Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over Ryanair die basis Eindhoven sluit
Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over Ryanair die basis Eindhoven sluit (ingezonden 23 oktober 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 20 november
2018)
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Thyssen wijst Ryanair terecht, maar kan niet ingrijpen»1 en met de Nederlandse deelname aan de alliantie voor een betere positie voor luchtvaartpersoneel?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het eens met de Eurocommissaris voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Vaardigheden
en Arbeidsmobiliteit, Marianne Thyssen, dat ook Ryanair zich moet houden aan nationale
wet- en regelgeving aangaande het arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht op het moment
dat er sprake is van arbeidscontracten die betrekking hebben op werknemers die in
en/of vanuit Nederland hun werkzaamheden verrichten en in Nederland woonachtig zijn?
Zo ja, bent u bereid om de Nederlandse wet- en regelgeving aangaande het arbeidsrecht
en sociale zekerheidsrecht te handhaven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Uit het arrest van het Europese Hof van Justitie van 14 september 20172 volgt dat personen met een arbeidscontract waarop het recht van toepassing is van
een ander land dan dat van waaruit zij gewoonlijk werken, zich tot een rechtbank kunnen
wenden in het land van waaruit zij gewoonlijk werken. Uit dit arrest volgt echter
niet dat het nationale arbeidsrecht van het land van waaruit zij gewoonlijk werken
van toepassing is. Wel is bepaald dat het begrip «thuisbasis» een belangrijke aanwijzing
vormt om «de plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt» te bepalen.
Hieruit volgt dat een medewerker met als thuisbasis Nederland zich doorgaans tot de
Nederlandse rechter kan wenden.
Zoals reeds aangegeven in de beantwoording op de Kamervragen3 van het lid Gijs van Dijk (PvdA) van 1 oktober jl., kunnen partijen op grond van
de Europese Rome I-verordening4 een keuze maken omtrent het recht dat van toepassing is op het arbeidscontract. Echter,
als door de gemaakte rechtskeuze het recht van een ander land van toepassing is, voorziet
de Rome I-verordening in een bescherming van de werknemer in het land waar hij gewoonlijk
werkt, doordat deze dan een beroep kan doen op gunstiger bepalingen van bijzonder
dwingend (arbeids)recht. Wanneer dit van toepassing is, is te bepalen door de Nederlandse
rechter.
Dit blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van 5 juli jl. van het Gerechtshof Den Bosch5, waarin het Hof heeft bepaald dat bepaalde wetsartikelen omtrent ontslag van dwingend
recht waren in de zin van Rome I, en dat deze meer bescherming boden dan het arbeidsrecht
van het keuzeland, waaruit volgde dat deze dwingendrechtelijke bepalingen van toepassing
waren op het arbeidscontract ter zake. Het is dus aan de Nederlandse rechter om te
bepalen onder welke omstandigheden het Nederlandse arbeidsrecht van toepassing is,
en niet aan de Nederlandse overheid. Daarnaast is het niet mogelijk om Nederlandse
wetgeving te maken die bedrijven dwingt om werknemers contracten aan te bieden waarop
het Nederlandse recht van toepassing is, aangezien de mogelijkheid tot rechtskeuze
is vastgelegd in een Europese verordening.
Naar mijn mening zouden buitenlandse luchtvaartmaatschappijen, net als de Nederlandse
maatschappijen, aan de Nederlandse arbeidswetgeving moeten voldoen voor hun personeel
dat gewoonlijk vanuit Nederland werkt, om oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden
te voorkomen. Om dit te benadrukken het ik met de ministers van Sociale Zaken van
België, Duitsland, Luxemburg en Italië op 31 oktober jl. een brief aan Ryanair topman
O’Leary gestuurd, waarin wij aangegeven dat we het wenselijk vinden dat Ryanair het
arbeidsrecht toepast van het land van waaruit de medewerkers gewoonlijk werken.
Met betrekking tot de socialezekerheidsbescherming bepaalt Verordening 883/2004 sinds
een wijziging in 20126 dat leden van het cockpit- en cabinepersoneel vallen onder de socialeverzekeringswetgeving
van de lidstaat waar hun «thuisbasis»7 zich bevindt. Dit betekent dat het Nederlands socialezekerheidsrecht van toepassing
is op werknemers met een thuisbasis in Nederland. Indien werknemers op grond van het
thuisbasis-beginsel van Verordening 883/2004 onder de Nederlandse socialezekerheidswetgeving
vallen, is tevens de verplichting van de werkgever tot loondoorbetaling bij ziekte
van toepassing8. Ik ben van mening dat de werkgever in dergelijke gevallen gehouden is aan de nationale
wet- en regelgeving betreffende de socialezekerheidsbescherming, waaronder de loondoorbetalingverplichting
bij ziekte, ook in het geval een dergelijke werknemer een arbeidsovereenkomst onder
het recht van een andere lidstaat heeft. Een medewerker kan naar de rechter stappen
wanneer deze verplichting niet nagekomen wordt.
Vraag 3
Bent u bereid om een illegaal collectief ontslag of een illegale collectieve overplaatsing
te voorkomen voordat Ryanair haar basis op vliegveld Eindhoven sluit per 5 november
2018, door de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bij Ryanair te laten
handhaven op het Nederlands recht rondom sluiting van een onderneming, waaronder op
adequate informatievoorziening aan de werknemers en een sluitingsvergoeding voor het
getroffen cabinepersoneel en de piloten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik hecht eraan dat Ryanair zich aan de toepasselijke regelgeving houdt omtrent ontslag
en overplaatsing. Ook in het geval van ontslagen en overplaatsing is het aan de Nederlandse
rechter om te bepalen of het Nederlandse arbeidsrecht of ontslagrecht van toepassing
is op medewerkers die gewoonlijk vanuit Nederland werken, aangezien dit een civiele
kwestie is. Zo kwam uit de uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 5 juli jl.9 naar voren dat Ryanair de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in overweging
had moeten nemen, en had moeten onderbouwen dat Ryanair een zwaarwichtig belang had
voor de gedwongen overplaatsing. De Rechtbank van Oost-Brabant10 kwam op 1 november tot eenzelfde conclusie. 16 Ryanair piloten hebben een kort geding
aangespannen tegen Ryanair naar aanleiding van de sluiting van de base in Eindhoven
per 5 november jl., waarin zij de rechtbank mede vroegen Ryanair te verbieden om ze
eenzijdig over te plaatsen, om hun loon door te betalen en om te zorgen dat ze bevoegd
blijven om een Boeing 737 te vliegen. Ook hier concludeerde de rechter dat deze onderwerpen
onder het Nederlands dwingend recht vallen. Er moet echter per geval door de rechter
naar de specifieke omstandigheden gekeken worden om te bepalen of medewerkers een
beroep kunnen doen op dwingrechtelijke bepalingen. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft hier geen toezichthoudende rol.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.