Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen, Buitenweg en Groothuizen inzake het bericht ‘Het sluiten van woningen op grond van de Wet Damocles’
Vragen van de leden Van Nispen (SP), Buitenweg (GroenLinks) en Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het sluiten van woningen op grond van de Wet Damocles (ingezonden 27 september 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 6 november 2018).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 387.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Drie maanden uit huis gezet om veertien gram
wiet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u per jaar uiteenzetten hoeveel woningen door burgemeesters gesloten zijn in
de afgelopen 10 jaar op grond van artikel 13b Opiumwet?
Antwoord 2
Ik beschik niet over deze gegevens. De bevoegdheid om woningen op grond van artikel
13b van de Opiumwet te sluiten is een bevoegdheid van de burgemeester en dus een lokale
aangelegenheid. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten hoeveel sluitingsbesluiten van burgemeesters op grond van artikel
13b Opiumwet door de (voorzieningen)rechter ongedaan zijn gemaakt? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
De enige cijfers, waarover ik op dit moment beschik, komen uit het onderzoek naar
uitspraken van rechtbanken over artikel 13b Opiumwet in de periode 2008–2016 van promovenda
Michelle Bruijn. Uit haar onderzoek blijkt dat de rechtbank in 30% van de gepubliceerde
uitspraken het beroep tegen de sluiting gegrond heeft verklaard. Naar aanleiding van
dit onderzoek heeft de Tweede Kamer de motie-Buitenweg/Van Nispen2 aanvaard. Hierin wordt de regering verzocht het gebruik van de bestuurlijke sluitingsbevoegdheid
te monitoren, uitspraken van de rechter hierover te analyseren en de Kamer hierover
driejaarlijks te informeren. Zoals u weet, zal de regering deze motie uitvoeren. Die
uitvoering zal naar verwachting ook aanvullende gegevens opleveren over aantallen
geschorste of vernietigde sluitingsbesluiten.
Vraag 4
Wordt volgens u artikel 13b Opiumwet nog wel toegepast op de manier zoals die door
de wetgever oorspronkelijk bedoeld was? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo nee,
wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 4
In de toelichting van het huidige artikel 13b van de Opiumwet3 heeft de regering aangegeven dat de burgemeester bij de toepassing van diens bevoegdheid
tot oplegging van een last onder bestuursdwang de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit
in acht moet nemen. Doorgaans hanteren burgemeesters een stappenplan voor het optreden
tegen productie van of handel in drugs vanuit woningen en andere panden. Het is aan
de rechter om te beoordelen of de burgemeester in redelijkheid van zijn sluitingsbevoegdheid
gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast
evenredig is.
Ik verwijs verder naar de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel tot wijziging
van de Opiumwet wat ik op 31 oktober jl. naar de Eerste Kamer heb verzonden.4 Daar merk ik op dat de toepassing en jurisprudentie over artikel 13b inderdaad ruimer
lijken dan de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever en verklaar ik dat verschil
door te wijzen op de grote schaal waarop woningen tegenwoordig worden gebruikt voor
drugsproductie en -handel. De bedoeling van de wetgever, zoals blijkend uit de geschiedenis
van totstandkoming van de wet, is niet de enige factor die door de rechter wordt betrokken
bij zijn uitleg van de wettekst. Zo kent de rechter ook gewicht toe aan de wettekst
zelf, aan de manier waarop bestuursorganen hun door de wet gegeven bevoegdheid toepassen
en aan maatschappelijke ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sinds de totstandkoming
van de wet.
Vraag 5
Herinnert u zich uw toezegging tijdens het debat over de Wijziging van de Opiumwet
(verruiming sluitingsbevoegdheid) dat u graag zou willen bijdragen aan de informatievoorziening
aan gemeenten over de mogelijkheid tot het sluiten van panden?5 Wat is hiervan de stand van zaken? Is inmiddels een uniform beleid ontwikkeld of
verschilt het gebruik van de mogelijkheid tot het sluiten van woningen nog steeds
aanzienlijk per gemeente?
Antwoord 5
Tijdens het debat over de wijziging van de Opiumwet heb ik toegezegd om nog eens te
kijken of de casuïstiek voldoende verankerd is en voldoende wordt aangereikt. In overleg
met gemeenten wordt nu een communicatietraject gestart om de casuïstiek onder de aandacht
van burgemeesters te brengen.
Dat traject heeft niet tot doel om uniform beleid te ontwikkelen. De casuïstiek kan
ook per gemeente verschillen. Hoe dan ook is het inherent aan de keuze van de wetgever
voor een bevoegdheid van de burgemeester dat er verschillen zullen blijven bestaan
tussen gemeenten.
Vraag 6
Snapt u dat veel mensen de sluiting van een woning als straf ervaren en niet zozeer
als een bestuurlijke maatregel? Vindt u dit wenselijk?
Antwoord 6
De sluiting van een pand, met name wanneer dit een woning betreft, is een ingrijpende
maatregel. De opgelegde maatregel is echter niet bedoeld als straf, maar om overtreding
van de Opiumwet te beëindigen en herhaling daarvan te voorkomen. De burgemeester zal
bij het opleggen van de maatregel zich rekenschap geven van de gevolgen voor belanghebbenden.
Doet hij dat onvoldoende, dan kan de voorzieningenrechter het besluit schorsen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.