Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Akerboom over het bericht dat 10 jaar lang pogingen van de EU en 1 miljard euro de opslag van CO2 niet van de grond hebben gekregen
Vragen van de leden Van Raan en Akerboom (beiden PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat 10 jaar lang pogingen van de EU en 1 miljard euro de opslag van CO2 niet van de grond hebben gekregen (ingezonden 30 oktober 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 23 november
2018).
Vraag 1
Kent u de berichten «CO2-beleid EU had geen effect» en «Milieusubsidies EU leveren weinig op, waaruit blijkt
dat 1 miljard euro en 10 jaar aan investeringen door de EU in CO2 opvang en opslag (CCS) niks hebben opgeleverd»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welk effect hebben de conclusies van de Europese Rekenkamer op uw visie ten aanzien
van de inzet van CCS-technieken?
Antwoord 2
De Europese Rekenkamer heeft op 23 oktober 2018 de resultaten gepubliceerd van haar
onderzoek naar Europese maatregelen om onder andere de afvang en opslag van CO2 te stimuleren. Dit betreffen twee EU-programma’s: het Europees energieprogramma voor
herstel (EEPR) en de NER300. De conclusie is dat beide programma’s er niet in geslaagd
zijn te zorgen dat CCS in de EU wordt toegepast, met name vanwege het ongunstige investeringsklimaat.
Het investeringsklimaat was ongunstig vanwege onzekerheden rond het regelgevingskader
en beleid, en vanwege de crisis en de lage marktprijs voor CO2 in het kader van de EU-ETS die investeringen onaantrekkelijk maakte. Deze omstandigheden
belemmerden innovatieprojecten terwijl de financiële risico’s van deze projecten hoog
waren. Deze factoren kunnen nu geen weerslag hebben op de ontwikkeling van CCS, omdat
er meer investeringszekerheid is vanwege de focus die in het regeerakkoord en binnen
het Klimaatakkoord ligt op de toepassing van CCS voor industriële processen die geen
kosteneffectief alternatief voor emissiereductie voor de korte termijn kennen. Daarnaast
is de ETS-prijs stijgende. Het kabinet ziet daarom CCS als een onderdeel in de mix
van maatregelen om de CO2-uitstoot terug te dringen.
Vraag 3, 9
Erkent u dat, gezien het feit dat CO2-opslag al meer dan 10 jaar niet van de grond komt, deze techniek onterecht als kortetermijnoplossing
wordt gezien? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat, mede gezien de uitspraak van de rechter en de bevindingen van
de Rekenkamer, het onverantwoord is om het CO2-reductiedoel voor 50% te laten afhangen van een techniek die al vele jaren niet van
de grond komt en zeer onzeker is? Zo nee, welke wetenschappelijke criteria worden
door u gehanteerd om te beoordelen of CCS een levensvatbare methode is?
Antwoord 3, 9
Afvang en opvang van CO2 is een bruikbare techniek om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren. Deze analyse wordt onderschreven door onafhankelijke instituten
als PBL, IPCC en IEA. Hoewel CCS wereldwijd nog in ontwikkeling is, bewijzen projecten
in onder andere Noorwegen, Canada en de VS dat CCS in praktijk technisch mogelijk
is en de veiligheidsrisico’s beheersbaar zijn. In Noorwegen wordt bijvoorbeeld met
het Sleipner-project sinds 1996 al CO2 onder de zeebodem opgeslagen. Nederland is bij uitstek geschikt om CCS toe te passen,
vanwege onze kennis van de ondergrond, de sterke clustering van onze energie-intensieve
industrie aan de kust en de nabijheid van beschikbare velden onder zee waarbij gebruik
kan worden gemaakt van schaalvoordelen en hergebruik van infrastructuur.
Vraag 4
Kent u de uitspraak van de rechter in het hoger beroep van de Klimaatzaak dat «de
mogelijkheid om in de toekomst met bepaalde technieken CO2 uit de atmosfeer te verwijderen zeer onzeker is en dat de klimaatscenario’s die van
dergelijke alternatieven uitgaan bij de huidige stand van zaken een laag realiteitsgehalte
hebben»?3
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Rekent u CCS ook onder de technieken waar de rechter naar verwijst? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welk effect heeft deze uitspraak van de rechter op uw visie op de inzet
van CCS-technieken?
Antwoord 5
De uitspraak van het gerechtshof heeft betrekking op de mate van broeikasgasreductie
in 2020. Daarbij heeft het hof overwogen dat de mogelijkheid om in de toekomst met
bepaalde technieken CO2 op een grote schaal uit de atmosfeer te verwijderen (negatieve emissies) nog onzeker
is. De toepassing van CCS voor de verduurzaming van industriële processen kan in de
regel niet worden gezien als een techniek die leidt tot negatieve emissies. CCS resulteert
alleen in negatieve emissies als de CO2 die wordt opgeslagen uit biomassa komt. Toepassing van CCS voor de verduurzaming
van industriële processen wordt, ook in scenario’s die niet uitgaan van negatieve
emissies, als een noodzakelijke techniek gezien om op kosteneffectieve wijze emissies
te reduceren.
Vraag 6, 7, 8
Deelt u de mening dat de «post onvoorzien» te weinig aandacht krijgt in de huidige
Nederlandse en internationale plannen ten aanzien van het beperken van de opwarming
van de aarde tot maximaal 1,5° Celsius? Zo nee, waarom niet?
Welke andere technieken en alternatieve plannen heeft u, in het licht van het beperken
van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5° Celsius, paraat indien CO2-opslag opnieuw blijkt te mislukken?
Deelt u de mening dat het verstandig zou zijn om in te spelen op de tegenvallende
resultaten van CCS door extra volumebeperkende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld
in de landbouw en in de luchtvaart, om zodoende tot minder uitstoot van broeikasgassen
te komen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6, 7, 8
Het uitsluiten van opties reduceert de kans dat we de doelen halen en kan de kosten
daarvan substantieel laten stijgen. Het kabinet ziet CCS als een onderdeel in de mix
van maatregelen om de CO2-uitstoot terug te dringen in de industrie, zie tevens het antwoord op vraag 2 en
3. In eerste instantie staat iedere sector voor de eigen taakstelling om de CO2-uitstoot naar beneden te krijgen.
Het recente rapport van de IPCC over 1,5 graden Celsius laat zien dat het beperken
van de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 graden Celsius ook mogelijk is zonder
de inzet van biomassa in combinatie met CCS. De implicaties van die scenario’s zijn
wel dat zeer grootschalig wordt ingezet op herbebossing, naast een zeer drastische
beperking van de mondiale uitstoot van CO2 via uitfasering van fossiele brandstoffen, grootschalige inzet van hernieuwbare energie,
maar ook vergaande maatregelen aan de vraagzijde, zoals energiebesparing en aanpassing
van leefstijlen en diëten. Om de kans te vergroten de temperatuurstijging te beperken
tot 1,5 graden Celsius moeten de mondiale reductie-inspanningen tot 2030 aanzienlijk
worden aangescherpt en zou de EU haar klimaatdoel moeten aanscherpen tot 55% reductie
in 2030. Aan die emissiereductie zullen alle sectoren een bijdrage moeten leveren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.