Schriftelijke vragen : De antwoorden op de schriftelijke vragen naar aanleiding van de berichtgeving dat de studie Nederlands dreigt te verdwijnen en alleen in het buitenland populair is
Vragen van de leden Van der Molen (CDA) en Özdil (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de antwoorden op de schriftelijke vragen naar aanleiding van de berichtgeving dat de studie Nederlands dreigt te verdwijnen en alleen in het buitenland populair is (ingezonden 29 oktober 2018).
Vraag 1
Kunt u meer duidelijkheid verschaffen over uw antwoorden op Kamervragen van de leden
Van der Molen (CDA) en Özdil (GroenLinks), ontvangen op 17 oktober 2018, waarin u
zowel aangeeft «geen signalen te hebben ontvangen dat universiteiten concrete voornemens
hebben om opleidingen Nederlands te sluiten» als «op de hoogte te zijn dat de Vrije
Universiteit de opleiding Nederlands van plan is te sluiten?1 Is dit geen tegenstrijdigheid?
Vraag 2
Wat is de voornaamste oorzaak dat de afgelopen tien jaar het aantal studenten Nederlands
aan universiteiten met ongeveer 60 procent is teruggelopen, zoals u in uw eerdere
antwoorden aangaf?
Vraag 3
Wat bent u van plan te ondernemen als universiteiten ervoor willen kiezen om hun opleiding
Nederlandse Taal en Cultuur te stoppen, een opleiding waarvan u zegt dat zij onmisbaar
is in het stelsel van universitair onderwijs en onderzoek? Op welk moment wilt u hier
dan op ingrijpen? Wanneer verwacht u concrete resultaten van het actieplan «Meer goed
opgeleide leraren in de schooltalen» en het net opgezette «Nationaal Platform voor
de Talen»?
Vraag 4
Wanneer is er volgens u sprake van een structurele daling van het aantal studenten
van de tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands op hogescholen, gelet op het feit
dat er dit jaar sprake is van een enorme daling van 24%? Hoeveel aanmeldingen zijn
noodzakelijk om het aanbod van Nederlandse docenten bij hogescholen op voldoende peil
te houden om de opleiding in stand te houden? Op welke manier gaat u de Kamer hierover
informeren, en op welke termijn?
Vraag 5
Kunt u expliciet maken hoeveel opleidingen Nederlands en opleidingen leraar Nederlands
er in Nederland naar uw mening minimaal moeten blijven bestaan? Kunt u hierbij een
onderscheid maken naar hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs
(wo)?
Vraag 6
Kunt u specifiek maken hoe lerarenopleidingen Nederlands zowel in het hbo als het
wo in kunnen spelen op een brede insteek met interdisciplinaire aanpak? Kunt u hierbij
expliciet aangeven hoe deze verbreding zich voor de lerarenopleiding Nederlands verhoudt
tot de bevoegdheid om het vak Nederlands te mogen geven? Bent u voornemens om deze
bevoegdheid te verbreden? Kunt u, met het licht op deze gewenste verbreding, aangeven
wie er zicht heeft en houdt op welke bevoegdheden lerarenopleidingen afgeven en of
dit in voldoende mate terug komt in het curriculum?
Vraag 7
Bedoelt u dat, als leraren de liefde voor hun vak goed over kunnen brengen, leraren
zelf mogen kiezen waar ze de nadruk op leggen en dus niet hoeven voor te bereiden
op een eindexamen Nederlands?
Vraag 8
Vindt u geesteswetenschappen niet alleen voor het stelsel van universitair onderwijs
en onderzoek onmisbaar maar ook voor het hbo vanwege hun waarde voor onze taal, taalbeheersing
en cultuur? Zo ja, wat valt er onder geesteswetenschappen in het hbo en wat is uw
rol hierbij?
Vraag 9
Bent u geschrokken van de diplomarendementscijfers? Wat is de reden dat deze zo laag
zijn? Wat kunt u eraan doen om deze te verhogen?
Vraag 10
Is het u bekend dat voor een zij-instroomtraject iemand binnen maximaal twee jaar
in de combinatie van werk en studie een bevoegdheid moet kunnen halen? Wat wilt u
doen om mensen die leraar Nederlands willen worden en langer dan twee jaar nodig hebben,
een passend traject aan te bieden zodat de instroom verder vergroot kan worden door
ook op deze groep in te zetten?
Vraag 11
Kunt u vraag 8 uit de eerste vragenset van het lid Van der Molen ook beantwoorden
voor hogescholen? Kunt u in overleg met de betrokken hogescholen en universiteiten
tot een actieplan komen om de instroom in opleidingen Nederlands in de komende jaren
te vergroten?
Vraag 12
Wordt het onderzoek naar de omvang, effectiviteit en middelen die voor de Nederlandse
taal worden ingezet buiten het Nederlands taalgebied, ook naar de Kamer gestuurd?
Wanneer kunnen we dit onderzoek en uw reactie op dit onderzoek verwachten?
Vraag 13
Wat kunt u eraan doen dat steeds meer studenten het vooroordeel hebben dat ze met
Engels meer kunnen doen, terwijl de arbeidsmarkt schreeuwt om studenten Nederlands?
Kunt u hierbij zorgen dat de Kamer een gevoel van actiegerichtheid en urgentie voor
dit probleem krijgt?
Vraag 14
Kunt u hier meer duidelijkheid verschaffen over de beantwoording op vraag 7 uit de
eerste vragenset van het lid Özdil waarin u laat weten dat de bekostigingssystematiek
er niet de oorzaak van is dat universiteiten overwegen de studie Nederlands te schrappen?
Tegelijkertijd erkent u immers dat universiteiten grotendeels naar aantal studenten
worden gefinancierd en dat dalende studentenaantallen direct van invloed zijn op de
lumpsumfinanciering van universiteiten. Kunt u aangeven waarom u geen causaal verband
ziet? Kunt u dit antwoord met nader onderzoek onderbouwen?
Vraag 15
In hoeverre is de bekostigingssystematiek van invloed op het opleidingsaanbod van
hogescholen? Bent u van mening dat het aanbod van tweedegraads lerarenopleidingen
Nederlands zal afnemen als de studentendalingen op deze opleidingen doorzetten?
Indieners
-
Gericht aan
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Indiener
H. van der Molen, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Z. Özdil, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.