Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Van den Hul over verschillen in schooladviezen tussen inkomensgroepen
Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over verschillen in schooladviezen tussen inkomensgroepen (ingezonden 17 oktober 2018).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 19 november
2018).
Vraag 1
Kent u het artikel «Schooladvies vaker bijgesteld bij lagere inkomens»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel. Ik ga tevens nader in op dit artikel in de brief
die ik Uw Kamer deze maand toezend over de resultaten van de eindtoets in 2018.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat maar bij 7.6 procent van de 58.000 leerlingen die in 2016/2017
in aanmerking kwam voor een heroverweging van het schooladvies, daadwerkelijk een
bijstelling is toegepast?
Antwoord 2
Dit percentage is niet correct. In 2017 maakten iets minder dan 180.000 leerlingen
een eindtoets. Daarvan werd bij 33 procent (58.000 leerlingen) het schooladvies heroverwogen
naar aanleiding van een hoger toetsadvies. Uiteindelijk leidde dit in 23 procent van
de gevallen tot bijstelling, oftewel bij 13.350 leerlingen. De 7,6 procent die u noemt
is het percentage bijstellingen van alle bijna 180.000 adviezen, wat ook neerkomt
op 13.350 leerlingen.
Dat bijna een kwart van de adviezen wordt bijgesteld, laat zien dat scholen het resultaat
van de toets als onafhankelijk tweede gegeven serieus nemen en serieus de mogelijkheid
van bijstelling heroverwegen.
Vraag 3
Heeft u een overzicht van de ontwikkeling van de afgelopen jaren waarin te zien is
hoe vaak het schooladvies wordt heroverwogen en hoe vaak het daadwerkelijk is aangepast
voor kinderen uit gezinnen met verschillende inkomens, uitgesplitst naar onderwijssoort?
Antwoord 3
Het dasboard Gelijke Kansen geeft sinds de invoering van de verplichte eindtoets in
2015 een uitsplitsing van het aandeel heroverwegingen en het aandeel bijstellingen
naar het opleidingsniveau van ouders.2 In sociale wetenschappen is het gebruikelijk uit te gaan van een sterke samenhang
tussen inkomen en opleidingsniveau.3
Vraag 4
Hoe verklaart u dat per adviesniveau blijkt dat juist kinderen uit de hoogste inkomensgroep
vaker een bijgesteld advies krijgen?
Antwoord 4
De gegevens waarnaar wordt verwezen in het antwoord op vraag 3 laten zien dat er geen
duidelijk (lineair) verband bestaat tussen het aandeel bijstellingen en het opleidingsniveau
van ouders. De adviezen van leerlingen met ouders die maximaal een mbo2 opleiding
hebben behaald worden even vaak bijgesteld als leerlingen met hbo opgeleide ouders.
De adviezen van leerlingen met ouders met een wo opleiding worden wel vaker bijgesteld.
In mijn recente reactie op de Kamervragen van de leden Van den Hul en Nijboer over
Groningse basisschoolleraren gaf ik al aan dat landelijk onderzoek naar verklaringen
hiervoor nog niet is gedaan.4
Uit onderzoek dat provincie Drenthe heeft laten doen blijkt wel dat lagere adviezen
en minder bijstellingen samenhangen met lagere verwachtingen van ouders en een minder
ambitieuze leercultuur.5 Daarnaast is het mogelijk dat het beschikbare aanbod van vo scholen in een regio
van invloed is op de schooladvisering. Tenslotte kunnen leerlingenkenmerken, zoals
werkhouding en motivatie, een rol spelen. Ik vind het belangrijk om de oorzaken ook
op nationaal niveau te achterhalen. Ik laat de oorzaken hiervan onderzoeken en deze
resultaten zullen worden meegenomen in de eindevaluatie van de Wet eindtoetsing po.
Vraag 5
Heeft u zicht op de rol van (mondige) ouders bij het al dan niet toepassen van een
bijstelling? Is de rol van ouders de afgelopen jaren toe- of afgenomen?
Antwoord 5
Uit de tussenevaluatie van de Wet eindtoetsing po bleek dat volgens 88 procent van
de leerkrachten de druk die zij ervaarden van ouders in 2016 gelijk was gebleven of
zelfs gedaald was, vergeleken met de drie jaar daarvoor.6 Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn reactie op de Kamervragen van leden Van den
Hul en Nijboer over Groningse basisschoolleraren. Onderzoeksbureau Oberon neemt dit
onderwerp mee in de eindevaluatie die zij voor de Wet eindtoetsing po uitvoert.
Vraag 6
Deelt u de opvatting dat een eventuele bijstelling nooit mag afhangen van achtergrond,
inkomen en opleidingsniveau van de ouders van een leerling? Op welke manier wordt
aangestuurd op zo objectief mogelijk heroverwegen met betrekking tot bijstellingen?
Antwoord 6
Ik vind dat elk schooladvies dat daarvoor in aanmerking komt, serieus moet worden
heroverwogen door de school. Daarbij kunnen naast prestaties van de leerling, ook
andere kenmerken zoals werkhouding en motivatie een rol spelen. Het is belangrijk
dat deze overwegingen zo expliciet en objectief mogelijk worden gemaakt. Ik ben dan
ook blij dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) een thema-onderzoek
heeft uitgevoerd naar kansengelijkheid in de schooladvisering in het po en plaatsing
in het vo.7 Hierin heeft zij onder andere onderzocht welke overwegingen meespelen bij leerkrachten
bij het opstellen van het schooladvies. Op grond daarvan heeft de inspectie een interactief
simulatiespel ontwikkeld dat voor leerkrachten inzichtelijk maakt welke overwegingen
zij meenemen in de schooladvisering van individuele leerlingen.8 De bevindingen uit de pilot die de inspectie heeft uitgevoerd, waren positief. De
inspectie gaat dit simulatiespel nu bij schoolbezoeken actief inzetten om met schoolleiders
en leerkrachten in gesprek te gaan over welke overwegingen meespelen bij hen meespelen
in het opstellen van het schooladvies.
Vraag 7
Hoe kijkt u terug op de maatregelen die aangekondigd staan in het actieplan van uw
voorgangers «Gelijke kansen in het onderwijs»9, dat verscheen nadat de Inspectie in 2016 constateerde dat de kansengelijkheid in
het onderwijs afnam?
Hoe kijkt u specifiek naar actielijn 2.1 «Betere schooladviezen»? Is de ambitie gehaald
of moet er meer worden gedaan?
Antwoord 7
Ja, de ambitie is gehaald. De inspectie is in gesprek gegaan met besturen die niet
of heel beperkt bijstelden. Dat heeft er in geresulteerd dat er in 2018 geen besturen
meer zijn die structureel niet bijstellen. Daarnaast is succesvol actie ondernomen
om plaatsingwijzers terug te dringen waarin gevraagd wordt enkelvoudig te adviseren.
Ook heeft de inspectie haar toegezegde onderzoek uitgevoerd. Dit heeft tot het bovengenoemde
rapport en interactieve simulatiespel geleid. In de Kamerbrief over de resultaten
van de eindtoets in 2018 zal ik u rapporteren over de percentages heroverwegingen
en bijstellingen en het aandeel brede adviezen in 2018.
Vraag 8
Wat gaat er gebeuren met de aanbevelingen van de Inspectie in hun onderzoek «Kansen(on)gelijkheid
bij de overgangen PO-VO»? Wilt u ons schriftelijk informeren over uw reactie op het
rapport en welke vervolgstappen er genomen gaan worden?
Antwoord 8
De resultaten van dit onderzoek worden meegenomen in de eindevaluatie van de Wet eindtoetsing
po. Deze zal ik voorjaar 2019 aan uw Kamer sturen. Hierin zal ik u ook informeren
over vervolgstappen die naar aanleiding van het rapport en/of de eindevaluatie in
den brede worden genomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.