Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2019
Nr. 18
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 1 november 2018
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met
de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 11 oktober 2018 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief
van 26 oktober 2018 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, De Lange
1
In hoeverre wordt in de huidige meerjarenplanning krijgsmachtbreed voorzien in munitievoorraden
waarmee u kunt voldoen aan de volledige inzetambitie, zoals genormeerd in het Beleidskader
Inzetvoorraden (BKI) Munitie? Voldoet het huidige BKI aan wat de NAVO van Nederland
vraagt op het gebied van munitievoorraden?
Met mijn brief van 19 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over aanvulling van munitievoorraden
in het kader van de door het kabinet beoogde verdere versterking van de krijgsmacht
(Kamerstuk 27 830, nr. 265).
2
Bent u bereid, naar voorbeeld van «Fast Track Procurement» bij materieel voor missies,
een vergelijkbare snelle verwervingsprocedure te organiseren voor urgente behoeftes
aan kleding en uitrusting voor militairen? Bent u bereid daarbij de mogelijkheden
te betrekken van het inroepen van het nationaal veiligheidsbelang (artikel 346 VWEU)?
Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt is dat Defensie zich houdt aan de aanbestedingsregels van de Aanbestedingswet
2012 of de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (ADV). In geval van
dwingende en onverwachte omstandigheden bieden beide wetten echter de mogelijkheid
om kortere termijnen te hanteren of om af te wijken van de aanbestedingsplicht. Bij
verwervingstrajecten kunnen in het uiterste geval de mogelijkheden tot escalatie uitkomst
bieden als urgente behoeftes dreigen vast te lopen.
Fast track procurement biedt een mogelijkheid om versneld zaken aan te schaffen ten behoeve van onder andere
missies, door interne procedures sneller te doorlopen. Deze methode kan ook bij oefeningen
worden toegepast en kan niet alleen voor materieel worden gebruikt, maar ook voor
kleding en persoonlijke uitrusting.
Om bij een verwervingsprocedure van geval tot geval een geslaagd beroep op artikel
346 VWEU te kunnen doen, is enkel de aanwezigheid van een te beschermen nationaal
veiligheidsbelang niet voldoende. Daarnaast moet ook aan de overige drie voorwaarden
worden voldaan. Het materieel moet voorkomen op de lijst van 1958, de maatregel moet
proportioneel zijn (d.w.z. dat het veiligheidsbelang niet met de aanbestedingsregelgeving,
waaronder de ADV, kan worden geborgd) en de civiele markt mag niet worden verstoord.
In de DIS, die dit najaar wordt aangeboden, wordt teruggekomen op wat Nederland als
zijn wezenlijke belangen van nationale veiligheid ziet.
3
Wanneer zal het aangekondigde begrotingsfonds voor Defensie worden ingesteld? Welke
consequenties voor de in deze begroting geplande kasschuiven zal de instelling hiervan
hebben? Is uw verwachting dat hier bij najaarsnota of voorjaarsnota wijzigingen in
worden aangebracht?
38
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar het
instellen van een begrotingsfonds en over de vervolgstappen?
70
Wanneer verwacht u een wetsvoorstel inzake het voorgenomen Defensiematerieelbegrotingsfonds
naar de Kamer te kunnen sturen?
72
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van en over de vervolgstappen
na het onderzoek naar het instellen van een materieelbegrotingsfonds?
In de begroting 2019 is aangekondigd dat een Defensiematerieelbegrotingsfonds wordt
ingesteld waarin de uitgaven aan investeringen en de instandhouding daarvan worden
opgenomen. Daarmee wordt invulling gegeven aan de toezegging die is opgenomen in de
brief die ik op 2 juli aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 34 919 nr. 23). De instelling van een begrotingsfonds geschiedt bij wet en heeft gevolgen voor
de sturing en beheersing, voor de begrotingspresentatie en de inrichting van de financiële
systemen. Dit vraagt om een zorgvuldig proces. Het instellen van een begrotingsfonds
heeft geen consequenties voor de kasschuiven.
4
Waarom is in deze begroting geen inzicht meer gegeven in de investerings- en exploitatiebudgetten
per wapensysteem? Bent u bereid dit alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
10
Waarom heeft u in vergelijking met de begroting van 2018 de bijlage met het financieel
overzicht van de wapensystemen geschrapt; een bijlage die de Kamer inzicht gaf hoe
de investerings- én exploitatiekosten van de wapensystemen passen in de meerjarenuitgavenreeks
van Defensie?
11
Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer, in haar brief van 4 oktober 2018,
dat door het schrappen van de bijlage met het financieel overzicht van de wapensystemen
de Kamer minder informatie heeft over de houdbaarheid van het Defensiebudget op langere
termijn? Hoe beoordeelt u deze kritiek?
39
Waarom is besloten de bijlage Financieel overzicht wapensystemen te laten vervallen?
188
Waarom is het financieel overzicht wapensystemen, waarmee de Kamer in het verleden
inzicht had in de investeringsbudgetten per wapensysteem, uit de begroting verdwenen?
Deze bijlage is ingevoerd ten tijde van de Nota In het belang van Nederland om duidelijk
te maken dat het investeringsprogramma op dat moment, met name de F-35, financieel
inpasbaar was. Inmiddels heeft Defensie een goed inzicht in de inpasbaarheid van het
investeringsprogramma en is er structureel aandacht voor de samenhang tussen investeringen
en exploitatie. De Kamer is naar onze mening beter geïnformeerd door de ingevoerde
wijzigingen in artikel 6: de grafieken die daar zijn toegevoegd sluiten aan op de
informatie die gepresenteerd is in de Defensienota en bieden op een toegankelijke
wijze extra inzicht in het investeringsprogramma. Er is aanvullende informatie opgenomen
over o.a. de verdeling van de investeringsprojecten over de Defensieonderdelen en
de fases waarin deze projecten zich bevinden. In de artikelen van de Operationele
Commando’s (OPCO), waarin de exploitatie van de wapensystemen is verwerkt, worden
nu per OPCO de grootste investeringsprojecten benoemd. Daarmee is de aanleiding voor
het opnemen van de bijlage vervallen. Daarom is er voor gekozen om terug te gaan naar
de «normale» begrotingsindeling en geen andere dwarsdoorsnedes meer te presenteren.
Daarnaast wordt er in het Materieelprojectenoverzicht per project inzicht gegeven
in de relatie tussen de investeringen en de exploitatie, de zogenaamde Life-cyclekosten.
De begroting geeft deze details niet weer.
Ten slotte zal bij het instellen van een Defensiematerieelbegrotingsfonds, waarin
de uitgaven aan investeringen en de instandhouding worden opgenomen, gekeken worden
hoe we de informatie over investeringen en exploitatie het beste in samenhang kunnen
presenteren.
5
Tot welk bedrag is de reservering voor het project Grensverleggende IT gestegen? Waar
is dit terug te vinden?
228
Klopt het dat de reservering voor GrIT was verhoogd? Waarom blijkt niet uit de begroting
met en tot welk bedrag de in de begroting voor 2018 opgenomen reservering van 201,8
miljoen euro is verhoogd?
229
Met welk bedrag is de reservering voor het programma Grensverleggende IT met de Defensienota
naar boven bijgesteld ten opzichte van de reservering in de begroting voor 2018?
Defensie krijgt stapsgewijs meer inzicht in de financiën van GrIT, onder meer uit
offertes. In de voortgangsrapportage IT-vernieuwing en bijbehorende commercieel vertrouwelijke
bijlage van juni jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 83) is aangegeven dat er te weinig budget is geraamd voor investeringen in IT. Daarom
is in de begroting 2019 met middelen uit de Defensienota de reservering van € 201,8
miljoen verhoogd, waardoor ook in de dekking van de uitgaven voor GrIT is voorzien.
Vanwege het commercieel vertrouwelijke karakter en het stadium van de aanbesteding
is dit zoals gebruikelijk aangegeven met een bandbreedte, in dit geval van € 250 tot
1.000 miljoen. De definitieve offertes zijn nog niet ontvangen. Ik verwijs u voor
verdere informatie daaromtrent naar de brief van 19 oktober jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 91).
6
Klopt het dat op een bijeenkomst op 15 mei jongstleden bij VNO door het Nederlandse
bedrijfsleven is aangeboden maximaal in te willen zetten op samenwerking en partnerschappen
om de komende defensie-investeringen zo veel mogelijk binnen de Nederlandse industrie
te kunnen plaatsen? Klopt het bovendien dat het recente onderzoek van Triarii laat
zien dat dit bijdraagt aan innovatie en aan een scherpe kostprijs? Hoe gaat u gebruik
maken van dit aanbod? Gaat u dit ook voor de nieuwe onderzeeboten doen?
85
Hoe beoordeelt u de actieve toepassing van artikel 346 VWEU en het zo laten meewegen
van het nationaal veiligheidsbelang, in relatie tot het recent verschenen onderzoek
van het onafhankelijke bureau Triarii naar de betekenis van de Nederlandse Marinebouw,
waarin geconcludeerd wordt dat de hechte en directe samenwerking tussen de opdracht
gevende en meedenkende Overheid, de Industrie en de Kennisinstellingen (de «Gouden
Driehoek») bijgedragen heeft aan het technologisch vooraanstaande en innovatieve karakter
van de Nederlandse Marineschepen? Nu er nieuwe onderzeeboten ontwikkeld en gebouwd
gaan worden, in hoeverre is te verwachten dat inzet van de «Gouden Driehoek» ook hierin
zal bijdragen aan het nationaal veiligheidsbelang?
87
Ligt er een nationaal veiligheidsbelang binnen de Nederlandse kennisbasis rondom bouw
en ontwikkeling van de Walrusklasse onderzeeboten en het nu kunnen upgraden ervan?
Hoe wordt de in Nederland aanwezige kennisbasis en het belang om deze verder te ontwikkelen
en uit te bouwen, gewaarborgd in het vervangingsprogramma van de onderzeeboten?
88
Hanteert het kabinet, naast de «snel, tenzij»- en «van de plank, tenzij» ook het uitgangspunt
dat het wenselijk is om de Nederlandse defensie-industrie waar mogelijk te betrekken
bij verwervingen? Zo ja, waarom is dit uitgangspunt niet opgenomen in de begroting?
Tijdens de in vraag 6 genoemde bijeenkomst bij VNO/NCW is de herijking van het convenant
Platform Defensie Bedrijfsleven getekend. Dit convenant is gericht op de samenwerking
tussen Defensie en bedrijfsleven, waardoor we van elkaar kunnen leren, elkaar versterken
en schaarse middelen doelmatiger kunnen inzetten. Dit draagt bij aan mogelijkheden
tot innovatie in Nederland. Bij een aanbestedingstraject worden zoveel als mogelijk
aanbiedingen van de Nederlandse industrie betrokken. Het is aan de industrie om concurrerend
aan te bieden.
In het vierde kwartaal van dit jaar zal de Kamer de Defensie Industrie Strategie (DIS)
ontvangen, opgesteld door de Ministeries van Defensie en van Economische Zaken en
Klimaat. In de DIS geven we weer op welk gebied we zelfstandig over kennis en capaciteiten
moeten kunnen beschikken om het nationaal veiligheidsbelang te kunnen verzekeren.
Het bedrijfsleven en de kennisinstituten vervullen daarin een belangrijke rol, niet
alleen in de ontwikkeling van nieuw materieel, maar ook als samenwerkingspartner voor
de instandhouding.
De vervanging van de onderzeeboten is het grootste investeringsproject in voorbereiding
van de krijgsmacht. Daarom is het zorgvuldig doorlopen van het in gang gezette besluitvormingsproces
van groot belang. Ik verwacht de B-brief voor de vervanging van onderzeebootcapaciteit
begin 2019 aan uw Kamer aan te kunnen bieden. In deze brief zal worden ingegaan op
de specifieke Nederlandse kennisbasis op dit gebied.
7
Waar is het resterende bedrag van € 110 miljoen op de aanvullende post van Financiën
voor bedoeld? Wanneer wordt dit bedrag op uw begroting toegevoegd?
12
Klopt het dat de Minister van Financiën vanaf 2020 de extra budgetten voor de intensivering
Uitbreiding slagkracht, cyber en werkgeverschap nog maar voor ruim de helft vrij geeft?
Welke redenen liggen hieraan ten grondslag?
13
Hoe beoordeelt u de bewering van de Algemene Rekenkamer dat Defensie in 2018 en 2019
de extra begrotingsgelden voor investeringen in modernisering van de krijgsmacht nog
niet of nauwelijks kan besteden (Kamerstuk 35 500X, nr. 5)?
15
Hoeveel aan Defensie toegewezen middelen zijn nog «geparkeerd» bij het Ministerie
van Financiën? Welk deel moet het Ministerie van Financiën nog naar Defensie overboeken?
18
Klopt het dat van de extra middelen die in het regeerakkoord aan Defensie zijn toegewezen
voor het jaar 2019 en volgende, nog € 110 miljoen geparkeerd staat op de aanvullende
post bij de Minister van Financiën? Waar zal dit budget voor worden aangewend en wanneer
wordt het resterende bedrag naar Defensie overgeboekt?
26
Wanneer is de overheveling van de resterende € 110 miljoen voor 2019 op de aanvullende
post van Financiën naar Defensie gepland?
27
Wanneer is de overheveling van de resterende € 110 miljoen voor 2019 op de aanvullende
post van Financiën naar Defensie gepland?
28
Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele aanwending of overheveling naar Defensie
van de resterende € 110 miljoen voor 2019 op de aanvullende post van Financiën?
Op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën staat de resterende reservering
uit het Regeerakkoord voor het pakket «Uitbreiding slagkracht, cyber en werkgeverschap».
Het resterende bedrag op de aanvullende post is structureel € 110 miljoen vanaf 2019.
De reservering wordt overgeheveld naar de begroting van Defensie als er concrete voorstellen
voor de besteding van de middelen zijn.
8
Houdt u de stelling uit de brief over de toekomstige inspanningen in missies en operaties
gestand dat het tijdspad voor het herstel van de basisgereedheid niet in gevaar komt
onder de huidige missies en operaties? Hoe verhoudt zich dit tot de conclusies van
de Algemene Rekenkamer over de missiedruk?
De huidige bijdrage aan de VN-missie MINUSMA in Mali wordt per 1 mei 2019 beëindigd.
De belasting van de krijgsmacht wordt daarmee afgebouwd waardoor na een periode van
terugverplaatsing en onderhoud en herstel aan het ingezette materieel meer ruimte
ontstaat voor herstel van de gereedheid. Herstel van de gereedheid wordt altijd afgewogen
bij (nieuwe) missies en verlenging van bestaande inzet van de Krijgsmacht.
9
Is er geld gereserveerd voor de uitvoering van de projecten die Nederland aangaat
onder PESCO? Zo ja, hoeveel en onder welke post valt dit?
44
Wanneer ontvangt de Kamer een overzicht van de kosten voor de verschillende PESCO-projecten?
In de defensienota heb ik uiteengezet dat Nederland behoort tot de kopgroep van PESCO
om de militaire samenwerking in de EU te versterken. Daarmee bedoel ik dat Nederland
proactief deelneemt aan PESCO.
Hoewel de meeste PESCO-projecten inmiddels zijn gestart en (een) eerste vergadering(en)
hebben gehad, is het voor de PESCO-projecten waar Nederland aan deelneemt in dit stadium
nog niet duidelijk hoeveel kosten er precies mee zijn gemoeid. De projecten zijn nog
niet dusdanig ontwikkeld dat financiële en/of juridische implicaties helder zijn.
In algemene zin, zal ik doorlopend blijven beoordelen wat de toegevoegde waarde is
van de PESCO-projecten waar Nederland aan deelneemt en of het opportuun is met de
projecten door te gaan.
Voor de PESCO-projecten waar Nederland aan deelneemt is nog geen geld gereserveerd,
omdat de projecten nog niet zo ver ontwikkeld zijn dat financiële implicaties inzichtelijk
zijn. Wel is het zo dat sommige PESCO projecten waar Nederland al buiten PESCO om
aan meedeed in de plan- of uitvoeringsfase zitten. Dit geldt voor de projecten Maritime (Semi-) Autonomous Systems for Mine Countermeasures (MAS MCM) en European Secure Software defined Radio (ESSOR). Voor het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit is reeds
in 2018 geld vrij gemaakt voor de inrichting van een Task Force Logistiek. Deze Task Force is belast met de coördinatie en uitvoering van het project militaire mobiliteit.
De precieze financiële omvang van de genoemde PESCO-projecten is op dit moment nog
niet duidelijk.
10
Waarom heeft u in vergelijking met de begroting van 2018 de bijlage met het financieel
overzicht van de wapensystemen geschrapt; een bijlage die de Kamer inzicht gaf hoe
de investerings- én exploitatiekosten van de wapensystemen passen in de meerjarenuitgavenreeks
van Defensie?
Zie het antwoord op vraag 4.
11
Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer, in haar brief van 4 oktober 2018,
dat door het schrappen van de bijlage met het financieel overzicht van de wapensystemen
de Kamer minder informatie heeft over de houdbaarheid van het Defensiebudget op langere
termijn? Hoe beoordeelt u deze kritiek?
Zie het antwoord op vraag 4.
12
Klopt het dat de Minister van Financiën vanaf 2020 de extra budgetten voor de intensivering
Uitbreiding slagkracht, cyber en werkgeverschap nog maar voor ruim de helft vrij geeft?
Welke redenen liggen hieraan ten grondslag?
Zie het antwoord op vraag 7.
13
Hoe beoordeelt u de bewering van de Algemene Rekenkamer dat Defensie in 2018 en 2019
de extra begrotingsgelden voor investeringen in modernisering van de krijgsmacht nog
niet of nauwelijks kan besteden (Kamerstuk 35 500X, nr. 5)?
Zie het antwoord op vraag 7.
14
Welke resultaten heeft de in de Defensienota aangekondigde conflictpreventie-eenheid
reeds opgeleverd?
Het in de defensienota aangekondigde team conflict preventie moet er voor zorgen dat
de betekenisvolle bijdrage die defensie kan leveren bij het voorkomen van gewelddadig
conflict nog beter wordt ingepast in het geïntegreerde buitenlands beleid, en aansluit
bij de inspanningen van internationale partners. Het team dat zich hier momenteel,
onder leiding van de kwartiermaker conflictpreventie, mee bezig houdt is nog in oprichting
maar reeds actief met de ontwikkeling en operationalisering van beleid door relevante
activiteiten te coördineren, te intensiveren en waar nodig te ondersteunen. Defensie
heeft hiermee een concreet aanspreekpunt voor vragen, afstemming en coördinatie van
bijdragen van defensie aan conflictpreventie.
15
Hoeveel aan Defensie toegewezen middelen zijn nog «geparkeerd» bij het Ministerie
van Financiën? Welk deel moet het Ministerie van Financiën nog naar Defensie overboeken?
Zie het antwoord op vraag 7.
16
Kunt u uitgebreid toelichten hoe u, gelet op de discussie tijdens de Algemene Politieke
Beschouwingen van september, verklaart dat een relatief groot bedrag ten behoeve van
investeringen in Defensie telkens onbesteed blijft?
29
Kunt u toelichten hoe Defensie voor het overhevelen van middelen van de aanvullende
post naar Defensie bij de Voorjaarsnota 2018 een doelmatig bestedingsplan kon opstellen,
terwijl nu reeds geconcludeerd moet worden dat alle toegekende middelen in 2018 niet
tot besteding zullen komen?
134
Klopt het dat er bij het regeerakkoord voor 2018 in totaal € 667 miljoen aan investeringen
aan artikel 6 is toegevoegd en dat het totale bedrag van € 1,2 miljard aan onderuitputting
in 2018 een veelvoud hiervan is? Waarom is er zo extreem veel onderuitputting? Bent
u bereid zo snel mogelijk orde op zaken te stellen, voordat de roep toeneemt om de
voortdurende onderuitputting bij Defensie «af te romen»?
200
Waarom stijgen de uitgaven binnen de investeringsprojecten niet, terwijl er wel heel
veel meer defensie materieel projecten zijn, die in gang gezet worden?
In mei 2018 – met de eerste suppletoire begroting 2018 (Kamerstuk 34 960, nr. 1) – is het extra investeringsbudget uit het regeerakkoord voor het moderniseren van
de krijgsmacht overgeheveld van de aanvullende post van het Ministerie van Financiën
naar de begroting van het Ministerie van Defensie op basis van een goedgekeurd bestedingsplan.
Pas nadat deze middelen zijn overgeheveld kan Defensie starten met het verwervingsproces,
wat leidt tot het sluiten van contracten en het aangaan van verplichtingen. Een verplichting
kan immers pas worden aangegaan en worden verwerkt in de begroting als er financiële
dekking voor is, ook als de uitgaven pas jaren later plaatsvinden. Voor de grote projecten
wordt het DMP-proces gevolgd. Als een contract is gesloten, gaat de leverancier aan
de slag met de productie van het bestelde materieel. Pas wanneer het materieel is
geleverd, getest en akkoord is bevonden wordt de factuur betaald. Dit is vaak een
proces van jaren. Een deel van het in regeerakkoord doorgeschoven investeringsbudget
zal daarom nog niet besteed worden maar wel hard nodig zijn voor de (toekomstige)
verplichtingen. Al het investeringsbudget is belegd: Defensie heeft de komende kabinetsperiode
nog altijd een inhaalslag te maken. De effecten van jarenlange bezuinigingen, zoals
het doorschuiven van projecten uit voorgaande jaren die doorgaans een lange doorlooptijd
kennen en verminderde personele capaciteit in de voorzien-in keten, hebben hun sporen
nagelaten in de organisatie.
17
Welke dossiers en thema’s vallen primair onder de verantwoordelijkheid van de Minister?
En welke onder de Staatssecretaris?
De Minister is verantwoordelijk voor het algemeen defensiebeleid, waaronder: toekomstige
samenstelling en toerusting krijgsmacht (inclusief kennis- en innovatiebeleid), nationale
en internationale inzet krijgsmacht, internationale zaken (NAVO, EU), het veteranenbeleid
en cyberdefensie, de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst, de Inspecteur-Generaal
der Krijgsmacht, Militaire Luchtvaart Autoriteit en de Inspecteur-Generaal Veiligheid.
De Staatssecretaris beheert de portefeuilles personeelsvoorziening en materieelvoorziening.
Daarnaast draagt de Staatssecretaris zorg voor de bedrijfsvoering van Defensie met
inbegrip van IT en bedrijfsveiligheid. Zie ook www.rijksoverheid.nl
18
Klopt het dat van de extra middelen die in het regeerakkoord aan Defensie zijn toegewezen
voor het jaar 2019 en volgende, nog € 110 miljoen geparkeerd staat op de aanvullende
post bij de Minister van Financiën? Waar zal dit budget voor worden aangewend en wanneer
wordt het resterende bedrag naar Defensie overgeboekt?
Zie het antwoord op vraag 7.
19
Klopt het dat in de jaren 2020 en 2021 een rijksbrede taakstelling ingeboekt is van
telkens € 600 miljoen, een zogenoemde in=uit taakstelling van dezelfde omvang als
de bedragen die Defensie vanwege onderuitputting naar 2020 en 2021 verschuift? Klopt
het dat er dus in principe ergens in die beide jaren ergens op de rijksbegroting een
onderuitputting van € 600 miljoen moet optreden? Zal hierbij in het bijzonder naar
Defensie worden gekeken, dat vooralsnog niet in staat is de extra gelden uit het regeerakkoord
uit te geven?
31
Welke afspraken zijn gemaakt over de rol van Defensie bij de invulling van de bij
de kasschuif onderuitputting behorende in=uit taakstelling van € 600 miljoen in 2020
en 2021?
32
Welke afspraken zijn gemaakt over de consequenties voor Defensie als de in=uit taakstelling
in 2020 en 2021 onverhoopt niet zou kunnen worden ingevuld met de in die jaren optredende
onderuitputting?
129
Klopt het dat de systematiek van de eindejaarsmarge gepaard gaat met een zogenoemde
rijksbrede in=uit taakstelling, die inhoudt dat voor hetzelfde bedrag dat met behulp
van de eindejaarsmarge aan de rijksbegroting van een bepaald jaar wordt toegevoegd
een taakstelling geldt, die (bijvoorbeeld) met (nieuwe) onderuitputting dient te worden
ingevuld? In hoeverre hebben de kasschuiven van Defensie naar 2020 en 2021 (twee keer
€ 600 miljoen) gevolgen voor de rijksbrede uitgaven? Geldt voor het Rijk in die jaren
een taakstelling van dezelfde omvang, waardoor in die jaren «rijksbreed» geen extra
uitgaven worden gedaan en er «rijksbreed» zelfs ruimte gevonden moet worden om deze
taakstelling in te vullen?
De middelen voor investeringen bij Defensie zijn meegeschoven naar 2020 en 2021 via
de systematiek van de eindejaarsmarge. Met de eindejaarsmarge wordt het budget voor
het nieuwe jaar opgehoogd. Op zichzelf zou dat tot hogere uitgaven leiden dan aanvankelijk
begroot, waarmee de uitgavenplafonds mogelijk worden overschreden. Om dat te voorkomen
bestaat de in=uittaakstelling, de tegenhanger van de eindejaarsmarge. De in=uittaakstelling
is de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. Conform de reguliere systematiek
is in 2020 en 2021 een in=uittaakstelling geboekt van gelijke omvang als de eindejaarsmarge.
Indien er Rijksbreed onvoldoende onderuitputting optreedt om de in=uittaakstelling
te vullen, dan heeft dit een overschrijding van het uitgavenplafond tot gevolg.
Defensie heeft de extra middelen uit het regeerakkoord hard nodig. Omdat het gaat
om langjarige investeringsprojecten komen deze nog niet in 2018 tot realisatie, zoals
toegelicht in de beantwoording van de vragen 16, 29, 134 en 200. Om de voorspelbaarheid
en schokbestendigheid van de Defensiematerieelbegroting te vergroten, werk ik aan
het instellen van een begrotingsfonds voor investeringen en instandhouding.
20
Hoeveel onderuitputting is te verwachten in 2019, gezien de ervaringen van de laatste
jaren, alsmede het feit dat een aanzienlijk deel (bijna € 3 miljard) van de geplande
uitgaven van Defensie nog niet juridisch verplicht is?
33
Is in 2019 opnieuw onderuitputting te verwachten op het investeringsartikel van Defensie?
Zo ja, kunt u een schatting geven van de bandbreedte?
Uitgaven voor investeringen laten zich moeilijk plannen. In de levering van producten
doen zich soms onvoorziene omstandigheden voor, zoals capaciteitsproblemen bij de
fabrikant of een product dat onvoldoende aan de eisen voldoet, waardoor niet tot betaling
kan worden overgegaan. Er zijn daarom risico’s. Defensie spant zich tot het uiterste
in om de geplande uitgaven te realiseren. Het is niet uit te sluiten dat in 2019 budget
niet tot besteding komt en er wederom een kasschuif nodig is of budget via de eindejaarsmarge
naar volgend begrotingsjaar meeverhuist.
21
Klopt het dat de Minister van Financiën in antwoord op vragen over de Miljoenennota
(Kamerstuk 35 000, nr. 45, vraag en antwoord 52) gemeld heeft dat op de begroting van Defensie in 2019 en 2020
in ieder geval € 5 miljoen aan onderuitputting wordt verondersteld die Defensie nog
concreet moet invullen en dus in mindering moet brengen op de nu begrote uitgaven?
Moet Defensie twee keer € 5 miljoen bezuinigen? Zo ja, hoe wordt dit ingevuld?
22
Hoe is de veronderstelde onderuitputting van € 5 miljoen in 2019 en 2020 (Kamerstuk
35 000, nr. 45, vraag en antwoord 52) in de Defensiebegroting verwerkt, aangezien deze onderuitputting
in de begroting voor 2019 niet als mutatie is gemeld? Heeft de veronderstelde onderuitputting
van € 5 miljoen in 2019 en 2020 betrekking op onderuitputting bij de investeringen,
bij de exploitatie of bij beiden? Wat is de reden van de veronderstelde onderuitputting
van € 5 miljoen in 2019 en 2010 en waaraan worden de hiermee bespaarde uitgaven besteed?
30
Heeft de veronderstelde onderuitputting van € 5 miljoen in 2019 en 2020 betrekking
op onderuitputting bij de investeringen, bij de exploitatie of bij beiden?
De € 5 miljoen «onderuitputting» op de Defensiebegroting voor de jaren 2019 en 2020
die de Minister van Financiën noemt in zijn beantwoording op Kamervragen over de Miljoenennota
(kamerstuk 35 000, nr. 45, vraag en antwoord 52) is afgelopen voorjaar ingeboekt als bijdrage in de gasproblematiek
in Groningen. Het bedrag is vooralsnog verwerkt op het niet-beleidsartikel 12: Nog
onverdeeld en zal dus uiterlijk in 2019 en 2020 nader moeten worden ingevuld. Dit
betekent dat het budget dat in die jaren beschikbaar is op «nog onverdeeld» voor het
opvangen van tegenvallers kleiner is geworden.
22
Hoe is de veronderstelde onderuitputting van € 5 miljoen in 2019 en 2020 (Kamerstuk
35 000, nr. 45, vraag en antwoord 52) in de Defensiebegroting verwerkt, aangezien deze onderuitputting
in de begroting voor 2019 niet als mutatie is gemeld? Heeft de veronderstelde onderuitputting
van € 5 miljoen in 2019 en 2020 betrekking op onderuitputting bij de investeringen,
bij de exploitatie of bij beiden? Wat is de reden van de veronderstelde onderuitputting
van € 5 miljoen in 2019 en 2010 en waaraan worden de hiermee bespaarde uitgaven besteed?
Zie het antwoord op vraag 21.
23
Hoe verhoudt zich de kasschuif die ingeboekt is voor de exploitatie ter grootte van
€ 55 miljoen van 2018 naar 2019 tot uw eerdere verwachting in antwoord op Kamervragen
(Kamerstuk 34 960-nr. 3) dat het exploitatiebudget in 2018 wél tot besteding zou komen? Waarom blijkt dat
nu toch niet het geval te zijn, wat zijn de oorzaken en wat gaat u eraan doen om herhaling
in 2019 te voorkomen?
127
Kunt u ingaan op de kasschuiven Investeringen, Pensioenen en Nog Onverdeeld? Waarom
vinden deze plaats? Kun u dit nader toelichten en motiveren?
132
Kunt u toelichten hoe het ritme waarmee RA-middelen worden uitgegeven dan aanvankelijke
begroot zich verhoudt met betrekking tot kasschuif exploitatie?
Met de kasschuif exploitatie van € 55 miljoen wordt een deel van regeerakkoordmiddelen
doorgeschoven voor de veiligheidsorganisatie, modernisering krijgsmacht en uitbreiding
slagkracht, cyber en werkgeverschap. Deze regeerakkoordmiddelen zijn met de eerste
suppletoire begroting aan de defensiebegroting toegevoegd. Een deel van de in 2018
geplande uitgaven zal echter naar verwachting pas in 2019 tot besteding komen. Met
de kasschuif op de exploitatie is het kasritme van de middelen in lijn gebracht met
de verwachte uitgaven.
Met de kasschuif incidentele uitkering van € 30 miljoen is arbeidsvoorwaardenbudget
uit 2019 naar 2018 verschoven, in verband met onderhandelingen over een arbeidsvoorwaardenakkoord.
Met het uitblijven van een arbeidsvoorwaardenakkoord is nog onzeker of dit budget
in 2018 tot besteding komt.
De kasschuif pensioenen van in totaal € 36,8 miljoen verdeeld over de jaren 2019 t/m
2023 is uitgevoerd om aan te sluiten bij de meest actuele verwachtingen van het ABP
over pensioenbetalingen.
Met de kasschuif investeringen van in totaal € 1,2 miljard in de jaren 2018, 2020
en 2021 wordt de verwachte onderrealisatie op investeringen in 2018 doorgeschoven
zodat het beschikbare budget beter aansluit bij de investeringsplanning.
De kasschuif investeringen van in totaal € 275 miljoen in de jaren 2020 t/m 2022 is
uitgevoerd voor het optimaliseren van het Rijksbrede kasritme.
De kasschuif «nog onverdeeld» van in totaal € 31,8 miljoen in de jaren 2019 t/m 2023
is doorgevoerd om zo een betere aansluiting te krijgen tussen de uitgedeelde regeerakkoordmiddelen
en verwachte uitgaven op basis van de bestedingsplannen.
24
Hoe beoordeelt u de kritiek van de Algemene Rekenkamer bij het Verantwoordingsonderzoek
2017 (Kamerstuk 34 950 X, nr. 2), dat het stappenplan om de financiële duurzaamheid van Defensie op langere termijn
te kunnen waarborgen vertraagd is geraakt en niet volledig is uitgevoerd en dat het
slechts beperkt is gelukt de systematiek van Life Cycle Costing (LCC) een structurele
plaats te geven in het plan- en begrotingsproces, de bedrijfsvoering en in lopende
trajecten? Wat heeft u hiermee gedaan en waarom komt het onderwerp «financiële duurzaamheid»
– een beleidsprioriteit in begrotingen in de vorige kabinetsperiode – niet meer expliciet
aan de orde in de begroting 2019?
Terecht stelt de Algemene Rekenkamer dat het stappenplan vertraagd is geraakt. Dit
is ook reeds aan u gemeld toen deze vertraging optrad (nota «Stand van zaken Inzicht
in kosten en uitgaven van wapensystemen en plan van aanpak daarvoor», kamerstuk 33 763, nr. 89). Redenen voor deze vertraging zijn de complexiteit van dit thema en de beperkte
beschikbaarheid van capaciteit. Ondanks de vertraging, wordt er consequent doorgewerkt
aan dit thema. Het instellen van een begrotingsfonds is hier een belangrijke stap
in.
25
Wat is het precieze percentage van het BBP dat in 2018 aan Defensie zal worden uitgegeven,
uitgaande van de huidige raming van de uitgaven en na verwerking van de kasschuif
onderuitputting?
62.
Wat is het percentage BBP dat in 2018 aan Defensie zal worden uitgegeven, uitgaande
van de huidige raming van de uitgaven en na verwerking van de kasschuif onderuitputting
ter grootte van € 1,2 miljard?
Het precieze percentage BBP in 2018 is 1,16% (uitgaande van begrotingsstand op 18 september
2018). Dit is inclusief de kasschuif voor onderrealisatie op investeringen van € 1,2
miljard.
26
Waar is het resterende bedrag van € 110 miljoen in 2019 op de aanvullende post concreet
voor bedoeld?
Zie het antwoord op vraag 7.
27
Wanneer is de overheveling van de resterende € 110 miljoen voor 2019 op de aanvullende
post van Financiën naar Defensie gepland?
Zie het antwoord op vraag 7.
28
Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele aanwending of overheveling naar Defensie
van de resterende € 110 miljoen voor 2019 op de aanvullende post van Financiën?
Zie het antwoord op vraag 7.
29
Kunt u toelichten hoe Defensie voor het overhevelen van middelen van de aanvullende
post naar Defensie bij de Voorjaarsnota 2018 een doelmatig bestedingsplan kon opstellen,
terwijl nu reeds geconcludeerd moet worden dat alle toegekende middelen in 2018 niet
tot besteding zullen komen?
Zie het antwoord op vraag 16.
30
Heeft de veronderstelde onderuitputting van € 5 miljoen in 2019 en 2020 betrekking
op onderuitputting bij de investeringen, bij de exploitatie of bij beiden?
Zie het antwoord op vraag 21.
31
Welke afspraken zijn gemaakt over de rol van Defensie bij de invulling van de bij
de kasschuif onderuitputting behorende in=uit taakstelling van € 600 miljoen in 2020
en 2021?
Zie het antwoord op vraag 19.
32
Welke afspraken zijn er gemaakt over de consequenties voor Defensie als de in=uit
taakstelling in 2020 en 2021 onverhoopt niet zou kunnen worden ingevuld met de in
die jaren optredende onderuitputting?
Zie het antwoord op vraag 19.
33
Is in 2019 opnieuw onderuitputting te verwachten op het investeringsartikel van Defensie?
Zo ja, kunt u een schatting geven van de bandbreedte?
Zie het antwoord op vraag 20.
34
Wordt de kasschuif van in totaal € 275 miljoen bij Defensie vanuit 2020 en 2021 gebruikt
om de in=uittaakstelling voor die jaren al (deels) in te vullen?
35
Is er een verband tussen de kasschuif van € 275 miljoen naar 2022 en de onderuitputting
van € 1,2 miljard? Zo ja welke?
36
Kunt u toelichten waarom er in de jaren 2020 en 2021 op de Defensie-begroting gekozen
is voor kasschuiven die «tegen elkaar in werken»?
125
In hoeverre beïnvloedt de verschuiving van investeringsbudget van € 275 miljoen van
2020 (€ 250 miljoen) en 2021 (€ 25 miljoen) naar 2022 het realiseren van plannen?
Hoe verhoudt deze verschuiving zich tot de verhoging van 2020 en 2021 met elk € 600
miljoen als gevolg van onderrealisatie in 2018?
126
Kunt u toelichten wat voor invloed de kasschuif (investeringen waarin € 275 miljoen
verschoven wordt van 2020 en 2021 naar 2022) heeft op het realiseren van plannen?
128
Waarom schuift u in totaal € 250 miljoen in 2020 en € 25 miljoen in 2021 naar 2022
(in totaal € 275 miljoen)? Is dit omdat u niet in staat bent het geld uit te geven,
of moet dit van de Minister van Financiën ten bate van het rijksbrede budgettaire
beeld? Welke investeringen vertragen hierdoor?
130
Kunt u nader ingaan op de kasschuif investeringen in 2020 (- € 250 miljoen) en 2021
(- € 25 miljoen) naar 2022 (€ 275 miljoen) «ten behoeve van het generale beeld»? Wat
houdt dit «generale beeld» in? Waarom moet specifiek Defensie op deze manier bijdragen
aan optimalisering van het kasritme van de staat? Wat is de oorzaak en omvang van
de kennelijke rijksbrede kasritmeproblematiek?
Dragen ook andere ministeries hieraan bij? Wat zijn de consequenties voor uw investeringsplanning?
Worden projecten vertraagd om deze kasschuif mogelijk te maken? Zal deze kasschuif
bijdragen aan het invullen van de in=uittaakstelling in de jaren 2020 en 2021, die
(onder meer) moet worden ingevuld vanwege de kasschuif van Defensie uit 2018 ter grootte
van € 1,2 miljard?
De kasschuif van in totaal € 275 miljoen (€ 250 miljoen uit 2020 en € 25 miljoen uit
2021 is doorgeschoven naar 2022) is verwerkt in de Voorjaarsnota. Deze kasschuif is
ingeboekt ten behoeve van het Rijksbrede uitgavenbeeld en stond los van de investeringsprogrammering
van Defensie of eventuele onderrealisatie.
In de loop van het jaar hebben zich Rijksbreed ontwikkelingen voorgedaan waardoor
er bij de augustusbesluitvorming ruimte is ontstaan om de investeringsbudgetten meer
in lijn te brengen met de investeringsplanning. Dat heeft geleid tot de tweede kasschuif
op investeringen: € 1,2 miljard is uit 2018 doorgeschoven, naar 2020 (€ 600 miljoen)
en 2021 (€ 600 miljoen). Met het verwerken van beide kasschuiven sluit het meerjarige
investeringsbudget beter aan bij de actuele investeringsplanning.
35
Is er een verband tussen de kasschuif van € 275 miljoen naar 2022 en de onderuitputting
van € 1,2 miljard? Zo ja welke?
Zie het antwoord op vraag 34.
36
Kunt u toelichten waarom er in de jaren 2020 en 2021 op de Defensie-begroting gekozen
is voor kasschuiven die «tegen elkaar in werken»?
Zie het antwoord op vraag 34.
37
Heeft u alle in 2018 te verwachten onderuitputting met kasschuiven verwerkt of bestaat
er nog altijd een reële kans dat bij Najaarsnota (extra) onderuitputting zal worden
gemeld op investeringen en/of exploitatie?
131
Heeft u alle in 2018 te verwachten onderuitputting met kasschuiven verwerkt of bestaat
er nog altijd een reële kans dat bij Najaarsnota (extra) onderuitputting zal worden
gemeld op investeringen en/of exploitatie?
133
Kunt u de onderrealisatie in 2018 toelichten met cijfers? Hoe verklaart u deze onderrealisatie?
179
Klopt het dat netto de stand van artikel 6 (investeringen) in 2018 lager uitkomt (€ 1,8
miljard) dan oorspronkelijk voorzien bij de ontwerpbegroting 2018 op Prinsjesdag vorig
jaar (€ 2 miljard), ondanks toevoeging van ruim € 900 miljoen aan extra middelen in
de loop van het begrotingsjaar? Hoe beoordeelt u dit? Wat gaat u eraan doen om dit
in de toekomst te voorkomen?
187
Welke onderrealisatie wordt er voor 2018 verwacht?
Op de investeringen is een kasschuif verwerkt van € 1,2 miljard, vooruitlopend op
verwachte onderrealisatie in 2018. Dit bedrag bestaat voor ongeveer de helft uit intensiveringen
uit het regeerakkoord en de helft uit reeds beschikbaar investeringsbudget 2018. Zoals
ook in de Defensienota en de begroting is aangegeven is het – vanwege het karakter
van de investeringen (doorlooptijden kunnen oplopen tot tien jaar voor defensieproducten)
– niet mogelijk om de intensiveringen uit het Regeerakkoord op korte termijn te realiseren.
De volgende intensiveringen uit het regeerakkoord worden doorgeschoven: € 475 miljoen
uit de middelen bestemd voor investeringen in de modernisering van de krijgsmacht,
€ 82 miljoen uit de versterking van de ondersteuning van de krijgsmacht en € 11 miljoen
vanuit de uitbreiding van slagkracht, cyber en werkgeverschap. In totaal betreft dit
€ 568 miljoen.
De onderrealisatie van eerder geplande investeringen is als volgt: groot materieel
(€ 415 miljoen), infrastructuur (€ 115 miljoen) en IT (€ 100 miljoen). Veelal is er
sprake van een verzameling mee- en tegenvallers die optelt tot deze bedragen. Zo bestaat
de bijstelling op groot materieel uit bijstellingen op ruim tweehonderd projecten
die nu in uitvoering zijn. Deze bijstellingen komen onder andere door de lange doorlooptijden
van aanbestedingsprocedures en vertraging in aflevering/facturatie van projecten.
Voorbeelden van bijstellingen op grote projecten zijn een bijstelling van € 83 miljoen
op de vervanging en modernisering van de Chinook als gevolg van een gewijzigd betaalschema
en een bijstelling van € 30 miljoen binnen het project Munitie BKI (Beleidskader Inzetvoorraden)
als gevolg van de verschuiving van een aantal leveringen naar 2019. In alle gevallen
gaat het om verschuivingen. De middelen blijven nodig.
De begroting is opgesteld in de zomer van 2018. In de tweede helft van het jaar kunnen
zich altijd mee- of tegenvallers voordoen die leiden tot over- of onderrealisatie,
zowel op investeringen als op exploitatie. In de 2e suppletoire begroting worden eventuele
aanvullende mutaties verwerkt.
38
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar het
instellen van een begrotingsfonds en over de vervolgstappen?
Zie het antwoord op vraag 3.
39
Waarom is besloten de bijlage Financieel overzicht wapensystemen te laten vervallen?
Zie het antwoord op vraag 4.
40
Waarom is besloten alleen aan te gane verplichtingen voor investeringsprojecten groter
dan € 100 miljoen in de begroting op te nemen, hoewel in vorige begrotingen de grens
bij € 25 miljoen lag?
185
Waarom is er voor gekozen alleen aan te gane verplichtingen voor investeringsprojecten
groter dan € 100 miljoen in de begroting op te nemen, hoewel in vorige begrotingen
de grens bij € 25 miljoen lag? Waarom worden bij de aan te gane verplichtingen voor
investeringsprojecten bandbreedtes genoemd en geen concrete bedragen zoals eerder
gebruikelijk was? Kunt u alsnog inzicht geven in de aan te gane verplichtingen groter
dan € 25 miljoen en daarbij concrete bedragen noemen in plaats van bandbreedtes, zoals
in voorgaande jaren gebruikelijk was?
Hier is dezelfde grens gehanteerd als voor de rest van het artikel: projecten boven
€ 100 miljoen zijn opgenomen in de begroting, projecten boven de € 25 miljoen worden
toegelicht in het Materieel Projecten Overzicht. De bandbreedtes die genoemd worden
zijn om de onderhandelingspositie van Defensie bij het aangaan van de verplichtingen
niet te schaden. Na het afsluiten van een contract worden de bedragen openbaar gemaakt.
41
Waarom nemen de verplichtingen op artikel 6 voor het jaar 2018 met € 1 miljard toe
ten opzichte van de 1e suppletoire begroting? Voor welke projecten is deze verplichtingenruimte
bestemd?
180
Waarom nemen de verplichtingen op artikel 6 voor het jaar 2018 met € 1 miljard toe
ten opzichte van de 1e suppletoire begroting? Voor welke projecten is deze verplichtingenruimte
bestemd?
De verplichtingen binnen het investeringsartikel zijn met € 1 miljard in 2018 bijgesteld
ten opzichte van de eerste suppletoire begroting vanwege het eerder dan gepland aangaan
van de verplichtingen voor de midlife update van de Apache helikopter. Dit gaat om een bedrag van € 940 miljoen. Het overige verschil
betreft onder andere het bijstellen van de verplichtingen naar het prijspeil 2018.
42
Waarom vallen de in 2019 aan te gane verplichtingen voor het project Maritime Counter
Measures (MCM) Capaciteit nu in de bandbreedte van € 1–2,5 miljard, terwijl in de
Defensienota en de A-brief de MCM capaciteit in de bandbreedte van € 250-€ 1.000 miljoen
viel?
148
Waarom staan de kosten van de vervanging van de mijnbestrijdingscapaciteit bij de
begroting op € 1 miljard tot € 2,5 miljard geraamd, terwijl deze kosten in het materieelprojectenoverzicht
en de A-brief van dit project op € 250 mln tot € 1 miljard staan geraamd?
186
Waarom vallen de in 2019 aan te gane verplichtingen voor het project Maritime Counter
Measures (MCM) Capaciteit nu in de bandbreedte van € 1–2,5 miljard, terwijl in de
Defensienota en de A-brief de MCM capaciteit in de bandbreedte van € 250-€ 1.000 miljoen
viel? Kunt u een indicatie geven van de omvang van de toename van het projectbudget
voor Maritime Counter Measures (MCM), waardoor het project in een hogere bandbreedte
terecht is gekomen?
Dit verschil is ontstaan als gevolg van de onzekerheidsreservering. Volgens de systematiek
die Defensie intern hanteert maakt de onzekerheidsreservering deel uit van het totale
projectvolume (waarover gerapporteerd is in de begroting), maar niet van het projectbudget
(waarover gerapporteerd is in het Materieelprojectenoverzicht en de Kamerbrief). De
reden voor dit onderscheid is dat deze onzekerheidsreservering op departementaal niveau
beheerd wordt; deze maakt geen deel uit van het budget dat aan de uitvoeringsorganisaties
wordt overgedragen. Het projectbudget is niet toegenomen, afgezien van het toekennen
van de prijsbijstelling (in de A-brief is gewerkt met prijspeil 2017).
43
Hoe is te verklaren dat in de begroting, het materieelprojectenoverzicht en de D-brief
verschillende projectvolumes voor het project Apache Remanufacture zijn opgenomen?
Wat is het correcte budget?
168
Waarom heeft u een verschillend projectkostenvolume voor de Apache Remanufacture opgenomen
in de begroting (€ 901,4 miljoen) en in het materieelprojectenoverzicht (€ 868,1)?
Wat is het correcte budget?
Na de D-brief is de prijspeilbijstelling en valutacorrectie verwerkt. Het actuele
budget is € 901,4 miljoen, zoals opgenomen in de begroting. Het verschil tussen de
begroting en het Materieelprojectenoverzicht is de delta exploitatie.
44
Wanneer ontvangt de Kamer een overzicht van de kosten voor de verschillende PESCO-projecten?
Zie het antwoord op vraag 9.
45
Ligt de nadruk van het gebruik van de onderzeeboten meer bij veiligheid of bij het
verzamelen van inlichtingen? Zo ja, worden deze inlichtingen dan ook met andere landen
gedeeld? Welke landen zijn dat?
Nederlandse onderzeeboten worden zowel voor slagkracht als voor het verzamelen van
inlichtingen gebruikt. Inhoudelijk worden over onderzeebootoperaties geen uitspraken
gedaan.
44
Wanneer ontvangt de Kamer een overzicht van de kosten voor de verschillende PESCO-projecten?
Zie het antwoord op vraag 9.
46
Hoelang speelt het gebrek aan materiaal voor personeel bij Defensie?
In de afgelopen 30 jaar is bezuinigd op de Defensie-uitgaven. Dit heeft in het materieelbeleid
geleid tot een verminderde inzetbaarheid van systemen en tekorten aan materieel. U
bent hierover geïnformeerd via de begroting en het jaarverslag. Daarnaast heeft u
in de inzetbaarheidsrapportages kunnen vernemen welke problemen van materiële aard
er de afgelopen jaren hebben gespeeld.
47
Hoe groot is het gebrek aan materiaal voor personeel?
48
Aan welke soorten materieel is er het meeste gebrek? Kunt u dit uitsplitsen naar wapens,
munitie, kleding en voertuigen?
49
Hoeveel geld is er nodig om alle benodigde materiaal aan te schaffen?
50
Welke maatregelen worden er genomen om de tekorten te verhelpen?
Aangenomen wordt dat het hier gaat om persoonsgebondenuitrusting. Defensie komt uit
een lange periode van bezuinigingen. In de Inzetbaarheidsrapportage is uw Kamer geïnformeerd
over de problemen van materiële aard die de afgelopen jaren hebben gespeeld. In de
Defensienota zijn plannen uiteengezet om de krijgsmacht te moderniseren. Hiervan maakt
de verwerving van nieuwe kleding en uitrusting en het vergroten van voorraden op dit
gebied deel uit. U bent over de omvang en tijdsduur van deze projecten geïnformeerd
via de reguliere DMP-brieven, de A-brief project vervanging gevechtsuitrusting (d.d.
7 mei jl.), de brief stand van zaken Defensie Operationeel Kledingsysteem (d.d. 18 september
jl.), het Materieelprojectenoverzicht, de begroting en het jaarverslag.
Over munitie is recent de brief verstuurd over de stand van zaken van de aanvulling
munitievoorraden, met daarin vermeld de prioriteiten bij het aanvullen van de munitievoorraad
en de stappen die daarin gezet worden. Over kleding en uitrusting bent u geïnformeerd
met de DMP-A brief van Vervanging gevechtsuitrusting, de stand van zaken brief Defensie
Operationeel Kleding Systeem. Het op peil brengen van de voorraden aan kleding en
uitrusting maakt deel uit van de algehele inspanning om de voorraden te versterken
zoals gemeld in de verzamelbrief (d.d. 19 oktober jl.) versterking voorraden.
Op het gebied van voertuigen bent u onlangs geïnformeerd over de herijking van het
project DVOW. Hierin is opgenomen dat de voertuigschaarste voor een groot deel kon
worden opgeheven. In bepaalde situaties moet nog steeds een beroep worden gedaan op
een centrale pool van voertuigen. De beschikbaarheid van reservedelen voor voertuigen
is ook verbeterd, hoewel hier nog achterstand is in te lopen. Zie hiervoor eveneens
de verzamelbrief versterking voorraden.
Over de bovengenoemde projecten bent u op 12 oktober jl. in diverse brieven geïnformeerd.
Daarnaast ontvangt u jaarlijks het Materieelprojectenoverzicht, de begroting en het
jaarverslag. Een investeringsquote van 20% van het defensiebudget wordt internationaal
als richtlijn gezien voor een gezonde materieelvoorziening en -instandhouding gezien.
De Defensienota schetst vele maatregelen die de materiële situatie van Defensie moeten
verbeteren. Enkele tastbare voorbeelden zijn de investeringen in de vervanging van
de onderzeebootcapaciteit, de M-fregatten en de mijnenbestrijdingscapaciteit, de verwerving
van de F-35, en de midlife updates van bijvoorbeeld de Fennek, de CV-90 en de Pantserhouwitser, alsmede de ingrijpende
modernisering van de Apache-helikopter.
48
Aan welke soorten materieel is er het meeste gebrek? Kunt u dit uitsplitsen naar wapens,
munitie, kleding en voertuigen?
Zie het antwoord op vraag 47.
49
Hoeveel geld is er nodig om alle benodigde materiaal aan te schaffen?
Zie het antwoord op vraag 47.
50
Welke maatregelen worden er genomen om de tekorten te verhelpen?
Zie het antwoord op vraag 47.
51
Is er een overzicht van de kosten van administratieve fouten van de Defensie Materieel
Organisatie (DMO) in de afgelopen vijf jaar? Is er hier sprake van administratieve
fouten of is hier sprake van fraude en diefstal? Wat gaat u hieraan doen?
Binnen de Defensie Materieel Organisatie is door de ADR en de Algemene Rekenkamer
een aantal onrechtmatigheden in de verplichtingen geconstateerd. Dit betreft administratieve
tekortkomingen zoals het niet naleven van Europese aanbestedingsregelgeving. Deze
administratieve onvolkomenheden brengen geen kosten met zich mee. Er is geen sprake
van fraude en diefstal.
52
Is er een overzicht van de kosten van verloren voorraad in de afgelopen vijf jaar?
Er is geen overzicht van kosten van «verloren voorraad».
De term «verloren voorraden» is ruim geformuleerd. Inzicht in een kostenoverzicht
van onvoorziene voorraadveranderingen is een groeitraject dat tijd vergt.
53
Hoeveel mensen zijn er vertrokken bij de krijgsmacht in de afgelopen vijf jaar?
54
Hoeveel mensen zijn er bijgekomen bij de krijgsmacht in de afgelopen vijf jaar?
55
Wat zijn de voornaamste redenen van mensen om de krijgsmacht te verlaten? Welke redenen
werden opgegeven bij vertrek?
Loopbaanmogelijkheden (46%)
Wijze waarop de organisatie wordt bestuurd (29%)
Toekomstonzekerheid (28%)
56
Hoe groot is het personeelstekort bij Defensie?
Per 1 juli 2018 had Defensie een personeelstekort van 4.303 VTE’n.
57
Hoeveel personeelsleden van Defensie zijn met gezondheidsproblemen teruggekomen van
missies in de afgelopen vijf jaar? Wat voor gezondheidsproblemen zijn aangetroffen?
In hoeveel gevallen was er sprake van PTSS?
Registratie van gezondheidsproblemen in het eerstelijns medisch dossier vindt plaats
op basis van de medische klacht en niet gekoppeld aan een uitzending.
58
Wat is de laatste stand van zaken bij de levering van zevenendertig F-35 straaljagers?
Hoeveel gaan deze kosten? Zou met dit bedrag de personeelstekorten en de materieeltekorten
kunnen worden opgeheven?
Met de Kamerbrief over de aanschaf resterende drie toestellen van 17 oktober jl. bent
u geïnformeerd over de bestelling van de resterende drie van de 37 F-35 toestellen.
In de commercieel vertrouwelijke bijlage bij de Kamerbrief worden de kostenramingen
van de laatste drie resterende F-35»s toegelicht. Met de bestelling van de drie F-35»s
lost Defensie een materieeltekort op.
59
Kunt u toelichten hoe het belang van Trans-Atlantische lastenverdeling in de praktijk
wordt gebracht indien het percentage BBP dat aan Defensie wordt besteed vanaf 2022
daalt in plaats van stijgt?
60
Wat zijn de concrete vervolgstappen die genomen moeten worden zodat Nederland de afgesproken
2% norm kan halen?
61
Kunt u toelichten waarom het bereiken van de 2% BBP Defensie uitgaven norm niet meer
van belang is na 2021?
63
Hoe verhoudt de passage «De veiligheidssituatie vraagt erom dat Europese landen meer
verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen veiligheid. Nederland heeft aangegeven het
gevoel van urgentie van vervolgstappen te delen in het licht van de ontwikkeling van
de internationale veiligheidssituatie en het belang van een evenwichtige trans-Atlantische
lastenverdeling» zich tot het feit dat Nederland, ondanks de in het regeerakkoord
aangekondigde toename van het defensiebudget, na 2021 procentueel steeds minder bijdraagt
aan een evenwichtige lastenverdeling binnen de NAVO?
64
Wat komt er in het plan van aanpak voor het uitvoeren van de afspraken tijdens de
NAVO-top van Wales in te staan en wanneer is het klaar? Wanneer wordt het plan van
aanpak aan de Tweede Kamer gestuurd?
We leven in een andere tijd. De nabije veiligheidsomgeving is instabieler, het dreigingsbeeld
is complexer en de afgelopen jaren is dat steeds zichtbaarder en merkbaarder geworden.
Rusland stelt zich steeds assertiever en dreigender op. Deze gewijzigde Russische
opstelling staat niet op zichzelf. Het is een uiting van veranderende geopolitieke
verhoudingen. Rusland laat weer meer van zich horen, terwijl opkomende machten, zoals
China, een eigen stempel proberen te drukken op de internationale rechtsorde. Het
initiatief en de macht liggen steeds vaker bij landen die met een andere blik naar
de wereld kijken. We kunnen bovendien niet zomaar meer uitgaan van een militair overwicht.
Integendeel, er kunnen zich situaties voordoen waarin Rusland het overwicht heeft.
Europa wordt kwetsbaarder.
Zoals beschreven in de Kamerbrief «Verstoring cyberoperatie en veranderende veiligheidsomgeving«
is het voor Nederland van belang dat ook het Europese deel van het bondgenootschap
zijn verantwoordelijkheid neemt. De nieuwe veiligheidscontext vereist een herijking
waarbij Europa en het westen zichzelf beter uitrusten om de internationale rechtsorde
te kunnen beschermen met (militaire en economische) machts- en drukmiddelen. Dit vergt
structureel extra investeringen in allianties en in militaire capaciteiten die agressie
kunnen afschrikken en desnoods beantwoorden. Het is van belang dat Europa meer eigen
verantwoordelijkheid neemt voor deze veiligheid. Hiervoor moeten we, ook als Nederland,
de bakens verzetten en actie ondernemen.
In een wereld die onveiliger wordt en aan verandering onderhevig is moeten vooral
onze slagkracht (robuustere eenheden die zelfstandig kunnen optreden in een hoog geweldsspectrum)
en het voortzettingsvermogen (hoe lang we een bepaalde inzet kunnen volhouden) verder
worden versterkt. Ook snellere inzetbaarheid is van belang, zodat we sneller aanwezig
kunnen zijn bij het (potentieel) uitbreken van conflict.
In dit licht heeft de NAVO capaciteitendoelstellingen geformuleerd voor Nederland.
Ook de EU heeft doelstellingen opgesteld (die aansluiten op de NAVO-capaciteitendoelstellingen).
Nederland heeft zelf ook eigen behoeften om te zorgen dat aan alle voorwaarden wordt
voldaan om een effectieve defensieorganisatie te hebben en te behouden. Een mogelijke
extra vervolgstap tijdens deze kabinetsperiode wordt integraal, op de daartoe geëigende
momenten, bekeken in het licht van de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, de
Rijksbrede prioriteiten en binnen de afgesproken budgettaire kaders.
Uit het communiqué van de Top in Brussel blijkt een duidelijk besef van de bondgenoten
dat de huidige veiligheidsdreigingen vragen om een verhoging van de defensie-uitgaven.
Nederland heeft aangegeven het gevoel van urgentie van vervolgstappen te delen in
het licht van de ontwikkeling van de internationale veiligheidssituatie en het belang
van een evenwichtige trans-Atlantische lastenverdeling. Indien de Europese NAVO-partners
niet de politieke wil hebben om hun deel van de last ten behoeve van de eigen Europese
veiligheid te dragen, dan is het niet realistisch te verwachten dat de VS die last
wel draagt.
Tijdens de Top is dan ook de afspraak gemaakt om uiterlijk op 31 december 2019 geloofwaardige
nationale plannen in te dienen over het in de praktijk invulling geven aan de Wales-afspraken.
Dat betekent dat ook Nederland moet aangeven hoe wij de krijgsmacht versterken op
het gebied van cash (NAVO-norm van 2% bbp en investeringsquote van 20%), capabilities
(de NAVO-capaciteitendoelstellingen) en contributions (bijdragen aan NAVO-missies
en -operaties). Tijdens de volgende bijeenkomst van de Ministers van Defensie, op
5 en 6 februari 2019, zal een eerste discussie plaatsvinden over de ingediende nationale
plannen. Na besluitvorming in het kabinet zal het Nederlandse nationale plan naar
de Kamer worden verzonden.
60
Wat zijn de concrete vervolgstappen die genomen moeten worden zodat Nederland de afgesproken
2% norm kan halen?
Zie het antwoord op vraag 59.
61
Kunt u toelichten waarom het bereiken van de 2% BBP Defensie uitgaven norm niet meer
van belang is na 2021?
Zie het antwoord op vraag 59.
62
Wat is het percentage BBP dat in 2018 aan Defensie zal worden uitgegeven, uitgaande
van de huidige raming van de uitgaven en na verwerking van de kasschuif onderuitputting
ter grootte van € 1,2 miljard?
Zie het antwoord op vraag 25.
63
Hoe verhoudt de passage «De veiligheidssituatie vraagt erom dat Europese landen meer
verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen veiligheid. Nederland heeft aangegeven het
gevoel van urgentie van vervolgstappen te delen in het licht van de ontwikkeling van
de internationale veiligheidssituatie en het belang van een evenwichtige trans-Atlantische
lastenverdeling» zich tot het feit dat Nederland, ondanks de in het regeerakkoord
aangekondigde toename van het defensiebudget, na 2021 procentueel steeds minder bijdraagt
aan een evenwichtige lastenverdeling binnen de NAVO?
Zie het antwoord op vraag 59.
64
Wat komt er in het plan van aanpak voor het uitvoeren van de afspraken tijdens de
NAVO-top van Wales in te staan en wanneer is het klaar? Wanneer wordt het plan van
aanpak aan de Tweede Kamer gestuurd?
Zie het antwoord op vraag 59.
65
Heeft u een verklaring voor de lange wachttijden bij de producent?
Om projecten te realiseren wordt in een keten gewerkt, de «voorzien in»-keten. Deze
start met een behoeftestelling, en eindigt met de daadwerkelijke levering en ingebruikname
van de investering. In deze voorzien-in keten spelen onder andere onderstaande elementen
een belangrijke rol:
– De uitvoerbaarheid van het investeringsplan door in de eerste jaren alleen projecten
op te nemen waarvoor voldoende capaciteit beschikbaar is en contracten zijn afgesloten.
– De realisatiecapaciteit.
– De methodiek van ramingen en risicomanagement, het «plannen» van een project.
– De verwervingsstrategie zoals het wel/niet EU-aanbesteden, het gebruik van artikel
346 VWEU, het inzetten van raamovereenkomsten etc.
– Het kunnen beschikken over een flexibele schil van inzetbare personeel voor de diverse
projecten.
– (gedeeltelijke) Aanpassing van de behoeftestelling als gevolg van veranderde inzichten,
dus eisen gedurende de projectduur.
– Bij internationale samenwerking het «moeten rekening houden met» andere participerende
landen.
Bij de vertragingen van projecten kunnen (delen van) bovengenoemde elementen een rol
spelen. In welke mate deze in meer en mindere mate een rol spelen is per project anders
en uniek.
66
Is er een relatie tussen de lange wachttijden en de prijs de u bereid bent te betalen
voor de producten? Zo nee, is er dan misschien een relatie met tussen de lange wachttijden
bij de producent en de af te nemen aantallen?
Defensie ziet geen relatie tussen de lange wachttijden en de te betalen prijs of de
af te nemen aantallen.
67
Wat zou u kunnen ondernemen om de lange wachttijden bij de producent te verkorten?
Defensie neemt al maatregelen om de wachttijden te verkorten. Een voorbeeld daarvan
is het gebruik maken van raamcontracten. Daarmee voorkomt Defensie dat bij een nieuwe
bestelling omvangrijke onderhandelingen met de leverancier nodig zijn. In de Kamerbrief
van 21 juni 2016 (Kamerstuk 34 300 X, nr. 115) is de Kamer geïnformeerd over de initiatieven die Defensie heeft genomen om de voorzien
in keten te verbeteren.
68
Kunt u schematisch, inclusief een tijdspad, uiteenzetten hoe u alle investeringen
bij Defensie daadwerkelijk gaat realiseren?
In bijlage IV bij de Defensienota bent u geïnformeerd over de investeringen die Defensie
de komende 15 jaar zal doen. In deze bijlage is een tijdpad op hoofdlijnen opgenomen.
69
Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer in haar brief van 4 oktober 2018,
dat bij de definitieve vormgeving van het Defensiematerieelbegrotingsfonds ook aandacht
moet worden geschonken aan een goede informatievoorziening aan het parlement over
investeringen, onderhoudskosten en exploitatiekosten, ten behoeve van de afweging
met betrekking tot de doelmatigheid?
Ja, die opvatting delen wij. We zijn voornemens om uw Kamer te betrekken bij de opzet
van het Defensiematerieelbegrotingsfonds, waarbij de in uw vraag naar voren gebrachte
onderwerpen ook aan de orde zullen komen.
70
Wanneer verwacht u een wetsvoorstel inzake het voorgenomen Defensiematerieelbegrotingsfonds
naar de Kamer te kunnen sturen?
Zie het antwoord op vraag 3.
71
Hoe ontwikkelt het reservistenbudget zich de komende vier jaar, mede in het licht
van het beschreven voornemen om meer reservisten aan te trekken?
Het reservistenbudget neemt deze kabinetsperiode toe van € 38,5 miljoen in 2018 tot
structureel
€ 49,5 miljoen vanaf 2020. Reservisten maken al jaren structureel deel uit van de
krijgsmacht. Defensie geeft commandanten de komende jaren meer ruimte om nieuwe oplossingen
te zoeken voor het vergroten van de personele capaciteit en wendbaarheid en daarbij
ook meer te werken met reservisten. Zo vragen we, overeenkomstig de Defensienota,
elke uitstromende militair reservist te worden. Over de ontwikkeling van het reservistenbestand
bent u middels de personeelsrapportage geïnformeerd en over de inzetbaarheid van de
reservisteneenheden middels de -vertrouwelijke- inzetbaarheidsrapportage. Daarnaast
wordt u in oktober separaat geïnformeerd over de voortgang van de in het plan van
aanpak uitvoering Total Force – de adaptieve krijgsmacht – aangekondigde maatregelen.
72
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van en over de vervolgstappen
na het onderzoek naar het instellen van een materieelbegrotingsfonds?
Zie het antwoord op vraag 3.
73
Hoe staat het ervoor met de ontwikkeling van de systematiek voor de prijsindex en
de valutaschommeling zoals opgenomen in het Regeerakkoord?
Momenteel is het Centraal Bureau voor de Statistiek bezig het onderzoek uit 2017 (Kamerstuknummer
27 830, nr. 189?) van een update te voorzien. De Prijsindex Defensie voor exploitatie-uitgaven en
Prijsindex Defensie voor investeringsuitgaven wordt uitgebreid met de verslagjaren
2016 en 2017. Daarnaast wordt onderzocht of de eerder gebruikte Foreign Military Sales-methode gevalideerd kan worden en of er meer inzicht te geven is in (inflatoire)
valuta-effecten. In het eerste kwartaal van 2019 worden resultaten verwacht.
74
Wat is de stand van zaken van de ontwikkeling van een fast track van selectie en aanstelling
van herintredende militairen?
Met ingang van augustus 2018 is het keuringsprotocol voor herintreders aangepast.
Herintreders die aan bepaalde voorwaarden (bv. minimale periode diensttijd, ontslaggrond)
voldoen, vullen een medische vragenlijst in. De lijst wordt beoordeeld door een keuringsarts;
afhankelijk van de bijzonderheden die uit de antwoorden naar voren komen, kan als
keuringsprotocol volstaan worden met deze lijst of bepaalt de keuringsarts dat (onderdelen
van) het reguliere keuringsprotocol nog uitgevoerd moet(en) worden. Hierdoor is het
keuringsproces van herintreders versneld.
75
Zijn alle soldatenfuncties al voor vmbo-ers vanaf 18 jaar opengezet? Zo ja, welke?
De functies voor manschappen bij het Commando Landstrijdkrachten binnen de volgende
wapens en dienstvakken zijn opengesteld voor VMBO-ers vanaf 18 jaar: Logistiek Bevoorrading
& Transport, Verbindingsdienst en Genie, Artillerie, Cavalerie, Infanterie en Luchtdoelartillerie.
76
Wat houdt het creëren van flexibele aanstellingsmogelijkheden en contractvormen in
en hoe verhoudt zich dat tot de wens van militairen om ook eerder zekerheid over een
vaste baan te krijgen?
Er wordt onderzoek gedaan naar het invoeren van aanstellingsvormen die passen bij
de behoefte van militairen en burgermedewerkers in de verschillende levensfases en
die aansluiten bij de behoeftes op de arbeidsmarkt. Hierbij wordt gedacht aan vereenvoudiging
van tijdelijke aanstellingsvormen ten behoeve van burgerpersoneel; regelgeving die
de mogelijkheid van demotie op verzoek van militairen en burgerpersoneel mogelijk
maakt; werken in deeltijd voor militairen met of zonder de mogelijkheid tot operationele
inzet; en, het creëren van een nieuwe rechtspositionele grondslag in het AMAR ten
behoeve van een tijdelijke aanstelling voor militair personeel. Wanneer we gaan werken
met deze flexibele aanstellingsvormen dan wordt het voor de militair direct bij instroom
duidelijk wanneer de aanstelling tot een einde komt. De aanstelling die de militair
krijgt is dan namelijk voor een bepaald aantal jaren. Een dergelijke aanstelling biedt
veel zekerheid want de militair weet bij voorbaat al wanneer het contract eindigt.
Een aanstelling voor onbepaalde tijd behoort daarnaast ook nog steeds tot de mogelijkheden.
Het onderzoek naar flexibele aanstellingsmogelijkheden en contractvormen maakt onderdeel
uit van het programma dat is opgezet om een nieuw personeelsmodel in te richten. We
zijn nu bezig met de beleidsontwikkeling. Daarna moet het beleid worden afgestemd
met de Centrales van Overheidspersoneel en moet de bedrijfsvoering op het nieuwe beleid
worden ingericht. De verwachting is dat de implementatie in 2019 zal plaatsvinden.
77
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie Bruins Slot om meer zeggenschap
aan commandanten te geven? Wat is er concreet gebeurd sinds het aannemen van de motie?
Welke financiële en personele bevoegdheden hebben commandanten erbij gekregen?
80
Welke personele bevoegdheden zijn al bij lagere lijncommandanten neergelegd? Welke
bevoegdheden gaan nog bij hen worden neergelegd? Hoe zit het met het beleggen van
meer financiële en materiele bevoegdheden bij lagere lijncommandanten? Over welk niveau
heeft u het als u lagere lijncommandanten bedoeld?
Ter bevordering van behoud en werving van personeel zijn de eerste stappen in de uitvoering
van de motie gezet. Een drietal personele bevoegdheden zijn van de directeur van het
centrale Dienstencentrum P&O Defensie (DPOD) verplaatst naar de hoofden van de defensieonderdelen.
Het gaat hierbij concreet om aanstellen van herintreders, het toepassen van de hardheidsclausule
met betrekking tot de terugbetaling van opleidingskosten en het afwijken van de standaard
vergoeding van voor een dienstreis gemaakte kosten.
Een tweede stap is het neerleggen van mandaten bij lagere commandanten (dat wil zeggen
lager dan de hoofden van defensieonderdelen). Zo heeft het CLAS verschillende verantwoordelijkheden
met betrekking tot de functie-toewijzing voor de onderbouw per 1 okt 2018 decentraal
bij de Personeelsdiensten belegd. Daarnaast wordt onderzocht en getest welke overige
mandaten lager belegd kunnen worden (ook bij andere defensieonderdelen) en onder welke
voorwaarden. Een gedegen analyse en het op kleine schaal uitproberen is noodzakelijk
zodat ongewenste neveneffecten worden voorkomen. Voor het zomerreces 2019 verwachten
we de resultaten van deze analyse. Met het delegeren van personeelsbesluiten geef
ik ook uitvoering aan de motie Bruins Slot van 23 november 2017 (Kamerstuk 34 755 X nr. 38).
Wat betreft financiële en materiele bevoegdheden kunnen lagere lijncommandanten bij
alle defensieonderdelen gebruik maken van een vereenvoudigde bestelprocedure voor
producten en diensten tot € 15.000 (excl. BTW) indien deze via de reguliere route
niet of niet tijdig geleverd kan worden. Behoeftestellingen met betrekking tot wapensysteemgebonden
artikelen (inclusief munitie), gevaarlijke stoffen, medicijnen en ander gevoelig materiaal
zijn uitgesloten van de regeling. De regeling verbetert de slagvaardigheid en geeft
commandanten meer financiële ruimte en keuzevrijheid. Na een proefperiode op beperkte
schaal is de landelijke invoering van de regeling eind september 2018 voltooid. De
lagere commandanten mogen bovendien ook functionarissen in hun eigen eenheid mandateren
om namens hen de behoefte te stellen.
Door het Defensie Cyber Commando is in een pilot ervaring opgedaan met een digitale
creditcard voor aanschaffen bij webwinkels. Momenteel wordt onderzocht op welke andere
plaatsen binnen Defensie de digitale creditcard een zinvolle toevoeging is aan de
bestaande mogelijkheden. Ook dit onderzoek wordt voor het zomerreces van 2019 voltooid.
78
Kunt u nader ingaan op de verhouding van de arbeidsvoorwaarden voor militairen, zeker
gezien hun bijzondere rechtspositie, in vergelijking met vergelijkbare functies buiten
Defensie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verbeteringen zouden nog mogelijk zijn
om de medewerkers bij Defensie, in het bijzonder de militair, meer marktconform te
belonen in de breedste zin van het woord?
118
In hoeverre spelen marktconforme arbeidsvoorwaarden een rol om te komen tot een hoger
behoud en een lagere instroming van personeel.
Uit het SEO-rapport «Wat verdient een overheids- of onderwijswerknemer ten opzichte
van de marktsector» uit 2017 blijkt dat militair personeel bij Defensie in 2016 een
hoger brutoloon had dan vergelijkbare werknemers in de marksector.
Militairen zijn vanuit de bijzondere aard van hun beroep echter moeilijk te vergelijken
met werknemers uit andere sectoren. Defensie als werkgever hecht er bijzonder veel
waarde aan dat zowel de primaire als secundaire arbeidsvoorwaarden aansluiten op deze
bijzondere positie.
Primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden worden bestendigd door het afsluiten van
een arbeidsvoorwaardenakkoord en een pensioenakkoord door onderhandelingen tussen
werkgever en werknemers. Defensie als werkgever hecht daarbij aan een resultaat dat
tot primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden leidt die aan de behoeften van het individu
als ook de defensieorganisatie voldoen – en passen in het huidige tijdsgewricht.
79
Indien u zich in 2019 wil gaan richten op (onder meer) het verbeteren van de gezondheidszorg,
doelt u hiermee dan op het actualiseren van de militaire gezondheidszorg die nu nog
gebaseerd is op de visie voor militaire gezondheidszorg uit 2015? Zo ja, gaat u dit
doen in samenhang met uw uitgangspunt dat de krijgsmacht opgewassen moet zijn tegen
zeer uiteenlopende dreigingen en daarbij langer moet kunnen optreden, ook in onverhoopte
conflicten met een hoog geweldsniveau? Zo nee, is de huidige mate van gezondheidszorg
en in het bijzonder de geneeskundige dienst dan voldoende toegerust om aan de uitdagingen
die een grootschalig conflict aan de geneeskundige ondersteuning stelt tegemoet te
komen?
De huidige organisatie van de militaire gezondheidszorg is tot stand gekomen na reducties
en bezuinigingen en is gebaseerd op de visie voor de militaire gezondheidszorg 2015.
De Defensienota 2018 heeft een andere visie en ambitie. Daarvoor is een transitie
nodig, zowel kwalitatief als kwantitatief. De militaire gezondheidszorg moet de inzet
van (onderdelen van) de krijgsmacht bij de uitvoering van alle hoofdtaken geneeskundig
kunnen ondersteunen, dus ook in een conflict met een hoog geweldsniveau. Het huidige
programma voor de militaire gezondheidszorg MGZ 2020 richt zich op zowel de kwaliteitsborging
als ook het herstel en groei van capaciteiten en investeringen in personeel, materieellogistiek
en medische IV. Daarnaast maken herstel en groei van operationele geneeskundige capaciteiten
integraal deel uit van de plannen van de operationele commando’s».
81
Kunt nader verklaren hoe de Directie Veiligheid en de Inspectie Veiligheid Defensie
zich tot elkaar verhouden? Hoe zijn de taken verdeeld? Wat voor informatie wordt er
gedeeld?
82
Hoe verhouden de taken van de in 2018 opgerichte instanties Directie Veiligheid en
Inspectie Veiligheid Defensie zich tot elkaar?
De Directie Veiligheid en de Inspectie Veiligheid Defensie (IVD) hebben dezelfde missie,
namelijk het verbeteren van zowel de fysieke als de sociale veiligheid bij Defensie.
Zij hebben echter verschillende rollen.
De Directie Veiligheid maakt deel uit van de Bestuursstaf op het departement en formuleert
het defensiebeleid op het gebied van de sociale en fysieke (bedrijfs)veiligheid, inclusief
gezondheid/arbeidshygiëne, milieu(veiligheid) en integriteit. Zij doet dit in nauw
overleg met de secretaris-generaal, de commandant der strijdkrachten, de hoofden van
de zeven defensieonderdelen (waaronder de operationele commando’s), die immers het
beleid moeten gaan uitvoeren. De directie zorgt ook voor het overzicht op centraal
niveau ten behoeve van de politieke en ambtelijke leiding. De directie ondersteunt
voorts het Veiligheidcomité dat de secretaris-generaal eerder dit jaar in het leven
heeft geroepen en dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de defensietop voor
veiligheid belichaamt.
Met de oprichting van de IVD, met aan het hoofd de Inspecteur-generaal Veiligheid,
brengt Defensie het besef tot uitdrukking dat veiligheid niet alleen een kwestie van
beleid en uitvoering is, maar dat ook toezicht hard nodig is. De IVD werkt volgens
de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties als onafhankelijk toezichthouder. De onderzoeken
van de inspectie vloeien onder meer voort uit voorvallen, risicoanalyses, politieke
en maatschappelijke actualiteiten of bevindingen uit eerder onderzoek. De IVD maakt
geen deel uit van de Bestuursstaf. De inspectie bepaalt zelf welk onderzoek zij doet
en hoe zij dit vormgeeft en biedt haar rapporten, werkprogramma’s, en jaarverslagen
aan de Minister van Defensie aan. De inspectie leidt bovendien onderzoek naar voorallen
in de categorie 4. De Minister biedt deze aan het parlement aan en de inspectie publiceert
ze op haar eigen website www.ivd.nl
De Directie Veiligheid en de inspectie werken nauw met elkaar samen en zij wisselen
informatie uit. Zij doen dit uiteraard met inachtneming van de rollen en verantwoordelijkheden
die hen als beleidsmaker en toezichthouder van elkaar onderscheiden.
83
Hoe gaat u bevorderen dat ICT projecten bij Defensie vanaf nu wel conform de planning
en binnen het budget gaan verlopen? Is er voldoende interne deskundigheid op de ICT-projecten
of gaat u de expertise extern inhuren?
194
Gaat u, naast het actief sturen op het mitigeren van risico's die inherent zijn aan
een dergelijk complex programma, ook een garantie afdwingen dat IT projecten, van
welke aard dan ook, binnen de gestelde termijn en binnen het gestelde budget afgerond
worden? Zo nee, waarom niet?
Het uitlopen van projecten in planning en budget is helaas een veel voorkomend fenomeen
– ook buiten Defensie – dat zich voordoet in alle projectcategorieën en niet alleen
in de ICT. Defensie stelt alles in het werk om de uitloop van projecten te voorkomen.
Garanties zijn echter niet te geven. De hiervoor getroffen maatregelen zijn:
1. Projecten worden pas in de projectportfolio toegelaten als de toegevoegde waarde is
aangetoond (de business case) en de succesvolle uitvoering haalbaar wordt geacht.
2. Projecten gaan pas echt in uitvoering als de minimaal noodzakelijke capaciteit beschikbaar
is. Dit feitelijke startmoment is het ijkpunt voor de doorlooptijd. Op deze manier
dwingen we af dat niet meer projecten worden uitgevoerd dan dat er capaciteit is.
3. Potentiële uitloop in tijd en budgetoverschrijdingen moeten voor akkoord worden voorgelegd
aan de business eigenaar.
4. Er is een mix van eigen expertise en inhuur om de projecten uit te voeren. De beslissing
intern/extern vindt van geval tot geval plaats. Er is onvoldoende eigen capaciteit
om alle lopende en voorgenomen ICT-projecten uit te voeren. In sommige specifieke
expertisegebieden mist Defensie kennis. Per project wordt van te voren bepaald op
welke manier in de capaciteit en expertise wordt voorzien.
84
Wie gaat de beoordeling van de kosten-baten analyse doen? Heeft u daarvoor voldoende
kennis in huis? Gaat u een garantie afdwingen dat ICT-projecten, van welke aard dan
ook, binnen de gestelde termijn en binnen het gestelde budget afgerond worden? Zo
nee, waarom niet?
De beoordeling van de baten van de projecten in relatie tot de kosten (business case)
vindt over het algemeen plaats in de stuurgroepen van projecten en voor zeer grote
projecten in de Bestuursraad. De business cases van projecten worden op iedere faseovergang
en tussentijds bij afwijkingen op de planning opnieuw beoordeeld. Op basis hiervan
wordt beslist of projecten doorgaan of niet.
Voor het antwoord op de tweede deelvraag zie antwoord vraag 83.
85
Hoe beoordeelt u de actieve toepassing van artikel 346 VWEU en het zo laten meewegen
van het nationaal veiligheidsbelang, in relatie tot het recent verschenen onderzoek
van het onafhankelijke bureau Triarii naar de betekenis van de Nederlandse Marinebouw,
waarin geconcludeerd wordt dat de hechte en directe samenwerking tussen de opdracht
gevende en meedenkende Overheid, de Industrie en de Kennisinstellingen (de «Gouden
Driehoek») bijgedragen heeft aan het technologisch vooraanstaande en innovatieve karakter
van de Nederlandse Marineschepen? Nu er nieuwe onderzeeboten ontwikkeld en gebouwd
gaan worden, in hoeverre is te verwachten dat inzet van de «Gouden Driehoek» ook hierin
zal bijdragen aan het nationaal veiligheidsbelang?
Zie het antwoord op vraag 6.
86
Hoeveel extra tijd kosten de huidige Europese aanbestedingsprocedures binnen het DMP
ten opzichte van het kunnen inroepen van artikel 346 VWEU? Bent u bereid de mogelijkheden
te onderzoeken tot het inroepen van het nationaal veiligheidsbelang op basis van artikel
346 VWEU, indien er een noodzaak bestaat verouderend materieel sneller te kunnen vervangen
dan binnen het DMP onder de huidige Europese aanbestedingsprocedures mogelijk is,
ook in het licht van uw uitgangspunten «snel, tenzij» en «van de plank, tenzij»?
Een Europese aanbestedingsprocedure duurt niet noodzakelijk langer dan een aanbesteding
waarbij een beroep wordt gedaan op artikel 346 VWEU. De doorlooptijd van een verwervingstraject
is van vele factoren afhankelijk. In de aanbestedingswetten zijn mogelijkheden opgenomen
om aanbestedingsprocedures sneller te doorlopen, zoals de «fast track procurement» voor missiespecifieke goederen of diensten. Daarnaast is versnelling mogelijk door
het samenvoegen van DMP-fasen en door al vanaf de start van een verwervingstraject
alle benodigde partijen te betrekken. Daarbij hoort ook het – indien mogelijk – op
tijd verkennen van de markt. Het (in concurrentie) onderhands gunnen van een opdracht
op grond van bijvoorbeeld artikel 346 VWEU kan resulteren in een kortere doorlooptijd,
maar ook dan is sprake van de nodige voorbereidingstijd en moeten potentiële opdrachtnemers
een redelijke termijn hebben om een adequate offerte kunnen uitbrengen. Indien er
geen markt is, kan het onderhandelingstraject met een monopolistische leverancier
tot vertraging leiden.
87
Ligt er een nationaal veiligheidsbelang binnen de Nederlandse kennisbasis rondom bouw
en ontwikkeling van de Walrusklasse onderzeeboten en het nu kunnen upgraden ervan?
Hoe wordt de in Nederland aanwezige kennisbasis en het belang om deze verder te ontwikkelen
en uit te bouwen, gewaarborgd in het vervangingsprogramma van de onderzeeboten?
Zie het antwoord op vraag 6.
88
Hanteert het kabinet, naast de «snel, tenzij»- en «van de plank, tenzij» ook het uitgangspunt
dat het wenselijk is om de Nederlandse defensie-industrie waar mogelijk te betrekken
bij verwervingen? Zo ja, waarom is dit uitgangspunt niet opgenomen in de begroting?
Zie het antwoord op vraag 6.
89
In welke mate is de Minister van Economische Zaken en Klimaat betrokken bij het genoemde
verwervingsproces?
Het Ministerie van Defensie stelt de verwervingsstrategie vast. Voor DMP-projecten
gebeurt dit na consultatie met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
Voorts is het zo dat, indien het Ministerie van Defensie van plan is een aanbesteding
te starten, door het Ministerie van EZK per geval wordt beoordeeld of en in hoeverre
industriële participatie door een te selecteren partij kan bijdragen aan de versterking
van de kennis, capaciteiten en ervaring van de Nederlandse industrie zoals beschreven
in de Defensie Industrie Strategie. Het verwervingstraject van Defensie en het industriële
participatietraject van EZK zijn twee afzonderlijke trajecten.
90
Hoe geeft het kabinet invulling aan het genoemde voornemen om artikel 346 VWEU actief
toe te passen? In hoeveel gevallen is dit gedaan of wordt deze optie open gehouden?
Defensie wil binnen de financiële kaders het beste materieel voor de beste prijs verkrijgen.
Elk aanbestedingstraject kent zijn eigen dynamiek en alle keuzes in een aanbestedingstraject
worden, met inachtneming van de vigerende aanbestedingsrechtelijke kaders, zo zorgvuldig
mogelijk gemaakt. Bij verwervingstrajecten waar dit evident is, worden nationale veiligheidsbelangen
al meegenomen op grond van de DIS van 2013. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest
bij de vervanging van de M-fregatten en de verwerving van het Combat Support Ship.
De Kamer heeft van deze projecten op 3 mei jl. de A-brieven ontvangen (Kamerstukken
27 830, nrs. 212 en 224).
91
Hoe beoordeelt u de daling van de geraamde investeringsquote voor 2018 van 23% bij
de begroting naar 20% nu? Klopt het dat de investeringsquote bij Defensie sinds 2009
elk jaar lager uitgevallen is dan geraamd? Hoe denkt u in 2019 een investeringsquote
te kunnen halen van de nu geraamde 28%?
189
Is het uw bedoeling met de geraamde 5 jaar investeringsquote de opgelopen achterstand
met betrekking tot de gerealiseerde investeringsquote van de afgelopen jaren in te
lopen?
Zowel de stijgende investeringsquote als de stijging van de feitelijke uitgaven voor
investeringen in nieuw materieel laten zien dat we steeds meer geld voor investeringen
om kunnen zetten in nieuw materieel. In de jaren 2013 tot 2015 waren de feitelijke
uitgaven voor nieuw materieel rond de 600–700 miljoen euro per jaar. In 2017 zijn
deze gestegen naar ruim € 1 miljard. De gerealiseerde investeringsquote steeg in die
periode van 13% naar 17%. Dat betekent ook dat nieuw materieel in de organisatie instroomt.
We verwachten de stijgende lijn de komende jaren door te kunnen zetten, zoals is gepresenteerd
in de Defensienota. De Defensie Materieel Organisatie is druk doende om alle benodigde
contracten voor het vernieuwen van verouderd materieel af te sluiten en dat werpt
zijn vruchten af. Inmiddels is dit jaar voor € 2,4 miljard verplichtingen aangegaan:
contracten die in de komende jaren tot betaling zullen komen. Er is sprake van gestage
groei, maar die gaat nog wel langzaam. In 2019 bedraagt het budget € 2,8 miljard en
in de jaren daarna € 3,1 en € 3,2 miljard. Er moeten dus nog nodige verplichtingen
worden aangegaan om uit te komen op de investeringsquota van ruim boven de 20%, zoals
die geraamd staan voor de komende jaren.
Bijgestelde ramingen voor 2018 (zie onder andere vraag 133 voor een uitgebreide toelichting
hierop) hebben ervoor gezorgd dat de geraamde investeringsquote voor 2018 is gedaald
van 23% ten tijde van het opstellen van de begroting 2018 tot 20% nu, een jaar later.
Dat is echter wel weer hoger dan in 2017 en ook de feitelijke uitgaven nemen in 2018
met ruim € 200 miljoen toe ten opzichte van 2017.
92
Hoe voorkomt u dat met het uitgangspunt «snel, tenzij» en «van de plank, tenzij» er
wapensystemen van het verleden worden gekocht en het wapensysteem snel verouderd is
ten opzichte van opponenten?
Het «kopen van de plank» betekent dat we meer, maar vooral ook intelligenter, gebruik
maken van bestaande technologie en producten. De snelheid waarmee we materieel kunnen
krijgen is namelijk van belang. Daarbij kunnen we op deze manier kosten reduceren
en beter beheersen (bijvoorbeeld geen kinderziektes) en zijn er voordelen als standaardisatie
en interoperabiliteit. We willen daarbij een klant zijn met kennis van zaken, zodat
we een sterke positie hebben bij de aankoop (smart buyer) en het gebruik (smart user) van materieel. Ondertussen moeten we uiteraard blijven innoveren om beter te anticiperen
op nieuwe dreigingen en ontwikkelingen of om operationeel voordeel te behouden. De
noodzaak tot innovatie zorgt er voor dat we in voorkomend geval juist niet van de
plank kopen en een ontwikkelingstraject ingaan, bijvoorbeeld als launching customer. Op deze manier zet Defensie haar schaarse capaciteiten zo effectief mogelijk in.
93
Wat houdt het in dat externe partijen niet-defensiespecifieke spullen gaan verwerven?
Hoe gaat dat in de praktijk werken?
Wanneer het gaat om de aanschaf van niet-defensiespecifieke civiele goederen en diensten
maakt Defensie in beginsel gebruik van de Rijksbrede contracten die onder het zogenaamde
categoriemanagement zijn gesloten. Elk departement is houder van een of meerdere categorieën.
Zo is Defensie de categoriehouder van civiele dienstauto’s en bedrijfskleding. Voor
goederen en diensten die niet onder het categoriemanagement vallen kan Defensie de
inkoop zelf verrichten, samenwerking met andere departementen of partijen zoeken of
de inkoop door externe partijen laten verrichten (via inhuur of als resultaatsverplichting).
94
Wie is eindverantwoordelijk voor het goed laten verlopen van het aan elkaar koppelen
van de informatiesystemen en sensoren?
Binnen Defensie is DMO verantwoordelijk voor de uitvoering van projecten, de technische
invulling en de daadwerkelijke koppeling van systemen en sensoren. De Commandant der
Strijdkrachten is verantwoordelijk voor de behoeftestellingen. Daar waar Defensie
geen toegang heeft tot de systeemarchitectuur zijn we veelal afhankelijk van de leverancier.
95
Op welke wijze en door wie gaat u de ICT-infrastructuur laten vervangen? Is er intern
voldoende deskundigheid in huis om dit te begeleiden? Welke projectafspraken zullen
er gemaakt worden om ervoor te zorgen dat de vervanging binnen de gestelde termijn
en binnen het budget zal gebeuren?
Met de visie «Let’s make IT Happen» en het High Level IT ontwerp uit 2015 heeft Defensie
de ambitie en de aanpak beschreven voor de stapsgewijze vernieuwing van de IT van
Defensie. Beide documenten zijn gedeeld met uw Kamer. De aanbesteding voor de vervanging
van de IT-infrastructuur is gaande en hierover heb ik uw Kamer in diverse IT voortgangsrapportages
bericht. De aanbesteding van de IT infrastructuur is een gerubriceerd traject. Defensie
voert hiervoor een dialoog met een consortium en doet vanwege de rubricering geen
mededelingen over de samenstelling hiervan. Voor de overige vragen verwijs ik u naar
mijn antwoorden op feitelijke vragen over het advies Bureau ICT Toetsing (BIT) over
het programma Grensverleggende IT (GrIT) (kamerstuk 31 125, nr. 85).
96
Worden militairen in opleiding ook voorzien van nieuwe gevechtskleding en uitrusting
(DOKS)? Is dit identiek aan hetgeen de militairen die niet in opleiding zijn krijgen?
Zo nee, hoe verklaart u het verschil in gevechtskleding en uitrusting voor militairen
en militairen in opleiding?
Het Defensie Operationeel Kleding Systeem (DOKS) wordt ter beschikking gesteld aan
de gehele krijgsmacht en staat dus ter beschikking voor iedere militair, waaronder
militairen in opleiding, reservisten en nationale reserve (NATRES).
97
Wanneer is de Defensie Cyber Strategie gereed?
Voor de begrotingsbehandeling van Defensie.
98
Op welke wijze zijn de militairen betrokken bij de selectie van de nieuwe gevechtskleding?
Volgen er tussentijdse evaluaties over de tevredenheid van de militairen ten aanzien
van de nieuwe gevechtskleding? Is er een mogelijkheid om tussentijds de kledingkeuze
aan te passen of bedoelt u iets anders met de zinsnede «waarbij voortdurende verbetering
mogelijk is»
Alle krijgsmachtdelen zijn betrokken geweest bij de ontwikkeling van het pakket van
eisen en functionele specificaties voor de nieuwe gevechtskleding. Een klankbordgroep
met een representatie van alle militaire gebruikers zal adviseren en wordt betrokken
bij de tussentijdse evaluaties. De kledingkeuze en pakketsamenstelling kan aan de
hand van de evaluaties en doorontwikkeling van de gevechtskleding worden aangepast.
99
Kunt u toelichten wat u bedoelt met een robuuste krijgsmacht?
100
Wat is de door u gehanteerde definitie van robuust?
Robuust en wendbaar zijn de twee kanten van het begrip adaptieve krijgsmacht. Het
een kan niet bestaan zonder het ander en in de adaptieve krijgsmacht gaat het over
het spanningsveld tussen beide. Robuust zijn betekent dat de krijgsmacht er moet kunnen
staan als het nodig is en weerstand moet kunnen bieden. Dat vereist slagkracht, een
sterke basis, stabiliteit, structuur en veiligheid. Het gaat ook over de hierbij passende
gedragingen van individuele medewerkers, zoals eigenaarschap, een sterk moreel-ethisch
kader en verantwoording afleggen. Wendbaarheid gaat over aanpassingsvermogen en flexibel
kunnen meebewegen met veranderende omstandigheden en technologische ontwikkelingen.
Medewerkers moeten snel kunnen schakelen en op nieuwe manieren kunnen zoeken naar
oplossingen. Het worden van een adaptieve organisatie betekent dat beide aspecten
in de juiste verhouding aanwezig moeten zijn.
100
Wat is de door u gehanteerde definitie van robuust?
Zie het antwoord op vraag 99.
101
Van welke interne regels die «niet (langer) helpen» weet u nu al dat we daar afscheid
van kunnen nemen, of dat deze aanzienlijk kunnen worden vereenvoudigd? Wanneer is
de inventarisatie voltooid en in welke mate wordt de Kamer hierover geïnformeerd of
bij betrokken?
105
Wilt u een overzicht geven van de interne regels waarvan afscheid wordt genomen omdat
zij niet (langer) helpen en welke regels vereenvoudigd worden? Zo ja, om welke regels
gaat het?
Er is niet op voorhand een overzicht te geven van alle interne regels, waarvan afscheid
kan worden genomen of die kunnen worden vereenvoudigd. De regels dienen hiertoe elk
afzonderlijk, maar vaak ook in samenhang met elkaar, door de inhoudelijk verantwoordelijken
binnen Defensie te worden bekeken. In juni van dit jaar is een overzicht gegenereerd
van alle geldende defensiebrede interne regels. Het betreft onder andere meer dan
500 stuks aan Ministeriële Publicaties en aanwijzingen. Dit overzicht zal dienen als
start- en referentiepunt voor de opschoningsactiviteiten die deze zomer van start
zijn gegaan. Er is gekozen voor een stapsgewijze benadering. De publicatiedatum van
regels zegt niet alles, maar de grootste opbrengst is wel te verwachten in regels
ouder dan 4 jaar. Hier is in eerste instantie, naast regels die op dit moment al als
onnodig beperkend worden ervaren, de focus op gericht. Een keer per halfjaar zal voortgang
worden gemeten. Als eerste resultaat kan worden genoemd dat een derde deel (ruim 20)
van de Aanwijzingen-SG eind dit jaar wordt ingetrokken. Voorbeelden hiervan zijn de
regeling criteria militaire of burgerfuncties en de regeling beheer van omvang en
samenstelling formatie.
102
Waarom is de Defensie Industrie Strategie, in strijd met de eerdere toezegging dat
deze in het derde kwartaal van 2018 zou verschijnen, vertraagd?
In verband met zorgvuldige afstemming van de Defensie Industrie Strategie met stakeholders
is deze vertraagd. De Kamer zal de DIS ontvangen in het vierde kwartaal van 2018.
103
Is er in de begroting een bedrag gereserveerd voor PESCO-projecten? Zo ja, hoeveel?
Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 9.
104
Herinnert u zich de toezegging van 7 maart 2018 (Kamerstuk 21501 nr. 28) dat het kabinet
de Kamer «zo spoedig mogelijk» een overzicht zal sturen waarin de zeven PESCO-projecten
waar Nederland aan meedoet worden toegelicht, inclusief de verwachte kosten en de
meerwaarde? Wanneer kan de Kamer dit overzicht tegemoet zien?
Ik heb deze toezegging gestand gedaan door de bijlage die ik met het verslag van de
RBZ-Defensie van 6 maart jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 171) meestuurde.
105
Wilt u een overzicht geven van de interne regels waarvan afscheid wordt genomen omdat
zij niet (langer) helpen en welke regels vereenvoudigd worden? Zo ja, om welke regels
gaat het?
Zie het antwoord op vraag 101.
106
Wat houdt het programma FRONTDOOR in? Hoe gaat het programma FRONTDOOR uitgebouwd
worden? Welke resultaten heeft het programma tot nu toe opgeleverd?
FRONTDOOR is de (digitale) toegangspoort voor iedereen die de samenwerking met Defensie
zoekt, maar nog geen ingang heeft of kan vinden. Ideeën voor samenwerking in iedere
vorm worden door het FRONTDOOR-team gekoppeld aan de juiste personen/organisatiedelen
binnen Defensie. FRONTDOOR vereenvoudigt zo de potentiële samenwerking tussen Defensie
en de samenleving en houdt dit laagdrempelig. Het uitbouwen van deze toegangspoort
is geen doel op zich. Wel is het van belang dat potentiële partners ons weten te vinden,
en daarom verricht Defensie activiteiten om de bekendheid van FRONTDOOR langzaam en
gericht te vergroten. Hiermee blijft de opschaling beheersbaar en kunnen de geïdentificeerde
lessen optimaal worden geïmplementeerd.
FRONTDOOR heeft tijdens de opstartfase zo’n 90 ideeën binnen gekregen. Veel vragen
gaan over het vinden van een juiste ingang in de organisatie voor personen. Aan dit
soort vragen kan eenvoudig gehoor worden gegeven. Vervolgens worden ze bij FRONTDOOR
afgehandeld. Een andere grote categorie ideeën betreft commerciële aanbiedingen of
voorstellen voor sociale of technologische innovatie. Ook hiervoor geldt dat ze worden
doorgeleid in de organisatie en daar worden onderzocht. Defensie is of gaat aan de
slag met de kansrijke voorstellen, waarbij FRONTDOOR de voorgang monitort. De meest
concrete voorstellen die Defensie ook op korte termijn denkt te realiseren, zijn de
landelijke digitalisering van VOG-aanvragen door Defensie (die nu nog handmatig door
gemeentes afgehandeld worden), een voorstel voor gamification in de werving, een app voor Bureau Thuisfront, verschillende ideeën op het gebied
van Virtual Reality en de plaatsing van enkele (technische) specialisten. FRONTDOOR
wordt inmiddels ook gebruikt voor vragen over reservistenzaken, door werkgevers en
reservisten de mogelijkheid te bieden om makkelijk in contact te komen met, en vragen
te stellen aan Defensie, zowel over praktische zaken als nieuwe samenwerkingsinitiatieven.
De vragen worden vervolgens doorgeleid naar het Bureau Reservisten, dat met FRONTDOOR
is gecoloceerd op het Ministerie van Defensie.
107
Kunt u aangeven hoe vaak u heeft gesproken met de Minister van Infrastructuur en Milieu
(nu Infrastructuur en Waterstaat) over mogelijk knelpunten voor januari 2016? Hoe
vaak in het kalenderjaar 2016 en hoe vaak na 2016?
Voor januari 2016 of in het kalenderjaar 2016, heeft de toenmalige Minister van Defensie
niet met de Minister van Infrastructuur en Milieu gesproken over knelpunten in de
Nederlandse transportinfrastructuur. Vanaf mei 2017 heeft het onderwerp militaire
mobiliteit een grote vlucht genomen. Vanaf dat moment is er zeer regelmatig contact
geweest tussen de Ministeries van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat en
tussen mijzelf of mijn ambtsvoorganger en mijn collega.
108
Kunt u aangeven welke knelpunten voor de militaire mobiliteit er in Nederland sinds
2016 zijn gedetecteerd en zijn opgelost?
109
Kunt u aangeven of de knelpunten louter in het Rijksnetwerk worden gezocht, of dat
er ook wordt gekeken naar provinciaal en gemeentelijke netwerken? Zo ja, hoeveel gesprekken
hebben er al plaatsgevonden met provincies en gemeenten en wat waren de uitkomsten
daarvan?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat start binnenkort een onderzoek in
de vorm van een impactanalyse naar de verschillen tussen de huidige Nederlandse transportinfrastructuur
en de militaire eisen die daar inmiddels aan worden gesteld door de NAVO en EU. De
eerste resultaten daarvan worden uiterlijk in de zomer van 2019 verwacht en betreffen
– in overeenstemming met de vervoersbehoefte van Defensie – primair het Rijksnetwerk.
Wanneer de resultaten bekend zijn, zullen de Ministeries van Defensie en Infrastructuur
en Waterstaat in gesprek gaan met alle relevante partijen.
109
Kunt u aangeven of de knelpunten louter in het Rijksnetwerk worden gezocht, of dat
er ook wordt gekeken naar provinciaal en gemeentelijke netwerken? Zo ja, hoeveel gesprekken
hebben er al plaatsgevonden met provincies en gemeenten en wat waren de uitkomsten
daarvan?
Zie het antwoord op vraag 108.
110
In hoeverre voldoet Nederland aan de EDA-norm? Kunt u dit toelichten met cijfers en
percentage voor de jaren 2017 tot en met 2024?
116
Kunt u de tabel over uitgaven aan kennisontwikkeling en onderzoek omzetten in percentages
ten opzichte van het gehele defensiebudget?
Nederland voldoet naar verwachting in 2020, 2021 en 2022 aan de EDA-norm. Hierbij
gaat het om een schatting. Met behulp van een aangepaste wijze van administreren is
het vanaf 2019 mogelijk nauwkeuriger te rapporteren. 2024 valt buiten de begrotingsperiode.
Bedragen x € 1 miljoen
2019
2020
2021
2022
2023
Uitgaven binnen investeringsprojecten (schatting)
115
160
175
170
95
Centraal budget wetenschappelijk onderzoek
75
77
77
77
77
Totaal
190
237
252
247
172
Totale Defensiebegroting
10.477,1
10.933,2
11.122,7
10.729,6
10.502,2
Uitgaven als % van de defensiebegroting (schatting)
1,8
2,2
2,3
2,3
1,6
111
Waarom wordt de rol van Defensie als launching customer niet meer genoemd bij de innovatieagenda?
Bent u bereid het innovatiepartnerschap conform de Aanbestedingswet 2016 te introduceren
voor daarvoor geschikte technologiegebieden en capaciteitsbehoeften?
Defensie blijft uiteraard bij gelegenheid optreden als launching customer. De Kamer zal in het kader van de geactualiseerde Defensie Industrie Strategie 2019
nader en uitgebreid worden geïnformeerd over het launching customership. Conform de Aanbestedingswet 2016 neemt Defensie het innovatiepartnerschap als instrument
voor innovatiegericht inkopen van geval tot geval in overweging.
112
Wanneer is de nieuwe innovatiestrategie voltooid?
117
Wanneer komt de nieuwe innovatiestrategie naar de Tweede Kamer?
De innovatiestrategie wordt nog voor de begrotingsbehandeling van Defensie aangeboden
aan de Kamer.
113
Wie worden bedoeld met de genoemde «huidige en nieuwe partners»?
In artikel 2 wordt uiteengezet dat Defensie huidige en nieuwe partners nog beter wil
betrekken om innovatie te versnellen en te versterken. Het huidige partnernetwerk
omvat TNO, NLR en MARIN, universiteiten en defensie- en veiligheidsbedrijven. Defensie
wil nadrukkelijk ook de deur openen voor nieuwe partners, waaronder start-ups.
114
Maakt u gebruik van targets om ervoor te zorgen dat Nederland en de Nederlandse defensie-industrie
zo effectief als mogelijk gebruik maakt van de uit de EDAP voortvloeiende budgetten
ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en aanschaf van defensiecapaciteiten? Zo nee,
waarom niet?
Defensie maakt geen gebruik van targets. De desbetreffende Europese budgetten komen
structureel beschikbaar vanaf 2021 en zijn als onderdeel van de besluitvorming over
het komende meerjarig financieel kader nog onderwerp van overleg. De huidige inspanningen
van Defensie en Economische Zaken en Klimaat zijn daar dan ook op gericht.
115
Wat betekent de stijging van de uitgaven in het kader van het centrale budget voor
defensieonderzoek en technologieontwikkeling voor de toegekende budgetten van de kennisinstituten
van 2018? Is er sprake van een stijging of het gelijk blijven van het budget? Kunt
u hiervan een overzicht geven?
De stijging van het centrale budget voor toegepast wetenschappelijk onderzoek resulteert
in een stijging van de programmafinanciering van Marin, NLR en TNO met respectievelijk
€ 0,5, 1 en € 5,5 miljoen per jaar. Dat brengt de totalen op € 1,5 miljoen voor Marin,
€ 5,1 miljoen voor NLR en € 41,3 miljoen voor TNO. Verder heeft Defensie via de begroting
van EZK bij NLR nog € 2,3 miljoen aan programmarechten.
116
Kunt u de tabel over uitgaven aan kennisontwikkeling en onderzoek omzetten in percentages
ten opzichte van het gehele defensiebudget?
Zie het antwoord op vraag 110.
117
Wanneer komt de nieuwe innovatiestrategie naar de Tweede Kamer?
Zie het antwoord op vraag 112.
118
In hoeverre spelen marktconforme arbeidsvoorwaarden een rol om te komen tot een hoger
behoud en hogere instroom van personeel?
Zie het antwoord op vraag 78.
119
Wie is eindverantwoordelijk voor slagen van de maatregelen uit het plan van aanpak
Behoud en Werving?
De Minister en Staatssecretaris zijn eindverantwoordelijk voor het slagen van de maatregelen
uit het plan van aanpak Behoud en Werving. Onder de ministeriële verantwoordelijkheid
fungeert de secretaris-generaal van Defensie als opdrachtgever en de Hoofddirecteur
Personeel als opdrachtnemer.
120
Wat bedoelt u met de zin «De aandacht wordt nu verlegd naar de verbetering van de
voorraadbeschikbaarheid en leverbetrouwbaarheid van de inzetbaarheidsbepalende reserveonderdelen
en repareerbare reserveonderdelen.»? Wat gaat er nu concreet gebeuren op dit vlak?
De gemiddelde voorraadbeschikbaarheid over alle artikelen is toegenomen van 62 procent
begin 2016 naar 84 procent medio 2018. Defensie monitort de verschillende voorraadstanden
per artikelgroep. Hierbij is vastgesteld dat de voorraadbeschikbaarheid van enkele
artikelen die direct effect hebben op de materiële gereedheid nog achterblijft op
60%. Deze artikelen worden geduid als inzetbaarheidsbepalende artikelen, zijn vaak
duur en de levertijden bij aanschaf van deze reserveonderdelen zijn veelal lang. Het
kan dan bijvoorbeeld om een specifieke pomp gaan. Er zijn in het voorjaar van 2018
investeringen gedaan in de uitbreiding van de voorraden voor deze inzetbaarheidsbepalende
reserveonderdelen en in het tot stand brengen van contracten voor het repareren van
deze inzetbaarheidsbepalende reserveonderdelen. Leveringen van deze inzetbaarheidsbepalende
reserveonderdelen zijn voorzien in het vierde kwartaal 2018.
121
Welke systematiek wordt gebruikt om de mate van gereedheid aan te geven?
In de Defensienota zijn de inzetbaarheidsdoelen voor Defensie geformuleerd. Deze inzetbaarheidsdoelen
zijn door de Commandant der Strijdkrachten vertaald naar een opdrachtenmatrix per
defensieonderdeel, zoals opgenomen in de begroting. De opdrachtenmatrix bestaat uit
capaciteiten en inzetbare eenheden, waarbij (gevechts)ondersteuning is inbegrepen.
De Inzetbaarheidsrapportage laat zien in hoeverre defensie op dit moment in staat
is om invulling te geven aan de inzetbaarheidsdoelen.
122
Hoe wordt gereedheid van materieel gegarandeerd voor tijden van nood, indien niet
de gehele krijgsmacht gereed hoeft te zijn?
In de Defensienota zijn de inzetbaarheidsdoelen voor Defensie vastgelegd. Deze gelden
ook in tijden van nood. In dit systeem volgen periodes van gereedstelling, inzet/stand-by
en onderhoud van materieel elkaar op.
123
Welke omvang heeft een cyberoperatie? Welk juridisch kader is er voor het uitvoeren
van een defensie of offensieve cyberoperatie?
De grootte van een cyberoperatie is afhankelijk van de situatie en verschilt daarom
per type missie. Een militaire cyberoperatie dient, net als iedere militaire operatie,
te berusten op een (inter-)nationaal rechtelijke grondslag. De juridische kaders hierbij
zijn voor militaire cyberoperaties niet anders dan de juridische kaders die gelden
voor traditionele militaire operaties.
124
Wat is de oorzaak dat het bedrag van de ontwerpbegroting van 2023 € 10.502,2 miljoen
terugloopt ten opzichte van 2022 € 10.729,6 miljoen?
Bij ontwerpbegroting is een kasschuif binnen de investeringen verwerkt waarbij het
budget van de jaren 2020 (€ 250 miljoen) en 2021 (- € 25 miljoen) is verschoven naar
2022 (€ 275 miljoen). Deze schuif zorgt ervoor dat de totale defensiebegroting in
2022 een hoger budget laat zien dan in 2023.
125
In hoeverre beïnvloedt de verschuiving van investeringsbudget van € 275 miljoen van
2020 (€ 250 miljoen) en 2021 (€ 25 miljoen) naar 2022 het realiseren van plannen?
Hoe verhoudt deze verschuiving zich tot de verhoging van 2020 en 2021 met elk € 600
miljoen als gevolg van onderrealisatie in 2018?
Zie het antwoord op vraag 34.
126
Kunt u toelichten wat voor invloed de kasschuif (investeringen waarin € 275 miljoen
verschoven wordt van 2020 en 2021 naar 2022) heeft op het realiseren van plannen?
Zie het antwoord op vraag 34.
127
Kunt u ingaan op de kasschuiven Investeringen, Pensioenen en Nog Onverdeeld? Waarom
vinden deze plaats? Kun u dit nader toelichten en motiveren?
Zie het antwoord op vraag 23.
128
Waarom schuift u in totaal € 250 miljoen in 2020 en € 25 miljoen in 2021 naar 2022
(in totaal € 275 miljoen)? Is dit omdat u niet in staat bent het geld uit te geven,
of moet dit van de Minister van Financiën ten bate van het rijksbrede budgettaire
beeld? Welke investeringen vertragen hierdoor?
Zie het antwoord op vraag 34.
129
Klopt het dat de systematiek van de eindejaarsmarge gepaard gaat met een zogenoemde
rijksbrede in=uit taakstelling, die inhoudt dat voor hetzelfde bedrag dat met behulp
van de eindejaarsmarge aan de rijksbegroting van een bepaald jaar wordt toegevoegd
een taakstelling geldt, die (bijvoorbeeld) met (nieuwe) onderuitputting dient te worden
ingevuld? In hoeverre hebben de kasschuiven van Defensie naar 2020 en 2021 (twee keer
€ 600 miljoen) gevolgen voor de rijksbrede uitgaven? Geldt voor het Rijk in die jaren
een taakstelling van dezelfde omvang, waardoor in die jaren «rijksbreed» geen extra
uitgaven worden gedaan en er «rijksbreed» zelfs ruimte gevonden moet worden om deze
taakstelling in te vullen?
Zie het antwoord op vraag 19.
130
Kunt u nader ingaan op de kasschuif investeringen in 2020 (- € 250 miljoen) en 2021
(- € 25 miljoen) naar 2022 (€ 275 miljoen) «ten behoeve van het generale beeld»? Wat
houdt dit «generale beeld» in? Waarom moet specifiek Defensie op deze manier bijdragen
aan optimalisering van het kasritme van de staat? Wat is de oorzaak en omvang van
de kennelijke rijksbrede kasritmeproblematiek? Dragen ook andere ministeries hieraan
bij? Wat zijn de consequenties voor uw investeringsplanning? Worden projecten vertraagd
om deze kasschuif mogelijk te maken? Zal deze kasschuif bijdragen aan het invullen
van de in=uittaakstelling in de jaren 2020 en 2021, die (onder meer) moet worden ingevuld
vanwege de kasschuif van Defensie uit 2018 ter grootte van € 1,2 miljard?
Zie het antwoord op vraag 34.
131
Heeft u alle in 2018 te verwachten onderuitputting met kasschuiven verwerkt of bestaat
er nog altijd een reële kans dat bij Najaarsnota (extra) onderuitputting zal worden
gemeld op investeringen en/of exploitatie?
Zie het antwoord op vraag 37.
132
Kunt u toelichten hoe het ritme waarmee RA-middelen worden uitgegeven dan aanvankelijke
begroot zich verhoudt met betrekking tot kasschuif exploitatie?
Zie het antwoord op vraag 23.
133
Kunt u de onderrealisatie in 2018 toelichten met cijfers? Hoe verklaart u deze onderrealisatie?
Zie het antwoord op vraag 37.
134
Klopt het dat er bij het regeerakkoord voor 2018 in totaal € 667 miljoen aan investeringen
aan artikel 6 is toegevoegd en dat het totale bedrag van € 1,2 miljard aan onderuitputting
in 2018 een veelvoud hiervan is? Waarom is er zo extreem veel onderuitputting? Bent
u bereid zo snel mogelijk orde op zaken te stellen, voordat de roep toeneemt om de
voortdurende onderuitputting bij Defensie «af te romen»?
Zie het antwoord op vraag 16.
135
Kunt u toelichten wat u bedoelt met «inzet onder verantwoordelijkheid van de commandant
der strijdkrachten»? Om welke inzet gaat het, naast de inzet van de krijgsmacht aan
crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded NAVO- en EU-operaties,
inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet?
Op basis van de hoofdtaken van Defensie wordt de Nederlandse Krijgsmacht zowel nationaal
als internationaal ingezet. Inzet van de krijgsmacht vindt hoofdzakelijk plaats onder
verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten (CDS). Hieronder vallen
de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken (bijvoorbeeld uitgevoerd
door KMar en de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD)) en overige inzet (inzet
die betrekking heeft op internationale humanitaire hulp of bijstandsverlening waaraan
een verzoek tot inzet of inzetbesluit ten grondslag ligt). Inzet in het kader van
WIV (door de MIVD) en inzet in het kader van Politiewet (KMAR) vallen niet onder de
CDS maar onder de SG.
136
Wat is de verklaring voor de verhoogde uitgaven voor inzet in 2018?
De uitgaven voor inzet 2018, zoals opgenomen in de ontwerpbegroting 2019, betreffen
een voorziening om de verwachte uitgaven voor missies in het lopende begrotingsjaar
te kunnen financieren. De inzet van Defensie kan niet (volledig) vooraf worden gepland
en begroot. De missies MINUSMA (Mali), Resolute Support (Afghanistan), Strijd tegen
ISIS (Irak) en eFP (Litouwen) zijn in de loop van 2017 verlengd. Om rekening te kunnen
houden met de in 2018 te verwachten uitgaven voor deze missies, is de voorziening
voor 2018 verhoogd.
137
Waaruit bestond de overige inzet onder artikel 1?
De overige inzet in artikel 1 bestaat voor het begrotingsjaar 2019 en verder uitsluitend
uit de inzet van VPD’s
138
Waarom zijn de ontvangsten voor 2019 en verder zoveel lager begroot dan in 2017 en
2018 is ontvangen?
In 2017 en 2018 zijn de VN bijdrages ontvangen voor de missie MINUSMA. Voor 2019 en
verdere jaren worden vooralsnog geen structurele bijdrages voorzien voor de missies
vanuit de VN of andere organisaties.
139
Wie zijn in welke mate verantwoordelijk voor besluitvorming over de FNIK? Welke departementen
zijn betrokken en hoe geschiedt besluitvorming over financiering?
In het Convenant Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK) zijn de afspraken
opgenomen over FNIK. De volgende departementen zijn daarbij betrokken: het Ministerie
van Defensie, Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.
De Minister van Defensie heeft de evaluatie en de aanpassing van het convenant in
2015 toegelicht in Kamerstuk 34 000 X, nr. 99. In artikel 3 van het convenant wordt de wijze van verrekening toegelicht. In 2019
wordt het convenant opnieuw geëvalueerd (2014–2018) waarover uw Kamer volgend jaar
wordt geïnformeerd.
140
Welk bedrag is er geraamd voor de ontvangsten van de inzet van VPD'S?
De raming van de ontvangsten van de inzet van VPD’s bedraagt € 5,3 miljoen.
141
Uit welke eenheden komen de mariniers en het vlootpersoneel voor de nieuwe vaste eenheid
Fleet Marine Squadron? Welke overige personele gevolgen heeft het oprichten van deze
nieuwe vaste eenheid voor de overige eenheden bij de marine, naast het vergroten van
de gereedheid van de bestaande MCG's? Zullen er mariniers uit de bestaande MCG's verplaatst
worden naar de FMS?
De bemensing van het Fleet Marine Squadron (FMS) komt naar verwachting grotendeels uit regulier vlootpersoneel en mariniers.
Hiertoe wordt de aanstellingsopdracht opgehoogd. Het FMS heeft tot doel de Marine Combat Groups (MCG’s) te ontlasten om de gereedheid te bevorderen. De nieuwe eenheid wordt specifiek
belast met het uitvoeren van maritieme veiligheidstaken en deze specialisatie kan
leiden tot een hogere kwaliteit. De vulling van het FMS zal in de toekomst deel uitmaken
van het reguliere functiebestand en daarmee op dezelfde wijze gevuld worden als alle
overige functies bij Defensie.
142
Op welke wijze denkt u de 100 nieuwe functies bij de onderhoudscapaciteit en materiele
logistieke gevechtsondersteuning gevuld te krijgen, in het licht van het reeds bestaande
personeelstekort en de problemen met vullen van de reeds bestaande vacatures?
Defensie werkt aan een dashboard met daarin arbeidsmarktdata (actuele, lokale en direct
toegankelijke arbeidsmarktinformatie), welke benodigd zijn om meer inzicht te krijgen
in de doelgroepen die lastig te werven zijn. Dit inzicht stelt defensie in staat om
deze doelgroepen beter te bereiken door meer doelgerichte arbeidsmarktcampagnes en
wervingsevenementen.
143
Hoe en aan wie zullen de opleidingen uitbesteed worden?
Bij het vaststellen van een opleidingsbehoefte beziet de opleidings- trainings- en
kenniseenheid (OTK-eenheid) op welke wijze opleidingen inhoudelijk kunnen worden vormgegeven.
Daar waar de mogelijkheid bestaat om (delen van) opleidingen door civiele instanties
te laten verzorgen, wordt dit via de assortimentsmanager opleidingen van de Nederlandse
Defensie Academie uitbesteed. Bij het beoordelen van de aanbieders toetst de OTK-eenheid
ook de inhoudelijke kwaliteit van het aanbod. Het is op voorhand niet aan te geven
aan welke opleidingsaanbieders de hier genoemde opleidingen uiteindelijk worden gegund.
144
Zijn de kosten van de maatregelen, zoals genoemd onder Verbeteren materiele instandhoudingen
en opleidingen, volledig onder «Personele uitgaven – waarvan overige personele exploitatie»
geraamd? Betreft dit het volledige bedrag van € 32.047.000, inclusief de uitbreiding
met 100 functies?
De kosten voor het verbeteren van de materiele instandhouding zijn geraamd onder de
personele uitgaven. De formatie-uitbreiding is toegevoegd aan en daarmee onderdeel
van de post personele uitgaven, waarvan eigen personeel.
145
Bestaan VPD’s enkel uit FMS-eenheden en in geen enkel geval uit MCG-eenheden?
Het voornemen is de omvang van FMS af te stemmen op de historische vraag aan VPD’n
met een reserve marge. Met deze ambitie kan in vrijwel alle gevallen voldaan worden
aan de actuele vraag aan VPD’n. Indien de capaciteit toch niet toereikend is, zal
worden teruggevallen op de capaciteit in de MCG’s. Dit is geen waarschijnlijk scenario,
maar het kan evenmin worden uitgesloten.
146
Kunt u het bedrag van € 32.047.000 voor «Personele uitgaven – waarvan overige personele
exploitatie» nader uitsplitsen? Wat is begroot voor het uitbesteden van opleidingen,
wat is begroot voor de formatie uitbreiding en wat is begroot voor de aanschaf van
extra leermiddelen?
152
Kunt de «Personele uitgaven-waarvan overige personele exploitatie» uitsplitsen naar
de bedragen die zijn begroot voor opleiding, werving, dienstreizen en overige personeelsgebonden
kosten? En zo nee, waarom niet?
De begroting overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen en overige persoonsgebonden
uitgaven inzake dienstreizen, voeding, kosten buitenland (tickets, huisvesting en
verplaatsing) en een diversiteit aan kleinere uitgaven. Circa € 13 miljoen is bestemd
voor opleidingen die intern defensie worden gegeven of door civiele partijen worden
uitgevoerd. Het verkrijgen van leermiddelen wordt elders op de begroting verantwoord
en varieert per jaar. De uitgaven voor de overige persoonsgebonden uitgaven (waaronder
de uitgaven dienstreizen vallen) worden in totaal begroot. Circa € 37 miljoen is bestemd
voor de persoonsgebonden uitgaven.
De formatie-uitbreiding is toegevoegd aan en daarmee onderdeel van de post salarissen
en sociale lasten.
147
Over welke (nieuwe) capaciteiten beschikt het CZSK wanneer het MBMD-project volledig
is gerealiseerd? En in hoeverre is deze capaciteit bruikbaar in NAVO-verband?
Met het project Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD) worden de LC-fregatten voorzien van een nieuwe radar (SMART-L Extended Long Range). Deze radar levert de capaciteit voor een vroegtijdige waarneming van ballistische
raketten (Early Warning Capability – EWC). Het systeem zal volledig kunnen aansluiten op het netwerk voor Ballistic Missile Defence van de NAVO. Vanaf 2020 kan het eerste LC-fregat met deze capaciteit worden aangeboden.
Dit netwerk wordt eveneens aangevuld met een tweetal Medium Power Radars (MPR) op het land.
148
Waarom staan de kosten van de vervanging van de mijnbestrijdingscapaciteit bij de
begroting op € 1 miljard tot € 2,5 miljard geraamd, terwijl deze kosten in het materieelprojectenoverzicht
en de A-brief van dit project op € 250 mln tot € 1 miljard staan geraamd?
Zie het antwoord op vraag 42.
149
Wat is de bedoeling van het uit de verkoop halen van een deel pantserhouwitsers?
150
Hoeveel pantserhouwitsers zullen uit de verkoop worden genomen en waarom blijven andere
pantserhouwitsers wel in de verkoop?
Alle 29 pantserhouwitsers zijn uit de verkoop genomen om een groei van de krijgsmacht
in de toekomst mogelijk te maken. Voor zes van de pantserhouwitsers is een bestemming.
151
Wat betekent het in de praktijk dat de huidige capaciteit voor grondgebonden vuursteun
weer wordt ontdubbeld? Hoe lang duurt het voordat de nieuwe batterij gevuld is en
zijn taken organiek kan uitoefenen? Hoeveel pantserhouwitsers die in de verkoop stonden
worden weer in het bestand opgenomen? Wat gebeurt er met de overige pantserhouwitsers
die nog in de verkoop stonden?
Dit betekent in de praktijk dat er een derde mortierpeloton 120mm en derde PzH-batterij
worden opgericht. Naar verwachting zullen deze eenheden in het vierde kwartaal van2020
operationeel gereed zijn. Hiertoe zullen zes houwitsers in het bestand worden opgenomen.
Daarnaast worden houwitsers gebruikt om de inzetbaarheid, middels roulatie, te verbeteren.
De overige houwitsers zullen nodig zijn om een groei van de krijgsmacht in de toekomst
mogelijk te maken. Dit is afhankelijk van een uitbreiding van het defensiebudget.
152
Kunt de «Personele uitgaven-waarvan overige personele exploitatie» uitsplitsen naar
de bedragen die zijn begroot voor opleiding, werving, dienstreizen en overige personeelsgebonden
kosten? En zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 146.
153
Wat is de toelichting bij de verlaging van de uitgaven ten opzichte van 2018 (toen
er nog sprake was van een dubbele taakstelling) bij «Materiële uitgave-waarvan overige
personele exploitatie» en de uitgaven begroot voor 2019 en volgende jaren voor «Personeel-waarvan
overige personele exploitatie» en «Materiële uitgaven-waarvan overige personele exploitatie»?
Door systeemtechnische aanpassingen in de administratie wordt vanaf 2019 een onderscheid
gemaakt tussen uitgaven aan personele en materiële exploitatie. Voorheen werden alle
uitgaven verantwoord onder de noemer «overige exploitatie». Er is dan ook geen sprake
van een dubbele taakstelling maar een andere wijze van registreren en verantwoorden
naar uitgaven categorieën. De geraamde uitgaven voor personele en materiële uitgaven
samen zitten op het niveau van 2017. Bij het Commando Landstrijdkrachten (artikel
3) zijn de verwachte exploitatie uitgaven van 2018 (€ 146 miljoen) hoger dan wordt
voorzien in 2019 voor personele en materiële exploitatie (€ 120 miljoen). Dit komt
doordat in 2018 incidenteel meer budget beschikbaar is gesteld voor het logistieke
bedrijf voor de niet-wapensysteem gebonden uitgaven.
154
Kunt u de passage «als een project wijzigingen in de exploitatie-uitgaven tot gevolg
heeft, dan is dit onderdeel van het budget van het betreffende investeringsproject»
nader toelichten?
178
Hoe lang is het al gebruik dat tot de investeringen ook wordt gerekend de bijdragen
aan de instandhouding die direct samenhangen met de betreffende investering?
Met een investeringsproject gaan soms hogere exploitatie-uitgaven gepaard, omdat het
nieuwe wapensysteem bijvoorbeeld vaker of specialistischer onderhoud nodig heeft.
Dat is terug te zien in de instandhoudingsuitgaven van de Defensieonderdelen. Om te
voorkomen dat deze investeringsprojecten zorgen voor uitholling van het instandhoudingsbudget,
worden deze budgetten aangevuld vanuit het investeringsproject. Dit is niet nieuw;
vanaf 2009 is dit opgenomen in het investeringsplan. De systematiek werkt twee kanten
op: als de exploitatiekosten lager uitvallen door een investering, vloeit het verschil
ook terug naar de investeringen.
155
Onder welke post van artikel 9 valt het Defensie Cyber Commando? Kunt u het budget
hiervoor apart aangeven voor het komende jaar en de daaropvolgende jaren?
Het Defensie Cyber Commando (DCC) valt onder artikel 10 Bestuursstaf.
Het budget voor het DCC voor aankomende jaren, inclusief de extra investeringen in
cyber is als
volgt:
Budget DCC
Jaartal
2019
2020
2021
2022 ev.
Budget totaal
€ 19,9 mln
€ 22,5 mln
€ 23,2 mln
€ 23,2 mln
156
Zullen ter vergroting van de inzetbaarheid van jachtvliegtuigen, naast het verruimen
van het gereedstellingsbudget, ook de vlieguren uitgebreid worden? Zo ja, wat is het
geraamde budget voor de vlieguren?
Het aantal vlieguren voor jachtvliegtuigen zal niet worden uitgebreid.
157
Wat is het totaal aantal beschikbare vlieguren voor de helikopters?
In 2019 is er budget beschikbaar voor de volgende helikopteruren: Apache 5.082 uur,
Chinook 5.000 uur, Cougar 3.200 uur en NH90 3.400 uur. De uiteindelijke realisatie
van de vlieguren in 2019 is met name afhankelijk van de personele vulling.
158
Waarom heeft de CLSK gedurende de transitieperiode, waarbij de vloot met drie toestellen
wordt uitgebreid en die duurt tot begin 2022, tenminste één Chinook minder ter beschikking?
Betekent dit dat het ook mogelijk is dat er meer dan één toestel minder ter beschikking
zal staan? Welke gevolgen heeft dit voor het operationele gereedstellingsproces?
Gedurende de transitieperiode worden toestellen van de huidige «oude» vloot teruggestuurd
naar de VS om te worden omgebouwd naar nieuwe toestellen. Door, een met de leverancier,
nauwkeurig geplande overgang naar een geheel nieuwe vloot, is het mogelijk de impact
van de gehele transitie – mogelijke tegenslagen daargelaten – te beperken tot (slechts)
één Chinook minder beschikbaar ten behoeve van het gereedstellingsproces. Doordat
zowel de vliegers als het onderhoudspersoneel worden omgeschoold is er een grotere
impact op inzetbare capaciteit gedurende de transitie. Door onvoorziene omstandigheden
zou dit meer dan één toestel kunnen zijn door bijvoorbeeld tegenslag tijdens het ombouwprogramma.
159
Wat zijn de huidige problemen met de NH 90? In hoeverre is de beschikbaarheid beperkt?
De NH 90 capaciteit wordt de komende jaren, tot 2023, opgebouwd. In deze periode is
de NH 90 nog niet op sterkte. Anders dan deze geplande opbouwperiode zijn er geen
problemen met de NH 90 als wapensysteem. Door het huidige tekort aan vliegende bemanningen
en onderhoudspersoneel staat de opbouw van deze capaciteit onder spanning. Zoals toegelicht
in het Materieelprojectenoverzicht is besloten om voor een aantal helikopters een
upgrade met een jaar uit te stellen om daarmee voldoende toestellen beschikbaar te hebben
voor operationele taken.
160
Voor welke SOF-air gerelateerde taken wordt de Cougar ingezet?
Op dit moment wordt de Cougar niet voor SOF-air gerelateerde taken ingezet. Tot 2023
wordt de Cougar primair gebruikt als vervanger voor de NH90 in het amfibische domein
en van de Chinook gedurende het vervangings- en moderniseringsprogramma. Indien er
buiten de huidige taakstelling ruimte over is kan een aanvang worden gemaakt met het
ontwikkelen, trainen en uitvoeren van SOF-air gerelateerde taken.
161
Wat zijn de kosten voor het langer aanhouden van de Gulfstream? Welk bedrag is hiervoor
begroot? Op welke termijn zal de Gulfstream worden vervangen?
162
Onder welk subonderdeel van artikel 4 valt het aanhouden van de Gulfstream?
163
Waarom zal de Gulfstream langer doorvliegen? Kunt u toelichten wat niet-operationeel
gebonden personentransport (bijvoorbeeld) behelst? Wat is het aantal geraamde vlieguren
van de Gulfstream?
164
Kan de Gulfstream langer doorvliegen zonder enorme instandhoudingskosten? Wegen de
eventuele instandhoudingskosten op tegen (vervroegde) vervanging?
165
Heeft het kabinet een tijdlijn voor ogen v.w.b. de vervanging van de Gulfstream?
167
Wanneer wordt de Gulfstream vervangen?
In de Defensienota 2018 is vermeld dat de ingebruikname van het vervangende toestel
voor de Gulfstream is voorzien voor 2022. Zoals gemeld in het Materieelprojectenoverzicht
is Defensie voornemens om de Kamer in 2018 met de A-brief over deze behoefte te informeren.
De huidige Gulfstream IV raakt verouderd en staat met regelmaat aan de grond vanwege
mankementen. Ook heeft dit toestel een relatief beperkt vliegbereik en is de passagierscapaciteit
van elf personen in veel gevallen net te klein. Defensie opereert veelal in afgelegen
en risicovolle gebieden die vaak moeilijk of zelfs onmogelijk te bereiken zijn met
regulier transport, of waarvoor civiele alternatieven met hoge kosten gepaard gaan.
Om het mogelijk te maken voor de regering en defensietop deze missiegebieden te bereiken
is er behoefte aan flexibel en snel transport naar dergelijke gebieden. Deze inzet
is te karakteriseren als niet-operationeel personentransport, te onderscheiden van
het transport van operationele eenheden van en naar missiegebieden en oefeningen.
Op jaarbasis betreft de inzet van de Gulfstream ongeveer 800 vlieguren. In de tweede
plaats maakt het nu voorziene beslag op het investeringsbudget van Defensie en de
beschikbaarheid ervan een spoedige uitvoering mogelijk.
De kosten van het aanhouden van de Gulfstream tot en met 2021 bedragen in totaal € 18,2
miljoen. Dit betreft de kosten van de exploitatie vanaf 2019 en de eenmalige kosten
voor een beperkte modificatie in 2018. Deze modificatie was in verband met de initieel
geplande afstoting begin 2019 uitgesteld, maar is in het geval van langer doorvliegen
noodzakelijk. Naar verwachting zal een vervangende capaciteit zorgen voor een lichte
daling van deze instandhoudingskosten vanwege onder andere minder correctief onderhoud
en lagere brandstofkosten.
162
Onder welk subonderdeel van artikel 4 valt het aanhouden van de Gulfstream?
Zie het antwoord o vraag 161.
163
Waarom zal de Gulfstream langer doorvliegen? Kunt u toelichten wat niet-operationeel
gebonden personentransport (bijvoorbeeld) behelst? Wat is het aantal geraamde vlieguren
van de Gulfstream?
Zie het antwoord op vraag 161.
164
Kan de Gulfstream langer doorvliegen zonder enorme instandhoudingskosten? Wegen de
eventuele instandhoudingskosten op tegen (vervroegde) vervanging?
Zie het antwoord op vraag 161.
165
Heeft het kabinet een tijdlijn voor ogen v.w.b. de vervanging van de Gulfstream?
Zie het antwoord op vraag 161.
166
In welke mate sluit de uitfasering van de KDC-10 aan op de transitie naar de MRTT?
Welke concrete gevolgen gaat de transitie hebben?
Gedurende de transitieperiode van de KDC-10 naar de MRTT blijft de uitzendbare capaciteit
beschikbaar en zijn de benodigde uren voor Air to Air Refuelling geborgd. De beschikbaarheid van transportcapaciteit neemt tijdens de transitie af,
waardoor er meer gebruik gemaakt zal moeten worden van inhuur.
167
Wanneer wordt de Gulfstream vervangen?
Zie het antwoord op vraag 161.
168
Waarom heeft u een verschillend projectkostenvolume voor de Apache Remanufacture opgenomen
in de begroting (€ 901,4 miljoen) en in het materieelprojectenoverzicht (€ 868,1)?
Wat is het correcte budget?
Zie het antwoord op vraag 43.
169
Is de huidige takenstructuur van de KMar ooit geëvalueerd? Zijn er – al dan niet in
overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid – alternatieven verkend om de
versnipperde aansturing en het departementsoverstijgende takenpakket te reorganiseren?
Zo nee, in hoeverre wordt dat wenselijk geacht?
De taken van de KMar, als politieorganisatie met militaire status (Gendarmerie), vloeien
grotendeels voort uit de Politiewet 2012 (artikel 4). Deze departement-overstijgende
taken (de grenspolitietaak, bewaken en beveiligen, het handhaven van de openbare orde
en veiligheid op de aangewezen luchthavens en internationale en militaire politietaken)
kennen een samenhang in het kader van de (inter-)nationale veiligheid en complementariteit
met de taken van de politie. Bij iedere wijziging of uitbreiding van taken van de
KMar wordt beschouwd of dit past binnen dit samenhangende pakket.
Voor de aansturing van dit takenpakket is een interdepartementaal sturingsmechanisme
van kracht. De gezagsdragers en beheerder komen bij elkaar in het Nationaal Taakveldenberaad
en de Bestuursraad KMar. Zij nemen in deze gezamenlijk beslissingen over de (prioritering
bij de) inzet van de KMar. Op die wijze kan ook snel en flexibel worden ingespeeld
op ontwikkelingen, waarbij integraal afwegingen kunnen worden gemaakt.
De bij de KMar betrokken instanties – die onderdeel uitmaken van de interdepartementale
beheer- & gezagsstructuur van de KMar – houden voortdurend oog voor een gecoördineerde,
effectieve aansturing. Thans c.q. vooralsnog wordt geen aanleiding gezien om de huidige
aansturing te reorganiseren.
170
Welke extra capaciteiten krijgt de KMar ter beschikking om de inzet bij uitzendingen,
inzet en oefeningen van Nederlandse militaire eenheden buiten Nederland mogelijk te
maken?
171
Welke capaciteiten heeft de KMar beschikbaar voor uitzendingen, inzet en oefeningen
van Nederlandse militaire eenheden buiten Nederland?
In de opdracht van de CDS aan de KMar staat dat de KMar 153 VTE gereed moet kunnen
stellen voor expeditionaire inzet in het buitenland. Hieronder vallen civiele politiemissies
en inzet voor de politietaak van de KMar in missiegebied. De militaire oefeningen
worden vanuit de reguliere militaire politie(zorg)taak ondersteund en vallen niet
onder genoemde 153 VTE.
Met 153 VTE wordt bedoeld dat de KMar in staat is om te allen tijde 153 collega’s
ingezet te hebben in het buitenland. In de praktijk is de inzet lager vanwege een
lagere behoefte. Op dit moment is de KMar herstellende / groeiende en wordt gerekend
met een lagere inzetbaarheid om onder andere de druk op andere taakvelden te verlichten.
Het plan is dat vanaf begin 2020 weer gerekend kan worden op volledige inzetbaarheid.
In de begroting is een pakket aan maatregelen opgenomen ter versterking van Defensie.
Voor de KMar zijn geen beleidsmaatregelen als zodanig opgenomen. Wel wordt de KMar,
vanwege de groei van de Krijgsmacht, uitgebreid met 23 VTE. Deze uitbreiding is er
op gericht de huidige taken en activiteiten te kunnen blijven vervullen terwijl de
Krijgsmacht groeit. In dit kader vloeit een deel van de capaciteit naar de operatie
(militaire politie(zorg)taken) en een deel naar het Opleidings- en Trainingsproces.
171
Welke capaciteiten heeft de KMar beschikbaar voor uitzendingen, inzet en oefeningen
van Nederlandse militaire eenheden buiten Nederland?
Zie het antwoord op vraag 170.
172
Verwacht u dat de personele invulling van het ophogen van de personele sterkte van
de KMar met 417 vte zonder problemen zal verlopen? Wanneer verwacht u deze extra vte
gevuld te hebben?
De werving, selectie en opleiding van de 417 VTE’n lopen volgens plan waardoor deze
417 VTE’n naar verwachting eind 2019 operationeel zullen zijn. Door verhoogde irreguliere
uitstroom uit bestaande capaciteit is echter niet zeker van welke totale versterking
sprake zal zijn.
173
Hoe is het bedrag van 2,6 miljoen euro (en 2,7 miljoen euro structureel) tot stand
gekomen?
De Brexit gaat de KMar op het gebied van grenstoezicht en politietaken meer werk opleveren.
Om dit werk te kunnen opvangen is in 2017 een voorlopige behoeftestelling ingediend
bij J&V. In 2018 heeft J&V besloten de voorlopige kosten die gepaard gaan met de Brexit
te reserveren. Het bedrag is opgebouwd uit vier componenten, te weten personeel, materieel,
infrastructuur en informatievoorziening.
174
Welke consequenties voor de KMar-organisatie zijn in het licht van de vele genoemde
wijzigingen denkbaar? Welke scenario’s zijn hiervoor uitgewerkt, mede met het oog
op de enorme aanvullende druk die op de organisatie kan komen te liggen?
176
Wat wordt verstaan onder de herijking behoeftestelling in 2019 van de Kmar en waar
ziet die behoeftestelling op?
Gelet op de voortgaande groei op luchthavens en om te kunnen voldoen aan de Schengengrenscode
zijn eind 2016 en begin 2017 behoeftestellingen opgesteld, die een duurzame KMar-inzet
beogen op respectievelijk de aangewezen luchthavens en maritieme doorlaatposten. Doel
hiervan is om de KMar weer in balans te brengen en daarmee de flexibiliteit in de
organisatie te herstellen. In het licht van de dynamische omgeving waaronder voortgaande
passagiersgroei op luchthavens en nieuwe ontwikkelingen zoals genoemde Europese verordeningen
als EES en ETIAS is afgesproken om periodiek de behoeftestellingen over benodigde
personele inzet te herijken. Op dit moment worden ten aanzien van deze ontwikkelingen
scenario’s uitgewerkt met als gemeenschappelijk uitgangspunt het Regeerakkoord «Vertrouwen
in de toekomst» waarin zowel over investeren in capaciteit van de KMar als over verdere
digitalisering van de paspoortcontrole wordt gesproken. Deze zullen worden meegenomen
in de herijking van de behoeftestelling in 2019.
175
Welke problematiek op Schiphol, de andere luchthavens en de maritieme doorlaatposten
wordt nu niet opgelost?
Zoals vermeld in de begroting blijft sprake van een druk op de Organisatie van de
KMar die niet specifiek betrekking heeft op Schiphol, de andere luchthavens en de
maritieme doorlaatposten. De personele ondervulling en daardoor toegenomen werkdruk
zorgen voor een nog niet volledig herstelde balans en flexibiliteit van de Organisatie
als geheel.
176
Wat wordt verstaan onder de herijking behoeftestelling in 2019 van de Kmar en waar
ziet die behoeftestelling op?
Zie het antwoord op vraag 174.
177
Waarom is er voor de jaren na 2019 niets opgenomen ten behoeve van externe inhuur
onder «Personele gevolgen-waarvan externe inhuur? Betekent dit dat er na 2019 geen
externe inhuur meer zal plaatsvinden? Hoe verklaart u het verschil tussen het bedrag
voor externe inhuur tussen 2018 en 2019?
De Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft geen structurele externe inhuur ingepland
staan. Daarom is er na 2019 geen budget voor externe inhuur begroot. Mocht er na 2019
gedurende bepaalde jaren behoefte blijken te zijn aan externe inhuur, doordat bepaalde
functies en taken niet zelf vervuld blijken te kunnen worden, dan zal er in het betreffende
uitvoeringsjaar alsnog externe inhuur plaatshebben. Het personeelsbudget voor eigen
personeel dat vrijvalt wordt dan ingezet voor het vervullen van taken en functies
door externe inhuur.
In 2018 heeft de KMar via het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) personeelsbudget
aangewend voor de inhuur van bewakings- en beveiligingspersoneel en de inhuur van
uitzendkrachten. Hiermee is de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO)
ingezet om beveiligingstaken van de KMar over te nemen. De KMar kon zo extra ingezet
worden op Schiphol. In 2019 verwacht de KMar minder externe inhuur dan in 2018 nodig
te hebben door het werven, opleiden en inzetten van meer eigen personeel.
178
Hoe lang is het al gebruik dat tot de investeringen ook wordt gerekend de bijdragen
aan de instandhouding die direct samenhangen met de betreffende investering?
Zie het antwoord op vraag 154.
179
Klopt het dat netto de stand van artikel 6 (investeringen) in 2018 lager uitkomt (€ 1,8
miljard) dan oorspronkelijk voorzien bij de ontwerpbegroting 2018 op Prinsjesdag vorig
jaar (€ 2 miljard), ondanks toevoeging van ruim € 900 miljoen aan extra middelen in
de loop van het begrotingsjaar? Hoe beoordeelt u dit? Wat gaat u eraan doen om dit
in de toekomst te voorkomen?
Zie het antwoord op vraag 37.
180
Waarom nemen de verplichtingen op artikel 6 voor het jaar 2018 met € 1 miljard toe
ten opzichte van de 1e suppletoire begroting? Voor welke projecten is deze verplichtingenruimte
bestemd?
Zie het antwoord op vraag 41.
181
Welk materieel gaat er in 2019 verkocht worden en hoeveel daarvan?
Het Defensie afstotingsplan is net als het investeringsplan een overzicht met lopende
en nieuw af te stoten projecten. Voor 2019 staat hier een bedrag van € 73,8 miljoen
voor gepland. Enkele voorbeelden hiervan zijn pantservoertuigen type YPR, de KDC-10,
verschillende vastgoedobjecten en verschillende typen wielvoertuigen.
182
Welke infrastructuur gaat er in 2019 verkocht worden?
Het overtollig vastgoed wordt inmiddels in vrijwel alle gevallen eerst op basis van
het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) door het RVB ingekocht. In 2019 koopt het
RVB een pand in aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag en een aantal dienstwoningen
in de Carib.
183
Neemt u maatregelen om de lange doorlooptijd voor de aanschaf van materieel te verkleinen?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
184
Wat gaat u concreet doen om de investeringen zo goed en zo snel mogelijk te realiseren?
Het verwervingsproces is de afgelopen tijd onder de loep genomen. Een van de verbeteringen
die in dit proces is aangebracht is dat verschillende functionarissen van Defensie
– de behoeftesteller, de budgethouder, de uitvoerder (technische functionaris, inkoper
en controller) en de gebruiker – vroegtijdig overleggen, zodat discussies later in
het traject worden voorkomen.
184
Wat gaat u concreet doen om de investeringen zo goed en zo snel mogelijk te realiseren?
Het verwervingsproces is de afgelopen tijd onder de loep genomen.
Zie het antwoord op vraag 183.
185
Waarom is er voor gekozen alleen aan te gane verplichtingen voor investeringsprojecten
groter dan € 100 miljoen in de begroting op te nemen, hoewel in vorige begrotingen
de grens bij € 25 miljoen lag? Waarom worden bij de aan te gane verplichtingen voor
investeringsprojecten bandbreedtes genoemd en geen concrete bedragen zoals eerder
gebruikelijk was? Kunt u alsnog inzicht geven in de aan te gane verplichtingen groter
dan € 25 miljoen en daarbij concrete bedragen noemen in plaats van bandbreedtes, zoals
in voorgaande jaren gebruikelijk was?
Zie het antwoord op vraag 40 en 61.
187
Welke onderrealisatie wordt er voor 2018 verwacht?
Zie het antwoord op vraag 37.
188
Waarom is het financieel overzicht wapensystemen, waarmee de Kamer in het verleden
inzicht had in de investeringsbudgetten per wapensysteem, uit de begroting verdwenen?
Zie het antwoord op vraag 4 en 62.
189
Is het uw bedoeling met de geraamde 5 jaar investeringsquote de opgelopen achterstand
met betrekking tot de gerealiseerde investeringsquote van de afgelopen jaren in te
lopen?
Zie het antwoord op vraag 91.
190
Heeft de Belgische overheid de financiering van de mijnenjagers op hun begroting zeker
gesteld?
Ja, het Belgische Ministerie van Defensie heeft de aanschaf van de mijnenbestrijdingscapaciteit
gefinancierd in de begroting voor 2018
191
Kunt u uiteenzetten wat de investeringsuitgaven zullen zijn voor de co-locatie AIVD
en MIVD op Frederikkazerne? Kunt u dit uitsmeren over de jaren 2018 tot en met 2024?
De politieke besluitvorming over de gezamenlijke huisvesting van de AIVD en MIVD loopt.
In beginsel zijn de verantwoordelijke bewindspersonen voornemens de colocatie voort
te zetten met inachtneming van de groei van de beide diensten. Na politieke besluitvorming
over de huisvesting kan inzicht gegeven worden in welke mate de huisvestiging ten
laste komt van de defensiebegroting.
192
Zijn er andere oplossingen mogelijk om het risico van capaciteitsgebrek bij het rijksvastgoedbedrijf
(RVB) te beperken? Bent u bereid in het kader van de adaptieve krijgsmacht andere
manieren van aanbesteden te onderzoeken, zodat door samenwerking met de civiele markt
de belasting op het RVB kan worden verminderd?
193
Met hoeveel personen en met welke capaciteit (kennis en kunde) moet het Rijksvastgoedbedrijf
worden uitgebreid? Gaat dit gebeuren en op welke termijn?
Het projectvolume dat door Defensie in de komende jaren aan het RVB zal worden opgedragen
zal toenemen. Dientengevolge zal ook de omvang van het honorarium (inkomsten) voor
het RVB stijgen. Het is aan het RVB om voor het extra werkpakket en het hiervoor te
ontvangen honorarium zijn organisatie in te richten. Wel gelden ook voor het RVB formatieplafonds.
De verantwoordelijkheid voor het inrichten van het RVB ligt bij de Minister van Binnenlandse
zaken en Koninkrijksrelaties. Samen met het RVB selecteert Defensie projecten die
we via het RVB rechtstreeks aan de markt kunnen gunnen, zodat minder capaciteit van
het RVB wordt gevraagd. Defensie heeft het RVB in dit proces nodig voor ondersteuning,
zoals voor het vastleggen vastgoedinformatie, aanbesteding en ondersteuning op het
vlak van ruimtelijke ordening.
194
Gaat u, naast het actief sturen op het mitigeren van risico's die inherent zijn aan
een dergelijk complex programma, ook een garantie afdwingen dat IT projecten, van
welke aard dan ook, binnen de gestelde termijn en binnen het gestelde budget afgerond
worden? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 83.
195
Waarom staan in de tabel «Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek» wel de programmafinanciering
NLR en TNO vermeld, maar wordt het MARIN niet vermeld? Hoe ziet de begrotingslijn
er voor het MARIN uit?
De programmafinanciering voor MARIN is sinds de jaren 90 ondergebracht in de programmafinanciering
van TNO. In het licht van de extra programmafinanciering van het Marin en indachtig
de wens van het Marin om deze bijdrage zichtbaar te maken in de defensiebegroting
zal vanaf 2020 een afzonderlijke begrotingslijn worden opgenomen. Het gaat om € 1.5
miljoen per jaar.
196
Waarom stijgt de programmafinanciering van TNO, NLR en MARIN niet met het oog op het
bijhouden van innovatieve ontwikkelingen voor het gevecht en de bedreigingen van de
toekomst?
De programmafinanciering van TNO, NLR en Marin gezamenlijk stijgt vanaf 2019 structureel
met € 7 miljoen per jaar.
Met de in de Defensienota gelegde accenten op cyber, informatiegestuurd optreden,
slagkracht en nieuwe technologieën wil Defensie nadrukkelijk inspelen op innovatieve
ontwikkelingen voor het gevecht en toekomstige dreigingen.
197
In hoeverre zal Defensie mede investeren in de «Seven Oceans Simulator», zoals MARIN
die onderzoekt om te kunnen bouwen? Klopt het dat, juist doordat deze simulator het
mogelijk maakt de vele nieuw te bouwen schepen voor de Koninklijke Marine te «testen»
en te evalueren voordat er fysiek gebouwd wordt, er mogelijk bespaard gaat worden
op correctie-kosten tijdens de bouw? Is deze simulator eigenlijk niet een soort infrastructuur
om bouwkosten-risico’s te vermijden?
Defensie is, zoals onlangs aan de Kamer gemeld, bekend met het voornemen van het MARIN
om ten behoeve van de maritieme sector een simulatiecentrum te bouwen. Dit kan een
waardevol instrument zijn bij het ontwerpen van nieuwe schepen omdat deze ontwerpen
in een gesimuleerde praktijk getest en geëvalueerd kunnen worden. Daarnaast kan de
bemanning van het schip op een dergelijke simulator worden getraind. Dit kan tijdwinst
en besparingen opleveren en risico’s verminderen. Defensie staat hier positief tegenover
en onderzoekt de mogelijkheden om, in aanvulling op de hiervoor op beschikbare middelen
voor toegepast onderzoek op de EZK-begroting, bij te dragen aan de totstandkoming
van een simulatiecentrum.
198
In hoeverre zal Defensie investeren in het «Zero Emmision Lab» van het MARIN? In hoeverre
gaat Defensie samenwerken met de civiele scheepsbouw en scheepsbouwtoelevering rondom
duurzaam varen?
Defensie wil zo goed mogelijk aansluiten bij duurzame maatschappelijke belangen. Conform
de Operationele Energiestrategie (OES) wil Defensie de energieafhankelijkheid in operaties
en de belasting op het milieu door emissies terugdringen en is duurzaamheid een belangrijk
aandachtspunt voor de maritieme vervangingsprogramma’s. Tegen deze achtergrond onderzoekt
Defensie de mogelijkheden om bij te dragen aan het Zero Emission Lab van Marin. Het
ligt voor de hand om, zonder vooruit te kunnen lopen op toekomstige ontwikkelingen,
duurzaam varen te betrekken bij de jarenlange samenwerking met de civiele scheepsbouw
en de scheepsbouwtoelevering.
199
Tellen eventuele investeringen van Defensie in de «Seven Oceans Simulator» en in het
«Zero Emmision Lab» van MARIN mee in de EDA normen waarvan de Kamer bij motie gevraagd
heeft deze naar 2% te brengen?
Ja, eventuele investeringen in voornoemde Marin-faciliteiten zouden meetellen voor
de EDA-norm. Het zou hier immers gaan om R&D-faciliteiten en niet om de verwerving
van specifieke capaciteiten.
200
Waarom stijgen de uitgaven binnen de investeringsprojecten niet, terwijl er wel heel
veel meer defensie materieel projecten zijn, die in gang gezet worden?
Zie het antwoord op vraag 16.
201
Hoe verhouden vraag en aanbod zich bij de CODEMO-regeling? Worden er voldoende voorstellen
gedaan om een aanvullende investering in deze regeling in overweging te nemen?
Tot op heden heeft de Commissie alle geaccordeerde voorstellen binnen het beschikbare
budget kunnen accommoderen. Dit betreffen voorstellen vanuit MKB-bedrijven. Of in
de toekomst extra budget nodig zal zijn, is afhankelijk van de kwantiteit, kwaliteit
en omvang van de projectvoorstellen die door het bedrijfsleven bij Defensie worden
ingediend.
202
Hoe kan vanuit de CODEMO-regeling effectief tot aanschaf worden overgaan zonder weer
een aparte aanbesteding te moeten beginnen? Hoe kan worden voorkomen dat bij een ander
product uitgekomen wordt dan wat gezamenlijk is ontwikkeld?
Om voor financiering vanuit de CODEMO-regeling in aanmerking te komen, dient een projectvoorstel
aan een aantal criteria te voldoen. Een van deze criteria is dat het project onder
(een van) de uitzonderingsregels van een aanbesteding gebracht kan worden. Zo kan
worden voorkomen dat in een later stadium een aparte aanbesteding noodzakelijk is.
203
Wat is de oude werkwijze van de verkoop van vastgoed? In welke gevallen gebeurt dit
nog? Voor welke objecten gebeurt dit nog?
De oude wijze van verkoop wijkt nauwelijks af van de werkwijze die tegenwoordig wordt
gehanteerd in het Kader Overname Rijks Vastgoed (KORV). De belangrijkste wijziging
is dat het RVB overtollig vastgoed van Defensie nu eerst zelf inkoopt van Defensie
en vervolgens pas op de markt brengt. Bij overname door het RVB ontvangt Defensie
direct een deel van de getaxeerde waarde en bij verkoop ontvangt Defensie het resterende
deel, minus kosten. Vanaf de invoering van het KORV in 2014 is door Defensie geen
overtollig vastgoed meer voor afdoening op de oude werkwijze ingebracht. Er is besloten
om overtollig vastgoed, dat voor de invoering van het KORV door Defensie was ingebracht,
ofwel alsnog in het KORV in te brengen ofwel op de oude werkwijze door te laten lopen.
De fase waarin de verkoop zich bevond is bij deze keuze leidend geweest. Een voorbeeld
van een object dat binnenkort nog op de oude werkwijze zal worden verkocht en verrekend
is het Complex Hogeweg in Amersfoort.
204
Wat bedoelt u met robuust, in de zinsnede «voor de verwerving van modern, robuust
en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel»?
Als we spreken over robuust materieel hebben we het over stevig materieel dat onder
zware omstandigheden blijft functioneren en tegen een stootje kan.
205
Kan DMO de druk ten gevolge van de arbeidsintensieve marktverkenningen – die vergen
dat intensief contact met diverse aanbieders wordt onderhouden – voldoende aan?
PM
206
Hoeveel personele capaciteit zal DMO kwijt zijn aan het betrekken van meerdere buitenlandse
aanbieders indien de B-fase van de vervanging van de onderzeebootcapaciteit hiertoe
leidt? Hoe verhoudt dit zich tot de op diverse momenten geuite zorg over capaciteitstekorten
bij DMO?
Besluitvorming over de B-fase moet nog plaatsvinden, en u wordt daar begin 2019 over
geïnformeerd met de B-brief. Het is dus nog niet duidelijk hoe het vervolg na de B-fase
gaat lopen en met welke aanbieders. De benodigde personele capaciteit is daarom nog
niet te bepalen.
207
Waar bestaat het niet-juridisch verplichte gedeelte uit in artikel 7 «ondersteuning
krijgsmacht door Defensie»?
Het niet-juridisch verplichte deel van de uitgaven is bestemd voor brandstof, munitie,
communicatieverbindingen, kleding en uitrusting en informatievoorziening.
208
Zitten in de begroting voor GRIT ook de interne en externe personeelskosten verwerkt?
Waar staan de personele kosten van de dubbele beheerslasten vermeld?
In de businesscase van GrIT zitten de personele kosten verwerkt, zowel van de marktpartij
als van defensie. Tevens is in de businesscase GrIT een bedrag geraamd voor dubbele
beheerslasten inclusief de personele component daarvan.
209
Op welke diplomatieke posten heeft Defensie attachés (DEFATs) zitten?
Er zijn DEFATs op de volgende posten:
1. Canberra, Australië
2. Wenen, Oostenrijk
3. Ottawa, Canada
4. Peking, China
5. Cairo, Egypte
6. Addis Abeba, Ethiopië
7. Parijs, Frankrijk
8. Berlijn, Duitsland
9. New Delhi, India
10. Jakarta, Indonesië
11. Teheran, Iran
12. Tel Aviv, Israël
13. Rome, Italië
14. Tokio, Japan
15. Nairobi, Kenia
16. Beirut, Libanon
17. Tunis, Libië
18. Abuja, Nigeria
19. Oslo, Noorwegen
20. Warschau, Polen
21. Moskou, Rusland
22. Ankara, Turkije
23. Kampala, Uganda
24. Abu Dhabi, Verenigde Arabisch Emiraten
25. London, Groot-Brittannië
26. Washington, Verenigde Staten
27. Caracas, Venezuela
Daarnaast zijn er project-DEFATs op de volgende posten:
1. Bamako, Mali
2. Aman, Jordanië
3. Kabul, Afghanistan
4. Bagdad, Irak
5. Vilnius, Litouwen
210
Wat is de reden dat het geraamde bedrag voor externe inhuur voor 2019 en verder zoveel
lager is dan in de voorgaande jaren?
De Bestuursstaf heeft weinig structurele externe inhuur ingepland staan. Daarom is
er vanaf 2019 € 30.000,– voor externe inhuur begroot. Dit betekent niet dat er vanaf
2019 niet meer externe inhuur zal plaatsvinden dan momenteel begroot. Mocht er vanaf
2019 gedurende bepaalde jaren toch meer behoefte blijken te zijn aan externe inhuur,
doordat bepaalde functies en taken niet zelf vervuld blijken te kunnen worden, dan
zal er in het betreffende uitvoeringsjaar voornamelijk budget overgeheveld worden
van de post «Personele uitgaven – waarvan eigen personeel» naar de post «Personele
uitgaven – waarvan externe inhuur». Dit budget zal dan alsnog gebruikt worden voor
externe inhuur. Het personeelsbudget voor eigen personeel dat vrijvalt wordt op deze
manier ingezet voor het vervullen van taken en functies door externe inhuur. Deze
budgettaire overhevelingen worden dan verwerkt in de suppletoire begrotingswetten.
211
Bent u voornemens de huidige SOCOM-structuur en diens plek in de defensiestructuur
(op korte termijn) te evalueren? Zo ja, wanneer?
Een toekomstige evaluatie moet aantonen dat ambitie, taken en middelen van NLD SOCOM
in balans zijn. Deze evaluatie moet zich richten op de hoofdprocessen Strategie/Kennis
& Innovatie, Beleid & Plannen, Gereedstelling en Inzet. Tevens dient de evaluatie
zich te richten op de functiebeschrijvingen, loopbaanontwikkeling en personele capaciteit.
Conform de vigerende regelgeving zal de evaluatie een jaar na de oprichting van NLD
SOCOM plaatsvinden.
212
Hoe verhouden de wachtgelden en sbk-gelden (meer dan € 125 miljoen) zich tot andere
overheidssectoren? Hoeveel mensen binnen Defensie ontvangen wachtgelden en sbk-gelden?
In hoeverre kunnen deze mensen weer bij Defensie aan de slag? Hoeveel jaar krijgt
men gemiddeld zo’n uitkering? Hoeveel zijn burgers en hoeveel zijn militairen?
Defensie verzamelt geen gegevens die uitdrukking geven aan de verhouding van de wacht-
en sbk-gelden van Defensie in vergelijking tot andere sectoren. Bij een vergelijking
van de absolute hoogte van deze gelden komen de verschillende kenmerken van de regelingen,
zoals het niveau, de duur en de aantallen deelnemers aan een regeling, niet tot uitdrukking.
In onderstaande tabel is aangegeven hoeveel mensen gebruik maken van wacht- of sbk-gelden
en wat de gemiddelde looptijd van de uitkering is.
Defensie probeert waar mogelijk uitstromend of uitgestroomd personeel intern te re-integreren.
Binnen het MP-bestand is dit doorgaans niet mogelijk gezien de wettelijke vereisten.
Daarnaast heeft een deel van het uitgestroomd personeel de voorkeur om elders te re-integreren.
213
In welke zin is de NLD/BEL/DNK CSOCC «kortdurend»?
Bij een NAVO besluit tot inzet van dit NRF element in het stand-by jaar 2021, is de
inzetperiode van deze C2 capaciteit in beginsel 6 maanden.
214
Hoe verklaart u de opvallende afname van het aantal generaals in relatie tot het patroon
bij andere rangen?
Er is geen afname van het aantal generaals. In de Personeelsrapportage over midden
2018 die u met de begroting heeft ontvangen (Kamerstuk 35 000 X nr. 4)) heeft u kunnen lezen dat Defensie op dit moment 83 militaire topfunctionarissen
in dienst heeft. Het aantal militaire topfunctionarissen fluctueert. Dit kan bijvoorbeeld
worden veroorzaakt doordat functionarissen worden afgelost en daarna met Functioneel
Leeftijds Ontslag (FLO) gaan.
215
Waarom is het onverdeelde bedrag in 2019 veel lager dan in 2018 en 2020?
De afwijkende reeks op artikel 12 is ontstaan omdat diverse budgetmutaties die aan
artikel 12 zijn toegevoegd of onttrokken een oplopende dan wel dalende budgetreeks
kennen. Dit betreft onder meer de verdeling van het budget voor arbeidsvoorwaarden,
de verwerking van de nieuwe diensteinderegeling, de toevoeging van het budget voor
Uitbreiding slagkracht, cyber en werkgeverschap uit het regeerakkoord en het verdelen
van het budget naar de beleidsartikelen.
216
Waarom houdt Paresto zich niet aan de Roemer-norm van tien procent inhuur?
Naar aanleiding van de motie-Roemer (vergaderjaar 2009–2010, Kamerstuk 32 360, nr. 5) bestaat er een norm van 10% voor de inhuur van extern personeel. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften
geldt er een uitgavennorm van 10% voor het totaal aan personele uitgaven per ministerie.
Deze norm geldt dus enkel voor het totaal aan personele uitgaven per ministerie en
niet apart voor de onderdelen of diensten die onder het ministerie vallen. Daarom
hoeft Paresto zich niet aan deze norm te houden.
217
Waarom vult u, en niet de Minister van Financiën zoals eerder, de reservering voor
valutaschommelingen verder zelf aan met € 75 miljoen?
221
Waarom hevelt u in de jaren 2018–2031 in totaal € 75 miljoen over naar de reservering
voor valutaschommelingen vanuit het budget voor aanschaf voor nieuw materieel? Kunt
u aangeven of en zo ja ten koste van welke projecten dit gaat?
Het Ministerie van Financiën heeft eenmalig een bedrag van € 40 miljoen voor de reservering
van valutaschommelingen toegevoegd aan de begroting van Defensie. Het fonds wordt
verder aangevuld door mee- en tegenvallers in de valutakoersen. Als gevolg van een
voor ons gunstige ontwikkeling van de dollarkoers is € 75 miljoen aan de reservering
toegevoegd voor het moment waarop de dollarkoers tegenvalt. Of de valutareserve voldoende
is, hangt af van toekomstige valutaschommelingen en dat is lastig te voorspellen.
218
Kan de valutareservering alleen worden aangewend voor nieuwe wisselkoerstegenvallers
of ook voor wisselkoersverliezen die in lopende projecten, zoals de F-35, die reeds
zijn opgelopen?
De wisselkoersen worden jaarlijks geactualiseerd en verwerkt in de begroting. Alle
projecten, zoals de F-35, zijn aangepast aan de koersen van het Centraal Economisch
Plan van het CPB. In het verleden ontstane tegenvallers zijn reeds gedekt binnen de
investeringsbegroting. De reservering is voor nieuwe koersschommelingen van alle koersgevoelige
projecten.
219
Waar is de raming van de omvang van de valutareserve op gebaseerd?
Is het totaalbedrag van € 115 miljoen voldoende om schokken in de Defensiebegroting
als gevolg van valutaschommelingen beter op te kunnen vangen? Zie het antwoord op
vraag 217.
220
Wat houdt de Defensie herschikking materieel naar aanleiding van de Wet Inlichtingen
en Voorlichting in?
Het is een correctie die voortkomt uit de mutatie van ongeveer € 9,5 miljoen die de
diensten gekregen hebben voor de invoering van kabelinterceptie. Het bedrag is in
2017 volledig onder investeringen geschaard en gaat nu voor een deel naar formatie.
Het is een technische mutatie. Het betreft de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
2017.
221
Waarom hevelt u in de jaren 2018–2031 in totaal € 75 miljoen over naar de reservering
voor valutaschommelingen vanuit het budget voor aanschaf voor nieuw materieel? Kunt
u aangeven of en zo ja ten koste van welke projecten dit gaat?
Zie het antwoord op vraag 217.
222
Wat houdt uw bijdrage aan de Minister van Financiën voor categorie management in?
Alle departementen leveren een bijdrage aan de rijksbrede contracten voor vakliteratuur
en abonnementen, die centraal door het Ministerie van Financiën worden aanbesteed
met Wolters Kluwer, Springer, Ars Aequi, Instituut Bouwrecht en vakmedianet voor het
leveren van digitale content.
223
Bent u bereid moties in de toekomst te voorzien van Kamerstuknummers, zoals gebruikelijk
in begrotingen van andere ministeries?
De griffie van uw Kamer gaat over het uitdelen van Kamerstuknummers. In de tabellen
op de pagina’s 107–155 staan de Kamerstuknummers van de moties vermeld in de vijfde
kolom.
224
Waarom krijgen de stichting homoseksualiteit en krijgsmacht, de stichting Protestants
kerkelijk thuisfront en de stichting Nationaal Katholiek Thuisfront in 2019 geen subsidie
meer? Hoe zit dit voor het multicultureel netwerk? Wat is de alternatieve wijze van
ondersteuning waarover wordt gesproken?
De subsidies aan de stichting homoseksualiteit en krijgsmacht, de stichting Protestants
kerkelijk thuisfront, de stichting Nationaal Katholiek Thuisfront, en het multicultureel
netwerk zijn vorig jaar geëvalueerd. Besloten is dat Defensie de stichtingen blijft
steunen, echter op alternatieve en eenvoudiger wijze. Er is gekozen voor het omzetten
van de subsidierelatie in financiering op basis van facturering bij het Defensie Ondersteuningscommando
omdat het contact met de stichtingen via dit defensieonderdeel verloopt. Met de alternatieve
wijze van financiering zijn de communicatielijnen verkort.
225
Waarom heeft een verdubbeling van de subsidie van de stichting Phantasy in Blue plaatsgevonden?
Defensie kiest ervoor om het jaarlijks begrote bedrag te baseren op het in het onderliggende
convenant afgesproken maximale bedrag van 25.000 euro. Doordat er in 2017 minder is
aangevraagd, derhalve minder beschikt en gerealiseerd is, lijkt het bedrag van 25.000
euro een verdubbeling. Het betreft hier echter het jaarlijks begrote bedrag conform
onderliggend convenant.
226
Waarom krijgen de wapen- en dienstvakverenigingen geen subsidie meer? Wat is uit de
evaluatie gebleken dat ertoe heeft geleid dat de subsidie wordt stopgezet? En hoe
zal de ondersteuning op alternatieve wijze plaatsvinden?
De subsidies aan de wapen- en dienstvakverenigingen zijn vorig jaar geëvalueerd. Besloten
is dat Defensie de wapen- en dienstvakverenigingen blijft steunen, echter op alternatieve
wijze. Er is gekozen voor het omzetten van de subsidierelatie in financiering op basis
van facturering bij het CLAS omdat het contact met de stichtingen via dit defensieonderdeel
verloopt. Met de alternatieve wijze van financiering zijn de communicatielijnen verkort.
Daarnaast is geconstateerd is dat het subsidie-instrument een relatief zwaar middel
is voor de relatief kleine bijdragen die aan deze de wapen- en dienstvakverenigingen
worden verstrekt.
227
Bent u bereid andere bewindspersonen aan te moedigen om in andere begrotingen even
transparant te informeren over subsidies, evaluatiemomenten en einddata als u doet
op pagina’s 127 en 128?
Ik waardeer uw positieve oordeel over de transparantie van de Defensiebegroting op
dit punt ten zeerste. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rijksbrede
kaders over subsidies en de informatieverstrekking daarover. Ik zal uw verzoek aan
hem overbrengen.
228
Klopt het dat de reservering voor GrIT was verhoogd? Waarom blijkt niet uit de begroting
met en tot welk bedrag de in de begroting voor 2018 opgenomen reservering van 201,8
miljoen euro is verhoogd?
Zie het antwoord op vraag 5.
229
Met welk bedrag is de reservering voor het programma Grensverleggende IT met de Defensienota
naar boven bijgesteld ten opzichte van de reservering in de begroting voor 2018?
Zie het antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier