Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht ‘Bescherming Defensiepersoneel tegen chroom-6 onvoldoende’
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Staatssecretaris van Defensie over het bericht «Bescherming Defensiepersoneel tegen chroom-6 onvoldoende» (ingezonden 26 september 2018).
Antwoord van Staatssecretaris Visser (Defensie) (ontvangen 29 oktober 2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van bericht «Bescherming Defensiepersoneel tegen chroom-6 onvoldoende»
alsook van de uitzending van Nieuwsuur daarover op 25 september 2018?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u kennis van de interne documenten, waarover in zowel bericht als uitzending
wordt gesproken en waarin staat dat de bescherming van defensiemedewerkers die het
hoogste risico lopen om in aanmerking met chroom-6 te komen nog steeds (nadat er mensen
ernstig ziek zijn geworden, mensen zijn overleden, rapporten zijn verschenen, conclusies
zijn getrokken en beterschap is beloofd) te wensen overlaat?
Antwoord 2
Ja, ik heb kennis genomen van die documenten. Zoals ik eerder heb gemeld in mijn brief
van 4 juni jl. (Kamerstuk 34 775 X, nr. 126), zijn er voor het veilig werken met chroom-6 door Defensie concrete maatregelen
genomen voor de korte en lange termijn, waarin ook de maatregelen die volgen uit de
recente verlaging van de grenswaarde voor chroom-6 zijn verwerkt. Deze maatregelen
zijn gericht op verbetering van voorlichting, registratie, beheersmaatregelen, toezicht,
opleiding en preventief medisch onderzoek.
Eerder dit jaar, zoals op 4 juni jl. aan uw Kamer gemeld, heb ik laten onderzoeken
of we op de goede weg zijn voor het veilig kunnen werken met chroom-6 (zie rapportages:
CEAG- en ADR-rapport als bijlage gevoegd bij Kamerstuk 34 775 X, nr. 126). Hieruit blijkt dat de genomen maatregelen afdoende zijn om veilig te kunnen werken
met chroom-6. Waar de grenswaardes voor de luchtconcentratie chroom-6 nog incidenteel
overschreden worden, worden persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt om er voor
te zorgen dat er veilig wordt gewerkt.
De ADR geeft in haar rapport aan dat maatregelen die relatief eenvoudig zijn te implementeren,
inmiddels zijn gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan is het invoeren van een detectiepen
voor chroom-6 in oude verflagen en de aanschaf van nieuwe schuurmachines. Meer tijd
kost het ontwerpen en plaatsen van state-of-the-art spuitcabines. Een ontwerp dat zekerheid geeft over voldoende afzuiging is niet kant-en-klaar
beschikbaar en gebeurt door samenwerking van Defensie, RVB en industrie. De uitvoering
van diverse maatregelen kost meer tijd dan in het oorspronkelijke plan was voorzien.
Soms door beperkte capaciteit of daadkracht, maar soms ook door complexiteit en de
afhankelijkheid van de industrie. Het plan van aanpak chroom-6 is geactualiseerd;
dit zal bijdragen aan de voortgang van de uitvoering van de maatregelen. Met de onlangs
opgerichte directie Veiligheid komt er meer capaciteit beschikbaar wat ook zal bijdragen
aan de daadkracht. De interne documenten laten zien dat de voortgang van bepaalde
maatregelen soms niet snel genoeg gaat vanwege voornoemde redenen. Echter ook dat
commandanten de naleving van de regels controleren, de werkzaamheden inventariseren
en de blootstelling beoordelen (de Risico, Inventarisatie & Evaluatie) en maatregelen
nemen. De ADR heeft de aanbeveling gedaan om strikter te sturen op de maatregelen.
De planning is dat eind 2020 de maatregelen – op een enkele na – zijn gerealiseerd.
Defensie wil chroom-6 uitbannen. Eventuele nieuwe instroom aan chroom-6 houdende producten
gebeurt alleen indien het niet anders kan. Alleen bij het Commando Luchtstrijdkrachten
wordt er nog chroom-6 zelf aangebracht op de luchtvaartuigen. Dit is nodig om veilig
te kunnen vliegen en te voldoen aan de regelgeving. Omdat Defensie hierbij afhankelijk
is van onder andere buitenlandse leveranciers van materieel wordt bezien of gezamenlijk
met bondgenoten naar oplossingen kan worden gezocht. Daar waar vervanging in bestaand
materieel niet mogelijk is of dat het pas op termijn mogelijk is, zijn risico mitigerende
maatregelen getroffen om tot die tijd veilig te kunnen werken met chroom-6.
Vraag 3 t/m 6
Wat vindt u van de zich uit bedoelde documenten opdringende conclusie dat medewerkers
van Defensie nog steeds worden blootgesteld aan het kankerverwekkende chroom-6, mede
omdat noodzakelijke maatregelen nog steeds niet dan wel in onvoldoende mate worden
getroffen?
Hoe kan het dat de onder vraag 3 bedoelde maatregelen niet dan wel in onvoldoende
mate zijn getroffen?
Hoe legt u een en ander uit aan de desbetreffende medewerkers en hun familieleden?
Wanneer kunnen medewerkers en hun familieleden erop vertrouwen dat bij Defensie de
veiligheid van medewerkers de hoogste prioriteit heeft en er veilig wordt gewerkt?
Antwoord 3 t/m 6
Nadat de chroom-6-problematiek in 2014 aan de orde kwam heeft Defensie een zogenaamde
Quick Scan laten uitvoeren naar de stand van zaken op de tien locaties van Defensie waar de
werkzaamheden aan en met chroom-6 werden uitgevoerd. Dat heeft onder andere geleid
tot het stopzetten van spuitwerkzaamheden met chroomhoudende verf in de spuitcabines
op de vliegbases Leeuwarden, Volkel en Eindhoven die niet voldeden aan de stand der
techniek om veilig te kunnen werken. In de vervanging van deze spuitcabines wordt
voorzien in 2019 (Volkel) en 2020 (Leeuwarden, Eindhoven en vliegkamp de Kooy).
Op de vliegbasis Volkel wordt een andere spuitcabine – die moderner is – wel gebruikt
voor kleinschalige spuitwerkzaamheden (beperkt in omvang en duur). Hiertoe is besloten
nadat uit metingen van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid
(CEAG) was vastgesteld dat het personeel bij de uitvoering van kleinschalige spuitwerkzaamheden
niet wordt blootgesteld aan chroom-6 boven de grenswaarde.
De metingen van het CEAG (zie tabel op pagina 16 bijlage A van het rapport CEAG, Kamerstuk
34 775 X, nr. 126) bevestigen dat er in de spuitcabines nog luchtconcentraties zijn die boven de grenswaarde
uitkomen. De gemeten waardes liggen tussen 0,1 en 6,99 (zie tabel 1 CEAG op pagina
11). Een dergelijke luchtconcentratie betekent echter niet dat het personeel wordt
blootgesteld aan chroom-6 boven de grenswaarde, want het personeel draagt – volgens
de werkinstructies – een ademmasker, waarbij schone ademlucht van buiten de spuitcabine
wordt aangevoerd. Dit is een veiligheidsmaatregel zoals voorgeschreven in de Arbowetgeving.
Defensie streeft er uiteraard naar om de werksituaties zodanig te verbeteren dat het
dragen van adembescherming niet meer nodig is. Daartoe wordt met de uitvoerenden verder
onderzoek gedaan. Het onderzoek richt zich op veilige werkwijzen, betere installaties
en robotisering zodat het personeel buiten een spuitcabine kan opereren.
De conclusie van het CEAG dat slechts incidenteel of bij bepaalde werkzaamheden luchtconcentraties
boven de grenswaarde worden gemeten, tonen aan dat eerdere maatregelen effectief zijn
maar dat persoonlijke bescherming nog onmisbaar is. Door die bescherming wordt een
blootstelling boven de grenswaarde weliswaar voorkomen, maar bekend is dat deze bescherming
als laatste stap van de arbeidshygiënische strategie slechts als tijdelijke maatregel
is toegestaan. Daarom moet en wil Defensie nog verdere maatregelen nemen om de luchtconcentraties
en blootstellingen te verlagen. Defensie wil chroom-6 uitbannen. De stof helemaal
uitbannen is echter nu nog niet mogelijk. Feit blijft dat chroom-6 nog op sommige
luchtvaartuigen zit. Dit doen we om veilig te vliegen en om te voldoen aan regelgeving.
Alleen bij luchtvaartuigen wordt er nog zelf chroom-6 aangebracht door defensiepersoneel.
Bij de PC-7 en de NH-90 en onbemande luchtvaartsystemen wordt aan de buitenzijde al
een chromaatvrij verfschema toegepast. Ook voor andere toestellen zijn er initiatieven
om chroom-6 te vervangen. Dit zijn echter lange trajecten vanwege de verplichte certificering.
Als chroom-6 wordt vervangen voor een alternatief dan moet worden aangetoond dat het
net zo veilig is om ermee te vliegen. Omdat Defensie afhankelijk is van de fabrikant
en van het certificeringsproces van de Militaire Luchtvaartautoriteit wat doorlopen
moet worden is dat een lang traject. Door de nog jarenlange aanwezigheid van chroom-6
zijn blijvend investeringen in veilige voorzieningen nodig en zullen werkmethoden
continue moet worden geëvalueerd en verbeterd.
Vraag 7
Bent u het eens met de conclusie van de plaatsvervangend commandant Luchtstrijdkrachten
dat de hierboven bedoelde situatie in steeds hogere mate afbreuk doet aan de geloofwaardigheid
van Defensie als een werkgever die bedrijfsveiligheid hoog in het vaandel heeft staan?
Antwoord 7
De plaatsvervangend commandant luchtstrijdkrachten heeft hiermee onderstreept hoe
belangrijk het is een doorbraakbesluit te forceren. Alleen met concrete maatregelen,
zichtbaar op de werkvloer (zoals state-of-the-art spuitcabines, persoonlijke beschermingsmiddelen), kan Defensie duidelijk maken dat
we de voorzieningen verbeteren. We weten dat we er nog niet zijn en moeten zorgen
voor de aanvullende maatregelen (waaronder alternatieven voor chroom-6), maar dat
kost tijd. Zeker voor die verbetermaatregelen waar Defensie afhankelijk is van derden
(bijvoorbeeld leveranciers van specialistische apparatuur) en bijvoorbeeld nieuwe
systemen, zoals spuitcabines, niet direct geleverd kunnen worden. Dit betekent echter
niet dat er onveilig wordt gewerkt aangezien er maatregelen worden genomen om veilig
te kunnen werken met chroom-6.
Vraag 8
Wat denkt u dat de onder vraag 7 aangehaalde conclusie, en zeker ook de feiten die
tot die conclusie aanleiding geven, doen met het imago van Defensie als werkgever
op de arbeidsmarkt?
Antwoord 8
Het Ministerie van Defensie is als werkgever in het verleden tekort geschoten in zijn
zorgplicht. Dat heeft in eerste instantie vooral impact op alle (oud-)medewerkers
die het betreft. Daarnaast realiseren we ons dat dit impact kan hebben op het imago
van Defensie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.