Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 027 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2019)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 26 oktober 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel III, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van subonderdeel 2 tot subonderdeel 3 wordt een subonderdeel
ingevoegd, luidende:
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een
lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel i, wordt onder zeevarende mede verstaan:
werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering die als kapitein,
scheepsofficier of scheepsgezel werkzaam is op een schip als bedoeld in het tweede
lid dat is geregistreerd in een van de lidstaten van de Europese Unie of een staat
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en de
vlag voert van een van die lidstaten of staten, tenzij:
a. het loon van de werknemer op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting
of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht in feite niet in Nederland aan een belasting naar het
inkomen is onderworpen; of
b. de werknemer werkzaam is op een schip dat een geregelde passagiersdienst onderhoudt
tussen havens van de Europese Unie en hij niet de nationaliteit heeft van een van
de lidstaten van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte.
3. In subonderdeel 3 (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid (nieuw)».
2
Aan artikel XVI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Na onderdeel I wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia. Na artikel 31 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Afdeling 8. Overgangsregeling
Artikel 31a
Met betrekking tot een toestemming tot overbrenging als bedoeld in artikel 23, eerste
lid, onderdeel c, die is verleend vóór 1 januari 2019, wordt de periode van overbrenging,
bedoeld in artikel 28, tweede lid, in afwijking van dat lid geacht aan te vangen op
het tijdstip van de aanvang van de eerste fysieke overbrenging na 31 december 2018
met toepassing van die toestemming.
3
Na artikel XVI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XVIA
In het Belastingplan 2018 wordt in artikel XV, tweede lid, «onderdelen A tot en met
I» telkens vervangen door «onderdelen A tot en met Ia». Voorts wordt «vóór het tijdstip
van inwerkingtreding» vervangen door «vóór 25 oktober 2018».
4
In artikel XVIII, aanhef, wordt «[PM]» vervangen door «18 september 2018». Voorts
wordt «[Kamerstuknummer]» vervangen door «(Kamerstukken 35 029)».
Toelichting
I. Algemeen
In deze nota van wijziging zijn de volgende wijzigingen opgenomen:
• een aanpassing van de definitie van zeevarende op een zeilend Commercial Cruising
Vessel (CCV);
• twee wijzigingen ter zake van de heffing van afvalstoffenbelasting bij verwijdering
buiten Nederland;
• een aanvulling van een samenloopbepaling.
Hierna zijn de inhoudelijke wijzigingen nader toegelicht.
Aanpassing definitie zeevarende op zeilende CCV’s
Zeevarenden op zeilende CCV’s kwalificeren sinds 1 januari 2006 voor de afdrachtvermindering
zeevaart. Deze specifieke regeling binnen de in de Wet vermindering afdracht loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen (WVA) opgenomen afdrachtvermindering zeevaart
is van toepassing op zeilende CCV’s, zijnde zeegaande commerciële passagiersschepen
die hoofdzakelijk door zeilen worden voortbewogen. Het aantal schepen waarvoor deze
regeling van toepassing is, is zeer beperkt en het huidige budgettaire beslag van
deze regeling bedraagt € 1,1 miljoen. Een dergelijke maatregel wordt beschouwd als
een steunmaatregel waarvoor goedkeuring van de Europese Commissie (EC) noodzakelijk
is. Voor deze maatregel is in 2006 een goedkeuring verleend die periodiek op verzoek
van Nederland door de EC is verlengd. De eerste goedkeuring gold voor de jaren 2006
tot en met 2012 en is daarna verlengd tot en met 2016. Eind 2016 is opnieuw een verzoek
tot verlenging van de goedkeuring voorgelegd aan de EC. Uit het overleg dat daarna
naar aanleiding van dat verzoek met de EC is gestart, bleek dat de EC kan instemmen
met een verlenging als Nederland de maatregel aanpast. De huidige regeling geldt voor
zeevarenden op zeilende CCV’s die in Nederland zijn geregistreerd en onder Nederlandse
vlag varen. De door de EC gevraagde aanpassing leidt ertoe dat de regeling wordt uitgebreid
naar zeevarenden die varen op een zeilend CCV dat is geregistreerd in een van de lidstaten
van de Europese Unie (EU) of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte (EER) en de vlag van een van die lidstaten of staten
voert. Als aanvullende voorwaarde geldt dat deze zeevarenden dienen te kwalificeren
als werknemer voor de werknemersverzekeringen. Daarnaast dient het loon van die zeevarenden
in Nederland onderworpen te zijn aan de belasting naar het inkomen. De in de onderhavige
nota van wijziging opgenomen wijziging van de definitie van zeevarenden op zeilende
CCV’s strekt ertoe de afdrachtvermindering zeevaart voor zeilende CCV’s met ingang
van 1 januari 2019 aan te passen aan de hernieuwde goedkeuring van de EC. Deze hernieuwde
goedkeuring geldt tot en met 31 december 2022.
Wijziging heffing afvalstoffenbelasting bij verwijdering buiten Nederland
Deze nota van wijziging bevat een tweetal wijzigingen van de heffing van afvalstoffenbelasting
bij verwijdering buiten Nederland. Deze heffing sluit aan bij de kennisgevingsprocedure
die in het kader van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (EVOA) geldt.1
In het Belastingplan 2018 is opgenomen dat deze heffing in werking treedt op een bij
koninklijk besluit vast te stellen tijdstip, waarbij een overgangsregeling kan worden
getroffen voor afvalstoffen die binnen een bij dat koninklijke besluit te bepalen
aantal maanden na de inwerkingtreding naar het buitenland worden overgebracht met
toepassing van een EVOA-vergunning die voor de inwerkingtreding is afgegeven. Het
is de insteek om een zodanig lange overgangsregeling te treffen, dat alle reeds afgegeven
EVOA-vergunningen daar geheel onder vallen. Het doel van een overgangsregeling zou
zijn om kennisgevers met EVOA-vergunningen die zijn afgegeven voor de datum van inwerkingtreding
niet te overvallen met verplichtingen in het kader van de afvalstoffenbelasting. Belangrijk
is in dat kader dat de kennisgever afspraken zal moeten maken met de buitenlandse
ontvanger op grond waarvan de ontvanger informatie verstrekt over de verwerkingswijze
van de afvalstoffen. Daarnaast is van belang dat in het onderhavige wetsvoorstel is
voorgesteld de heffing zodanig te vereenvoudigen dat voor alle afvalstoffen die met
dezelfde EVOA-vergunning buiten Nederland worden gebracht het laagste tarief geldt
dat in de periode van overbrenging van toepassing is. De periode van overbrenging
is de periode tussen de eerste overbrenging van afvalstoffen en de laatste overbrenging
van afvalstoffen met toepassing van de EVOA-vergunning. Deze vereenvoudiging voorkomt
administratieve lasten voor de kennisgever en de buitenlandse verwerker.
Het kabinet wil echter voorkomen dat bovenstaande bepalingen tot anticipatiegedrag
leiden, waarbij voortijdig EVOA-vergunningen worden aangevraagd om de afvalstoffenbelasting
te ontwijken. Daarom worden de volgende wijzigingen in het wetsvoorstel aangebracht.
Ten eerste wordt de mogelijkheid om een overgangsregeling te treffen beperkt tot EVOA-vergunningen
die zijn afgegeven voor 25 oktober 2018. Ten tweede wordt een overgangsbepaling ingevoegd
waarin wordt geregeld dat voor afval dat wordt overgebracht met toepassing van een
EVOA-vergunning die vóór 1 januari 2019 is afgegeven, voor de toepassing van het tarief
de periode van overbrenging wordt geacht aan te vangen op dag van de eerste overbrenging
na 31 december 2018. Voor afval dat wordt overgebracht na de laatstgenoemde datum
geldt daarmee niet het in 2018 geldende nihiltarief, maar het laagste tarief dat van
toepassing is gedurende de periode waarin de resterende overbrengingen op de EVOA-vergunning
plaatsvinden.
Budgettaire aspecten
De budgettaire gevolgen van de aanpassing definitie zeevarende op zeilende CCV’s worden
geraamd op afgerond nihil.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
De Belastingdienst heeft deze nota van wijziging beoordeeld met de uitvoeringstoets2. Voor de maatregelen omtrent de afdrachtvermindering zeevaart is de uitvoeringstoets
als bijlage bij deze nota van wijziging meegestuurd.3 De Belastingdienst acht de voorgestelde wijzigingen uitvoerbaar per de voorgestelde
datum. Voor de overige wijzigingen geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets
onverkort van kracht is.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel 1
Artikel III, onderdeel A (artikel 1 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen)
Met deze wijziging van het wetsvoorstel wordt een wijziging van artikel 1 WVA in het
wetsvoorstel opgenomen, waarmee per 1 januari 2019 het begrip «zeevarende» met betrekking
tot zeilende CCV’s als bedoeld in artikel 1, tweede lid, WVA wordt aangepast. Deze
wijziging is nader toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.
Onderdeel 2
Artikel XVI, onderdeel E (artikel IX van het Belastingplan 2018)
De in onderdeel 2 opgenomen wijziging strekt tot aanvulling van de heffing van afvalstoffenbelasting
bij verwijdering buiten Nederland, zoals opgenomen in artikel IX van het Belastingplan
2018. Zoals toegelicht in het algemeen deel wordt in artikel 31a van de Wet belastingen
op milieugrondslag een overgangsbepaling opgenomen ten aanzien van toestemmingen tot
overbrenging die zijn verleend vóór 1 januari 2019. Wanneer afval wordt overgebracht
met toepassing van een toestemming tot overbrenging die is verleend vóór 1 januari
2019, wordt de periode van overbrenging als gevolg van deze wijziging geacht aan te
vangen op het tijdstip van de aanvang van de eerste fysieke overbrenging na 31 december
2018 met toepassing van die toestemming.
Onderdeel 3
Artikel XVIA (artikel XV van het Belastingplan 2018)
Onderdeel 3 van deze nota van wijziging strekt tot aanpassing van de inwerkingtredingsbepaling
van de heffing van afvalstoffenbelasting bij verwijdering buiten Nederland, zoals
opgenomen in artikel XV, tweede lid, van het Belastingplan 2018. Op grond van dat
artikel treedt de heffing in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen
tijdstip. Daarbij kan op grond van de huidige tekst een overgangsregeling worden getroffen
voor afvalstoffen die binnen een daarbij te bepalen aantal maanden na de inwerkingtreding
van de genoemde heffing naar het buitenland worden overgebracht op basis van een EVOA-vergunning
die is afgegeven vóór de datum van die inwerkingtreding. Op de overbrenging van die
afvalstoffen is de heffing dan niet van toepassing. Zoals toegelicht in het algemeen
deel wordt het Belastingplan 2018 zodanig gewijzigd dat de mogelijkheid van een overgangsregeling
wordt beperkt tot EVOA-vergunningen die zijn afgegeven vóór 25 oktober 2018.
Daarnaast wordt geregeld dat ook de ingevolge onderdeel 2 van deze nota van wijziging
in het Belastingplan 2018 op te nemen wijziging in werking treedt op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip.
Onderdeel 4
Artikel XVIII (samenloopbepaling)
Met onderdeel 4 van deze nota van wijziging wordt artikel XVIII van het wetsvoorstel
aangevuld met de datum van indiening en het Kamerstuknummer van het wetsvoorstel Fiscale
vergroeningsmaatregelen 2019.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.