Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Verhoeven over het bericht ‘Australische overheid verbiedt Huawei en ZTE apparatuur te leveren voor 5g’
Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Australische overheid verbiedt Huawei en ZTE apparatuur te leveren voor 5g» (ingezonden 18 september 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens Staatssecretaris
Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 18 oktober 2018). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 214.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Australische overheid verbiedt Huawei en ZTE apparatuur
te leveren voor 5G» en de verklaring van de Australische overheid?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u het grote economische en maatschappelijke belang van 5G op het gebied
van connectiviteit en communicatie voor bedrijven en burgers, het belang van 5G voor
vitale (toekomstige) systemen op het gebied van mobiliteit, elektriciteit en zorg
en het belang voor de ontwikkeling van het Internet of Things?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Aangezien zowel Australië als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hebben
maatregelen genomen om de nationale veiligheid van dergelijke vitale infrastructuur
te garanderen, bent u in contact met deze landen over de genomen besluiten en de informatie
waarop deze besluiten zijn genomen? Is er aanleiding om een dergelijk besluit ook
voor Nederland te nemen?
Antwoord 3
Uiteraard heeft het kabinet aandacht voor ontwikkelingen in technologieën en kwetsbaarheden
daarin en voor de noodzaak scherp te blijven op de beveiliging hiervan. Ook de internationale
ontwikkelingen rond Chinese technologiebedrijven worden door het kabinet gevolgd.
Nederland maakt een eigenstandige afweging. De Nederlandse overheid beziet de risico’s
die verbonden zijn aan dergelijke producten en bedrijven op een zorgvuldige «case
by case» basis, waarbij in ieder geval de volgende criteria worden betrokken:
– is er sprake van een statelijke actor die zich richt tegen Nederlandse belangen?
– is er sprake van wetgeving die een bedrijf verplicht om op enigerlei wijze samen te
werken met die betreffende actor?
Gezien de nationale veiligheidsbelangen en de belangen van het bedrijfsleven wordt
niet vooruitgelopen of gespeculeerd over al dan niet mogelijke toekomstige maatregelen.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de vier eisen aan het 5G-netwerk die de Australische regering
formuleert in haar verklaring over deze kwestie? Bent u het eens met de analyse van
de Australische regering over het vervagen van grenzen tussen «rand» en «kern»-apparatuur
bij 5G?
Antwoord 4
5G heeft inderdaad een architectuur die verschilt van die van de huidige generatie
mobiele netwerken. Op basis van een analyse van de risico’s die dat met zich meebrengt
wordt een afweging gemaakt van mogelijke toekomstige maatregelen. Ieder land maakt
daarbij zijn eigen risico-afweging, zoals Australië dat heeft gedaan met zijn eisen,
en de Nederlandse overheid eveneens een eigen afweging maakt.
Vraag 5
In hoeverre valt de hardware van bedrijven als Huawei en ZTE binnen het in de brief
over Kaspersky virussoftware geformuleerde kader (Kamerstuk 30 821, nr. 46), namelijk: a) diepgaande toegang tot ICT-systemen, b) een plicht tot het navolgen
van buitenlandse wetgeving (in dat geval Russische) en c) een offensief cyberprogramma
van dat betreffende land?
Antwoord 5
Gezien de nationale veiligheidsbelangen en de belangen van het bedrijfsleven wordt
niet vooruitgelopen op of gespeculeerd over welke producten, diensten of bedrijven
al dan niet een risico zouden kunnen vormen voor de nationale veiligheid en over al
dan niet mogelijke toekomstige maatregelen.
Vraag 6
Op welke manier geschiedt de besluitvorming om tot dergelijke besluiten, zoals met
de antivirussoftware van Kaspersky, te komen? Ziet u reden om een uitgebreider kader
op te stellen om dergelijke besluiten van nationale veiligheid te nemen?
Antwoord 6
De Nederlandse overheid beziet de risico’s die verbonden zijn aan dergelijke producten
en bedrijven op een zorgvuldige «case by case» basis, waarbij in ieder geval de volgende
criteria worden betrokken:
– is er sprake van een statelijke actor die zich richt tegen Nederlandse belangen?
– is er sprake van wetgeving die een bedrijf verplicht om op enigerlei wijze samen te
werken met die betreffende actor?
Omdat elke casus specifieke kenmerken heeft, biedt het huidige kader voldoende flexibiliteit
om bij elke afzonderlijke casus een analyse naar de eventuele risico’s voor de nationale
veiligheid uit te voeren.
Vraag 7
Op wat voor manier vindt er Europese samenwerking op dergelijke kwesties van nationale
veiligheid plaats? Vindt u het wenselijk als er ook op Europees niveau strategisch
vanuit nationaal veiligheidsbelang gekeken wordt naar dergelijke kwesties?
Antwoord 7
Nationale veiligheid is een primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten. Echter
faciliteert de EU samenwerking tussen lidstaten op het gebied van veiligheid, bijvoorbeeld
middels werkgroepen waarin kennis, informatie en «best practices» worden uitgewisseld
over dergelijke onderwerpen. Nederland acht het van belang dat informatie en kennis
wordt uitgewisseld over dergelijke onderwerpen in EU-verband, hierbij is het echter
van belang dat de nationale competentie van nationale veiligheid wordt gerespecteerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.