Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over het bericht ‘Helft van de promovendi is vrouw maar cum laude krijgen ze zelden’
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Helft van de promovendi is vrouw maar cum laude krijgen ze zelden» (ingezonden 25 oktober 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
21 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Helft van de promovendi is vrouw, maar cum laude krijgen
ze zelden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de cijfers die worden genoemd in het artikel? Klopt het dat mannen ten minste
anderhalf keer meer kans hebben om cum laude te promoveren dan vrouwen?
Antwoord 2
Deze cijfers worden niet bijgehouden. De cijfers die in dit NRC-artikel worden gebruikt
zijn afkomstig van individuele universiteiten en niet op dezelfde manier gemeten en
daardoor lastig vergelijkbaar. Ik kan deze cijfers dus niet bevestigen maar ik vind
het, net zoals de VSNU, wel een verontrustend signaal omdat het vrouwelijke wetenschappers
mogelijk al direct op achterstand zet op de carrièreladder. We hebben wel cijfers
over het aandeel vrouwen in wetenschappelijke functies waaruit blijkt dat het aandeel
vrouwen daalt met iedere stap op de carrièreladder. Zie ook het antwoord op vraag
8.
Vraag 3
Wat is precies het verschil in kans om cum laude te promoveren tussen mannen en vrouwen?
Hoe groot is dit verschil bij het behalen van een masterdiploma? Hoe groot is dit
verschil bij het behalen van een bachelordiploma?
Antwoord 3
Hierover zijn geen cijfers bekend, dit zal per universiteit verschillend zijn.
Vraag 4
Hangt de kans op cum laude promoveren samen met de discipline? Zijn er disciplines
waar duidelijk meer of minder mensen cum laude promoveren? Wordt dit verklaard doordat
er meer vrouwen in deze disciplines promoveren? Wat gebeurt er met het verschil als
gecontroleerd wordt voor discipline?
Antwoord 4
Ik heb geen gegevens of cum laude promoveren samen valt met disciplines. Wel weet
ik dat er daar grote verschillen bestaan tussen het aandeel vrouwelijke promovendi
per gebied uit het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP):2
Economie: 41%
Recht: 60%
Landbouw: 53%
Natuur: 37%
Taal en Cultuur: 56%
Gedrag & Maatschappij: 65%
Techniek: 27%.
Vraag 5
Herkent u het beeld dat de lagere kans voor vrouwen om cum laude te promoveren mogelijk
wordt veroorzaakt doordat de promotor en veel commissieleden vaak mannen zijn? En
dat de kwaliteit van de onderzoeker bij vrouwen vaak lager wordt ingeschat dan bij
mannen? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Antwoord 5
Uit dit artikel kan niet afgeleid worden of het verschil wordt veroorzaakt doordat
de promotor en veel commissieleden man zijn. Tegenwoordig wordt bij de samenstelling
van allerlei wetenschappelijke commissies rekening gehouden met de man-vrouwverhouding,
wat overigens niet automatisch betekent dat dit gelijke kansen voor mannen en vrouwen
creëert. Al dan niet onbewuste genderbias kan een belangrijke veroorzaker zijn voor
de ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. Onderzoek wijst uit dat er sprake
is van specifieke interpretatiepatronen voor het gedrag van mannen en vrouwen, die
sterk verbonden zijn aan traditionele opvattingen en verwachtingen ten aanzien van
mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. In de beoordeling van prestaties en competenties
van vrouwen (en mannen) spelen deze opvattingen een belangrijke rol. Mannen en vrouwen
verdienen gelijke kansen en moeten worden beoordeeld op hun capaciteiten zonder genderbias.
Ik wil daarom graag – samen met de kennisinstellingen – de onbewuste genderbias meer
aandacht geven, zowel bij de universiteiten, de onderzoeksinstituten als bij NWO-beoordelingscommissies.
Veel van net genoemde partijen zetten al eerste stappen op dit vlak. Het is van belang
dat ze methoden en resultaten met elkaar delen op het vlak van gelijke kansen en genderbias
en van elkaar leren.
Vraag 6
In hoeveel van de promotiereglementen wordt alleen gesproken over een mannelijke promovendus
en niet over een vrouwelijke? Vindt u dat wenselijk? Bent u bereid om met universiteiten
in gesprek te gaan om het neutraler formuleren van promotiereglementen te bevorderen?
Antwoord 6
Dit geldt vooralsnog slechts voor het promotiereglement van één universiteit. De desbetreffende
universiteit bespreekt dit volgende week in het college van promoties. Het onderwerp
staat op de agenda met de intentie om dit zo spoedig mogelijk aan te passen. Alle
andere universiteiten gebruiken ofwel hij/zij óf duiden in het promotiereglement aan
dat de vrouwelijke vorm dient te worden gelezen indien zij op een vrouwelijke persoon
of functionaris betrekking hebben. Universiteiten hebben aangegeven het belangrijk
te vinden dat eenieder zich herkent in de promotieregelingen.
Vraag 7
Wat vindt u van het voorstel voor een landelijk volgsysteem voor gepromoveerden, cum
laude gepromoveerden en de samenstelling van commissies? Zou dit kunnen helpen om
het probleem beter in beeld te krijgen? Wat zouden andere mogelijke oplossingen zijn?
Antwoord 7
Ik ben terughoudend met het opleggen van de plicht voor het verzamelen van nog meer
data in verband met de lastendruk. Maar we zijn met de VSNU in gesprek of het mogelijk
en zinvol is deze data te verzamelen omdat ze mogelijk van belang zijn in de gehele
carrièreladder van vrouwen.
Vraag 8
Deelt u de zorg van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) dat het aantal
vrouwelijke promovendi de afgelopen vijf jaar daalt en dat dit door kan werken in
het aantal vrouwelijke universitaire (hoofd-)docenten en het aantal hoogleraren?3
Antwoord 8
Er is sprake van een minimale daling in het aantal vrouwelijke promovendi de afgelopen
vijf jaar, van 44% in 2012 naar 43% in 2017. Ik vind het te vroeg om te spreken van
een trend maar ik blijf de ontwikkeling van deze cijfers nauwlettend volgen. Gelukkig
is er sprake van groeipercentages van het aantal vrouwelijke hoogleraren, UD’s en
UHD’s:4
UD van (2012) 35% naar 41% (2017)
UHD van (2012) 22% naar 29% (2017)
Hoogleraar van (2012) 16% naar 21% (2017).
Vraag 9
Deelt u de mening dat – omdat blijkt dat mensen die cum laude gepromoveerd zijn, vaker
binnen de universiteit blijven werken – het dus belangrijk is om ook naar de verschillen
tussen mannen en vrouwen te kijken aan de start van hun wetenschappelijke carrière?
Antwoord 9
Ik deel de mening dat het van belang is om aan de start van carrières al te kijken
naar de man-vrouw balans, daarvoor zijn gelijke kansen een vereiste. Ik wil mij in
mijn beleid niet alleen focussen op het aantal vrouwelijke hoogleraren maar op de
gehele carrièreladder.
Vraag 10
Bent u bereid om met universiteiten in gesprek te gaan om niet alleen naar een gelijke
man-vrouwverhouding te streven onder hoogleraren, maar ook te kijken naar de verschillen
die ontstaan bij promovendi?
Antwoord 10
Zie ook de antwoorden op vraag 2 en 9. Ik wil mij in mijn beleid focussen op de doorstroom
van vrouwen in de gehele academische ladder, van promovenda tot hoogleraar. Omdat
vrouwen mogelijk onterecht minder vaak het predicaat cum laude verkrijgen op basis
van hun sekse, kan dit vrouwelijke promovendi al direct op achterstand zetten op de
carrièreladder. Ik ga daarom in gesprek met de VSNU over de positieve effecten die
training kan bieden over impliciete associaties en genderbias voor promotiecommissies.
Zij kunnen daarbij leren van de recente pilots binnen de eigen geledingen en van de
pilots bij NWO. NWO (niet verantwoordelijk voor het promovendibeleid, dat zijn universiteiten)
doet op dit moment kennis op over het verminderen van de genderbias. Commissieleden
worden daar getraind om zich bewust te worden van de mogelijke genderbias bij de toekenning
van talentbeurzen. Ook hebben ze aandacht besteed aan gendered-taalgebruik in de call-teksten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.