Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Ronnes over het bericht dat financiële bijsluiters niet geschikt zijn voor consumenten
Vragen van de leden Sneller (D66) en Ronnes (CDA) aan de Minister van Financiën over het bericht dat financiële bijsluiters niet geschikt zijn voor consumenten (ingezonden 24 september 2018).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 15 oktober 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Onderzoek RUG: Financiële bijsluiters niet geschikt
voor consumenten»?1 Wat vindt u van dit bericht?
Vraag 2
Deelt u de mening dat financiële bijsluiters voor klanten vaak moeilijk te begrijpen
zijn onder meer door technisch taalgebruik?
Antwoord 1 en 2
Ja, in het bericht wordt gesteld dat financiële bijsluiters bij ingewikkelde financiële
producten hun doel voorbij schieten. Ook wordt gesteld dat financiële bijsluiters
vaak niet begrijpelijk zijn vanwege te veel technische termen, lange zinnen en moeilijke
woorden. Het promotieonderzoek waar het artikel naar verwijst pleit overigens niet
voor afschaffing van informatiedocumenten.2 Deze documenten worden door (een beperkte groep) consumenten gebruikt om tot een
geïnformeerde beslissing te komen over een aan te schaffen financieel product (zie
ook de beantwoording van vraag 3). Het is van belang dat de informatie op een zo effectief
mogelijke manier wordt verstrekt.
De financiële bijsluiter is per 1 januari 2018 vervangen door een nieuw Europees informatiedocument,
het KID (Key Information Document).3 Doelstelling van het KID is om de transparantie van gecombineerde financiële producten
te verbeteren. In het KID moet op duidelijke en begrijpelijke wijze essentiële productinformatie
aan de consument worden verstrekt. De informatie die in het KID moet worden opgenomen
is uitgebreider dan de informatie die in de financiële bijsluiter opgenomen diende
te worden. Zo dient bijvoorbeeld in het KID een beschrijving opgenomen te worden van
de groep van consumenten, waarop de beleggingsproducten worden gericht wanneer ze
op de markt komen, waarbij met name dient te worden ingegaan op het vermogen om beleggingsverlies
te dragen en op de beleggingshorizon. Dergelijke informatie maakte geen onderdeel
uit van de financiële bijsluiter.
Om de leesbaarheid van het KID te vergroten, moet het KID een op zichzelf staand document
zijn en mag het geen verwijzingen bevatten naar marketingmateriaal. Om de leesbaarheid
van het KID verder te vergroten, wordt in het KID deels gebruik gemaakt van voorgeschreven
teksten of figuren die verplicht in het document moeten worden opgenomen. Ten slotte
dient het KID, anders dan bij de financiële bijsluiter het geval was, aan de consument
te worden verstrekt vóórdat deze consument door een overeenkomst of aanbod met betrekking
tot dat product is gebonden. Hiermee wordt beoogd de consument tijd te geven om een
beter inzicht te krijgen in de risico’s, kosten en het beoogd rendement.
Transparante en begrijpelijke informatiedocumenten blijven van belang om consumenten
te helpen een weloverwogen beslissing te nemen over hun belegging. Er zijn door middel
van het KID stappen gezet om informatie over financiële producten begrijpelijker te
maken.
Vraag 3
Bent u bekend met de aanbeveling van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
in haar rapport «Samenleving en Financiële sector in evenwicht»4 om de financiële weerbaarheid van afnemers van financiële producten te verbeteren,
omdat de financiële sector door haar expertise en specialisatie een grote informatievoorsprong
ten opzichte van de klant heeft? Zo ja, kunt u aangeven welke verbeteringen sindsdien
zijn doorgevoerd om deze verhouding gelijkwaardiger te maken?
Antwoord 3
Ja, de onderhandelingspositie van afnemers van financiële diensten moet volgens de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) worden versterkt. De positie
van consumenten, maar ook van (klein)zakelijke klanten wordt sterk beïnvloed door
de kennisvoorsprong die financiële instellingen doorgaans hebben. Dit is ook het uitgangspunt
achter de bescherming die de wet bij financiële dienstverlening biedt aan consumenten
en in sommige gevallen aan (klein)zakelijke klanten. Naast wettelijke bescherming
om de onderhandelingspositie te verbeteren is van belang dat verantwoord financieel
gedrag van consumenten wordt bevorderd. Hiertoe worden initiatieven genomen door Wijzer
in Geldzaken.
Complementaire maatregelen om de positie van consumenten te versterken naast informatieverstrekking
zijn van belang. De WRR noemt in dit verband standaardproducten in aanvulling op het
bestaande aanbod. Onderzoek naar het effect van deze vorm van standaardproducten op
het keuzegedrag van consumenten heeft laten zien dat het gewenste effect niet wordt
bereikt.5 In vervolg op dit onderzoek wordt gezocht naar alternatieven om consumenten te helpen
bij het maken van keuzes en de positie van consumenten te versterken. Daarnaast zijn
met het provisieverbod voor financiële dienstverleners, de algemene zorgplicht en
het toezicht op het productontwikkelingsproces de laatste jaren belangrijke stappen
gezet om consumenten beter te beschermen.
Door het provisieverbod worden de financiële banden tussen banken en verzekeraars
enerzijds en adviseurs en bemiddelaars anderzijds doorgeknipt en kan de adviseur en
bemiddelaar zich op het belang van de consument richten. De beloning van de financiële
dienstverleners door de aanbieders was een prikkel voor adviseurs en bemiddelaars
om producten aan klanten te adviseren die niet altijd in het belang van de klant waren.
Verder ben ik naar aanleiding van de evaluatie van het provisieverbod, waaruit bleek
dat het dienstverleningsdocument niet effectief is, een onderzoek gestart waarin ik
bezie hoe de informatie uit het dienstverleningsdocument beter kan aansluiten op wat
klanten nodig hebben om vormen van dienstverlening en verschillende dienstverleners
te vergelijken.
De zorgplicht verplicht financiële dienstverleners om op een zorgvuldige wijze de
gerechtvaardigde belangen van de consument in acht te nemen. Ook toezicht op het productontwikkelingsproces
introduceert waarborgen tegen de niet passende verkoop van financiële producten aan
consumenten. Het productontwikkelingsproces dient er toe te leiden dat bij de ontwikkeling
van producten op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de
consument, bijvoorbeeld door duidelijk doelgroepen te definiëren voor producten en
producten ook alleen aan die doelgroep te verkopen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de financiële bijsluiter het Key Information Document (KID)
een cruciale rol speelt in het versterken van de positie van de klant ten opzicht
van financiële instellingen? Zo ja, in welke mate is het KID succesvol in het voldoen
aan deze doelstelling?
Vraag 5
Bent u bereid te onderzoeken of mensen via het KID een correct en begrijpelijk beeld
krijgen van de risico’s van complexe financiële producten en de uitkomsten hiervan
met de Kamer te delen?
Antwoord 4 en 5
Het KID is per 1 januari 2018 geïntroduceerd. De Europese Commissie zal de werking
van het KID evalueren. De evaluatie van de Commissie zal zich onder andere richten
op de praktische toepassing van de in de PRIIPS’s-Verordening vastgestelde regels.
In de evaluatie zal worden onderzocht of het begrip dat de gemiddelde consument heeft
van gecombineerde financiële producten door de ingevoerde maatregelen is verbeterd
en of de gecombineerde financiële producten beter vergelijkbaar zijn geworden. De
Verordening bepaalt dat de evaluatie voor 31 december 2018 heeft plaatsgevonden. De
evaluatie is in tegenstelling tot de verplichting uit de Verordening nog niet gestart.
Ik zal mij inzetten om in Europees verband een snelle evaluatie te bepleiten en benadrukken
dat in de evaluatie oog is voor de gebruiksvriendelijkheid en de effectiviteit van
het KID voor consumentenkeuzes.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.