Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over de opbrengst van zonnepanelen van sportclubs
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de opbrengst van zonnepanelen van sportclubs (ingezonden 26 september 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 19 november
2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel in het Dagblad van het Noorden met de titel
«Zonnepanelen sportclubs straks niet meer rendabel»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is de zorg dat de rentabiliteit van investeringen in zonnepanalen voor sportclubs
ernstig wordt aangetast terecht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, trekt u zich dat aan
en bent u bereid een voorziening te treffen om de rentabiliteit van investeringen
van sportverenigingen in zonnepanelen ook in de toekomst op peil te houden?
Antwoord 2
Nee. De rentabiliteit van investeringen in zonnepanelen door sportclubs wordt onder
andere bepaald door de beschikbare subsidies. Naast de specifieke subsidieregeling
voor sportaccommodaties speelt de salderingsregeling op dit moment een belangrijke
rol in de ondersteuning van zon PV bij sportaccommodaties.
De salderingsregeling loopt in ieder geval tot 2020. Daarna wordt een terugleversubsidie
voor kleinschalige zon PV-installaties geïntroduceerd waarvoor ik de contouren in
mijn brief aan uw Kamer van 15 juni 2018 heb geschetst. Eén van de uitgangspunten
voor de terugleversubsidie is dat investeringszekerheid geborgd blijft doordat een
gemiddeld zon P- systeem van een huishouden een simpele terugverdientijd van circa
7 jaar zal hebben. Bij de berekening van de subsidietarieven zal rekening worden gehouden
met de huidige schuif in de energiebelasting zoals opgenomen in het regeerakkoord.
Ook wordt voor de terugleversubsidie gerekend met een aantal verschillende zon PV-systemen
bij de utiliteit om deze nieuwe regeling ook passend te maken voor verschillende grotere
zon PV-projecten. Op basis hiervan verwacht ik dat deze nieuwe regeling ook voor sportclubs
voldoende financieel aantrekkelijk zal blijken. Daarom zie ik geen noodzaak voor het
treffen van verdere voorzieningen voor sportverenigingen die hebben geïnvesteerd in
zonnepanelen.
Vraag 3
Is het u bekend dat ook andere coöperatieve producenten van zonne-energie bezorgd
zijn dat de rentabiliteit van hun investeringen verslechtert, onder meer door uw beleid
om de prijs van aardgas te verhogen en de prijs voor elektriciteit te verlagen? Is
die zorg naar uw oordeel gegrond? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dat aanleiding om
voorzieningen te treffen waarmee de rentabiliteit op peil te houden?
Antwoord 3
In het Belastingplan 2019 is een schuif in de belasting aangekondigd van elektriciteit
naar gas. Hierdoor wordt de belasting op elektriciteit in de eerste schijf met 0,72
cent per kWh verlaagd. Deze verlaging heeft daarmee een negatief effect op de business
case van bestaande coöperatieve producenten van zonne-energie, onder andere die gebruik
maken van de postcoderoosregeling (ofwel Regeling verlaagd tarief). Deze zon PV-projecten
worden niet duurder, maar het alternatief – elektriciteit afnemen van het net – wordt
iets goedkoper door de lagere belasting op elektriciteit, waardoor de terugverdientijd
van deze projecten iets langer wordt.
Of de rentabiliteit van deze bestaande coöperatieve projecten hierdoor echter in gevaar
komt, valt geen algemene uitspraak over te doen. Bovendien beschouw ik dit rendementsrisico
als inherent aan de postcoderoosregeling. Dat de belasting kan wijzigen en dat dit
van invloed is op de rentabiliteit is bekend bij de initiatiefnemers op het moment
dat zij een postcoderoosproject starten. Ik zie daarom momenteel geen noodzaak tot
het treffen van voorzieningen ten behoeve van de rentabiliteit van deze projecten.
Bovenstaande geldt voor bestaande projecten. Voor nieuwe projecten die in de toekomst
gebruik gaan maken van de terugleversubsidie is er geen sprake van verminderde rentabiliteit,
omdat de hoogte van de terugleversubsidie wordt berekend op basis van een terugverdientijd
van circa 7 jaar. In die berekening wordt de hoogte van de gewijzigde energiebelasting
meegenomen.
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat het voor het behoud van draagvlak voor de energietransitie
van belang is dat investeringen in het opwekken van duurzame energie van niet alleen
particulieren, maar ook van verenigingen en coöperaties moeten kunnen rekenen op stabiele
opbrengsten? Zo nee, waarom niet? Zo ja hoe gaat u daarvoor zorgen?
Antwoord 4
Zoals ik reeds in mijn brief van 15 juni 2018 aan uw Kamer heb gemeld, verwacht ik
dat lokale hernieuwbare energie-initiatieven bij het bereiken van de CO2-reductiedoelen uit het regeerakkoord een belangrijke rol zullen spelen. Ook verwacht
ik dat de participatie van burgers in hernieuwbare energieprojecten in hun directe
omgeving kan bijdragen aan het draagvlak voor de energietransitie. Daarnaast vind
ik dat het huidige instrumentarium ter stimulering van lokale zonne-energie verbeterd
kan worden. Ik streef daarbij naar een eenduidig, samenhangend en toekomstbestending
stimuleringsbeleid met oog voor de betaalbaarheid van de energietransitie als geheel.
Ik onderzoek momenteel – onder andere naar aanleiding van de evaluaties van de salderingsregeling
en de postcoderoosregeling – hoe een nieuwe stimuleringsregeling optimaal vormgegeven
kan worden en hoe nieuwe projecten van energiecoöperaties kunnen worden opgenomen
in de opvolger van de salderingsregeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.