Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Bruins over de positie van een naast geassocieerde/zakelijke relatie van een PEP in samenhang met de wijziging van de UBO-regeling
Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Financiën over de positie van een naast geassocieerde/zakelijke relatie van een PEP in samenhang met de wijziging van de UBO-regeling (ingezonden 15 oktober 2018).
Mededeling van Minister Hoekstra (Minister van Financiën) (ontvangen 6 november 2018).
Vraag 1
Is het de bedoeling van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
(Wwft) dat als een zogeheten PEP (een politiek prominent persoon in de zin van de
Wwft) een zogenoemde UBO (een uiteindelijk belanghebbende in de zin van de Wwft) is,
de andere UBO’s in de betreffende organisatie(s) kwalificeren als naast geassocieerde
en/of nauwe zakelijke relatie?
Vraag 2
Kunt u de reikwijdte in de praktijk van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 ook concreet
aangeven voor elk van de volgende afzonderlijk casussen:
a. Een PEP is lid van een kerkenraad met 20 leden. Deze vormen gezamenlijk het bestuur
van de kerk. De kerk heeft geen UBO’s in het kader van eigendom of zeggenschap. Klopt
het dat indien het gehele statutair bestuur van de kerkenraad gezamenlijk kwalificeert
als UBO om die reden alle medekerkenraadsleden individueel kwalificeren als persoon
bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente persoon in de zin van
de wet en derhalve vallen onder de verplichtingen als bedoeld in artikel 8, vijfde
lid, en verder van de Wwft?
b. Een PEP is statutair-bestuurder van een onderneming samen met acht andere bestuurders.
De onderneming heeft geen UBO op basis van eigendom of zeggenschap. Klopt het dat,
indien het gehele statutaire bestuur van de onderneming gezamenlijk nu kwalificeert
als UBO, om die reden alle medebestuursleden individueel kwalificeren als naast geassocieerden
en derhalve vallen onder de verplichtingen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, en
verder van de Wwft?
c. Een PEP is samen met twee andere bestuursleden bestuurslid van een stichting. Op basis
van zeggenschap kwalificeert elk individu als UBO. Klopt het dat, nu elk lid individueel
kwalificeert als UBO op basis van zeggenschap, om die reden ook de medebestuursleden
individueel kwalificeren als naast geassocieerden en derhalve vallen onder de verplichtingen
als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, en verder van de Wwft?
d. Een PEP is bestuurslid van een werkgeversvereniging. De werkgeversvereniging kent
geen UBO’s op basis van eigendom en zeggenschap. Klopt het dat, indien het gehele
statutaire bestuur van de vereniging gezamenlijk nu kwalificeert als UBO, om die reden
alle medebestuursleden individueel kwalificeren als naast geassocieerden en derhalve
vallen onder de verplichtingen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, en verder van
de Wwft?
e. Betekent het zijn van naast geassocieerde ook dat de overige entiteiten waar deze
naast geassocieerde in betrokken is als UBO ook een verscherpt cliëntenonderzoek moeten
hebben? Zo ja welke risico's moeten in dit kader specifiek onderzocht worden en hoe
kan dat effectief en goed worden ingevuld? Kunt u dit uitwerken met concrete voorbeelden?
f. Welke periode blijft de medebestuurder, zoals hiervoor benoemd, nog naast geassocieerde
indien de PEP geen UBO meer is in de hiervoor genoemde entiteiten?
Vraag 3
Bent u bereid de reikwijdte van naast geassocieerden nader te bezien om zodoende doel
en aard van de wetgeving in overeenstemming te krijgen met het risico?
Vraag 4
In welke van de onderstaande gevallen kwalificeren naar uw inschatting de onderstaande
casussen als nauwe zakelijke relatie in de zin van de Wwft:
a. de schuldeiser (natuurlijk persoon) van de PEP;
b. de schuldenaar (natuurlijk persoon) van de PEP?
Vraag 5
Hoe ver reikt de onderzoeksplicht van een instelling onder de Wwft om al dan niet
te concluderen tot een zakelijke relatie? Kunt u concrete voorbeelden noemen wanneer
er geen aanleiding is voor nader onderzoek voor onderzoek naar een zakelijke relatie?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van bovenvermelde vragen met kenmerk
2018Z18409 van het lid Bruins (ChristenUnie) niet binnen de gebruikelijk termijn kunnen worden
beantwoord. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.