Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Financiën over omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland (Ingezonden 28 september 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 25 oktober 2018).
Vraag 1
Kent u het bericht «Transparency International: «Nederland doet nog steeds te weinig
tegen omkoping in buitenland»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusie uit het voortgangsrapport 2018 «Exporting Corruption» van het
Transparency Institute Nederland (TIN) dat Nederland beperkt handhaaft tegen omkoping
door Nederlandse bedrijven in het buitenland? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 2
Het voortgangsrapport van TIN ziet op de jaren 2014–2017. In deze periode is in Nederland
een extra investering gedaan in de bestrijding van corruptie. Zo is in september 2016
een anti-corruptie centrum bij de FIOD opgericht en is in 2017 een themateam corruptie
bij het OM opgericht. Het aantal zaken op het gebied van buitenlandse corruptie dat
strafrechtelijk is onderzocht is sinds 2013 dan ook toegenomen. Op dit moment loopt
een aantal (nieuwe) strafrechtelijke onderzoeken. Strafrechtelijk onderzoek naar buitenlandse
corruptie is per definitie arbeids- en tijdsintensief; het resultaat van de verhoogde
inspanningen zal op termijn zichtbaar worden. Het OM verwacht dat de stijgende trend
zich door zal zetten.
In de voor het voortgangsrapport gehanteerde methodiek is het aantal strafrechtelijke
onderzoeken afgezet tegen de omvang van de Nederlandse export. Van belang is hierbij
op te merken dat het leeuwendeel van de Nederlandse export naar landen gaat waar het
corruptierisico relatief laag is. Dit gegeven is niet meegewogen bij het beoordelen
van de verhouding van het aantal buitenlandse omkopingszaken tot het aandeel in de
wereldexport.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de kritiek van het TIN over het gebrek aan transparantie en onafhankelijke
rechterlijke toetsing van schikkingen getroffen met het openbaar ministerie (OM) in
het kader van omkoping door Nederlandse bedrijven in het buitenland? Kunt u uw beoordeling
onderbouwen?
Vraag 4
Deelt u de mening dat onafhankelijke rechterlijke toetsing van deze schikkingen op
grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering alleen kan als de klager belanghebbende
is en hij actief schriftelijk beklag moet indienen bij het gerechtshof en dat dit
daarmee beperkend is ten aanzien van het voorstel van de Raad voor de rechtspraak
begin dit jaar?3
Vraag 5
Ziet u mogelijkheden de beslissing een schikking te treffen transparanter te maken?
Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3, 4 en 5
De in deze vraag genoemde schikking betreft de wettelijke afdoeningsmogelijkheid van
artikel 74 Wetboek van Strafrecht, waarbij het OM een transactie aan de verdachte
kan aanbieden ter voorkoming van rechtsvervolging. Een hoge transactie gaat sinds
enige tijd vergezeld van een persbericht met uitgebreid feitenrelaas, waarmee zoveel
mogelijk transparantie wordt beoogd.
In de Aanwijzing hoge en bijzondere transacties is de toetsingsprocedure vastgelegd
voor de desbetreffende categorieën transacties. Het betreft een zware toetsingsprocedure
binnen het Openbaar Ministerie (via de parketleiding en de hoofdadvocaat-generaal
en het College van Procureurs-Generaal). De aanwijzing schrijft voor dat het College
een hoge transactie vooraf schriftelijk aan de Minister van Justitie en Veiligheid
ter goedkeuring voorlegt.
De toetsingsprocedure behelst volgens de Aanwijzing een toetsing van de juridische
aspecten van de zaak door de Hoofd Advocaat-generaal en een integrale toetsing van
de voorgenomen transactie door het College. Centraal staat daarbij de vraag of de
voorgenomen transactie, gezien de feiten en omstandigheden van het geval – en het
te bereikten maatschappelijk effect –, een passende afdoening is.
De toets van de Minister van Justitie en Veiligheid beperkt zich tot het oordeel of
het Openbaar Ministerie in redelijkheid kon komen tot het standpunt dat de zaak met
een transactie kon worden afgedaan. De Minister past immers terughoudendheid bij bemoeienis
met individuele strafzaken.
Zoals ik eerder in antwoord op Kamervragen4 heb aangegeven, neem ik de kritieken van TIN en de Raad van de Rechtspraak ten aanzien
van de hoge transactie zeer serieus. Op dit moment wordt de huidige praktijk tegen
het licht gehouden. De inzichten hieruit worden meegenomen in het kader van de evaluatie
Wet OM-afdoening. Daarop vooruitlopend zal de Aanwijzing hoge transacties en bijzondere
transacties in lijn worden gebracht met de staande praktijk op het gebied van transparantie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.