Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over het artikel 'Duitse vissers willen verbod beroepsvisserij'
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «Duitse vissers willen verbod beroepsvisserij» (ingezonden 30 mei 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 19 november 2018). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 382.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Duitse vissers willen verbod beroepsvisserij»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat commerciële bevissing alleen plaats mag vinden in gebieden waar
de biologische draagkracht van het gebied dit toelaat?
Antwoord 2
Een duurzame visserij die doelmatig is en in evenwicht is met de natuurwaarden van
een gebied vormt de basis van het visserijbeleid. De hiervoor noodzakelijke waarborgen
zijn opgenomen in de Visserijwet en de Wet Natuurbescherming (Wnb).
Vraag 3
Waren de vergunningen die uitgegeven waren voor het commercieel bevissen van het Haringvliet
vóór de uitvoering van het Kierbesluit in overeenstemming met de Natura2000-doelstellingen
voor wat betreft de visbestanden? Zo ja, op basis van welk onderzoek of welke onderzoeken
werd dit geconcludeerd?
Antwoord 3
Vergunning-uitgifte op het Haringvliet, maar ook voor de visserij aan de buitenzijde
van de Haringvlietsluizen, heeft altijd plaatsgevonden conform de afwegingen die hier
in de Visserijwet en in de Wet Natuurbescherming aan ten grondslag liggen. Bij het
opstellen van het beheerplan Natura-2000 voor de Voordelta in 2008, en bij de actualisatie
hiervan in 2016, is de impact van de verschillende visserijvormen op Natura-2000 doelstellingen
beoordeeld.
Voor een aantal visserijvormen in de Voordelta is hierbij bepaald dat deze Wnb-vergunningplichtig
zijn, waarbij voor vergunningafgifte steeds wordt beoordeeld of deze visserijvormen
geen significant negatieve invloed hebben op de Natura-2000 instandhoudings-doelstellingen
(kottervisserij, garnalenvisserij, schelpdiervisserij). Voor de overige (meer kleinschalige)
vormen van visserij, die meer in de directe omgeving van de Haringvlietsluizen plaatsvinden,
is vastgesteld dat deze niet een zodanige impact hebben dat een Wnb-vergunningplicht
noodzakelijk is. De voorwaarden waaronder deze visserijen kunnen plaatsvinden zijn
opgenomen in het Natura-2000 beheerplan voor de Voordelta.
Van belang hierbij zijn ook de instandhoudingsdoelstellingen zoals die voor de verschillende
trekvissoorten zijn geformuleerd. Naar de relatie tussen deze trekvissoorten en visserij
is in 20081 onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de verschillende visserijvormen,
op onder meer deze locatie, slechts een beperkte invloed lijken te hebben op de migrerende
vissoorten. Hierover is uw Kamer destijds geïnformeerd (Kamerstuk 29 664, nr. 155).
Vraag 4
Volgt u de redenering dat met het Kierbesluit de biotoop rondom het Haringvliet aan
verandering onderhevig kan zijn en dat daarmee de biologische draagkracht van het
gebied rondom de Haringvlietdam, alsmede het gebied dat iets stroomopwaarts ligt,
eveneens aan verandering onderhevig zullen zijn?
Antwoord 4
Met het in werking treden van het Kierbesluit bij de Haringvlietsluizen zullen de
vismigratie-mogelijkheden ter plaatse verbeteren. Dit zal zonder twijfel leiden tot
veranderingen in de visstand en een verbetering van de trekmogelijkheden voor migrerende
vissoorten als zalm en zeeforel. Dit maakt ook de vraag actueel of, en zo ja in hoeverre,
visserij in de omgeving van de Haringvlietsluizen van invloed kan zijn op de verwachte
positieve effecten van de Kier op de visstand. Uit het eerdere onderzoek in 2008 bleek
destijds dat de impact van de verschillende visserijvormen op trekvissen beperkt is.
Echter, gelet op alle veranderingen die met de openstelling van de Kier aan de orde
zijn heb ik samen met de Minister van IenW besloten om dit onderzoek te herhalen en
te actualiseren. Het onderzoek loopt op dit moment en zal in het eerste kwartaal van
2019 worden afgerond. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer op dat moment informeren.
Vraag 5
Volgt u de redenering dat, gegeven deze veranderingen, commerciële visserij in het
Haringvliet alleen plaats zou mogen vinden na gedegen onderzoek naar de effecten die
de commerciële visserij op deze veranderende visbestanden heeft of zou hebben?
Antwoord 5
Op dit moment zijn reeds verschillende maatregelen met betrekking tot de visserij
bij de Haringvlietsluizen van toepassing. Aan de binnenzijde (zoetwaterkant) van de
sluizen vindt al enige jaren helemaal geen visserij meer plaats. Aan de buitenzijde
van de sluizen geldt een zone van 250m met een vaarverbod, waarin alle vormen van
visserij verboden zijn, en een zone van 500m waarin alle vistuigen verboden zijn waarmee
aal en wolhandkrab gevangen kunnen worden. Bovendien dient iedere trekvis die eventueel
toch in de netten of aan de hengel wordt gevangen, onmiddellijk in hetzelfde water
te worden teruggezet.
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3 en 4 heeft eerder reeds uitgebreid onderzoek
plaatsgevonden. Op dit moment wordt, zoals aangegeven in de beantwoording van vraag
4, een geactualiseerd onderzoek uitgevoerd.
Vraag 6
Hoe garandeert u, zowel in het algemeen als specifiek bij het Haringvliet, dat bij
grote investeringen ten behoeve van vismigratie het beleid rondom visvangst vanaf
de start van het investeringstraject al wordt afgestemd op het doel waarvoor de investering
wordt gedaan, zijnde een gezonde visstand?
Antwoord 6
Op de situatie rond de Haringvliet en de Kier ben ik in bovenstaande ingegaan. Meer
ten algemene vind ik het van belang dat bij (toekomstige) waterstaatkundige projecten
nadrukkelijker op voorhand wordt stilgestaan bij de effecten op de visserij van de
geplande ingreep. Dit geldt voor de aanleg van vismigratievoorzieningen, maar ook
voor andersoortige projecten die een mogelijke beperking voor de visserij kunnen opleveren.
Dit betekent dat, daar waar projecten consequenties hebben voor visserijvergunningen,
vanaf de start rekening gehouden wordt met de visserij en dat de initiatiefnemer ook
de consequenties voor de visserij voor haar rekening neemt. De visserij maakt daarmee
een integraal onderdeel uit van de afwegingen, planning en financiering van waterstaatkundige
en infrastructurele projecten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.