Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 030 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26) (Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking)
Nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 26 oktober 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIA
Voor de toepassing van artikel 15b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969:
a. worden onder het saldo aan renten niet begrepen rentelasten en rentebaten ter zake
van geldleningen die verband houden met de financiering van bij ministeriële regeling
aan te wijzen op 25 oktober 2018 bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten
waarbij op basis van een geïntegreerd contract voor het ontwerp, de bouw, de financiering,
het onderhoud of de exploitatie de overheid een periodieke vergoeding voor de beschikbaarheid
is verschuldigd; en
b. worden de voordelen uit de projecten, bedoeld in onderdeel a, niet in aanmerking genomen
bij de bepaling van de gecorrigeerde winst.
2
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IIA in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat artikel IIA terugwerkt
tot en met 1 januari 2019.
Toelichting
I. Algemeen
Het kabinet heeft bij de implementatie van de earningstrippingmaatregel gekozen voor
een robuuste vormgeving waarbij niet alleen wordt opgetreden tegen grondslaguitholling,
maar tevens een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen
wordt bewerkstelligd. Dit laatste betreft een generiek doel. Het kabinet heeft er
destijds, met het oog op de uitvoerbaarheid en de financiering van de in het wetsvoorstel
Wet bronbelasting 2020 voorgestelde verlaging van de tarieven in de vennootschapsbelasting
(Vpb), expliciet voor gekozen geen eerbiedigende werking op te nemen voor bestaande
leningen. Op die manier ervaren alle Vpb-plichtigen bij iedere investeringsbeslissing
een prikkel om eerder voor (gedeeltelijke) eigenvermogensfinanciering te kiezen. Dat
maakt bedrijven op termijn sterker en de economie schokbestendiger. Het kabinet blijft
bij die keuze uit het regeerakkoord en maakt dus geen gebruik van de in de EU-richtlijn
tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke
rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (ATAD1) geboden lidstaatoptie
voor bestaande leningen.1
Het voorgaande laat onverlet dat het kabinet bij nader inzien voor één specifieke
groep gebruik wenst te maken van een andere – meer specifieke – in ATAD1 geboden lidstaatoptie:
de uitzondering voor langlopende openbare-infrastructuurprojecten. Het kabinet wil
op 25 oktober 2018 bestaande langlopende Publiek-Private Samenwerking (PPS)-projecten
met betrekking tot openbare infrastructuur, waarbij gebruikgemaakt wordt van geïntegreerde
contracten voor de ontwerp- en bouwwerkzaamheden, de exploitatie (onder andere beheer,
onderhoud, facilitaire dienstverlening) en de financiering, ontzien. Voor zover voor
dergelijke projecten het contract reeds is gesloten, geldt namelijk dat de overheid
(centraal of decentraal) opdrachtgever is van private partijen en er bij de overeengekomen,
vooraf vastgestelde, prestatieafhankelijke beschikbaarheidsvergoeding die de overheid
(centraal of decentraal) betaalt op grond van datzelfde opdrachtgeverschap niet of
niet voldoende rekening kan worden gehouden met nieuwe (fiscale) wetgeving. Voor zover
dergelijke projecten op 25 oktober 2018 in de aanbestedingsfase zitten, geldt dat
bij het biedingsproces niet of niet voldoende rekening kan worden gehouden met het
wetsvoorstel, temeer omdat uit de aankondiging van deze maatregel niet precies is
op te maken wat zou moeten worden verstaan onder een bestaand project. Bij de hiervoor
genoemde projecten is er naar de mening van het kabinet derhalve sprake van specifieke
kenmerken die een tegemoetkoming rechtvaardigen. Geldleningen die verband houden met
nieuwe PPS-projecten met betrekking tot openbare infrastructuur vallen effectief wel
onder het bereik van de earningsstrippingmaatregel.
Met deze nota van wijziging wordt geregeld dat de earningsstrippingmaatregel zoals
opgenomen in het wetsvoorstel geen consequenties heeft voor de financiering van bij
ministeriële regeling aan te wijzen op 25 oktober 2018 bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten.
Van een bestaand project is in dat verband sprake als de aanbestedingsprocedure voor
het project vóór 25 oktober 2018 is gestart. Een geldlening houdt verband met de financiering
van een dergelijk project wanneer – kort gezegd – de overheid als opdrachtgever een
doorlopende prestatie overeenkomt die voorziet in de beschikbaarheid van een specifieke
openbare infrastructurele voorziening voor de aanbestedende overheid. De tegenprestatie
voor deze beschikbaarheid bestaat uitsluitend uit een periodieke vergoeding die door
de aanbestedende overheid is verschuldigd. De beschikbaarheid van een openbare infrastructurele
voorziening wordt door de opdrachtnemer aan opdrachtgever bewerkstelligd over een
lange periode. De overheid betaalt gedurende de gehele looptijd van het project een
vooraf vastgestelde beschikbaarheidsvergoeding die ziet op de reeds uitgevoerde ontwerp-
en bouwwerkzaamheden, de exploitatie (onder andere beheer, onderhoud, facilitaire
dienstverlening) en ook op de financiering van het project. Voor op 25 oktober 2018
bestaande projecten geldt dat het voor de opdrachtnemer niet mogelijk is om de met
de overheid vooraf overeengekomen beschikbaarheidsvergoeding gedurende de looptijd
van het contract met de overheid aan te passen. Om die reden wordt voor dergelijke
bestaande projecten voor wat betreft de gevolgen van de earningsstrippingmaatregel
in een tegemoetkoming voorzien. Verder ziet de tegemoetkoming op geldleningen die
verband houden met de financiering van de hiervoor bedoelde projecten, voor zover
die vóór 25 oktober 2018 voor openbare aanbesteding zijn aangeboden, om het biedingsproces
van dergelijke projecten zo min mogelijk te verstoren en de onzekerheid rondom de
uitwerking van de earningsstrippingmaatregel bij deze projecten weg te nemen.
Omdat geen verboden staatssteun mag worden verleend bij de uitzondering van de toepassing
van de earningsstrippingmaatregel, zal de maatregel eerst worden voorgelegd aan de
Europese Commissie. Om die reden treedt de voorgestelde maatregel op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip in werking, waarbij kan worden bepaald dat die maatregel
terugwerkt tot en met 1 januari 2019.
Budgettaire effecten
Het opnemen van een tegemoetkoming in de earningsstrippingmaatregel voor de financiering
van bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten leidt tot een budgettaire
derving. Door middel van het wetsvoorstel en het pakket Belastingplan 2019 is in de
dekking van deze tegemoetkoming voorzien. Deze budgettaire derving is opgenomen in
de onderstaande tabel:
Tabel 1: Budgettair effect (€ mln., –/– = lastenverlichting) naar belastingjaar
Opbrengst x € mln.
2019
2020
2021
Struc (2037)
– 34
– 33
– 32
0
Gezien het karakter van openbare-infrastructuurprojecten lopen de rentelasten af over
de looptijd van het project. Bij het uitzonderen van dergelijke bestaande projecten
loopt de budgettaire derving derhalve af naar 0.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De Belastingdienst heeft deze nota van wijziging beoordeeld met de uitvoeringstoets
en deze is als bijlage bij deze nota van wijziging gevoegd.2 De Belastingdienst acht de voorgestelde maatregel uitvoerbaar per de voorgestelde
datum.
Administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven
De maatregel heeft een verwaarloosbaar effect op de omvang van de administratieve
lasten voor bedrijven. Overigens geldt dat bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten
per 1 januari 2019 niet met de earningsstrippingmaatregel geconfronteerd zullen worden.
Hierdoor blijft de situatie voor deze projecten als vanouds, aangezien de earningsstrippingmaatregel
momenteel nog niet van kracht is en er zich daardoor geen feitelijke wijziging van
de huidige situatie zal voordoen.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1
Artikel IIA
Het voorgestelde artikel IIA voorziet in een tegemoetkoming in de earningsstrippingmaatregel
met betrekking tot geldleningen die verband houden met de financiering van bij ministeriële
regeling aan te wijzen op 25 oktober 2018 bestaande langlopende openbare-infrastructuurprojecten.
Van een bestaand project is in dat verband sprake als de aanbestedingsprocedure voor
het project vóór 25 oktober 2018 is gestart door middel van een vóór die datum gepubliceerde
aankondiging van de aanbestedingsopdracht op Externe link:www.tenderned.nl. De bedoelde tegemoetkoming heeft betrekking op geldleningen die verband houden met
de financiering van langlopende projecten met betrekking tot openbare infrastructuur
waarbij op basis van een geïntegreerd contract ter zake van het ontwerp, de bouw,
de financiering, het onderhoud of de exploitatie de overheid (centraal of decentraal)
opdrachtgever is. In de praktijk gaat het daarbij om langlopende projecten met betrekking
tot openbare infrastructuur waarbij de uitvoerder van het project, de financieringskosten,
de activa en de inkomsten zich allemaal in de Europese Unie bevinden.3 Het contract heeft betrekking op een doorlopende prestatie voor een aanbestedende
overheid die samenhangt met de beschikbaarheid van een specifieke voorziening ten
aanzien van een openbaar-infrastructuurproject. De tegenprestatie voor deze beschikbaarheid
bestaat uit een periodieke vergoeding (beschikbaarheidsvergoeding) die door de aanbestedende
(centrale of decentrale) overheid is verschuldigd. De beschikbaarheidsvergoeding is
gekoppeld aan de beschikbaarheid van de voorziening. In de beschikbaarheidsvergoeding
is een vergoeding opgenomen voor alle kosten die de opdrachtnemer voor de uitvoering
van het contract zal maken gedurende de looptijd van dit contract. Daarnaast heeft
de tegemoetkoming betrekking op geldleningen die verband houden met de financiering
van de hiervoor bedoelde projecten waarvoor op 25 oktober 2018 het contract nog niet
is gesloten, maar die wel reeds vóór die datum voor openbare aanbesteding zijn aangeboden.
Het voorgestelde artikel IIA regelt tegen die achtergrond dat de rentelasten en rentebaten
ter zake van geldleningen die verband houden met de financiering van de hiervoor bedoelde
projecten niet worden begrepen onder het saldo aan renten, bedoeld in het voorgestelde
artikel 15b, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969).
Genoemd artikel IIA regelt verder dat de voordelen uit die projecten bij de betreffende
belastingplichtige niet in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de gecorrigeerde
winst, bedoeld in het derde lid van genoemd artikel 15b. Dat laatste is met name van
belang voor de situatie dat het saldo aan renten van een belastingplichtige naast
rentelasten en rentebaten ter zake van geldleningen in verband met de financiering
van de bedoelde projecten ook bestaat uit rentelasten en rentebaten ter zake van andere
geldleningen en waarbij de winst van die belastingplichtige ook uit andere voordelen
dan voordelen uit die projecten kan bestaan. In dergelijke situaties dienen voor de
toepassing van genoemd artikel 15b de voordelen in verband met het betreffende project
uit de gecorrigeerde winst van de belastingplichtige te worden geëlimineerd.
Onderdeel 2
Artikel III
De voorgestelde maatregel treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
in werking, waarbij kan worden bepaald dat die maatregel terugwerkt tot en met 1 januari
2019. Voor de achtergrond hiervan wordt verwezen naar het algemeen deel.
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën