Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over zorgen uit het land over de subsidieregeling voor pelsdierhouderijen
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit over zorgen uit het land over de subsidieregeling voor pelsdierhouderijen (ingezonden 19 oktober 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 november
            2018).
         
Vraag 1
            
Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van de subsidieregeling sloop- en
               ombouw pelsdierhouderij?
            
Antwoord 1
            
Tot op heden zijn er vijf aanvragen ingediend. Drie van deze aanvragen hebben het
               besluit tot verlening van de subsidie ontvangen, één is door de aanvrager ingetrokken,
               en één is afgewezen.
            
Vraag 2
            
Klopt het dat de subsidieregeling sloop- en ombouw pelsdierhouderij in werking is
               getreden met ingang van 15 januari 2013? Zo nee, welk moment wordt gehanteerd en waarom?
            
Antwoord 2
            
Het Besluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij is niet in werking
               getreden op 15 januari 2013, maar op 28 februari 2018.
            
Het Besluit voorziet niet alleen in de subsidiëring van sloop en ombouw van oude pelsdierhouderijen,
               maar ook in enkele fiscale voorzieningen. Anders dan de subsidiëring van sloop en
               ombouw, is aan de fiscale voorzieningen terugwerkende kracht verleend tot en met 15 januari
               2013. Dit hangt samen met EU-regelgeving inzake staatssteun en het besluit van de
               Europese Commissie van 15 januari 2016 (SA.41842 (2015/N), C (2016) 58) om de fiscale
               voorzieningen, in tegenstelling tot de subsidiëring van sloop en ombouw, niet als
               staatssteun te beschouwen. In verband met die staatssteunregelgeving is het niet mogelijk
               ook aan de subsidiëring van sloop en ombouw terugwerkende kracht te verlenen. Ten
               aanzien van de verstreken tijd tot aan de totstandkoming van het Besluit, verwijs
               ik u naar het overzicht bij de beantwoording van de Kamervragen van 31 januari 2018
               (Kamerstuk 30 826, nr. 51).
            
Vraag 3
            
Bent u van mening dat de overheid ruimhartig om moet gaan met de ondersteuning van
               pelsdierhouders (ruimhartig is de inzet op het volledig benutten van het beschikbare
               budget)? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
De Wet verbod pelsdierhouderij voorziet in flankerend beleid voor de afbouw van de
               pelsdierhouderij. Het flankerend beleid bestaat, naast de overgangstermijn tot 1 januari
               2024, uit drie maatregelen:
            
1) Een subsidieregeling waarmee een tegemoetkoming wordt gegeven voor sloop- en ombouwkosten
                     van nertsenhouderijen.
                  
2) Een fiscale voorziening voor nertsenhouders die omschakelen naar een andere bedrijfsactiviteit.
3) Een hardheidsclausule op grond waarvan ik degene die op het moment van inwerkingtreding
                     van de wetnertsen als pelsdier houdt en op 1 januari 2014 55 jaar of ouder was, tegemoetkoming
                     kan verlenen bij onbillijkheden van overwegende aard die zich als gevolg van het verbod,
                     ten aanzien van zijn pensioenvoorziening voordoen.
                  
Ik heb € 28 miljoen in de periode tot 2024 gereserveerd voor het flankerend beleid.
               Hiernaast heb ik besloten (Kamerstuk 28 973, nr. 200) om € 8 miljoen extra te reserveren. Daarmee komt het totaal gereserveerde budget
               op € 36 miljoen en dit is volledig beschikbaar voor het flankerend beleid. Tevens
               heb ik de sector uitgenodigd een sociaaleconomisch plan op te stellen, gericht op
               advisering, kennisoverdracht, omscholing, beroepsopleidingen en voorlichting, waarvoor
               een deel van dit budget beschikbaar kan worden gesteld.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat voor de looptijd van de subsidie een periode van één jaar wordt gehanteerd
               en is deze termijn in de praktijk werkbaar gebleken voor de pelsdierhouders, aangezien
               er bij ombouw verschillende procedures doorlopen moeten worden waarbij de pelsdierhouders
               geen invloed kunnen uitoefenen op de snelheid maar afhankelijk zijn van procedures
               bij derden?
            
Antwoord 4
            
In het Besluit is bepaald dat de subsidiabele activiteiten (sloop of ombouw) uiterlijk
               één jaar na de verleningsbeschikking moeten zijn uitgevoerd. Binnen deze periode van
               één jaar kunnen pelsdierhouders gefaseerd slopen of ombouwen, mits de volledige sloop
               of ombouw binnen deze periode afgerond wordt. Pelsdierhouders met meerdere bedrijfslocaties
               kunnen subsidie aanvragen per locatie, en hoeven de bedrijfsactiviteiten niet op alle
               locaties tegelijk te staken.
            
Overigens moeten pelsdierhouders, op grond van het Besluit, op het moment van de subsidieaanvraag
               beschikken over alle voor sloop of ombouw benodigde vergunningen. De periode van één
               jaar tussen verlening en afronding van de activiteiten is derhalve niet bestemd voor
               het volgen van procedures voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen van decentrale
               overheden, maar voor het daadwerkelijk uitvoeren van de sloop of ombouw.
            
Vraag 5
            
Welke signalen heeft u hierover ontvangen en hoe heeft u geanticipeerd op deze signalen?
Geeft de subsidieregeling sloop- en ombouw pelsdierhouderij de mogelijkheid tot een
               geleidelijke overgang naar andere bedrijfsactiviteiten? Zo ja, op welke manier is
               dit geregeld en hoe lang kunnen pelsdierhouders over een geleidelijke overgang doen?
               Zo nee, waarom wordt deze ruimte niet geboden? Bent u bereid om ook een geleidelijke
               overgang te bieden? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 5
            
De pelsdiersector heeft mij een aantal knelpunten aangedragen, waarvan de periode
               van één jaar tussen verlening en afronding, en gefaseerd stoppen en ombouwen er twee
               zijn. Samen met de sector kijk ik of en in hoeverre het mogelijk is om deze knelpunten
               weg te nemen, binnen de randvoorwaarden van de wet, het budget en de EU-regelgeving
               inzake de verlening van staatssteun. Ik zal uw Kamer in het voorjaar 2019 over deze
               en overige resultaten van het gevoerde overleg met de sector informeren.
            
Overigens is de pelsdiersector zowel rechtstreeks als via een internetconsultatie
               in de gelegenheid gesteld om op- en aanmerkingen te maken bij een concept van het
               Besluit subsidiëring sloop en ombouwkosten pelsdierhouderij. De pelsdiersector heeft
               aangegeven zich niet te kunnen vinden in de voorgelegde regelgeving en heeft geen
               inhoudelijke op- of aanmerkingen gemaakt.
            
Vraag 6
            
Kunt u aangeven of er vanuit de beperking dat om in aanmerking te komen voor de ombouwsubsidie
               het bedrijf op dezelfde locatie omgebouwd moet worden naar een nieuw landbouwbedrijf
               of niet- landbouwbedrijf, problemen zijn bij pelsdierhouders die niet op de bestaande
               locatie kunnen ombouwen of die vanwege een rood voor rood regeling op een andere locatie
               aangewezen zijn? Kunt u aangeven hoe in deze situaties wordt omgegaan en op welke
               wijze de pelsdierhouder tegemoet gekomen is of wordt? Wordt er in deze ook rekenschap
               gegeven aan de voorwaarden en regels die een provincie stelt? Zo nee, heeft u overleg
               met de betreffende provincies?
            
Antwoord 6
            
De subsidiëring van ombouw is locatiegebonden en staat de subsidiëring van ombouw
               op een andere locatie niet toe. Overigens kan een pelsdierhouder wel aanspraak maken
               op subsidiering voor de sloopkosten. Ik ben met de sector in overleg over de ondervonden
               knelpunten.
            
Anders dan in enkele andere sectoren is in de pelsdierhouderij geen sprake van een
               stelsel van productierechten (fosfaatrechten of dierrechten). Pelsdieren behoren daarmee
               tot de overige diercategorieën waarop dit niet van toepassing is.
            
Ook is de uitstoot naar de omgeving van ammoniak-, fijnstof- en geuremissie in de
               pelsdiersector laag of niet vastgesteld. Daardoor zijn de mogelijkheden voor ombouw
               van een voormalige pelsdierlocatie naar een andere diercategorie beperkt als dit gepaard
               gaat met een hogere belasting. De mogelijkheden voor ombouw zijn daarmee ook sterk
               locatie- en omgevingsgebonden. De voorwaarden voor omschakeling naar een andere onderneming
               worden bepaald door het gemeentelijk bestemmingsplan en het ruimtelijke beleid van
               de provincies.
            
Het is primair de verantwoordelijkheid van de sector zelf en de betrokken brancheorganisaties
               om bij gemeenten en provincies knelpunten te signaleren en oplossingen aan te dragen,
               zoals over de (beperkte) mogelijkheden voor ombouw. Ik zal de meest betrokken provincies
               attenderen op de ruimtelijke- en milieuaspecten in relatie tot de ombouw van voormalige
               pelsdierhouderijen.
            
Vraag 7
            
Kunt u inzicht geven in het aantal bedrijven dat op dit moment al gestopt is? Kunt
               u, uitgaande van de signalen van de sector, een inschatting maken hoeveel bedrijven
               op korte termijn moeten stoppen?
            
Antwoord 7
            
Uit de gecombineerde data-inwinning (GDI) van 2017 zijn 153 bedrijven die nertsen
               houden, geteld en in de GDI van 2018 152 bedrijven. Signalen vanuit de sector geven
               aan dat 30–40% van de nertsenhouders in het najaar van 2018 stopt met het houden van
               nertsen.
            
Vraag 8
            
Bent u bereid om nu halverwege de overgangstermijn een evaluatie te doen of de ontwikkelingen
               op de bedrijven overeenkomen met datgene wat destijds door de indieners van de wet
               is beoogd? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 8
            
Ik zie op dit moment geen aanleiding voor het doen van een evaluatie, maar zal ten
               aanzien van de ontwikkelingen in de sector de vinger aan de pols houden.
            
Vraag 9
            
Kunt u bevestigen dat er voor de subsidieregeling sloop- en ombouw pelsdierhouderij
               28 miljoen euro beschikbaar is en bent u van mening dat dit bedrag ook in zijn totaliteit
               ten goede moet komen aan het doel wat aan deze regeling gekoppeld is? Zo nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 9
            
Zoals reeds aangegeven is het totaal gereserveerde budget € 36 miljoen en is dit budget
               volledig beschikbaar voor het hele flankerend beleid, waaronder de subsidiëring van
               sloop en ombouw.
            
Vraag 10
            
Is het beleid voor aanvulling van de pensioentekorten al uitgewerkt? Zo ja, hoeveel
               geld is hiervoor beschikbaar en op welke wijze zijn de pelsdierhouders hierover geïnformeerd?
            
Antwoord 10
            
De Wet voorziet in een hardheidsclausule die is bestemd voor individuele, oudere pelsdierhouders
               waarbij zich onbillijkheden van overwegende aard voordoen ten aanzien van de pensioenvoorziening.
               Het budget voor flankerend beleid is mede beschikbaar voor tegemoetkoming in de pensioenvoorziening.
               In een overleg tussen mijn ministerie en de sector op 15 oktober jl. is dit aan de
               sector toegelicht.
            
Vraag 11
            
Welke aandacht is er specifiek voor de oudere pelsdierhouders die hun pensioen in
               het bedrijf hadden zitten, waarbij het bedrijf nu minder waard is geworden en er onvoldoende
               tijd is om dit tekort aan te vullen?
            
Antwoord 11
            
Voor oudere pelsdierhouders bestaat de bij vraag 10 benoemde hardheidsclausule. Ik
               heb geen inzicht in de pensioensituatie van individuele pelsdierhouders en of zich
               daarbij eventueel onbillijkheden van overwegende aard voordoen.
            
Vraag 12
            
Wanneer wordt duidelijk hoe de 8 miljoen euro bestemd voor flankerende maatregelen
               ingezet worden? Welke suggesties heeft het bedrijfsleven hiervoor aangereikt?
            
Antwoord 12
            
De € 8 miljoen is een deel van het totaalbudget dat beschikbaar is voor het flankerend
               beleid, binnen de randvoorwaarden van de wet en de EU-regelgeving inzake de verlening
               van staatssteun. Het bedrijfsleven heeft het belang onderstreept van de maximale benutting
               van de beschikbare middelen en heeft aandacht gevraagd voor de sociaaleconomische
               gevolgen van het verbod voor de ondernemers, medewerkers en hun gezinnen en het daartoe
               opstellen van een sociaaleconomisch plan. Het bedrijfsleven neemt het voortouw in
               het uitwerken van een sociaaleconomisch plan.
            
Vraag 13
            
Wilt u deze vragen per vraag beantwoorden?
Antwoord 13
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
