Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Van Kooten-Arissen over het testen van zenuwgassen op proefdieren door Defensie
Vragen van de leden Wassenberg en Van Kooten-Arissen (beiden PvdD) aan de Ministers van Defensie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het testen van zenuwgassen op proefdieren door Defensie (ingezonden 29 augustus 2018).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie), mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 1 november 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 105.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de brandbrief van Animal Rights, waarin wordt opgeroepen
een einde te maken aan dierproeven voor defensiedoeleinden, zoals het testen van zenuwgassen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het ethisch aanvaarbaar dat cavia’s en ratten in opdracht van Defensie worden
blootgesteld aan zenuwgassen via de huid, inhalatie of een canule, waardoor hun ogen
beschadigd worden en de dieren blind worden en waardoor de dieren ademhalingsproblemen
ondervinden, kwijlen, ernstige tremoren vertonen, door hun poten zakken, en waarbij
de dieren sterven tijdens het experiment of na afloop worden gedood?
Antwoord 2
Defensie en onderzoeksinstellingen die in opdracht werken van Defensie hebben de plicht
om goed en verantwoordelijk met proefdieren om te gaan, hierbij hoort ook dat het
ongerief dat deze dieren ondervinden tot een minimum blijft beperkt. In overeenstemming
met de Wet op Dierproeven worden de dierexperimenten alleen uitgevoerd als er geen
alternatieven zijn. Het zelfstandig bestuursorgaan de Centrale Commissie Dierproeven
toetst vooraf of onderzoeken waarbij dieren worden gebruikt aanvaardbaar zijn. Bij
het al dan niet toestaan van dierproeven is de afweging tussen het belang van de proef
en het ongerief van het dier, dat wil zeggen de ethische toets, zwaarwegend.
Defensie heeft een verantwoordelijkheid voor zowel het genereren als het in stand
houden van alle nationale kennis op het gebied van Chemische, Biologische, radioactieve
en Nucleaire (CBRN) strijdmiddelen, dit op het vlak van detectie, waarschuwing, bescherming,
ontsmetting en medische tegenmaatregelen. Zenuwgassen vallen onder CBRN-strijdmiddelen.
Voor de verbetering van medische behandeling tegen zenuwgasvergiftiging is onderzoek
nodig. Voor goed en betrouwbaar onderzoek is, vanwege het ontbreken van voldoende
alternatieven, het gebruik van proefdieren nog steeds noodzakelijk. Tijdens het onderzoek
wordt er naar gestreefd de duur van het ongerief zo kort mogelijk te laten zijn en
waar mogelijk de dierproef onder verdoving te laten plaatsvinden.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat voor deze experimenten speciaal gefokte haarloze cavia’s worden
gebruikt uit Amerika, omdat de huid van deze dieren het zenuwgas goed opneemt? Klopt
de aanname dat deze in Amerika gefokte dieren extra leed ondervinden, doordat zij
vele uren op transport gaan voordat zij aankomen in het laboratorium en worden blootgesteld
aan experimenten?
Antwoord 3
Dieren mogen niet worden gebruikt voor onderzoek, tenzij daar zwaarwegende belangen
tegenover staan. Uit de overwegingen moet onder meer blijken dat het onderzoek waarvoor
het dier wordt gebruikt voldoende wetenschappelijk is verantwoord. De cavia is een
wetenschappelijk geaccepteerde diersoort voor onderzoek met zenuwgassen. Doordat eerder
onderzoek eveneens met deze diersoort is uitgevoerd, zijn resultaten bovendien te
vergelijken. Indien mogelijk worden dieren betrokken van leveranciers op korte afstand,
echter zijn niet alle diersoorten leverbaar in Europa. Het transport vanaf de leverancier
naar de onderzoeksinstelling wordt verzorgd door gecertificeerde transportbedrijven
en is in lijn met voorwaarden voor vervoer van levende dieren en de specifieke condities
van de te vervoeren soort.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat deze experimenten met zenuwgassen al ruim vijftien jaar in Nederland
plaatsvinden?
Antwoord 4
Defensie heeft een nationale taak bij CBRN-incidenten. Kennis over CBRN-strijdmiddelen
is noodzakelijk voor de effectieve detectie, bescherming, ontsmetting en medische
tegenmaatregelen. De dreiging van inzet met CBRN-strijdmiddelen is nog steeds actueel.
Recente voorbeelden zijn de gifgasaanslag op Russische dubbelspionnen in Engeland,
de aanslag op een familielid van Kim Jong-Un in Maleisië en de inzet op grotere schaal
in Syrië. De ontwikkeling van deze strijdmiddelen door kwaadwillenden gaat helaas
continue door.
De dierproeven maken deel uit van een groter achterliggend onderzoek. Dat onderzoek
is van wezenlijk belang, omdat ze bijdragen aan de kennisopbouw en -ontwikkeling over
de werking en mogelijke behandeling van zenuwgas teneinde Nederlandse militairen en
burgers beter te kunnen beschermen tegen zenuwgasaanvallen, blootstelling adequaat
te kunnen vaststellen en medische hulp te kunnen verlenen door effecten op de gezondheid
tegen te gaan. Om de dierproeven tot een minimum te beperken wordt voor de kennisontwikkeling
nauw samengewerkt met NAVO-partners. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel dieren er de afgelopen vijftien jaar in Nederland zijn gebruikt
voor het testen van zenuwgassen? Kunt u aangeven hoeveel dieren zijn gebruikt voor
militaire doeleinden van andere landen? Kunt u aangeven welke experimenten dit zijn
geweest en welk lijden ze hebben veroorzaakt bij de proefdieren (angst, pijn, stress)?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er worden geen dieren ingezet voor het testen van zenuwgassen. Er worden dieren ingezet
voor onderzoek naar medische tegenmaatregelen daartegen. Het aantal dierproeven dat
in opdracht van Defensie wordt uitgevoerd en de mate van ongerief dat de dieren daarbij
ondervinden, wordt jaarlijks gerapporteerd en gepubliceerd in het jaaroverzicht dierproeven
en proefdieren «Zo doende» dat wordt uitgegeven door de Nederlandse Voedsel- en Waren
autoriteit en wordt gepubliceerd op internet. Mede door het Rijksbeleid om het gebruik
van dierproeven te verminderen, vervangen en/of verfijnen (3V-beleid), is de afgelopen
15 jaar het aantal gebruikte proefdieren verminderd. Het aantal dieren betreft circa
100 knaagdieren (cavia’s en ratten) per jaar.
Nee. De wettelijke registratieplicht zoals vastgelegd in de Dierproevenregeling 2014
draagt Nederlandse vergunninghouders op jaarlijks informatie te leveren over het gebruik
van aantallen proefdieren, gegevens over dierproeven waaronder het doel van de proef
en de mate van ongerief. Deze informatie wordt jaarlijks gepubliceerd in het jaaroverzicht
«Zo doende». Of een proef met dieren wordt uitgevoerd in opdracht van een ander land
is geen onderdeel van de registratieplicht.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoeveel geld Defensie de afgelopen jaren heeft besteed aan onderzoek
met proefdieren en hoeveel geld aan de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmethoden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Met dit onderzoek is € 150.000 per jaar gemoeid. Defensie investeert daarnaast per
jaar € 150.000 in proefdiervrij- en alternatievenonderzoek.
Vraag 7
Werkt u samen met andere landen om proefdiervrije onderzoeksmethoden te ontwikkelen?
Kunt u aangeven of u tevreden bent op de voortgang die hiermee binnen Defensie geboekt
is? Kunt u aangeven welke alternatieve onderzoeksmethoden er inmiddels zijn ontwikkeld?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Er wordt nauw samengewerkt met NAVO-partners en er is sprake van intensieve wetenschappelijke
kennisdeling. Met deze kennisdeling wordt voorkomen dat hetzelfde onderzoek met proefdieren
op meerdere plaatsen wordt uitgevoerd. Hierbij hoort ook kennisdeling over ontwikkeling
van proefdiervrije methodes en overige alternatieven, in het kader van vervanging,
verfijning en vermindering. Proefdiervrije alternatieven bieden echter nog onvoldoende
zekerheid over de werkelijke werking en veiligheid van behandelmethoden voor de mens.
Vraag 8
Heeft u transitiebeleid opgesteld waarbij wordt ingezet op het vervangen van dierproeven
voor defensiedoeleinden? Zo ja, hoe ziet dit beleid eruit en hoeveel budget is hier
voor gereserveerd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Dierproeven worden uitgevoerd conform de Wet op Dieren, waarbij het 3V-principe leidend
is:
– Dierproeven mogen alleen worden uitgevoerd als er geen alternatieven zijn.
– Er wordt een zo gering mogelijk aantal dieren gebruikt.
– De dieren ondervinden zo min mogelijk ongerief.
Het onderzoek naar risico’s en behandeling van blootstelling aan giftige stoffen in
een militaire context wordt zo mogelijk uitgevoerd op gekweekte (lichaams)cellen en
waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van computerberekeningen en computermodellen.
Ook wordt dit type onderzoek internationaal besproken en gedeeld met onderzoeksinstituten
van NAVO-landen om het aantal experimenten aanvullend op elkaar en minimaal te doen
zijn. Hierbij gaat de aandacht ook uit naar het ontwikkelen en toepassen van proefdiervrije
methodologie. Zie ook de antwoorden op vraag 6 en 7.
Vraag 9
Bent u voornemens om het testen van zenuwgassen op dieren zo spoedig mogelijk te beëindigen?
Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Defensie zal stoppen met dierproeven zodra met dierproefvrije methoden voldoende kennis
over de bescherming, ontsmetting en medische tegenmaatregelen tegen de effecten van
CBRN-strijdmiddelen kan worden opgebouwd. Het is helaas niet de verwachting dat dit
op korte termijn het geval zal zijn. Tot die tijd blijven dierproeven onontbeerlijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.