Lijst van vragen : Lijst van vragen over de beantwoording vragen commissie over de wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met een wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs (Kamerstuk 35007-9)
2018D56392 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de beantwoording van de
commissiebrief inzake de gegevens van de doorberekening van de effecten van de rentemaatstaf
(Kamerstuk 35 007, nr. 9).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Nr.
Vraag
1
Klopt het dat bij de berekeningen voor de opbrengsten van de stelselherziening wordt
uitgegaan van een uitstaande totale schuld van 33,5 miljard euro in 2060? Wat is de
grondslag van deze inschatting? Kunt u bijvoorbeeld toelichten welke demografische
ontwikkelingen verwacht worden komende decennia, welk deel van de jongeren naar verwachting
hoger onderwijs zal volgen de komende decennia en wat de verwachte gemiddelde leenbedragen
de komende decennia zijn?
2
Kan er een overzicht worden gegeven van de projecteerde totale uitstaande studieschuld
tot 2030?
3
Wat was het gemiddelde verschil in rente tussen de 10-jaarsobligaties en 5-jaarsobligaties
in de periodes 1998–2008 en 1988–1998?
4
Kan, aanvullend op de tabel met maandbedragen bij verschillende inkomens, ook het
maandbedrag bij een inkomen van 50.000, 60.000 en 70.000 euro worden gegeven?
5
Wat betaalt de student bij een studieschuld van 11.000, 16.000, 21.000, 26.000 en
31.000 euro aan extra rente in totaal voor de komende 35 jaar rekening gehouden met
een (huishoud)inkomen van 37.000, 42.000, 47.000, 52.000, 57.000, 62.000 en 67.000
euro?
6
Kunt u bevestigen dat de afgelopen tien jaar, in tijden van historische lage rentes,
het gemiddelde verschil tussen de 5-jaars en 10-jaarrente 0,78% was? Hoeveel was het
renteverschil tussen de 5-jaars en 10 jaarrente in tijden zonder historische lage
rentes, wetende: 1998–2007 en 1988–1997?
7
Kunt u bevestigen dat het percentage studenten dat binnen 35 jaar zijn of haar schuld
zal aflossen, nog steeds op 86,4% wordt geraamd? Klopt het dat dit percentage uit
2014 stamt? Heeft het hogere terugbetaalbedrag vanwege de renteverhoging geen enkele
invloed op de zogenaamde aflosquote van 86,4%? Hoe actueel is dit percentage nog?
8
Kunt u bevestigen dat u in eerdere correspondentie richting de Kamer heeft aangegeven
dat de Staat nog steeds geld toelegt op studieleningen? Hoeveel legt de staat nu toe
op studieleningen? Kunt u dit kwantificeren?
9
Klopt het dat de berekeningen in de brief een «gemiddelde» studieschuld van 21.000
euro betreffen? Is dit gemiddelde gebaseerd op een rekensom inclusief of exclusief
studenten die niet (0 euro) lenen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.