Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng van een schriftelijk overleg over aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding (Kamerstuk 29509-68)
2018D55051 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 8 oktober 2018 over het plan van aanpak voor het
ondersteunen van levensbegeleiders en geestelijke verzorgers (Kamerstuk 29 509 nr. 68).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van
aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders/geestelijke verzorgers. Genoemde
leden zien het belang van een goede ondersteuning bij belangrijke levensvragen en
gebeurtenissen. Naar hun mening is het belangrijk dat deze ondersteuning breed wordt
ingezet. Allereerst zijn deze leden van mening dat de ondersteuning niet alleen vanuit
religieus perspectief dient te worden ingezet. Daarnaast is geestelijke verzorging
niet alleen tijdens de laatste fase van het leven van belang, maar ook na heftige
gebeurtenissen, zoals het plotseling moeten leven met een (ongeneeslijke) ziekte of
het verlies van een dierbare. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen naar
aanleiding van de brief.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister de structurele inschakeling
van geestelijke verzorgers in de thuissituatie verder wil realiseren door te stimuleren
dat geestelijke verzorgers hun kennis kunnen delen, door de bekendheid van geestelijke
verzorging te vergroten en door de bekostiging van consulten. Op welke wijze zullen
de consulten precies worden bekostigd en in hoeverre is het mogelijk om na te gaan
of de extra financiële middelen voor de landelijke netwerken palliatieve zorg daadwerkelijk
worden ingezet voor de bekostiging van consulten? Op welke wijze wordt gemonitord
of de consulten breed worden ingezet voor enerzijds alle levensvragen en anderzijds
voor alle mensen die daaraan behoefte hebben, dus niet alleen ouderen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat sommige netwerken al
het initiatief hebben genomen tot het oprichten van centra voor levensvragen die voor
een breder publiek toegankelijk zijn. Genoemde leden vragen hoeveel van dit soort
centra er zijn. In hoeverre is op dit moment sprake van een landelijk dekkend netwerk?
Waar bevinden zich op dit moment nog geen centra voor levensvragen? Welke stappen
gaat de Minister concreet zetten om tot een landelijk dekkend netwerk te komen en
op welke termijn?
Voorts wil de Minister de bekendheid van geestelijke verzorging stimuleren, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Voor genoemde leden is het echter onduidelijk hoe de
Minister dit concreet gaat doen. Welke concrete acties gaat de Minister nemen, of
wie gaat deze opdracht op zich nemen? Wat wordt precies bedoeld met het matchen van
vraag en aanbod door de netwerken? Hoe zal dat gerealiseerd worden?
Voorts blijkt uit de brief dat er naast de 5 miljoen euro die structureel ingezet
wordt voor verbetering van de geestelijke verzorging, ook 2 miljoen euro over de netwerken
verdeeld wordt voor het opzetten van infrastructuur lokaal en in de regio. Tussentijds
zal er een evaluatie over de beoogde doelen plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie
vragen wat de beoogde doelen zijn. Heeft de Minister zich enkel kwalitatieve doelen
gesteld of zijn er ook kwantitatieve doelen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er daarnaast in 2019 en 2020 jaarlijks 3 miljoen
euro beschikbaar gesteld wordt voor de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging.
Genoemde leden vragen hoe dit budget precies zal worden ingezet. Is het budget enkel
bedoeld voor het actiegericht onderzoek en de overkoepelende ondersteuningsstructuur
of worden ook andere maatregelen hiervan gefinancierd? Wat wordt precies bedoeld met
een overkoepelende ondersteuningsstructuur? Wat wordt met deze structuur gedaan, aangezien
uit de brief blijkt dat de Minister niet zeker weet of behoefte is aan gezamenlijke
afspraken en het delen van informatie?
In de brief wordt aangegeven dat beide componenten, de structurele inschakeling en
de verdere ontwikkeling van geestelijke verzorging, dit najaar in meer detail worden
uitgewerkt. De leden van de VVD-fractie horen graag hoe het daar nu mee staat. Maakt
het plan van aanpak, dat afgesproken is in de consultatiebijeenkomst, hiervan ook
onderdeel uit? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan van
aanpak voor het ondersteunen van levensbegeleiders/geestelijke verzorgers. Genoemde
leden hebben een aantal vragen bij dit plan van aanpak.
De leden van de CDA-fractie zien begeleiding van zingevingsvraagstukken als iets wat
over het brede levensterreinen kan spelen. Met veel instemming hebben genoemde leden
de column van Pieter Barnhoorn in de Volkskrant gelezen, die duidelijk maakt dat zingeving
in vele levensfasen kan opspelen. Deze leden zien daarom de keuze om de extra middelen
te verdelen via palliatieve netwerken als een keuze voor de korte termijn, klopt dit?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het bovenstaande wel vraagt dat de
komende periode gebruikt zal worden om toe te werken naar een duurzame oplossing.
Belangrijk daarbij zal zijn dat juist in de thuissituatie geestelijke verzorgers kunnen
worden ingeschakeld. Genoemde leden zouden het niet verstandig vinden wanneer de middelen
voor de geestelijke verzorging binnen de netwerken palliatieve zorg blijven «hangen».
Mogen deze leden ervan uit gaan dat de komende periode gebruikt zal worden om hier
tot een goede structurele of lange termijnoplossing te komen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er sprake is van een stuurgroep die de infrastructuur
moet opzetten, krijgt deze stuurgroep een duidelijk mandaat? Hoe ziet dat mandaat
eruit? Heeft de kennismakelaar geestelijke verzorging, die de Minister sinds 1 september
2018 bij Agora heeft aangesteld, beslissingsbevoegdheid?
De leden van de CDA-fractie hebben ten aanzien van een structurele oplossing voor
de netwerken palliatieve zorg een paar zorgpunten. Het eerste is dat deze oplossing
dus te beperkt blijft tot de laatste fase van het leven, het tweede is dat zij te
aanbod gestuurd is. Genoemde leden hebben kennisgenomen van de werkwijze van het Levinas
gezondheidscentrum in Rotterdam. Daar heeft de huisarts de mogelijkheid om patiënten
met zingevingsvragen door te sturen naar een geestelijke verzorger. Wanneer meer dan
drie gesprekken nodig zijn, maakt de geestelijke verzorger een rapport op. Tevens
wordt gewerkt met doelen. Het voordeel in de ogen van deze leden is dat hier eerst
een arts kijkt welk type vraag ten grondslag ligt aan een blokkade op de gezondheid.
Er wordt ook gewerkt met verslaglegging, waardoor kritisch gekeken wordt of verdere
behandeling nodig is. Bovenal echter wordt hierdoor gewerkt met vraagsturing in plaats
van met aanbodsturing. Voor een dergelijk model is echter een code nodig, waar de
huisarts dit type verzorging op kan wegschrijven. Een aparte declaratiecode ontbreekt
momenteel. Hoe kijkt de Minister er tegenaan om de financiering van levensbegeleiders
en geestelijke verzorgers in de structurele oplossing meer vraag gestuurd te maken?
Is de Minister bereid te onderzoeken of het opnemen van een «code geestelijke verzorging»
daartoe tot de mogelijkheden behoort, zo vragen deze leden.
De centra voor levensvragen zullen niet alleen geestelijke verzorgers beschikbaar
moeten kunnen stellen voor patiënten bij wie de huisarts (of thuiszorg) een behoefte
signaleert, maar ook voor doelgroepen die door de gemeente of het sociaal werk geïdentificeerd
worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een (verwijs)lijn tussen
de centra voor levensvragen en consultatieteams palliatieve zorg wellicht ziet als
optie om samenwerking te bevorderen.
De leden van de CDA-fractie hebben het regeerakkoord zo begrepen dat voor de periode
2018–2020 jaarlijks 10 miljoen euro beschikbaar is en dat 5 miljoen euro vanaf 2021
beschikbaar is voor levensbegeleiders/geestelijke verzorging. In de brief van 8 oktober
2018 geeft de Minister uitsluitsel over de besteding van de 10 miljoen euro in 2019
en 2020 en de 5 miljoen euro vanaf 2021. Genoemde leden vragen wat is gebeurd met
de 10 miljoen euro voor 2018. Worden deze middelen toegevoegd aan de middelen in 2019–2021?
De leden van de CDA-fractie zien dat medische en psychische vragen, maar ook vragen
rond zingeving, een blokkade kunnen vormen voor de gezondheid van een mens. Dat betekent
dat de begeleiding van de vragen rond zingeving wel kennis en kwaliteit vereist. Hoe
kijkt de Minister er tegenaan dat iemand, om in aanmerking te komen voor de beschikbaar
gestelde middelen, geaccrediteerd moet zijn in het kwaliteitsregister SKGV (Stichting
Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers)? Hoe ziet de Minister de rol van de beroepsvereniging
van geestelijke verzorgers, de Vereniging van Geestelijk VerZorgers (VGVZ), in de
scholing met betrekking tot andere zorgverleners?
In de ogen van de leden van de CDA-fractie hoeven vele zingevingsvragen niet direct
besproken te worden met beroepskrachten, maar kunnen deze ook onderdeel van een gesprek
zijn met iemand met veel levenservaring. Het vraagt echter wel degelijk vaardigheden
om een dergelijk gesprek goed aan te gaan. Dat vraagt training en begeleiding van
vrijwilligers. Zijn er binnen het programma ook mogelijkheden en middelen om deze
zingevingsvrijwilligers te trainen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat begeleiding bij zingevingskwesties nog
redelijk onbekend is. Die onbekendheid bestaat bij een deel van de medici, maar ook
bij de mensen die niet weten dat hierop een beroep kan worden gedaan. Is de Minister
bereid om via een gerichte campagne richting zowel zorgverleners als mensen met zingevingsvragen,
de kennis over de mogelijkheid tot begeleiding door levensbegeleiders en geestelijke
verzorgers te vergroten? Zo ja, op welke wijze wil hij dat doen?
Ten slotte, de leden van de CDA-fractie zien dat steeds vaker de geestelijke verzorging
verdwijnt uit de instellingen, zoals uit het verpleeghuis. De Minister heeft zelf
eerder aangegeven dat de financiering van verpleeghuizen voldoende mogelijkheden biedt
om deze zorg te bekostigen. Wil de Minister samen met de Inspectie Gezondheid en Jeugd
(IGJ) actief oppakken dat deze vorm van zorg beschikbaar blijft bij zorginstellingen?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit
aanpak geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zij willen de Minister nog enkele
vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat de Minister erkent dat de
bereikbaarheid van geestelijke verzorging niet optimaal is. Bovendien worden hoofdzakelijk
ouderen genoemd als doelgroep voor geestelijke verzorging. Genoemde leden menen dat
geestelijke verzorging niet alleen voor ouderen van betekenis kan zijn, maar voor
mensen van alle leeftijden die met zingevingsvragen kampen. Is de Minister het daarmee
eens? Kan de Minister een duidelijkere doelgroep schetsen waarin ook jongere mensen
worden meegenomen, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat, om deze jongere doelgroepen te informeren
over mogelijkheden voor geestelijke verzorging, bredere bekendheid en informatievoorziening
nodig zijn over geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Bij het huidige besluit
om de subsidie via de regeling Palliatieve terminale zorg te laten lopen is er niet
de beschikking over het netwerk dat bereikt zou moeten worden. Heeft de Minister plannen
voor campagnes? Gaat de Minister daar de VGVZ bij betrekken? Hoe wil de Minister zorgen
dat de succesvolle experimenten als de centra voor levensvragen algemene bekendheid
krijgen? Is de Minister bereid om een duidelijk mandaat te geven aan een stuurgroep
die de infrastructuur moet opzetten, zo vragen genoemde leden tenslotte.
De leden van de GroenLinks-fractie merken voorts op dat de realisering van geestelijke
verzorging en levensbegeleiding in de eerste lijn mogelijk zou worden gemaakt door
in de jaren 2018, 2019 en 2020 10 miljoen euro te financieren om vanaf 2021, 5 miljoen
euro structureel te verschaffen. In de brief deelt de Minister mee dat dit veranderd
is naar 10 miljoen euro vanaf 2019 en 5 miljoen euro structureel vanaf 2021. Genoemde
leden vragen de Minister of deze verschoven 10 miljoen euro voor 2018 kan worden ingezet,
om de structuuropbouw in goede banen binnen twee jaar te laten plaatsvinden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat om geestelijke verzorging te ontvangen,
aangeraden wordt om zelf contact op te nemen of dit via een doorverwijzing te verstrekken.
Genoemde leden menen dat een huisarts een belangrijke spil in deze doorverwijzing
kan zijn. Is de Minister bereid een plan te maken om deze huisartsen hierover in te
lichten en te motiveren? Zo ja, hoe wil de Minister dit aanpakken, zo vragen deze
leden.
De leden van de GroenLinks-fractie menen dat de bijscholing voor geestelijke verzorging
in de toekomst zal toenemen. Deze leden vragen de Minister hoe hij deze bijscholing
wil organiseren. Kan de Minister in deze bijscholing de VGVZ een sleutelrol laten
spelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er bezuinigd wordt op intramurale
geestelijke verzorging. Genoemde leden vragen of de Minister een verschil ziet tussen
intramurale en extramurale levensbegeleiding. Waarom wordt door de Minister geïnvesteerd
in geestelijke verzorging, terwijl er bezuinigd wordt op intramurale geestelijke verzorging?
Ziet de Minister een mogelijkheid om deze twee vormen in de toekomst te combineren,
zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen
van de brief over de aanpak van geestelijke verzorging en levensbegeleiding. Zij willen
de Minister hierover graag enkele vragen voorleggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de extra investeringen in geestelijke
verzorging en levensbegeleiding. Zeker nu mensen langer thuis blijven wonen, is steeds
meer aandacht nodig voor levensvragen en zingevingsproblematiek in de thuissituatie.
Voor de genoemde leden is het van groot belang dat de extra middelen daadwerkelijk
zo veel mogelijk worden besteed aan (extra) geestelijk verzorgers, zodat zoveel mogelijk
patiënten/cliënten die behoefte hebben aan geestelijke verzorging, er gebruik van
kunnen maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de 10 miljoen euro die beschikbaar
is voor 2018, dit jaar niet tot besteding lijkt te komen. Genoemde leden willen de
Minister met klem verzoeken deze middelen (bijna een derde van het totale bedrag voor
deze kabinetsperiode) beschikbaar te houden voor geestelijke verzorging. Is de Minister
bereid om deze middelen door middel van een kasschuif door te schuiven, temeer daar
nu de omslag in de geestelijke verzorging binnen twee in plaats van drie jaar dient
plaats te vinden.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de Minister de verdeling van de
middelen de komende twee jaar wil laten lopen via de netwerken palliatieve zorg. Dit
dient echter een tijdelijke constructie te zijn, aangezien geestelijke verzorging
niet alleen relevant is in de palliatieve fase. Hoe wordt het proces en de verdeling
van middelen de komende twee jaar gemonitord en wie gaat dit doen, zo vragen genoemde
leden. Hoe worden hier de relevante belanghebbenden zoals VGVZ bij betrokken? Kan
de Minister aangeven welke status en welk mandaat de overkoepelende stuurgroep hierbij
krijgen? Ten slotte vragen deze leden hoe hierbij geborgd wordt dat alle betrokken
partijen evenredig en bestuurlijk vertegenwoordigd zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke randvoorwaarden worden gehanteerd
op basis waarvan vergoeding kan plaatsvinden. Is het de bedoeling dat alleen gekwalificeerde
geestelijke verzorgers een beroep kunnen doen op de beschikbaar gestelde financiering
en dat dus het lidmaatschap van de VGVZ en registratie in het beroepsregister SKGV
een vereiste zijn? Voor genoemde leden is het van groot belang dat kwalitatief goede
geestelijke verzorging wordt aangeboden. Tegelijkertijd zijn er ook veel vrijwilligers
en andere zorgverleners die te maken krijgen met zingevingsvragen. Hoe worden zij
gefaciliteerd en getraind om de gekwalificeerde geestelijke verzorgers te ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om de 5 miljoen euro die structureel
beschikbaar is voor geestelijke verzorging ook daadwerkelijk goed vast te leggen,
zodat wordt voorkomen dat bij aantreden van een nieuw kabinet de structurele infrastructuur,
die nu wordt opgetuigd voor 2021, geen financieringszekerheid houdt.
Op dit moment bestaat er zowel bij patiënten/cliënten als naasten, maar ook bij zorgverleners
weinig kennis over geestelijke verzorging. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn
blij dat de Minister geld wil vrij maken voor het vergroten van de bekendheid van
de geestelijke verzorger. Hoeveel budget is hiervoor beschikbaar en wie gaat dit uitvoeren,
zo vragen genoemde leden. Is in de aanpak voorzien in het rechtstreeks bereiken van
cliënten, naasten en hun verwijzers? Bijvoorbeeld via het breed ontsluiten van toegankelijke
informatie over wat geestelijke verzorging is, wat mensen van een geestelijke verzorger
mogen verwachten, waar men voor geestelijke verzorging terecht kan, hoe het geregeld
wordt en wat het kost?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat geestelijke verzorging zeker
niet alleen bedoeld is voor ouderen. Ook andere groepen kunnen zingevingsvragen hebben.
Kan de Minister bevestigen dat de aanpak bedoeld is voor een brede doelgroep, bijvoorbeeld
ook voor mensen die wachten op een orgaan via orgaandonatie of voor mensen met een
ongeneeslijke ziekte?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt bepaald of er behoefte aan inzet
van meer of betere geestelijke verzorging bij bewoners in verpleeghuizen en andere
instellingen bestaat. Genoemde leden vragen of attent zijn samen met de IGJ wel voldoende
is, als in het thematische onderzoek wordt geconcludeerd dat de geestelijke verzorging
in instellingen mogelijk ook onder druk staat.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben begrepen dat in diverse ziekenhuizen de
wekelijkse bezinningsbijeenkomsten onder druk staan vanwege bezuinigingen. Deze (niet
per se religieuze) bijeenkomsten zijn een waardevolle toevoeging op het aanbod van
een-op-een gesprekken (aan het bed), juist omdat ze de patiënt even uit de ziektecontext
halen. Genoemde leden vragen de Minister of hij van mening is dat ziekenhuizen dergelijke
bijeenkomsten moeten aanbieden, als patiënten (via de cliëntenraden) hierom vragen.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.