Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over "de oproep van Belgische minister Peeters aan Ryanair om te voldoen aan Belgisch arbeidsrecht"
Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de oproep van Belgische Minister Peeters aan Ryanair om te voldoen aan Belgisch arbeidsrecht (ingezonden 1 oktober 2018).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 5 november
2018).
Vraag 1
Bent u bekend met de brief van de Belgische Minister van Werk, Economie en Consumentenzaken
de heer Peeters aan Ryanair topman O'Leary?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kijkt u aan tegen de praktijken van schijnzelfstandigheid bij de tewerkstellingen
van piloten? Hoe kijkt u aan tegen het verplicht, vaak op zeer korte termijn en zonder
verdere ondersteuning, laten emigreren van werknemers bij Ryanair op grond van discutabele
criteria als onvoldoende verkoopresultaten of te vaak ziek melden?
Antwoord 2
Ik hecht eraan dat in de luchtvaartsector sprake is van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden
en arbeidsomstandigheden en dat het overtreden van wet- en regelgeving actief wordt
aangepakt. Samen met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën
heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vorig jaar onderzoek gedaan
naar schijnzelfstandigheid bij luchtvaartmaatschappijen. Hieruit komt naar voren dat
de Belastingdienst een goed beeld heeft van de wijze waarop de verschillende arbeidsrelaties
tussen in Nederland woonachtige piloten en in het buitenland gevestigde luchtvaartmaatschappijen
eruitzien. Als er sprake is van een dienstbetrekking terwijl de piloot in zijn aangifte
inkomstenbelasting aangeeft zelfstandig te zijn, wordt dit door de Belastingdienst
gecorrigeerd en wordt er – daar waar nodig – ook geprocedeerd. Een voorbeeld hiervan
is een uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 17 januari 20172.
Ook hecht ik eraan dat bedrijven zich bij overplaatsing van personeel aan de relevante
wetgeving houden. Bij een gedwongen overplaatsing is het van belang dat de werkgever
de persoonlijke omstandigheden van de werknemer in overweging neemt en onderbouwt
dat hij een zwaarwichtig belang heeft voor een gedwongen overplaatsing, zoals volgt
uit de uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 5 juli 20183.
Vraag 3, 4 en 5
Is het wat u betreft in het kader van het «homebase»-principe, als bedoeld in de Europese
verordeningen ter zake, mogelijk dat werknemers terwijl zij in Nederland wonen en
werken, onder Iers arbeidsrecht te werk worden gesteld?
Bent u van mening dat Ryanair zich moet houden aan nationale wet- en regelgeving aangaande
het Nederlandse arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht op het moment dat er sprake
is van arbeidscontracten die betrekking hebben op werknemers die in en/of vanuit Nederland
hun werkzaamheden verrichten en in Nederland woonachtig zijn?
Bent u van mening dat, indien door of namens een werknemer in Nederland sociale zekerheidspremies
worden afgedragen, het niet zo kan zijn dat het eventuele recht op een uitkering wordt
beperkt door op de arbeidsovereenkomst Iers recht van toepassing te verklaren, waardoor
bijvoorbeeld bij ziekte de werkgever het salaris niet doorbetaald en het UWV de betreffende
werknemer terugverwijst naar de werkgever gezien diens verplichting tot loondoorbetaling
gedurende de eerste twee jaar van ziekte?
Antwoord 3, 4 en 5
Het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht dat van toepassing is op cockpit- of
cabinepersoneel dat zijn thuisbasis in Nederland heeft, wordt mede bepaald door twee
Europese verordeningen:
– de Rome I-verordening inzake het arbeidsrecht dat van toepassing is op arbeidsovereenkomsten4; en
– Verordening EG 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels5.
Op grond van de Europese wetgeving is het mogelijk dat op het arbeidscontract van
cockpit- of cabinepersoneel dat in Nederland woonachtig is het arbeidsrecht van een
andere lidstaat van toepassing is. De Rome I-verordening gaat uit van de mogelijkheid
dat partijen een keuze kunnen maken omtrent het recht dat van toepassing is op het
arbeidscontract.
Uit een arrest van het Europese Hof van 14 september 20176 volgt dat personen met een arbeidscontract waarop het recht van toepassing is van
een ander land dan dat van waaruit zij gewoonlijk werken, naar een rechtbank kunnen
stappen in het land van waaruit zij gewoonlijk werken. In dit arrest is ook bepaald
dat het begrip «thuisbasis» een belangrijke aanwijzing vormt om «de plaats waar of
van waaruit de werknemer gewoonlijk werkt» te bepalen. Hieruit volgt dat een medewerker
met als thuisbasis Nederland doorgaans naar de Nederlandse rechter kan stappen.
Als op basis van een door partijen gemaakte rechtskeuze het recht van een ander land
van toepassing is, voorziet de Rome I-verordening toch nog in een zekere bescherming
van de werknemer in het land waar hij gewoonlijk werkt, doordat deze dan een beroep
kan doen op gunstiger bepalingen van bijzonder dwingend recht. De rechtskeuze kan
er namelijk niet toe leiden de werknemer de bescherming van deze bepalingen verliest.
Wanneer dit van toepassing is, is te bepalen door de Nederlandse rechter. Dit was
bijvoorbeeld het geval in de uitspraak van 5 juli 2018 van het Gerechtshof Den Bosch,
waarin het hof heeft bepaald dat bepaalde wetsartikelen omtrent ontslag van dwingend
recht waren in de zin van Rome I, en dat deze meer bescherming boden dan het arbeidsrecht
van het keuzeland, waaruit volgde dat deze dwingendrechtelijke bepalingen van toepassing
waren op het arbeidscontract in zake. Het is dus aan de Nederlandse rechter om te
bepalen onder welke omstandigheden het Nederlandse arbeidsrecht van toepassing is,
en niet aan de Nederlandse overheid.
In Nederland gevestigde luchtvaartmaatschappijen moeten aan de Nederlandse arbeidswetten
voldoen die een goede bescherming bieden aan hun medewerkers die vanuit Nederland
werken. Dit zou naar mijn mening ook zo moeten zijn voor cockpit- en cabinepersoneelsleden
in dienst bij buitenlandse luchtvaartmaatschappijen, die gewoonlijk vanuit Nederland
werken, om oneigenlijke concurrentie door bedrijven ten koste van de bescherming van
hun werknemers te voorkomen.
Met betrekking tot de socialezekerheidsbescherming bepaalt Verordening 883/2004 sinds
een wijziging in 20127 dat leden van het cockpit- en cabinepersoneel vallen onder de socialeverzekeringswetgeving
van de lidstaat waar hun «thuisbasis»8 zich bevindt. Dit betekent dat Nederlands socialezekerheidsrecht van toepassing is
op werknemers met een thuisbasis in Nederland. Op basis van vaste rechtspraak van
het Europees Hof valt een verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte onder het bereik
van de Verordening 883/2004.9 Indien het cockpit- en cabinepersoneel op basis van hun thuisbasis in Nederland sociaal
verzekerd is, is tevens de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte van toepassing.
Ik ben van mening dat de werkgever in dergelijke gevallen gehouden is aan de nationale
wet- en regelgeving betreffende de socialezekerheidsbescherming, waaronder de loondoorbetalingverplichting
bij ziekte, ook in het geval een dergelijke werknemer een arbeidsovereenkomst onder
het recht van een andere lidstaat heeft. Een medewerker kan naar de rechter stappen
wanneer deze verplichting niet nagekomen wordt.
Vraag 6
Bent u benaderd door uw Belgische collega, de Minister van Werk, Economie en Consumentenzaken,
om Ryanair topman O'Leary hierop aan te spreken? Bent u ook bereid om een brief naar
Ryanair topman O'Leary te sturen met de boodschap dat het Nederlandse arbeidsrecht
onverkort moet gelden op werknemers die voor Ryanair werkzaam zijn en die voldoen
aan het criterium dat zij in en/of vanuit Nederland hun werkzaamheden verrichten?
Antwoord 6
Momenteel bereid ik met enkele andere EU-lidstaten een brief aan Ryanair topman O’Leary
voor. Hierin wordt aangegeven dat wij het wenselijk vinden dat Ryanair het arbeidsrecht
toepast van het land van waaruit de medewerkers gewoonlijk werken.
Vraag 7
Welke mogelijkheden ziet u, mede in het licht van het tegengaan van oneerlijke concurrentie
op arbeidsvoorwaarden en de daarmee gepaard gaande race naar beneden in de luchtvaart,
om Ryanair maar ook andere bedrijven te dwingen om werknemers met als thuisbasis Nederland
arbeidscontracten aan te bieden waarop het Nederlandse arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht
van toepassing is? Bent u bereid daar actief beleid op te voeren en daarop te gaan
handhaven?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3, 4 en 5, is het Nederlandse socialezekerheidsrecht
reeds van toepassing op werknemers met thuisbasis Nederland. Daarnaast is het aan
de Nederlandse rechter om te bepalen of het Nederlandse arbeidsrecht van toepassing
is op een arbeidscontract, niet aan de Nederlandse overheid. Gezien de mogelijkheid
van rechtskeuze in arbeidscontracten die partijen hebben op basis van de Rome I-verordening,
is het niet mogelijk om Nederlandse wetgeving te maken die bedrijven dwingt om werknemers
contracten aan te bieden waarop het Nederlands recht van toepassing is.
Nederland is in gesprek met andere landen om deze problematiek op Europees niveau
aan te pakken. Zo heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat zich tijdens
de Aviation Summit die op 3 en 4 oktober plaatsvond in Wenen met de transportministers
uit België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg achter een verklaring geschaard
waarin de Europese Commissie wordt opgeroepen om concrete en effectieve maatregelen
te nemen op het gebied van het verzekeren van gezonde en eerlijke concurrentie binnen
de Europese luchtvaarsector en om sociale dumping te voorkomen. Ook kan worden gedacht
aan coördinatie tussen verschillende lidstaten op dit gebied of eventuele wetgeving
over het toepasselijke recht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.