Schriftelijke vragen : De Nederlandse en de Europese inzet in het kader van het VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven
Vragen van het lid Alkaya (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse en de Europese inzet in het kader van het VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven (ingezonden 24 oktober 2018).
Vraag 1
Kunt u een terugkoppeling geven aan de Kamer over uw bijdrage aan en de resultaten
van de vierde onderhandelingsronde van de Open Ended Intergovernmental Working Group
(OEIGWG) over het VN-verdrag over mensenrechten en het bedrijfsleven, die van 15 tot
en met 19 oktober heeft plaatsgevonden in Geneve?
Vraag 2
Kunt u daarbij specifiek ingaan op de rol die de Europese Unie (EU) heeft gespeeld
tijdens de vierde onderhandelingsronde, met een toelichting omtrent wie er namens
de EU deelgenomen heeft aan de onderhandelingen? Klopt het dat de EU-vertegenwoordiging
niet aanwezig was op het moment dat de lidstaten de conclusies en aanbevelingen zoals
voorgesteld door de voorzitter hebben besproken? Zo ja, bent u bereid de EU aan te
spreken op haar verantwoordelijkheid in dit proces, rekening houdende met de opmerkingen
uit uw brief van 15 oktober 2018 aan de Tweede Kamer1 en de aangenomen resolutie in het Europees parlement over het VN-verdrag?2
Vraag 3
Is het non-paper waar u naar verwijst in uw brief van 15 oktober inmiddels afgerond?3 Zo ja, kunt u dit non-paper aan de Kamer sturen? Zo nee, hoe heeft de EU kunnen interveniëren
op basis van dit non-paper?
Vraag 4
Kunt u toelichten wie de oorspronkelijk auteur van het non-paper is?
Vraag 5
Welke lidstaten hebben het non-paper ondersteund? Zijn er ook lidstaten die de inzet
van het non-paper niet hebben onderschreven?
Vraag 6
Kunt u ons informeren over de argumenten die worden aangedragen door tegenstanders
van dit verdrag? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 7
Gezien uw opmerking dat de EU en de lidstaten de vrijwillige UN Guiding Principles
on Business and Human Rights (UNGP’s) als uitgangspunt dienen voor het bindend VN-verdrag
over mensenrechten en het bedrijfsleven, kunt u toelichten op welke wijze de UNGP’s
volgens u een afdwingbare status zouden kunnen krijgen in een nieuw VN-verdrag? Zijn
er ook landen die niet per se de UNGP’s als uitgangspunt zien, en zo ja, welke?
Vraag 8
Welke Europese instelling dan wel bestuurlijke laag is verantwoordelijk voor de inzet
van de EU tijdens de OEIGWG-onderhandelingen? Op basis van welk mandaat komt deze
inzet tot stand en wordt zij afgestemd met de lidstaten?
Vraag 9
Kunt u toelichten wat u precies bedoelt met «de politieke insteek van de initiatiefnemers»?4
Vraag 11
Wat is uw oordeel over de «zero draft» van het VN-verdrag over mensenrechten en het
bedrijfsleven die besproken is tijdens de vierde onderhandelingsronde? Kunt uw daarbij
toelichten welke juridische struikelblokken u identificeert?
Vraag 12
Op welke wijze zouden volgens u via protocollen die toegevoegd kunnen worden aan bestaande
VN-verdragen afspraken over mensenrechten en het bedrijfsleven bindend kunnen worden
gemaakt?
Vraag 13
Kunt u uw antwoorden toesturen voor het algemeen overleg van 31 oktober 2018 over
de Raad Buitenlandse Zaken/Handel van 9 november 2018?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.Ö. Alkaya, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.