Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bromet en Van der Lee over het stimuleren van economische sectoren rond de Waddenzee
Vragen van het leden Bromet en Van der Lee (beiden GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het stimuleren van economische sectoren rond de Waddenzee (ingezonden 18 oktober 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 7 november
2018).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Eerste Nationale Toerisme Top: Van de Wallen naar
de Wadden»1 en «Noodkreet Waddeneilanden over gaswinning»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat mede door u deze week de eerste nationale top wordt georganiseerd over
de spreiding van toerisme in Nederland onder de noemer «van Wallen naar de Wadden»?
Antwoord 2
Op 10 oktober jongstleden heeft de eerste Toerisme Top in Deventer plaatsgevonden.
De top was een initiatief van de provincie Overijssel en is ondersteund door mijn
ministerie. Op deze dag zijn overheden, bedrijfsleven, toeristische organisaties en
andere belangstellenden bij elkaar gekomen om gericht te werken aan de uitdagingen
en kansen voor de toeristische bestemming Nederland in 2030. De geciteerde kop uit
het Dagblad van het Noorden was niet de noemer van deze bijeenkomst.
Vraag 3
Bent u bekend met de noodkreet van het Samenwerkingsverband van de Nederlandse eilanden
om af te zien van nieuwe aardgaswinningen onder het Werelderfgoed de Waddenzee? Wat
was uw antwoord op deze noodkreet van de waddengemeenten?
Antwoord 3
Deze wens is mij bekend. Mede op basis daarvan is in de per 1 januari 2017 gewijzigde
Mijnbouwwet artikel 7a opgenomen, waarin aanvullend op de beperkingen die reeds waren
opgenomen in de Structuurvisie Waddenzee, nog nadere beperkingen zijn gesteld aan
mijnbouwactiviteiten in het Waddengebied. Ook in mijn brief van 30 mei jongstleden
over de gaswinning uit de kleine velden in het licht van de energietransitie (Kamerstuk
33 529, nr. 469) ben ik ingegaan op de specifieke randvoorwaarden voor de gaswinning in het Waddengebied.
De door het Samenwerkingsverband van de Waddeneilanden geuite vrees dat de gaswinning
bij de Waddeneilanden wordt opgeschroefd vanwege het dichtdraaien van de gaskraan
in Groningen is – zoals ik heb toegelicht in bovengenoemde Kamerbrief – ongegrond.
Vraag 4
Deelt u de analyse van de waddengemeenten dat toerisme de meeste veelbelovende economische
sector zal zijn voor veel bedrijven rond de Waddenzee, terwijl er tegelijkertijd veel
rekening met de natuur kan worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke programma’s en hoeveel middelen uit uw begroting voor 2019 bestemd
zijn voor de stimulering van de toeristische sector rond de Waddenzee? Kunt u ook
aangeven welke programma’s en hoeveel middelen uit uw begroting voor 2019 bestemd
zijn voor het stimuleren van de mijnbouw (aardgas en zout) onder de Waddenzee?
Antwoord 5
Op de begroting van mijn ministerie staan geen middelen specifiek voor het stimuleren
van de toeristische sector rond de Waddenzee. De in de begroting opgenomen middelen
voor toerisme betreffen een jaarlijkse subsidie aan het Nederlandse Bureau voor Toerisme
en Congressen (NBTC). Voor de periode 2016–2019 ontvangt NBTC jaarlijks € 8.469.000
(excl. loon- en prijsbijstelling).
Op de begroting van mijn ministerie staan ook geen middelen voor het specifiek stimuleren
van gas- en zoutwinning onder de Waddenzee. De Staat participeert wel middels de deelname
van EBN voor 40% in de Nederlandse olie- en gaswinning, omdat dit een nationaal belang
betreft.
Vraag 6
Deelt u de mening dat bij het stimuleren van economische sectoren op de Waddenzee
de nadruk zou moeten liggen op toerisme en niet op mijnbouw? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In een dichtbevolkt land als Nederland, met veel economische activiteiten, is een
eendimensionale oriëntatie zelden mogelijk. De uitdaging is om verschillende gebruiksdoelen
naast elkaar te koesteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.