Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over de mensenrechtensituatie in Egypte
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de mensenrechtensituatie in Egypte (ingezonden 16 oktober 2018).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 6 november 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het oordeel van Amnesty International en Human Right Watch over
massale mensenrechtenschendingen in Egypte en straffeloosheid voor daders?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het gegeven dat honderden demonstranten in oneerlijke massaprocessen,
waarbij op grote schaal en op systematische wijze marteling wordt ingezet om schuldbekentenissen
te verkrijgen, tot jarenlange gevangenisstraffen en zelfs de doodstraf zijn veroordeeld?
Antwoord 2
Voor het standpunt van het Kabinet ten aanzien van de uitspraken in de Raba’a sit-in dispersalzaak verwijs ik u graag naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kuzu
(DENK), d.d. 12 oktober 2018. Daarin stelde het Kabinet ondermeer dat het met zorg
kennis heeft genomen van de vonnissen, dat Nederland de zaak de afgelopen jaren nauwlettend
heeft gevolgd (o.m. door het bijwonen van zittingen door de Nederlandse ambassade),
dat het Kabinet principieel tegenstander is van de doodstraf, dat – mede op aandringen
van Nederland – de woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini haar zorgen uitte
over de procesgang en vonnissen en dat ik mijn zorgen over de procesgang en vonnissen
heb aangekaart tijdens mijn ontmoeting met de Egyptische Minister van Buitenlandse
Zaken in de marges van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september
jl.
Vraag 3
Klopt het dat naast demonstranten ook journalisten en zelfs kinderen zijn veroordeeld
in deze massaprocessen?
Antwoord 3
Eén van de veroordeelden is fotojournalist Mahmoud Abu Zeid, bekend als Shawkan. Hij
werd in augustus 2013 gearresteerd tijdens de ontruiming van het Raba’a al-Aadawiyyaplein in Caïro, waar zitprotesten gaande waren. Hij was daar om foto’s te nemen van
de demonstratie voor persbureau Demotix. Er zijn daarnaast 22 minderjarige verdachten veroordeeld tot tien jaar jeugddetentie.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat niet één lid van de veiligheidsdiensten door de Egyptische autoriteiten
is veroordeeld voor de massamoord waarbij vele honderden demonstranten vijf jaar geleden
om het leven kwamen? Wat vindt u hiervan?
Antwoord 4
Sinds het vertrek van president Morsi in 2013 voert de Egyptische regering een campagne
tegen het inmiddels verboden Moslimbroederschap. Bij verschillende demonstraties zijn
leden van het Moslimbroederschap om het leven gekomen, onder meer op 14 augustus 2013
tijdens de ontruiming van de zitprotesten op het Raba’a al-Adawiyya plein toen er onder aanhangers van president Morsi en Egyptische veiligheidstroepen
honderden mensen om het leven zijn gekomen.
Voor het optreden tijdens deze ontruiming zijn geen leden van de veiligheidsdiensten
veroordeeld. Wel zijn er vier officieren veroordeeld voor een incident waarbij een
traangasgranaat in een arrestantenbus werd gegooid en meerdere arrestanten de dood
vonden. De door de regering ingestelde mensenrechtenraad (National Council for Human Rights) kwalificeerde de ontruiming van de zitprotesten in een rapport van 20 maart 2014
als «legaal», maar tekende daar bij wel aan dat er te snel geweld is ingezet volgend
op de waarschuwing, waardoor de demonstranten onvoldoende tijd hadden om vrijwillig
de locatie te verlaten. Het Kabinet acht het tegengaan van straffeloosheid van groot
belang. Dit vormt een belangrijk thema in onze dialoog met Egypte.
Vraag 5
In hoeverre is immuniteit van strafvervolging voor leden van veiligheidsdiensten in
de Egyptische wet vastgelegd?
Antwoord 5
Immuniteit voor de veiligheidsdiensten is niet in de Egyptische wet vastgelegd. In
de praktijk vindt echter zelden vervolging plaats. In juli 2018 nam het Egyptische
parlement de «Law concerning the Treatment of Some Senior Officers of the Armed Forces» aan. Artikel vijf van deze wet verbiedt het openen van een onderzoek tegen door
de president aangewezen officieren voor handelingen begaan in hun officiële hoedanigheid
in de periode tussen 3 juli 2013 en 10 januari 2016, de periode tussen het vertrek
van president Morsi en het aantreden van het nieuwe parlement.
Vraag 6
Deelt u de analyse dat de massamoord in augustus 2013, in de plaats Rab’a, waarschijnlijk
aan te merken is als een misdaad tegen de menselijkheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het kabinet erkent de legitieme veiligheidsbehoefte van de Egyptische autoriteiten,
maar is tegelijkertijd van mening dat deze hand in hand moet gaan met respect voor
de mensenrechten. Egyptenaren moeten vreedzaam kunnen demonstreren en zich kunnen
verenigen. Mensenrechten zoals de vrijheid van vergadering, de vrijheid van meningsuiting
en persvrijheid vormen belangrijke randvoorwaarden voor een stabiele samenleving.
Tot op heden hebben internationale gerechts- en strafhoven de gebeurtenissen in Raba’a
niet als misdaad tegen de menselijkheid bestempeld.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de mensenrechtensituatie in Egypte geen ruimte laat voor nauwere
betrekkingen tussen Nederland en de Europese Unie (EU) met Egypte? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Het Kabinet hecht aan het onderhouden van goede betrekkingen met de buurlanden van
de Europese Unie, waaronder Egypte. Leidraad bij de betrekkingen tussen de EU en Egypte
zijn het EU-associatieverdrag en de in 2017 vastgestelde Partnerschapsprioriteiten.
De steun voor democratisering en sociaaleconomische ontwikkeling zijn hier onderdeel
van. Het Kabinet vindt het belangrijk dat binnen de relatie met Egypte ruimte is om
zorgpunten, waaronder de mensenrechtensituatie, te bespreken. Een stabiel en welvarend
Egypte is een rechtstreek belang voor Europa en Nederland. Door goede betrekkingen
te onderhouden, waarin ruimte is voor stevige dialoog en kritiek, kan een positieve
bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van de situatie in Egypte, waaronder ook
de mensenrechtensituatie.
Vraag 8
Bent u bereid contact op te nemen met uw Egyptische collega, eventueel in EU-verband,
om aan te dringen op nieuwe, eerlijke processen, het niet uitvoeren van de opgelegde
doodstraffen en het vervolgen van daders van de massamoord tegen demonstranten in
2013? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Nederland werkt bilateraal en in EU-kader aan een constructieve dialoog met de Egyptische
autoriteiten waarbij de nadruk ligt op het belang een balans te vinden tussen legitieme
anti-terrorismemaatregelen van de Egyptische regering en het garanderen van fundamentele
vrijheden en respect voor mensenrechten. In mijn gesprek met mijn Egyptische ambtsgenoot
Shoukry in de marges van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York
deelde ik onder andere mijn zorgen over de uitspraak in de Raba’a sit-in dispersalzaak.
Het kabinet zet zich in bredere zin, bilateraal en in EU-verband, in voor het tegengaan
van straffeloosheid. Nederland heeft de rechtszaak over de Raba’a sit-in dispersalzaak gemonitord, samen met Duitsland, Canada, Noorwegen, Frankrijk, de Verenigde Staten
en België. Daarnaast heeft het kabinet zorgen over deze zaak herhaaldelijk aangekaart
bij de Egyptische autoriteiten. Voorts staat het kabinet achter de verklaring van
de woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini, waarin zorgen worden geuit over
de terdoodveroordelingen en de procesgang.
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 5 november 2018, wanneer een notaoverleg over
mensenrechten staat gepland?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.