Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het Onderzoek: ‘Redenen waarom eigenaren aanbod schade-afhandeling niet hebben geaccepteerd’
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het Onderzoek: «Redenen waarom eigenaren aanbod schade-afhandeling niet hebben geaccepteerd» (ingezonden 3 oktober 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 31 oktober
2018).
Vraag 1, 2, 3, 4
Wat vindt u van het feit dat ruim 70% van de 235 woningeigenaren uit het onderzoek
het aanbod van de NAM (veel) te laag vindt? Vindt u deze mensen onterecht ontevreden?
Kunt u dat toelichten?1
Wat vindt u van het feit dat de ruime meerderheid, namelijk 77%, onvoldoende informatie
heeft gekregen om een juiste afweging te maken? Denkt u dat de NAM te weinig informatie
heeft verstrekt? Kunt u dat toelichten?
Wat vindt u van het feit dat 82% van de respondenten vindt dat de NAM zich niet (voldoende)
constructief heeft opgesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat vindt u van het verschil in opvatting over de oorzaak van de schade bij 86% van
de huiseigenaren? Denkt u dat deze mensen teveel willen?
Antwoord 1, 2, 3, 4
Ik heb in het debat van 5 juli jl. aan uw Kamer toegezegd dat ik vanuit mijn monitorende
rol zou uitzoeken wat beweegredenen zijn voor bewoners om niet akkoord te gaan met
het aanbod van NAM. Het betreft dus een onderzoek onder degenen die het aanbod van
NAM hebben afgewezen. Deze groep is niet representatief voor alle bewoners die een
aanbod hebben gehad voor de afhandeling van «oude» schade.
De beweegredenen die in het onderzoek naar voren komen, wijzen erop dat bewoners zich
om uiteenlopende redenen niet kunnen verenigen met het aanbod van NAM. Zij stellen
prijs op een extern oordeel van de Arbiter Bodembeweging over het aanbod van NAM,
omdat zij bijvoorbeeld NAM niet meer vertrouwen, omdat zij het aanbod van NAM onvoldoende
vinden of om andere redenen. De bewoners die aan NAM hebben laten weten het aanbod
van NAM niet te accepteren, hebben hun schademelding voorgelegd aan de Arbiter Bodembeweging.
Dit is een laagdrempelige route om een onafhankelijk oordeel te krijgen over hun schademelding.
Vraag 5, 6
Gelooft u oprecht dat de NAM de 5138 gevallen die wel het bod accepteerden wel een
toereikend bod heeft gedaan? Kunt u zich voorstellen dat mensen een bod accepteren
om er maar van af te zijn? Kent u de voorbeelden uit het Zwartboek dat ik u heb aangeboden
nog, waarin mensen aangeven de strijd niet meer aan te kunnen? Weet u nog dat juist
deze strijd zorgt voor vele gezondheidsrisico’s in de provincie Groningen?
Waarom is er geen onderzoek gedaan naar de beweegredenen van de mensen die het bod
wel hebben geaccepteerd? Bent u bereid daar alsnog een onderzoek naar in te stellen?
Antwoord 5, 6
In het debat met uw Kamer op 5 juli 2018 heb ik het zwartboek van het lid Beckerman
ontvangen. Ik heb in dat debat aangegeven zelf ook signalen te hebben ontvangen van
individuele schademelders. Alle signalen heb ik samen met de commissaris van de Koning
bij NAM onder de aandacht gebracht, waarbij NAM het aanbod van deze bewoners opnieuw
heeft bekeken. Dit heeft in een aantal gevallen tot een herzien aanbod geleid van
NAM aan de schademelder. Daarnaast heeft NAM acties ondernomen naar aanleiding van
dit zwartboek. Zie ook de bijlage bij de Kamerbrief «afhandeling schade door gaswinning
in Groningen» van 1 oktober 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 526, bijlage «Eindrapportage afhandeling «oude» schade»).
Alle 6.199 bewoners die bij NAM op de lijst van oude schadegevallen stonden, zijn
door NAM voorzien van een aanbod. Uiteindelijk heeft 84 procent van de schademelders
het aanbod van NAM geaccepteerd. Ik kan mij voorstellen dat sommige mensen, na een
langdurige procedure die hen tijd en energie heeft gekost, het aanbod van NAM wellicht
schoorvoetend hebben geaccepteerd. Voor de mensen die het aanbod van NAM niet hebben
geaccepteerd, is er de Arbiter Bodembodembeweging om een onafhankelijk oordeel te
krijgen over hun schademelding.
Een aanvullend onderzoek naar de beweegredenen waarom mensen wel het aanbod hebben
geaccepteerd, heeft geen meerwaarde meer voor de aanpak van «oude» schade. Deze aanpak
is inmiddels in de afrondende fase beland, zonder een actieve rol van NAM, met een
onafhankelijk oordeel van de Arbiter Bodembeweging. De commissaris van de Koning en
ik houden ook hier de vinger aan de pols. Aan de hand van de reeds uitgevoerde onderzoeken
kunnen verschillende lessen worden getrokken voor de toekomstige behandeling van schademeldingen
die niet meer in het private domein, maar in het publieke domein plaatsvindt.
Vraag 7
Vindt u dat het onderzoek duidelijk maakt of de NAM het goed heeft gedaan? Zo ja,
op welke feiten baseert u die mening?
Antwoord 7
Het betreft een onderzoek naar de beweegredenen van bewoners om het aanbod van NAM
af te wijzen. Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 1 tot en met 4 ben ik
van oordeel dat zij er goed aan doen hun zaak voor te leggen aan de Arbiter Bodembeweging.
Het onderzoek geeft geen inhoudelijk oordeel over het functioneren van NAM. Ik stel
vast dat het aanbod van NAM voor ruim 84% van de gevallen tot een uitkomst heeft geleid
en zal met interesse de uitspraken van de Arbiter Bodembeweging over de overige gevallen
volgen.
Vraag 8
In hoeveel van de door de arbiters behandelde casus heeft de NAM in de afgelopen jaren
gelijk gekregen? Hoe vaak kregen huiseigenaren van de arbiters een beter bod? Bent
u bereid om ook bij deze 235 huiseigenaren te kijken welk percentage een beter bod
krijgt om zo beter inzicht te krijgen in de kwaliteit van het bod van de NAM? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Ik heb geen overzicht van het aantal gevallen waarin arbitrage heeft geleid tot een
hoger aanbod van NAM. De gegevens waarnaar gevraagd wordt, worden door de Arbiter
Bodembeweging niet op deze manier vastgelegd. De Arbiter Bodembeweging behandelt het
geschil over de schade op basis van de beschikbare informatie. Het is hierbij lang
niet altijd mogelijk één partij in het gelijk te stellen. Een voorbeeld hiervan is
dat de Arbiter kan adviseren dat een deel van, maar niet alle, door de bewoner gemelde
schade voor vergoeding in aanmerking komt. Zoals gezegd zullen de commissaris van
de Koning en ik de afwikkeling van de oude schadegevallen bij de Arbiter Bodembeweging
in de gaten houden.
Vraag 9
Wat gaat u doen om te zorgen dat iedereen met een «oude schade» krijgt waar hij of
zij recht op heeft?
Antwoord 9
Ik heb in januari van dit jaar geconstateerd dat vanwege discussies over aansprakelijkheid
zo’n zesduizend bewoners met openstaande schademeldingen van vóór 31 maart 2017 lang
op afhandeling van deze schademeldingen hebben moeten wachten, wat tot veel onzekerheid
leidde. Ik heb daarom destijds met NAM afgesproken dat zij voor deze «oude» schadegevallen
een ultieme poging zouden doen om deze schadegevallen voor 1 juli naar tevredenheid
van bewoners af te handelen. Deze schademeldingen zijn conform het gedane aanbod afgehandeld.
Ongeveer 16 procent van de bewoners heeft het aanbod van NAM niet geaccepteerd. Uit
het onderzoek naar de beweegredenen blijkt dat veel schademelders die het aanbod van
NAM hebben afgewezen, het aanbod van NAM niet toereikend vinden. Deze bewoners zijn
bij de Arbiter Bodembeweging aan het juiste adres om hier een extern oordeel op te
vragen. NAM geeft uitvoering aan de uitspraken van de Arbiter Bodembeweging. De inspanningen
van de Arbiter Bodembeweging zijn er op gericht om in september 2019 tot afronding
te komen. Ik zal deze afwikkeling nauwlettend volgen en heb zoals ik de Kamer heb
medegedeeld (Kamerstuk 33 529, nr. 526) verzoeken van de Arbiter Bodembeweging om extra capaciteit welwillend in behandeling
nemen.
Vraag 10
Wat vindt u een acceptabele termijn waarbinnen de schade moet worden afgehandeld?
Deelt u de mening dat alle schadegevallen binnen zes maanden afgehandeld zouden moeten
worden? Zo ja, hoe gaat u zorgen dat dit zal gebeuren?
Antwoord 10
De inspanningen van de Arbiters zijn er op gericht om in september 2019 tot afronding
te komen van de aangemelde «oude» schadegevallen. De Arbiter Bodembeweging heeft ingezet
op een verdubbeling van de afhandelsnelheid onder andere door capaciteitsuitbreiding.
Zodra de Arbiters aangeven hoeveel extra capaciteit noodzakelijk is, zal ik dit verzoek
welwillend in behandeling nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.