Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Alkaya en Van Nispen over eerdere witwaspraktijken van ING
Vragen van de leden Alkaya en Van Nispen (beiden SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over eerdere witwaspraktijken van ING (ingezonden 17 september 2018).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 7 november 2018). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 216.
Vraag 1
Hoe is rekening gehouden met de in de noot genoemde afspraken het toezicht op het
beleid om witwassen te voorkomen, te verbeteren?1
Antwoord 1
In het artikel van FTM wordt melding gemaakt van een boete die ING in 2012 heeft betaald
aan de Amerikaanse autoriteiten, omdat ING in het buitenland sanctiewetgeving had
overtreden. Het Nederlandse OM is niet bij de Amerikaanse schikking betrokken geweest.
Na de publicatie van de Amerikaanse schikking heeft het Nederlandse OM – via de openbaar
gemaakte informatie daarover – kennis genomen van deze schikking. Gelet op het feit
dat de Amerikaanse schikking betrekking had op andere strafbare feiten dan die waarop
het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek zag, heeft dit geen rol gespeeld bij het
aanbieden van de Nederlandse transactie ex artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht
(hierna: Sr.)
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het feit dat de heer Timmermans in het verleden één van de
top-ING’ers was die verantwoordelijk was voor grootschalige integriteitsschendingen?
Antwoord 2
Het onderzoek van het OM biedt geen grond voor het aannemen van strafrechtelijk relevante
verantwoordelijkheid van de top van de ING voor de feiten waarvoor de huidige transactie
is afgesloten. Het past mij niet om mij uit te laten over eventuele integriteitschendingen
die in het kader van een ander onderzoek, dat niet is verricht door het Nederlandse
OM, aan het licht zouden zijn gekomen, zoals wordt aangegeven in het artikel van FTM.
Vraag 3
Was u op de hoogte van de controlemechanismen op het moment dat de Minister van Justitie
en Veiligheid toestemming gaf voor deze schikking?
Antwoord 3
De compliance-maatregelen die ING NL in de recente transactie ex artikel 74 Sr. heeft
genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen, zoals vermeld in het persbericht
van het Openbaar Ministerie2, waren mij bekend.
Hoewel normaliter voorgenomen hoge transacties worden voorgelegd aan de Minister van
Justitie en Veiligheid, heeft deze zich ten aanzien van de voorgenomen transactie
met ING verschoond, gezien zijn eerdere functie bij Allen & Overy. De voorgenomen
transactie is dan ook door het OM aan mij voorgelegd en ik heb hiermee ingestemd.
Vraag 4
Klopt het dat geen afspraken zijn gemaakt dat met deze schikking met ING geen natuurlijke
personen vervolgd zouden worden? Zou dat nu alsnog tot de mogelijkheden behoren?
Antwoord 4
Zoals onder meer volgt uit de transactieovereenkomst die door het OM is gepubliceerd,
zijn er in het kader van de transactie geen afspraken gemaakt over het niet vervolgen
van natuurlijke personen.
Het OM heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om natuurlijke personen
strafrechtelijk verantwoordelijk te kunnen houden. Daartoe hebben bijvoorbeeld vele
doorzoekingen bij het kantoor van ING NL plaatsgevonden, zijn individuele e-mailboxen
in beslag genomen en onderzocht en zijn de telefoons van meerdere natuurlijke personen,
op alle niveaus binnen de bank, afgeluisterd. Echter, uit onderzoek van het OM is
niet gebleken dat natuurlijke personen bewust hebben aangezet tot strafbare feiten
of bewust nalatig zijn geweest om strafbare feiten te stoppen.
Indien er alsnog nieuwe feiten of omstandigheden bekend zouden worden op grond waarvan
het Openbaar Ministerie individuele medewerkers van ING zou kunnen vervolgen, is vervolging
van deze personen nog steeds mogelijk.
Vraag 5
Onderschrijft u de stelling dat leidinggevenden van ING in landen als Frankrijk, België,
Roemenië, Cuba en Curaçao opzettelijk de wet overtraden?
Antwoord 5
De in het artikel van FTM opgenomen stelling dat leidinggevenden van ING in landen
buiten Nederland opzettelijk de wet overtreden, ziet op de feiten waarvoor de Amerikaanse
autoriteiten in 2012 een schikking met ING hebben getroffen. Het Nederlandse OM is
niet bij de Amerikaanse schikking betrokken geweest.
Het past mij niet om mij uit te laten over een onderzoek dat door de Amerikaanse autoriteiten
is verricht en waarbij het Nederlandse OM niet betrokken was.
Vraag 6
Heeft u vermoedens om te bevestigen dat die overtredingen niet alleen bij kantoren
in het buitenland plaatsvonden, maar dat ook bij de afdeling ING Wholesale op het
Amsterdamse hoofdkantoor medewerkers jarenlang bezig waren met het vervalsen van stukken
en het verhullen van de identiteiten van klanten?
Antwoord 6
De in het artikel van FTM opgenomen stelling dat de afdeling Wholesale op het Amsterdamse
hoofdkantoor betrokken was bij strafbare gedragingen ziet op de feiten waarvoor de
Amerikaanse autoriteiten in 2012 een schikking met ING hebben getroffen.
De Amerikaanse autoriteiten hebben ten tijde van hun onderzoek naar ING geen informatie
gedeeld met het Nederlandse OM. Na de publicatie van de schikking is het Nederlandse
OM bekend geworden met de schikking en heeft het OM geen aanleiding gezien strafrechtelijk
onderzoek in te stellen.
Vraag 7
Wat is uw reactie op het artikel in het Advocatenblad inclusief de beweringen over
de betrokkenheid van voormalig advocaat Grapperhaus bij de witwaspraktijken van ING
in 2012?3
Antwoord 7
Hetgeen in het artikel wordt gesuggereerd, dient geheel voor rekening van de betreffende
auteur te komen. Zoals reeds aangegeven worden voorgenomen hoge transacties normaliter
aan de Minister van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Het kantoor van Minister Grapperhaus stond ING als raadsman bij in het kader van de
onderhavige rechtsvervolging. Ofschoon Grapperhaus daar destijds niet zelf als advocaat
bij betrokken was, heeft hij toch gemeend zich te moeten verschonen. De voorgenomen
transactie is dan ook door het OM aan mij voorgelegd en ik heb hiermee ingestemd.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van der Linde
(VVD) Nijboer en Kuiken, ingezonden 5 september 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2017–2018, nrs. 3201 en 3202) en ter aanvulling op vragen terzake van het lid Nijboer (PvdA), ingezonden 12 september
2018 (vraagnummer 2018Z15884).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.