Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over buitengerechtelijke geschilbeslechting en herstelrecht
2018D52476 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming
over de brieven d.d. 11 juli 2018 inzake «Buitengerechtelijke geschilbeslechting en
herstelrecht» (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 115) d.d. 2 oktober 2018 inzake «Reactie op verzoek commissie over het artikel «Buiten
de rechter om?»(Kamerstuk 29 279, nr. 458) en d.d. 17 oktober 2018 inzake «Reactie op verzoek commissie inzake een proeve van
wetgeving over «Herstelgerichte afdoening via bemiddeling in strafzaken» van de Universiteit
van Maastricht en de Stichting Restorative Justice Nederland (RJN)» (Kamerstuk 29 279, nr. 462).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
INHOUDSOPGAVE
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Inleiding
2
2.
Buitengerechtelijke geschilbeslechting en herstelrecht
3
3.
Reactie op verzoek commissie over het artikel «Buiten de rechter om?»
7
4.
Reactie op verzoek commissie inzake een proeve van wetgeving over «Herstelgerichte
afdoening via bemiddeling in strafzaken» van de Universiteit van Maastricht en de
Stichting Restorative Justice Nederland (RJN)
8
II.
Reactie van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister voor Rechtsbescherming over buitengerechtelijke geschilbeslechting en herstelrecht,
de reactie op het artikel «Buiten de rechter om?» van de Minister van Justitie en
Veiligheid en de reactie op de proeve van wetgeving «Herstelgerichte afdoening via
bemiddeling in strafzaken» van de Minister voor Rechtsbescherming. Zij hebben hierover
enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
die geagendeerd zijn voor dit schriftelijk overleg over buitengerechtelijke geschilbeslechting.
Zij hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor
Rechtsbescherming over buitengerechtelijke geschilbeslechting en herstelrecht. Zij
zijn verheugd over de boodschap in de brieven van 11 juli en 17 oktober van 2018.1 Beide brieven laten duidelijk zien dat er aandacht is voor de ontwikkeling van herstelrecht
voorzieningen en tonen ook aan dat daarvoor financiering beschikbaar is. Deze leden
zijn positief hierover, omdat die aandacht aansluit bij de behoefte van rechtszoekenden
die vooral gericht is op het vinden van een oplossing en niet zozeer «het halen van
hun recht». Voornoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie zijn positief over de wijze waarop de regering het herstelrecht
en mediation in het strafrecht een vaste plek wil geven. Zij hebben echter nog steeds
een aantal vragen en kritische opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister voor Rechtsbescherming over buitengerechtelijke geschilbeslechting
en herstelrecht. Zij zijn blij met het voornemen zowel buitengerechtelijke geschilbeslechting
te bevorderen als bijzondere aandacht te geven aan herstelrecht. Deze leden vinden
het van belang dat herstelrecht aandacht krijgt. Herstelrecht is heilzaam voor de
samenleving, voornamelijk binnen het strafrecht maar ook met betrekking tot het civiele
recht. Voornoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie waarderen de inzet van de regering voor de vormen van
buitengerechtelijke geschilbeslechting. Wanneer kan worden voorkomen dat problemen
steeds verder juridiseren, is dat in het algemeen positief.
2. Buitengerechtelijke geschilbeslechting en herstelrecht
De leden van de VVD-fractie lezen dat u onderzoek wilt doen naar de mogelijkheden
tot uitbreiding van het gebruik van buitengerechtelijke geschilbeslechting, in het
bijzonder de uitbreiding van het gebruik van mediation. Zonder iets af te doen aan
het belang van nader onderzoek, willen deze leden er graag op wijzen dat er reeds
heel veel onderzoek is verricht naar dit onderwerp. Is er niet inmiddels voldoende
informatie bekend? Wat zal de precieze meerwaarde zijn van de nieuwe onderzoeken?
Wanneer zullen deze gereed zijn?
Tevens lezen deze leden dat u de Kamer na de zomer wilt informeren over de plannen
wat betreft het conceptwetsvoorstel inzake mediation dat uw ambtsvoorganger heeft
opgesteld. Wanneer zal dit precies gebeuren? U schrijft dat u alleen maatregelen ter
bevordering van mediation wilt treffen als die op een breed draagvlak kunnen rekenen.
Aangezien de reacties op het conceptwetsvoorstel sterk uiteenlopen, lijkt dit nog
niet op een breed draagvlak te kunnen rekenen. Is de conclusie dan gerechtvaardigd
dat de regering niet voornemens is het conceptwetsvoorstel voort te zetten?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de balans tussen rechtsstatelijke
waarborging door formalisering enerzijds en het aantrekkelijke informele karakter
van buitengerechtelijke methoden van geschiloplossing anderzijds telkens voor iedere
methode van geschiloplossing een eigenstandige afweging gemaakt moet worden. Kunt
u uiteenzetten welke (grond)wettelijke dan wel verdragsrechtelijke regels of uitgangspunten
op hoofdlijnen door u geïdentificeerd worden die bij de toetsing van een concrete
vorm van buitengerechtelijke geschilbeslechting op rechtsstatelijkheid aan de orde
zijn? Bent u van mening dat er in dit opzicht lacunes in de wetgeving bestaan, mede
met het oog op de steeds verder voortschrijdende indringendheid van technologische
en digitale mogelijkheden en ontwikkelingen?
De aan het woord zijnde leden lezen dat het beroep mediator geen wettelijk beschermd
beroep is, waardoor er verschillende kwaliteitseisen, opleidingen en handhavingsmechanismen
gehanteerd zouden worden. Deze leden vragen of dit in de praktijk problemen oplevert.
Bent u voornemens het beroep mediator wettelijk te beschermen om daarmee de eenduidigheid
te waarborgen? Zou het wettelijk beschermen van dit beroep de kwaliteit van de dienst
kunnen versterken?
De leden van de CDA-fractie lezen verder in de brief dat er vooral wordt geschreven
over mediators die dit beroepshalve uitvoeren. Kunt u aangeven welk belang en welke
plek niet-professionele mediators in uw visie hebben in het hele kader van de buitengerechtelijke
geschilbeslechting? Kent u het grote aanbod aan burgerinitiatieven die actief zijn
op dit vlak? Bent u bereid op hoofdlijnen hiervan een overzicht aan de Kamer te schetsen?
Voorziet het beleid in minimale eisen op het vlak van opleiding, inzetbaarheid, kwaliteit
en wijze van uitvoering van die niet-professionele vormen van mediation?
Voornoemde leden lezen dat het bij herstelbemiddeling gaat om slachtoffer-dader gesprekken
die zijn gericht op bemiddeling en emotioneel herstel. Daarom zou dit losstaan van
de strafrechtelijke procedure, maar deze gesprekken kunnen wel op ieder gewenst moment
worden gevoerd. Kunnen deze gesprekken enkel met daders en daarmee na afloop van de
strafrechtelijke procedure, gevoerd worden of ook al eerder met een verdachte?
De aan het woord zijnde leden lezen in de brief dat 43% van de consumenten die te
maken heeft gekregen met een geschillencommissie, deze partijdig vindt. Hierbij lezen
zij ook dat dit nauw samenhangt met de uitkomst van de procedure. Daarom vragen voornoemde
leden of dergelijke verbanden ook te zien zijn bij de reguliere rechtspraak. Zo nee,
in hoeverre heeft dit verband dan niet toch ook te maken met andere factoren zoals
de samenstelling van de commissie of de wijze waarop de procedure verloopt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de subsidie voor de Stichting Geschillencommissie
Consumentenzaken voor 2018 verhoogd wordt met een bedrag van circa 470.00 euro. Deze
leden vragen hoe zich dit verhoudt tot het amendement-Van Nispen c.s. (Kamerstuk 34 750 VI, nr. 38) waar het gaat om een verhoging van 353.000 euro? Kunt u ten aanzien van de voortzetting
van de subsidie voor de jaren 2019 tot en met 2022 een toelichting geven op de hoogte
van de subsidie? Hoe is deze subsidie tot stand gekomen? Waarom is er alsnog sprake
van een vermindering in de jaren 2019 tot en met 2022? Kan de Stichting Geschillencommissie
Consumentenzaken met deze bedragen blijven bestaan? Waarom is de evaluatie van de
Stichting Geschillencommissie Consumentenzaken niet meegenomen in de totstandkoming
van het subsidiebedrag voor de komende jaren? Is er met de Stichting gesproken over
de subsidiebedragen voor de komende jaren?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat mediaton in het strafrecht recidive
zou kunnen voorkomen. Kunt u uiteenzetten of de recidivereductie significant afwijkt
bij mediaton in het strafrecht ten opzichte van het commune strafrecht? Voorts lezen
deze leden dat mediation in het strafrecht minder zittingstijd en voorbereidingstijd
tot gevolg zou hebben. Kunt u aangeven om hoeveel efficiencywinst dit zou gaan? Heeft
dit ook gevolgen voor de werkdruk van (straf)rechters? Deze leden vragen of de budgettaire
kosten per zaak bij mediation in het strafrecht verschillen ten opzichte van het commune
strafrecht.
Voornoemde leden vragen of het klopt dat de subsidie voor mediation in het strafrecht
verdeeld wordt over twee organisaties, namelijk de stichting Herstelbemiddeling en
de subsidie ten behoeve van mediation in strafzaken. Kunt u uiteenzetten waarom dit
verdeeld wordt over twee organisaties en in hoeverre wijkt de werkwijze van deze twee
benaderingen onderling van elkaar af en wat is daarvan de rechtvaardiging?
De leden van de D66-fractie lezen dat u mensen wilt stimuleren zo veel mogelijk eerst
gebruik te maken van de meest snelle, vroegtijdig en duurzame route van geschilbeslechting.
Zij begrijpen dat het Juridisch Loket hierin een cruciale rol vervult en mensen stimuleert
te kiezen voor de meest passende route van geschilbeslechting. Kunt u in dat kader
toelichten hoe u gemeenten en overheidsinstanties wilt blijven stimuleren de informele
aanpak zoals deze is ontwikkeld in het programma Passend Contact met de Overheid van
BZK toe te passen? Betekent uw opmerking in de brief ook dat daar meer aandacht vanuit
het kabinet voor moet zijn dan nu het geval is? Zo ja, op welke manier ziet u dat
dan voor zich?
Voornoemde leden begrijpen dat u artikel 51, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
ziet als wettelijke basis teneinde nadere regels te stellen betreffende herstelrecht
voorzieningen, waaronder bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte of tussen
het slachtoffer en de veroordeelde. U geeft aan dat u in overleg met maatschappelijke
partners zult bezien of aanvulling van het Besluit slachtoffers strafbare feiten2 wenselijk is, indien er in de (rechts)praktijk behoefte blijkt te zijn aan verdere
regelgeving. De aan het woord zijnde leden constateren dat in het genoemde besluit
voorwaarden zijn gesteld en dat herstelrecht voorzieningen alleen gebruikt worden
in het belang van het slachtoffer. Kunt u toelichten hoe u die verdere regelgeving
op dit terrein in zult gaan richten nu herstelrecht voorzieningen niet alleen op het
slachtoffer, maar ook op de verdachte of de samenleving gericht kunnen zijn?
De aan het woord zijnde leden lezen dat Halt werkt aan herstelrecht voor jongeren
met een licht verstandelijke beperking en dat Halt andere herstelgerichte initiatieven
verkent, zoals herstelrecht binnen de jongerenrechtbanken. Deze leden begrijpen dat
het Ministerie van Justitie en Veiligheid een werkgroep heeft opgericht met alle partners
uit de strafrechtketen en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teneinde
in 2017 de communicatie van Halt aan te passen voor mensen met een licht verstandelijke
beperking en de deskundigheid ten aanzien van deze groep te bevorderen. Kunt u toelichten
wat de speerpunten van deze werkgroep voor 2018 zijn, welke herstelgerichte initiatieven
Halt op dit moment verkent en op welke manier Halt werkt aan herstelrecht voor jongeren
met een licht verstandelijke beperking?
Allereerst valt het de leden van de SP-fractie op dat het zo overkomt alsof mediation
en daarmee geschilbeslechting in de plaats wordt gesteld van de rechtspraak, terwijl
dit twee verschillende manieren van geschilbeslechting zijn. Rechtspraak blijft nodig
voor de rechtsontwikkeling en voor het doorhakken van knopen. Mediation en de weg
naar de rechter moeten naast elkaar staan. In de brief lijkt te worden aangestuurd
op alternatieve geschilbeslechting als een voorafgaand vereiste voordat je bij de
rechter terechtkunt. Dit vinden deze leden een zorgelijke ontwikkeling. Hoe ziet u
dit? Of bent u voor verplichte mediation?
Voornoemde leden lezen over de balans tussen formalisering van rechtsstatelijke waarborgen
enerzijds en het informele karakter van buitengerechtelijke methoden van geschiloplossing
anderzijds. Hoe zit dit binnen de overheid? Zijn er binnen de verschillende wetten
en regelgeving voldoende mogelijkheden voor overheidsorganen om geschillen buitengerechtelijk,
in het bijzonder via mediation, af te doen? Welke knelpunten worden daarbij ervaren?
Is hier eventueel onderzoek naar mogelijk?
De aan het woord zijnde leden wijzen hierbij in het bijzonder op de situatie bij het
UWV, waarover zij eerder vragen stelden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel
van de Handelingen, nr. 2141). Volgens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liet het UWV weten
dat mediation standaard wordt aangeboden. Het gekke is dat uit alle contacten met
patiëntenverenigingen blijkt dat niemand dit beeld herkent, vrijwel niemand heeft
het aanbod van mediation ontvangen. Hoe kan dit? Kan dit toegelicht worden? Welke
ruimte zit hier voor verbetering en hoe zal hier voor gezorgd worden?
In hoeverre is bij mediation in het strafrecht plek voor het vinden van een oplossing
voor problemen die niet binnen het strafrecht vallen, maar wel samen kunnen hangen
met het (voorkomen van het) strafbare feit? Te denken valt aan echtscheidings-, woning-,
schulden- en inkomensproblematiek.
In hoeverre deelt u de mening van de leden van de SP-fractie dat naarmate mediation
een steeds grotere plaats inneemt in de juridische geschilbeslechting er strengere
kwaliteitseisen moeten gelden? Vooral waar het gaat over conflicten met een juridische
context?
Kunt u een reactie geven op de inhoud van het in juli 2018 verschenen artikel «Van
in gebreke naar in verbinding» in het Nederlands Juristenblad over conflictoplossing
en de rol van mediation daarin?3
De leden van de SP-fractie vragen naar de verklaring van het lage percentage civiel-
en bestuursrechtelijke problemen waarbij mediation is ingezet. Zijn er meer recente
cijfers bekend dan de 5% uit 2014? In hoeveel van deze zaken gaat het om een probleem
met de overheid? Wat heeft de overheid ondernomen teneinde dit percentage omhoog te
krijgen?
Deze leden hebben een aantal vragen over de vergoeding voor rechtsbijstand en mediation.
Welke mogelijkheden zijn er in het geval er behoefte is aan juridische bijstand op
toevoegingsbasis rond een mediation, dat wil zeggen de afweging om wel of niet mee
te doen of advies in te winnen over een slotovereenkomst? Is juridisch advies via
een Lichte Advies Toevoeging dan een mogelijkheid? Kan het antwoord uitgebreid worden
toegelicht?
Bent u bekend met het feit dat er wegens zorgvuldigheid en als best practice doorgaans
twee mediators worden ingezet bij mediation in strafzaken? Hoe wordt daar in de vergoeding
rekening mee gehouden? Klopt het dat zij daardoor de vergoeding moeten delen en bovendien
geen reiskosten of administratiekosten vergoed krijgen? Bent u bereid hen hierin tegemoet
te komen? Kan het antwoord worden toegelicht?
Voornoemde leden zijn benieuwd welke rol u ziet weggelegd voor de reclassering en
Slachtofferhulp Nederland bij de verdere ontwikkeling van het herstelrecht.
De aan het woord zijnde leden willen weten hoe u het toezicht op en de aansprakelijkheid
van een verwijsinstantie- of persoon gaat regelen. Bijvoorbeeld voor het geval dat
deze instantie of persoon mediation adviseert terwijl in die periode een termijn verstrijkt.
Hoe wordt voorts de kwaliteit van een dergelijke verwijzer gewaarborgd? Komt er een
onafhankelijk klacht- en tuchtrecht?
De leden van de SP-fractie lezen dat de SER onder andere onderzoek gaat doen naar
de voor- en nadelen van buitengerechtelijke geschiloplossing. Zal ook onderzoek worden
gedaan naar het kostenaspect en dus naar wat de investering in zowel buitengerechtelijke
geschiloplossing, maar eigenlijk ook herstelrecht, oplevert c.q. bespaart? Zo nee,
waarom niet en bent u bereid een dergelijk onderzoek alsnog in te stellen, zodat bijvoorbeeld
cijfermatig in kaart kan worden gebracht wat elke euro aan investering oplevert? Graag
ontvangen deze leden hierop een toelichting.
Waarop is de constatering gebaseerd dat niet elke hulp- of bijstandsverlener in dezelfde
mate oog zal hebben voor de voordelen van buitengerechtelijke geschilbeslechting?
Kan dit nader en wellicht wat specifieker worden toegelicht? Wat zijn daar de redenen
van? Welke of wat voor neutrale instantie zal in de toekomst hierover moeten adviseren
en aan wie denkt u dan?
Deze leden willen weten wat een mediator krijgt voor een zaak die in aanmerking komt
voor gesubsidieerde rechtsbijstand en een cijfermatige onderbouwing van de wijze waarop
deze vergoeding tot stand is gekomen. In hoeverre is deze vergoeding voldoende?
De leden van de SP-fractie vragen welke mogelijkheden er zijn teneinde meer dan 1
miljoen euro structureel per jaar vrij te maken voor mediation in het strafrecht.
Kan het antwoord uitgebreid worden toegelicht?
Ziet u ook een rol voor mediation in het strafrecht weggelegd in de eindfase van de
tenuitvoerlegging?
Deze leden willen weten in hoeverre u van plan bent alle nadere regelgeving in het
Besluit slachtoffers strafbare feiten te regelen of dat er te zijner tijd wellicht
een ander besluit voor nodig is. Genoemd besluit richt zich namelijk alleen op slachtoffers
van misdrijven en niet op de verdachten en de samenleving, wat bij herstelrecht wel
van belang is.
De leden van de SP-fractie willen weten op welke manier bij de opleiding tot mediator
rekening wordt gehouden met de specialisatie jeugdstrafzaken. In hoeverre wordt erkend
dat jeugdige verdachten anders behandeld dienen te worden dan volwassen verdachten?
Vergelijkbaar met de eisen die aan advocaten worden gesteld binnen het jeugdrecht,
zou ook voor mediation moeten gelden dat er extra expertise en een eigen werkwijze
dan wel specialisatie nodig is voor de toepassing ervan binnen het jeugdstrafrecht.
In jeugdzaken geldt immers dat het netwerk van de jeugdige en de strafketen vaker
betrokken wordt bij de gesprekken, er in verband met leeftijd ander taalgebruik nodig
is, extra voorlichting vereist is, veel tijd moet worden gestoken in het winnen van
vertrouwen en er bij het opstellen van een eindovereenkomst andere oplossingsmogelijkheden
voor handen zijn dan in zaken van volwassenen. In hoeverre erkent u dit en op welke
manier(en) komt u hieraan tegemoet? Op welke wijze kan er via wet- en regelgeving
binnen het jeugdstrafrechtsysteem worden voorzien in specifieke rechtswaarborgen en
specialisatie ten aanzien van bemiddeling en mediation in jeugdzaken? In hoeverre
is voldoende bekend welke methode werkt ten aanzien van mediation in jeugdstrafzaken?
Op welke wijze wordt concreet geïnvesteerd in extra voorzieningen zoals opleidings-
en kwaliteitseisen? In hoeverre is bemiddeling en mediation in jeugdzaken ook structureel
inzetbaar voor en na het strafproces? Welke mogelijkheden zijn er in dit kader voor
bemiddeling en mediation op doorverwijzing van de politie, raad voor de kinderbescherming
en de jeugdreclassering in de politiefase en na het vonnis?
Komt de 300.000 euro voor herstelrecht in jeugdstrafzaken bovenop de gereserveerde
1 miljoen euro voor herstelrecht in het strafrechtelijk domein? Zo nee, waarom niet?
Is dit bedrag structureel? De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe u aankijkt
tegen andere vormen van herstelbemiddeling en mediation in strafzaken, zoals de herstelconferentie.
Kan het antwoord worden toegelicht?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet na de zomer komt met verdere informatie
over de voorgenomen regelgeving voor mediation. Kan worden aangegeven op welke punten
de bezwaren hiertegen zich vooral richten? Wanneer verwacht u meer duidelijkheid te
kunnen bieden? Deze leden vinden het belangrijk dat er sprake is van het komen tot
herstel tussen dader en slachtoffer. Niet om daarmee te kiezen voor een benadering
waarbij minder gestraft moet worden, maar voor een benadering waarbij er sprake is
van meer inzicht voor wat het slachtoffer is overkomen en een weg om ook zoveel mogelijk
de ontstane problemen op te lossen. U geeft aan dat voor de verdere ontwikkeling het
nodig is dat de lessen uit de huidige tijdelijke praktijk worden omgezet in nieuwe
randvoorwaarden. Op welke onderdelen is er vooral nog verbetering nodig? Wordt deze
benadering in principe zoveel mogelijk aangeboden aan iedereen die als dader of slachtoffer
betrokken is? Zo nee, wat is daarvan de achtergrond?
3. Reactie op verzoek commissie over het artikel «Buiten de rechter om?
De leden van de VVD-fractie hebben met warme belangstelling het artikel «Buiten de
rechter om?» gelezen. Zij waren vooral geïnteresseerd in de passages over hoge transacties.
Daarom waren deze leden lichtelijk teleurgesteld te lezen dat u in de reactie op het
artikel niet wilt ingaan op de hoge transacties. Kunt u dat later alsnog doen?
In de een na laatste alinea van de kabinetsreactie op het artikel schrijft u: «Al
met al deel ik niet de algemene zorgen van de Raad voor de rechtspraak (hierna: de
Raad) over het gebrek aan buitengerechtelijke proceswaarborgen alsook niet die over
de marginalisering van de rechter.» Geldt dit ook voor de opmerkingen in het artikel
over hoge transacties? De auteurs van het artikel hebben immers ook zorgen geuit over
de buitengerechtelijke proceswaarborgen op dat vlak. Of moeten voornoemde leden bovenstaande
zin zo lezen dat u de algemene zorgen van de Raad niet deelt, maar dat dat niet geldt
wat betreft de opmerkingen over hoge transacties?
U eindigt de kabinetsreactie met de opmerking dat u de waarneming deelt dat het vanuit
het oogpunt van rechtseenheid niet wenselijk is dat de sanctionering via het bestuursrecht
een punitiever karakter krijgt dan bestraffing via het strafrecht. Daarom heeft u
uw voornemen aangekondigd in de Algemene wet bestuursrecht te verankeren dat voor
de overtreding van vergelijkbare normen de maximale bestuurlijke boete niet hoger
mag zijn dan de maximale strafbedreiging in het strafrecht.
De aan het woord zijnde leden vinden dit een interessant voornemen en zijn benieuwd
op welke wijze u dit in de Algemene wet bestuursrecht wilt opnemen. Als dat wetsvoorstel
naar de Kamer wordt gestuurd zullen deze leden dit bestuderen en er een oordeel over
vellen. Wel willen zij nu alvast een feitelijke vraag stellen. Kunt u een overzicht
geven van de overtredingen van vergelijkbare normen waarbij de maximale bestuurlijke
boete hoger is dan de maximale strafbedreiging in het strafrecht?
De leden van de SP-fractie willen weten wat er sinds uw brief van 11 juli 2018 (Kamerstuk
31 753, nr. 153) is ondernomen op het gebied van de intensivering van de rechtsbijstand in de ZSM-procedure.
Wanneer kan de Kamer een volgende brief verwachten met de laatste stand van zaken?
4. Reactie op verzoek commissie inzake een proeve van wetgeving over «Herstelgerichte
afdoening via bemiddeling in strafzaken» van de Universiteit van Maastricht en de
Stichting Restorative Justice Nederland (RJN)
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de korte kabinetsreactie op de
proeve van wetgeving «Herstelgerichte afdoening via bemiddeling in strafzaken» van
de Universiteit Maastricht en de Stichting Restorative Justice Nederland. Zij hebben
twee vragen. Artikel 51h van het Wetboek van Strafvordering biedt ruimte voor veel
vernieuwing op het gebied van herstelrecht in het strafrechtelijk domein. Het Besluit
slachtoffers van strafbare feiten is mede gebaseerd op de delegatiebepaling van het
vierde lid van artikel 51h Sv. Kunt u een overzicht geven van alle lagere regelgeving
zoals algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen die artikel 51h,
vierde lid, Sv als grondslag hebben? Wat zijn de laatste ontwikkelingen op dit gebied?
Is er op korte termijn verandering in de lagere regelgeving op grond van artikel 51h,
vierde lid, Sv te verwachten? Op welke wijze wordt de Kamer hierover op de hoogte
gehouden?
Ten tweede lezen deze leden dat u voornemens bent de inhoud van artikel 51h Sv op
te nemen in het nieuwe boek 1 van het Wetboek van Strafvordering. Zal de inhoud van
artikel 51h ook worden veranderd, of wijzigt alleen de plaats binnen het Wetboek van
Strafvordering?
De leden van de D66-fractie lezen dat u zult bezien of de opmerkingen die gemaakt
zijn naar aanleiding van de consultatie over de conceptboeken van het nieuwe Wetboek
van Strafvordering over mediation, zullen leiden tot aanpassing van de desbetreffende
wettekst of de memorie van toelichting. Deze leden lezen dat u die vervolgens al in
het eerste kwartaal van 2019 aan de Afdeling advisering van de Raad van State wilt
voorleggen. Kunt u inzicht geven in welke kleine aanpassingen u op deze korte termijn
in gedachten heeft?
De leden van de SP-fractie willen graag weten welke «beperkt aantal punten» zonder
overleg met de maatschappelijke partners alvast kunnen worden voorgelegd aan de Afdeling
advisering van de Raad van State. Hoe verhouden deze punten zich tot de proeve van
wetgeving van de Universiteit Maastricht en RJN? In hoeverre wordt deze proeve van
wetgeving eigenlijk meegenomen? In welke fase van het traject worden de opstellers
van dit voorstel uitgenodigd mee te praten? Hoe staat u voorts tegenover de wens van
deze instanties herstelrecht voorzieningen, waaronder mediation in strafzaken, formeel
verder te verankeren in het Wetboek van Strafvordering? Met name waar het gaat om
de aandacht die wordt gevraagd voor onder meer het recht om mediation te laten onderzoeken
voor zowel verdachte als slachtoffer, rechterlijke zaaksbeëindiging en het verschoningrecht
voor mediators?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering voornemens is de
inhoud van artikel 51h Sv in het kader van de modernisering op te nemen in het nieuwe
boek 1 van het Wetboek van Strafvordering. Bij de consultatie over de conceptboeken
van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is aandacht gevraagd voor mediation. Naar
aanleiding hiervan zullen mogelijk wettelijke veranderingen worden doorgevoerd, welke
in het eerste kwartaal van 2019 aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden
voorgelegd. Kunt u toelichten welke mogelijkheden er zijn artikel 51h Sv tot een meer
dwingende wetsbepaling te maken? Artikel 51h Sv schept bijvoorbeeld geen verplichting
de mogelijkheid tot mediation te onderzoeken, maar spreekt enkel van het bevorderen
van mediation. Kan de regering aangeven welke herstelrechtvoorzieningen – waaronder
mediation in strafzaken – verder verankerd worden in het Wetboek van Strafvordering?
Voornoemde leden lezen dat u voornemens bent te overwegen of een herstelgesprek, een
herstelconferentie en/of het vergoeden van de schade binnen de herstelmodaliteiten
van het jeugdstrafrecht zou kunnen vallen. Kunt u hierop reflecteren? Deze leden willen
u hierbij wijzen op de Eigen Kracht-conferentie welke mogelijk als voorbeeld kan fungeren
voor de herstelconferentie.
De aan het woord zijnde leden vragen of de regering voornemens is nadere regelgeving
in het Besluit slachtoffers strafbare feiten onder te brengen of hiervoor een aparte
algemene maatregel van bestuur te ontwerpen? Het Besluit slachtoffers strafbare feiten
is namelijk enkel gericht op slachtoffers van misdrijven, terwijl herstelrechtvoorzieningen
alle partijen aangaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat mediation in strafzaken wordt gepositioneerd
in lopende strafzaken. Het is echter denkbaar dat partijen ook zelf afspraken willen
maken zodra formele beslissingen over voorwaardelijke invrijheidstelling, verlof en
penitentiaire programma’s genomen worden. Juist in deze eindfase kan een vaststellingsovereenkomst
van belang zijn. Welke rol ziet u weggelegd voor mediation in de eindfase van de tenuitvoerlegging
in strafzaken?
Hoe kijkt de regering aan tegen de vergoeding voor mediators, welke momenteel rond
de 400 euro per zaak ligt?
Voornoemde leden vragen welke rol u ziet weggelegd voor de reclassering en Slachtofferhulp
Nederland bij de verdere ontwikkeling van het herstelrecht. Hoe wilt u verder uitvoeringgeven
aan de opdracht uit het regeerakkoord binnen de innovatieagenda ook herstelrecht een
plek te geven. Herstelrecht is namelijk niet enkel van belang in het strafrecht. Welke
rol neemt herstelrecht binnen het civiele recht in? Welke mogelijkheden ziet u daarnaast
om herstelrecht een plek te geven binnen het experiment met buurtrechters?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat u de proeve van wetgeving «Herstelgerichte
afdoening via bemiddeling in strafzaken» wilt meenemen in het onderzoek naar mogelijk
nieuwe regelgeving. Deze leden vragen welke onderdelen van de voornoemde proeve van
wetgeving u daarbij gaat betrekken. Neemt u het recht om mediation te laten onderzoeken
– voor zowel verdachte als slachtoffer – mee in het onderzoek, alsmede rechterlijke
zaakbeëindiging en het verschoningsrecht voor mediators? Voornoemde leden vragen tevens
een puntsgewijze reactie op de voornoemde proeve van wetgeving.
Deze leden vragen hoe de opstellers van de proeve van wetgeving worden betrokken bij
het opstellen van het beleidskader ten behoeve van herstelrechtvoorzieningen in het
strafrecht en eventuele nadere regelgeving?
De leden van de SGP-fractie lezen dat u in het in het eerste kwartaal van 2019 aan
de Afdeling advisering van de Raad van State voor te leggen wetsvoorstel over boek
1 van het Wetboek van Strafvordering ook aandacht wilt geven aan verbetering van de
mogelijkheden voor mediation. Deze leden vragen of dit kan worden toegelicht. Wat
voor wijzigingen worden overwogen? Hoe staan die in verhouding tot de rest van de
proeve van wetgeving over herstelrecht voorzieningen? Kunnen die los van de rest worden
bezien?
Er is sprake van een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 51h Sv. U
wijst voor herstelbemiddeling naar het Besluit slachtoffers van strafbare feiten.
Kunnen de regels die zowel slachtoffers als daders aangaan in wetstechnische zin wel
in dat voorstel een plaats krijgen? Is de wettelijke grondslag en het doel van het
huidige Besluit daar wel voldoende op toegesneden?
Het is belangrijk dat de regeling voor herstelrecht en mediation een goede wettelijke
grondslag krijgt. Kunt u aangeven hoe u voornemens bent de wettelijke regeling vorm
te geven? Wat bent u van plan in de wet zelf vast te leggen en wat in lagere regelgeving?
In uw reactie geeft u vooral aandacht aan herstelbemiddeling, gesprekken tussen slachtoffers
en daders e.d. Zijn er in de huidige strafrechtelijke praktijk ook andere vormen van
buitengerechtelijke afdoening waar nog geen wettelijke regels voor zijn gegeven?
Ten slotte willen deze leden weten in hoeverre er niet alleen in het strafproces,
maar ook in het proces van het opleggen van voorwaarden rond voorwaardelijke invrijheidstelling
sprake is van betrokkenheid van slachtoffers bij het vaststellen van de voorwaarden,
mede in het licht van een proces van herstelbemiddeling.
II. Reactie van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.