2018). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 239.
Vraag 1
Bent u bekend met het in juni 2018 verschenen onderzoek van de Raad voor Volksgezondheid
en Samenleving over leeftijdsgrenzen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de huidige leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders voor het aanvragen
van beginseltoestemming om over te gaan tot adoptie 42 jaar is? Op basis waarvan is
gekozen voor deze grens? Liggen hieraan wetenschappelijke onderzoeken ten grondslag?
Zo ja, welke?
Antwoord 2
De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna: Wobka) kent geen absolute
leeftijdsgrenzen voor aspirant-adoptiefouders. In de Wobka zijn twee leeftijdsgrenzen
opgenomen die voor aanvragers van een beginseltoestemming van belang zijn.
De eerste betreft de leeftijd van aspirant-adoptiefouders op het tijdstip van indiening
van hun aanvraag voor een beginseltoestemming. In de Wobka is bepaald dat aspirant-adoptiefouders
die op het tijdstip van de indiening van hun aanvraag 42 jaar of ouder zijn, niet
in aanmerking komen voor een beginseltoestemming, tenzij sprake is van bijzondere
omstandigheden die naar het oordeel van de Minister voor Rechtsbescherming inwilliging
van de aanvraag wenselijk maken (artikel 5, vijfde lid, onderdeel b).
De tweede houdt verband met de duur waarvoor een beginseltoestemming geldig is en
geldt voor alle aspirant-adoptiefouders. De Wobka bepaalt dat een beginseltoestemming
voor 4 jaar kan worden verleend of verlengd. De duur waarvoor de beginseltoestemming
wordt verleend of verlengd mag echter niet het tijdstip overschrijden waarop een van
de aspirant-adoptiefouders 46 jaar wordt, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe
aanleiding geven (artikel 3, eerste lid).
De leeftijdsgrens van 42 jaar geldt sinds 1 september 1987, nadat deze eerst gesteld
was op 40 jaar. Deze leeftijdsgrens was aanvankelijk opgenomen in de Vreemdelingencirculaire2 en is met de inwerkingtreding van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen op 15 juli
1989 wettelijk verankerd. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat aan deze leeftijdsgrens
een advies van de werkgroep Adoptievoorbereiding Buitenlandse Pleegkinderen (werkgroep
Boeke) en het College van Advies voor de Kinderbescherming ten grondslag lag.3 Beide stelden dat het belang van het kind vereist dat zijn adoptiefouders, mede met
het oog op de toekomst, niet te oud zijn. Uit adviezen van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming d.d. 25 september 20064 en 1 november 20125 blijkt wat de achtergrond daarvan is. De bijzondere kwetsbaarheid van buitenlandse
adoptiekinderen (als gevolg van separatie van ouders en verzorgers, slechte hechtingservaringen,
ondervoeding en verwaarlozing) stelt zware eisen aan adoptiefouders. Zij moeten in
staat zijn om eventuele problemen van het kind, zeker als het kind in de puberteit
komt, het hoofd te bieden. Naarmate adoptiefouders ouder worden, nemen hun flexibiliteit
en draagkracht af. Ook is de kans op overlijden van de adoptiefouders en daarmee een
volgende verlieservaring voor het kind groter.
De leeftijdsgrens van 46 jaar is met een wijziging van de Wet opneming buitenlandse
pleegkinderen op 31 mei 1995 ingevoerd. Deze leeftijdsgrens hangt samen met het in
de wet genoemde maximumleeftijdsverschil tussen aspirant-adoptiefouders en het op
te nemen kind van 40 jaar en de eis dat een buitenlands adoptiekind op het tijdstip
van binnenkomst in Nederland niet de leeftijd van zes jaar mag hebben bereikt.6 Het maximumleeftijdsverschil is ook ingegeven vanuit het belang van het kind. De
leeftijdsgrens van 46 jaar was tot 1 januari 2009 een absolute leeftijdsgrens. Ook
gold tot dat tijdstip een absolute leeftijdsgrens van 44 jaar voor aanvragers. Deze
absolute leeftijdsgrenzen voor aspirant-adoptiefouders zijn als gevolg van het amendement
van de toenmalige Kamerleden Wolfsen, Pechtold en Azough (amendement Wolfsen)7 uit de wet geschrapt.
Vraag 3
Bent u bekend met de in dit jaar verschenen onderzoeken en prognoses van het Centraal
Bureau voor de Statistiek, waaruit blijkt dat vrouwen op een steeds latere leeftijd
kinderen krijgen en mensen in Nederland langer leven in goede gezondheid?8
9
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Uit welk jaar stamt de huidige wet- en regelgeving omtrent de leeftijdsgrens voor
aspirant-adoptieouders om in aanmerking te komen voor een adoptieprocedure? Wat was
de gemiddelde leeftijd van vrouwen waarop zij kinderen kregen toen deze wet- en regelgeving
werden opgesteld? Wat was de gezonde levensverwachting van mensen toen deze wet- en
regelgeving werden opgesteld?
Antwoord 4
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, is de leeftijdsgrens van 42 jaar op 1 september
1987 en de leeftijdsgrens van 46 jaar op 31 mei 1995 ingevoerd.
In 1987 was de gemiddelde leeftijd van vrouwen waarop zij kinderen kregen 28,7 jaar
en in 1995 30,2 jaar. Ter vergelijking: in 2017 was de gemiddelde leeftijd van vrouwen
waarop zij kinderen kregen 31,3 jaar.10
De gemiddelde levensverwachting van mensen die in 1987 42 jaar waren, was 79,02 jaar.
De gemiddelde levensverwachting van mensen die in 1995 46 jaar waren, was 79,79 jaar.
Ter vergelijking: de gemiddelde levensverwachting van mensen die in 2017 42 en 46
jaar waren, was respectievelijk 83,16 en 83,33 jaar.11
Wat betreft de gezonde levensverwachting van mensen heeft het CBS een differentiatie aangebracht in verschillende
varianten van gezonde levensverwachting en leeftijdsklassen. Ik verwijs daarvoor naar
de website van het CBS https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/71950ned/table?dl=ED77. De ontwikkeling van de gezonde levensverwachting laat een diffuus beeld zien. Of
sprake is van een stijging of daling hangt af van de variant van gezonde levensverwachting.
Zo is de levensverwachting zonder fysieke beperkingen toegenomen, maar de levensverwachting
zonder chronische ziektes afgenomen.
Vraag 5
Klopt het dat wanneer een van de aspirant-adoptieouders ouder is dan de leeftijdsgrens
terwijl de andere zich hier nog onder bevindt zij niet in aanmerking komen voor adoptie?
Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
Antwoord 5
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, zijn de leeftijdsgrenzen van 42 en 46 jaar
niet absoluut, maar kan daarvan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden.
Alleen echtgenoten kunnen een gezamenlijke aanvraag voor een beginseltoestemming indienen.
Voor de vraag of sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden, is bij een gezamenlijke
aanvraag de leeftijd van de oudste aspirant-adoptiefouder leidend. Deze keuze is ingegeven
vanuit het belang van het kind om beschermd te worden tegen een volgende verlieservaring
en verlies aan flexibiliteit en draagkracht van (een van) de adoptiefouders.
Vraag 6
Zijn er verschillen in de leeftijdsgrens van aspirant-adoptieouders bij een binnenlandse
en buitenlandse adoptie procedure?
Antwoord 6
In het Burgerlijk Wetboek (artikel 228, eerste lid, onderdeel c, van boek12 is een minimumleeftijdsverschil tussen adoptiefouders en het te adopteren kind van
18 jaar opgenomen. Voor binnenlandse adopties zijn in de wet geen maximumleeftijdsgrenzen
opgenomen.
De procedure en voorwaarden voor een binnenlandse adoptie als geregeld in het Burgerlijk
Wetboek, hebben betrekking op verschillende vormen van adoptie, zoals stiefouderadoptie
en de adoptie van een in Nederland afgestaan kind. Bij alle vormen van binnenlandse
adoptie geldt dat de rechter het verzoek van adoptiefouders toetst aan het kennelijk
belang van het kind. Hij laat zich over het kennelijk belang van het kind in veel
gevallen adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming.
Aan de gerechtelijke procedure voor de adoptie van een in Nederland afgestaan kind
gaat de procedure vooraf waarbij een ouder afstand doet van een kind. Binnen deze
procedure spelen Fiom, de Raad voor de Kinderbescherming en een gecertificeerde instelling
een rol. Hoe deze procedure verloopt en welke rol en verantwoordelijkheden deze organisaties
hebben, is vastgelegd in het Protocol Afstand ter adoptie.13 Tijdens deze procedure selecteert de Raad voor de Kinderbescherming drie geschikte
aspirant-adoptiegezinnen voor een kind waarvan afstand is gedaan. Bij deze selectie
wordt een maximumleeftijdsverschil van 40 jaar aangehouden tussen de oudste aspirant-adoptiefouder
en het te adopteren kind. In de praktijk betekent dit dat de oudste aspirant-adoptiefouder
op het moment van plaatsing van het kind in het gezin maximaal in zijn eenenveertigste
levensjaar kan zitten. In Nederland doen jaarlijks 15 á 25 vrouwen afstand van hun
kind.14 Het betreft zeer jonge en meestal gezonde kinderen.
Vraag 7
Zijn er mogelijkheden om af te wijken van deze grens? Zo ja, in welke gevallen en
aan welke voorwaarden moeten aspirant-adoptieouders voldoen om voor een dergelijke
uitzondering in aanmerking te komen?
Antwoord 7
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, kan bij een interlandelijke adoptie worden
afgeweken van de leeftijdsgrens van 42 en 46 jaar als sprake is van bijzondere omstandigheden.
In de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000 is uitgewerkt welke
omstandigheden in elk geval worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden om van
de leeftijdsgrens van 42 jaar af te wijken (artikel 2, tweede lid).15 Het betreft:
– de aannemelijk geworden geschiktheid voor de opvoeding en verzorging van een buitenlands
adoptiekind van twee jaar of ouder of met special needs,
– de aanwezigheid van een buitenlands adoptiekind dat als enig kind in het gezin van
de aspirant-adoptiefouders verblijft, mits het nog op te nemen buitenlands adoptiekind
jonger is dan dit reeds in het gezin aanwezige buitenlands adoptiekind, en
– de aanwezigheid van een broer of zus van het op te nemen buitenlandse adoptiekind
in het gezin van de aspirant-adoptiefouders.
Deze omstandigheden zijn niet limitatief. Bij het aannemen van bijzondere omstandigheden
is het belang van het kind altijd het uitgangspunt. Steeds zal uit onderzoek van de
Raad voor de Kinderbescherming moeten blijken dat geen sprake is van risicofactoren
voor de opvoeding en verzorging van het buitenlandse adoptiekind. Bij het onderzoek
maakt de gedragsdeskundige van de Raad voor de Kinderbescherming altijd gebruik van
psychologische vragenlijsten. In de praktijk worden deze bijzondere omstandigheden
ook toegepast bij de beoordeling van aanvragen tot verlening of verlenging van een
beginseltoestemming wanneer de aspirant-adoptiefouder de leeftijd van 46 jaar heeft
bereikt.
Voor binnenlandse adoptie verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Klopt het dat er in België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken geen
leeftijdsgrenzen gehanteerd worden voor aspirant-adoptieouders? Welke andere landen
binnen Europa hanteren geen leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders?
Antwoord 8
Uit navraag van de Centrale autoriteit bij de landen aangesloten bij het Intercountry
Adoption Network en het Verenigd Koninkrijk blijkt het volgende.
In België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken gelden geen wettelijke
maximumleeftijdsgrenzen voor aspirant-adoptiefouders. In België wordt de leeftijd
van aspirant-adoptiefouders meegenomen bij de beoordeling van hun geschiktheid. Duitsland
en Denemarken hanteren wel een maximumleeftijdsverschil tussen aspirant-adoptiefouders
en het te adopteren kind van respectievelijk 40 en 42 jaar. Daarnaast hanteren België,
Duitsland en Denemarken een minimumleeftijd voor (aspirant-)adoptiefouders van 25
jaar. Het Verenigd Koninkrijk hanteert een minimumleeftijd van 21 jaar.
Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Spanje, Zweden en Zwitserland hanteren ook geen maximumleeftijdsgrens
voor aspirant-adoptiefouders. Wel hanteert een aantal van deze landen een maximum-
en/of minimumleeftijdsverschil tussen aspirant-adoptiefouders en het te adopteren
kind, waarvan de duur verschilt per land. Ook hanteren deze landen een minimumleeftijd
voor aspirant-adoptiefouders.
Vraag 9 en 10
Klopt het dat er geen leeftijdsgrens is in Nederland om in aanmerking te komen voor
pleegouderschap? Zo ja, blijkt er uit de praktijk dat er wel behoefte is aan een leeftijdsgrens?
Waarom is er een verschil tussen de leeftijdgrens van aspirant pleeg- en adoptieouders?
Antwoord 9 en 10
Om in aanmerking te komen voor pleegouderschap geldt een minimumleeftijd van 21 jaar
(artikel 5.1, eerste lid, onderdeel a, van de Jeugdwet). Er is géén wettelijke maximumleeftijd
voor pleegouders. Het verschilt per vorm van pleegzorg hoe belangrijk de leeftijd
van een pleegouder is. Voor elk pleegkind moet gezien zijn/haar situatie bekeken worden
welke pleegouders zorg zouden kunnen bieden. De leeftijd van de pleegouders is dan
één van de aspecten die meegenomen wordt in de vraag of de pleegouders geschikt zijn
om dit specifieke kind op te vangen. Het belang van het kind staat voorop.
Bij deeltijdpleegzorg en crisisopvang is de leeftijd van pleegouders bijvoorbeeld
minder van belang dan bij langdurende pleegzorg (de zogenaamde opvoedvariant).
Bij een langdurende pleegzorgplaatsing van hele jonge kinderen (onder de 4 jaar) weegt
de leeftijd voor pleegouders als een belangrijke factor mee. Pleegzorgaanbieders zijn
vrij om hier nadere regels in te hanteren. De meest gehanteerde vuistregel bij de
opvoedvariant sluit aan op de wettelijke regels voor adoptie; al zijn er wel uitzonderingen
als de situatie daarom vraagt. Een veelvoorkomende uitzondering betreft de netwerkpleegzorg,
onder andere bij een plaatsing van een kleinkind bij diens grootouders (dit betreft
circa 15% van alle pleegzorgplaatsingen).
Vraag 11
Bent u bekend met het recent verschenen Modelreglement Embryowet van de Nederlandse
Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie en Vereniging voor Klinische Embryologie
waarin de leeftijdgrens voor het plaatsen van embryo’s van 49 jaar wordt gehanteerd?16
Antwoord 11
Ja. Zoals de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eerder in reactie
op schriftelijke vragen van de Eerste Kamer heeft aangegeven (Kamerstukken I 2016/17, 30 486, I, p. 6), is er geen relatie tussen de gestelde leeftijdsgrenzen bij in-vitrofertilisatie
die worden vastgesteld door de beroepsgroepen op basis van medische, medisch-psychologische
en medische-ethische overwegingen, en de leeftijdsgrens bij adoptie.
Vraag 12
Ontvangt u signalen dat de huidige leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders een
probleem is? Is bekend hoeveel wens adoptieouders hierdoor niet meer in aanmerking
zijn gekomen voor een adoptieprocedure?
Antwoord 12
Er zijn mij geen signalen bekend dat de huidige leeftijdsgrenzen door aspirant-adoptiefouders
als een probleem worden ervaren.
Zoals uit het antwoord op vraag 7 blijkt, vindt bij oudere aspirant-adoptiefouders
ook altijd een onderzoek naar hun geschiktheid plaats. De Stichting Adoptievoorzieningen
publiceert jaarlijks op haar website www.adoptie.nl cijfers over het aantal afwijzingen van aanvragen tot verlening van een beginseltoestemming.
Hierbij wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen afwijzingen wegens het niet voldoen
aan formele eisen, zoals het niet betalen van de voorlichtingskosten, en afwijzingen
in verband met niet gebleken geschiktheid.
Vraag 13
Vindt u dat, gezien alle ontwikkelingen, de leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders
om een adoptieprocedure te starten verhoogd dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Zo nee, wilt u dit onderzoeken aan de hand van het afwegingskader opgesteld naar aanleiding
van het onderzoek van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over leeftijdsgrenzen?
Zo ja, welke stappen gaat u de komende maanden hiertoe zetten?
Antwoord 13
Ik zie geen aanleiding om de leeftijdsgrenzen voor aspirant-adoptiefouders te verhogen.
Bij interlandelijke adoptie dient het belang van het kind voorop te staan. Dit uitgangspunt
is neergelegd in artikel 3 en 21 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind en
in het Haags Adoptieverdrag. Iedere gekozen leeftijd is altijd in zekere mate arbitrair.
Echter de leeftijdsgrenzen in de Wobka zijn opgenomen om het belang van het kind te
beschermen. Belangrijk daarbij is dat de huidige leeftijdsgrenzen niet absoluut zijn
en ruimte laten voor een individuele toetsing. Het huidige stelsel van leeftijdsgrenzen
is daarmee voldoende flexibel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.