Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 9 oktober 2018, over Landbouw- en Visserijraad op 15 en 16 oktober 2018
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1136
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 9 november 2018
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Europese Zaken hebben op 9 oktober 2018 overleg gevoerd met mevrouw Schouten,
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 4 oktober 2018 inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 15 oktober
2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1126);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 8 oktober 2018 inzake verslag Informele Landbouwraad van 23 tot 25 september
2018 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1127);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President
d.d. 3 oktober 2018 inzake voortgangsrapportage implementatie Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(GVB) (Kamerstuk 32 201, nr. 91).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Oosten
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel
Voorzitter: Weverling
Griffier: Konings
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Futselaar, Geurts, Ouwehand en Weverling,
en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.
Aanvang 16.39 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag, dames en heren. Het is bijna tien over halfvijf. Iets later dan gepland
beginnen wij met dit AO, het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad die
plaatsvindt op 15 en 16 oktober, komende week. Hartelijk welkom aan de Minister van
LNV en haar ambtenaren. Wij gaan beginnen. Ik geef graag als eerste het woord aan
de heer Geurts namens de CDA-fractie.
Ik meld ook nog even dat de heer De Groot namens D66 iets later is. Dat was mij al
ingefluisterd. Wij doen twee interrupties per persoon en ik verwacht zowaar dat wij
om half zes aan de prak kunnen zitten. Aan u het woord, meneer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik zal het niet gekker maken dan het al is, maar collega Futselaar, die
naast mij zat, zei: de Europeesgezinde partijen zijn aanwezig.
De heer Futselaar (SP):
Voorzitter, hier moet ik toch even corrigeren. Sorry dat ik al begin voordat u mij
het woord geeft, maar ik zei niet «Europeesgezind». Ik zei: de partijen die Europa
serieus nemen zitten hier.
De heer Geurts (CDA):
Dank voor deze correctie, collega. U heeft wel gelijk.
Voorzitter. Voor de Nederlandse kottervloot dreigt een zware toekomst. Het CDA maakt
zich enorme zorgen over de gevolgen van de groene lobby tegen de grootste innovatie
in de visserijsector van de afgelopen twintig jaar. Met de pulsvisserij bereiken we
minder brandstofgebruik en minder bijvangst, maar nu dreigen de groene lobby en andere
lidstaten onze kottersector, de visafslagen, de verwerkers en alle gezinnen die daarvan
afhankelijk zijn, de afgrond in te stoten. Toen ik dit de afgelopen week weer tot
me liet komen, vroeg ik mij af of dit, en de brexit, het Europese visserijbeleid niet
afbreken. Dat is een retorische vraag, dus daar hoeft de Minister niet op te reageren.
Snappen die ngo's niet wat dat betekent voor duurzame visserij? Iedereen gaf aan dat
we op zoek moesten naar duurzame visserij zonder boomkorvisserij. Hoe hoog schat de
Minister de sociale en economische gevolgen in? Er moet wat gebeuren. En de geruchten
over het voorliggende uitstel zijn allesbehalve geruststellend. Is het mogelijk om
de verordening weggestemd te krijgen? En wat zou de Minister nog kunnen doen? Is ook
overwogen om onze Minister-President in te zetten? Als dat nog niet gebeurd is, waarom
dan niet?
Voorzitter. Met de Minister zijn wij heel teleurgesteld dat de uitzonderingen voor
het aanlanden van schol zijn beperkt tot een jaar. Onze visserijsector steekt zijn
nek uit om mee te werken aan onderzoek voor de aanlandplicht, en evengoed besluit
de Commissie de uitzonderingen te beperken tot één jaar. Ik heb daar twee vragen over.
Wat is daarvoor de onderbouwing? En kan deze uitzondering nog wel verlengd worden?
Voorzitter. Ook over het gemeenschappelijk landbouwbeleid maak ik mij zorgen. Laten
we ons niet de kaas van het brood eten? Gaan we er niet disproportioneel op achteruit
als Nederland? Daarnaast is het belangrijk dat onze concurrentiepositie wordt bewaakt.
Nederland liep voorop bij bijvoorbeeld de ontkoppeling van gekoppelde steun. Ik hoor
voormalig Staatssecretaris Dijksma nog tegen me zeggen dat dit goed was voor onze
concurrentiepositie. Nederland liep zo voorop en daar zouden we voordeel van hebben.
Ik lees nu in de stukken dat andere lidstaten inzetten op minder ontkoppeling. Wat
is de visie van de Minister hierop? Wordt Nederland op deze manier van een hardloper
een doodloper? En wanneer denkt de Minister een concept-algemene oriëntatie van het
GLB te kunnen voorleggen aan de Tweede Kamer?
Zoals de Minister weet, hebben oneerlijke handelspraktijken de bijzondere belangstelling
van de CDA-fractie. De Minister schrijft dat de uitbreiding van het toepassingsgebied
tot alle bedrijven, ongeacht hun omvang, een van de belangrijkste discussiepunten
zal zijn in de triloog. Het Europees Parlement heeft ervoor gestemd om ook grotere
ondernemingen te beschermen tegen de macht van supermarktketens. De Raad niet. Daarbij
de vraag of de positie van de Raad ten aanzien van de ambtelijk vastgestelde compromistekst
nog kan veranderen. Ik vraag het via u, voorzitter, aan de Minister. Is de Minister
bereid om, aangezien het Europees Parlement zich hier in meerderheid voor uitgesproken
heeft, er in de Raad voor te pleiten om ook grotere ondernemers zoals grotere coöperaties
onder het toepassingsbereik van de verordening te brengen? Bij het rondetafelgesprek
dat de Tweede Kamer heeft gehouden over oneerlijke handelspraktijken was er een ondernemer
met sierteeltproducten die geconfronteerd werd met oneerlijke praktijken. Zou de Minister
in ieder geval voor het verslag en voor de toekomst nog kunnen aangeven of de verordening
ook gaat gelden voor bomen, planten en bijvoorbeeld bloembollen?
Voorzitter. Een heel ander onderwerp. De droogtecrisis dreunt nog na bij onze Nederlandse
boeren en tuinders. Eind augustus zou Nederland zijn bevindingen aan moeten leveren
bij de Europese Commissie. Wat is hier de stand van zaken?
En nog een heel ander punt. Achttien lidstaten steunen de Franse kandidaat voor het
directoraat-generaal van de FAO. Hoort Nederland daar ook bij, vroeg ik mij af toen
ik dat zat te lezen.
Als laatste punt de Afrikaanse varkenspestsituatie in België en wat dit betekent voor
Nederland. Daar heeft de Kamercommissie afgelopen vrijdag vragen over gesteld aan
het kabinet. Er zijn nu overigens al meer dan 50 wilde zwijnen die besmet zijn in
België. Ik ben ook dankbaar dat er nu beweging komt vanuit bestuurlijk Nederland.
Er zijn borden bij parkeerplaatsen geplaatst om mensen te waarschuwen en ik vind dat
een eerste goede stap. We wachten de antwoorden op de gestelde vragen met zeer grote
belangstelling af. Ik weet als geen ander wat varkensboeren voelen nu er zo'n dreiging
op hun families afkomt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Geurts. Mooi binnen de tijd. Dan gaan we naar de heer Futselaar
namens de SP.
De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Over dat laatste onderwerp heeft de heer Geurts ook een meerderheidsdebat
aangevraagd en gekregen. Ik denk niet dat ik dat hoef te vragen, maar ik ga ervan
uit dat we voortdurend op de hoogte gehouden zullen worden van eventuele nieuwe ontwikkelingen,
zodat we dat debat te zijner tijd goed geïnformeerd kunnen voeren.
Ik was van plan om hier verontschuldigend te gaan zeggen dat ik het debat voortijdig
zal moeten verlaten, omdat ik uiterlijk om 18.00 uur naar een ander overleg moet,
maar ik denk eerlijk gezegd dat we dat gaan halen. Ik had mijn puntenlijstje daarom
ook wat korter gehouden.
Mijn eerste punt betreft toch het GLB. Het zal deze Minister niet verbazen dat mijn
fractie nogal verontwaardigd is over de berichten dat het nu lijkt dat de maxima die
zullen worden gesteld aan de steun per lidstaat, vrijwillig worden, in plaats van
het oorspronkelijke voorstel, waarin gewoon maxima zouden worden vastgesteld. Een
vrijwillig maximum is geen maximum, zou ik willen stellen. Ik wil graag weten wat
de positie is van Nederland binnen deze discussie. Houden wij vast aan de oorspronkelijke
lijn? Of gaan wij voor voorgestelde compromissen op dit gebied?
Teleurstellend is ook de neiging om de bovenwettelijke milieu en natuurmaatregelen
eveneens vrijwillig te maken. Dan krijg je toch een race naar de bodem, want landen
zullen zeggen: we zijn gekke Henkie niet; we willen onze landbouw concurrerend houden,
dus beperken wij ons tot wat strikt moet. Ook hierin is Nederland, voor zover ik kan
overzien, de discussies ingegaan met buitengewoon groene ambities, en daarom wat mij
betreft ook buitengewoon goede ambities. Maar de vraag is wat er nu nog waargemaakt
kan worden. Eigenlijk heb ik twee deelvragen. Eén, hoe schat de Minister op dit moment
de uitkomst in, maar vooral twee, houdt Nederland in de debatten vast aan de eerdere
ambities op dit gebied?
Dan de brexit. Twee punten eigenlijk. Het eerste is de visserijdiscussie rond de brexit.
Het probleem is aan de ene kant al het gedoe rond de brexit en aan de andere kant
onze eigen, vrij grote problemen rond de pulsvisserij, die bijna verhullen dat er
ook nog een heel ingewikkeld dossier ligt, namelijk: hoe zit het met de Engelse wateren
en de toegang daartoe? We krijgen daar vrij weinig over te horen, ook via de reguliere
EU-delegatie inzake de brexit. Je merkt gewoon dat het geen hoofdonderwerp is in de
onderhandelingen tussen Europa en Groot-Brittannië. Mijn fractie maakt zich er toch
een beetje zorgen over of dat wel goed komt. Gaat hier wel iets uitkomen waar Nederland
nog iets mee kan? Of gaan de Engelsen op een gegeven moment gewoon de vloot uit laten
varen en zeggen ze tegen ons: waag het niet om de Doggersbank over te steken? Die
discussies hebben we hier uiteraard ook met andere invullingen van de wateren. Ik
bedoel: ik wil hier zeker niet alleen maar visserijbelangen gaan verdedigen. Ook wat
bijvoorbeeld het beheer van natuur betreft hebben wij vragen en tot nu toe is het
heel erg stil, althans zo ervaar ik het als Kamerlid.
Het tweede betreft het voorstel dat de Britse regering aan het Britse parlement heeft
gedaan voor hun eigen vervanging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik moet
bekennen: toen ik dat lijstje zo las – langzame afbouw van steun tot 2027 en een hele
serie van maatschappelijke diensten, waar dan een financiële tegemoetkoming voor komt
– dacht ik: dat is eigenlijk best een aardige opzet. Dus ik zou wel willen weten wat
de Minister eigenlijk vindt van de Britse opzet. Is dat iets waarnaar wij ook binnen
ons eigen GLB zouden moeten streven? Want eerlijk gezegd vind ik dat de Britten redelijk
krankzinnig zijn geworden in het brexitproces, maar ik vond dit niet het slechtste
voorstel dat ik ooit van ze heb gezien.
Tot slot de pulsvisserij. Daar is al wat over gezegd door mijn collega Geurts. Lang
hebben we op het standpunt gestaan dat de Minister ruimte moet hebben om hierover
te onderhandelen. Dan kun je niet voortdurend de Kamer op de hoogte stellen van wat
je denkt wat wel of niet kan, want dan ondermijn je je onderhandelingspositie. Maar
het duurt nu wel erg lang en we krijgen eigenlijk geen positieve signalen, om het
zo te zeggen. Ook niet alleen maar negatieve overigens. Het meeste is stil, maar het
ziet er gewoon niet zo goed uit. Ik wil de Minister vragen of zij nog enige hoop heeft
ten aanzien van het Nederlands standpunt. Kan zij toch iets blootleggen over de strategie?
Wordt nu een poging gedaan om alle vergunningen te behouden of om een deel van de
vergunningen te behouden? Wat ziet zij nog voor mogelijkheden daarin?
Dat was het wat ons betreft.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Futselaar. Dan gaan we naar mevrouw Ouwehand namens de Partij voor
de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Mijn excuses dat ik deze vergadering wat later binnen kwam
lopen. Maar andere mensen zijn er helemaal niet, dus ik zou zeggen dat dit al heel
wat is.
Voorzitter. We hebben met zorg kennisgenomen van de ontwikkelingen op het gebied van
de hormoonverstorende stoffen. We hebben een lange geschiedenis lopen in de discussie
met dit kabinet en ook met de Europese Commissie. De afspraak is dat hormoonverstorende
stoffen uitgefaseerd worden. Het gedoe was welke criteria je daarvoor moet hanteren.
Er bleek een rapport te liggen van Europese ambtenaren waarin stond dat er allang
criteria waren. Daar wilde de Europese Commissie niets over zeggen of niet mee aan
de slag. Nou zijn we een aantal stappen verder, maar we begrijpen dat er in SCoPAFF
– dat is zo'n subcommissie waarin ambtenaren namens de lidstaten besluiten mogen nemen
– binnenkort besluitvorming is over de invulling van het voorstel. Het voorstel dat
de Europese Commissie heeft gedaan, is om pesticiden te beoordelen op basis van verwaarloosbaar
risico in plaats van op verwaarloosbare blootstelling. Dat is een vermindering van
het beschermingsniveau. Ons bereiken signalen dat Nederland dat voorstel van de Europese
Commissie zou willen gaan steunen. We hebben hier al vragen over gesteld in het schriftelijk
overleg over de informele Landbouwraad. Die zijn nog niet beantwoord. Ik wil heel
graag van de Minister weten of het klopt dat Nederland de inzet van de Europese Commissie
steunt. Wij zouden dat graag anders zien. Ik wil de Minister ook vragen om ons te
informeren over dit soort ontwikkelingen, want soms vindt er in die subcommissies
besluitvorming plaats waarbij wij als Kamer wel degelijk de vinger aan de pols willen
houden.
We hebben vorige week gesproken met een delegatie van de landbouwcommissie uit het
Roemeense parlement. Ik heb me erin verdiept in voorbereiding daarop en toen las ik
dat het Roemeense platteland nog steeds gebukt gaat onder armoede, dat de kleine familiebedrijven
in de armen van internationale investeringsstructuren worden gejaagd en dat inmiddels
een derde van de bewerkte Roemeense landbouwgrond in handen is van buitenlandse investeerders,
terwijl driekwart van de actieve bevolking afhankelijk is van de landbouw. Dan zou
je kunnen denken «nou ja, dat moeten ze zelf oplossen», maar Nederlandse bedrijven
spelen daar een rol in en Europese subsidies lijken dat te ondersteunen. Kan de Minister
de Kamer voorzien van een overzicht van het doel van die subsidies, welke het precies
zijn en uit welke middelen ze komen? Want ons bereiken signalen dat vaak minstens
de helft van de financiering uit Europese gelden komt. Welke bedrijven uit Nederland
zijn daarbij betrokken? Worden er ook subsidies verstrekt voor nertsenfokkerijen en,
zo ja, hoe beoordeelt de Minister dat dan?
Dan hebben we in de geannoteerde agenda gelezen dat de Minister en marge van de ministeriële
bijeenkomst in bilaterale gesprekken de banden heeft aangehaald met onder andere Argentinië,
Japan en Australië. Wij zijn dan natuurlijk heel benieuwd wat dat betekent en wat
daar besproken is. Heeft de Minister bijvoorbeeld in haar contact met Australië de
massale kangoeroeslacht besproken en met Japan de walvisjacht?
Voorzitter. Dan de jaarlijkse bijeenkomst over de bescherming van de tonijn, ICCAT,
of in elk geval wat bescherming zou moeten zijn. Er is een rapport van ICCAT dat waarschuwt
voor ernstige overbevissing van de grootoogtonijn. Als er niet wordt ingegrepen, is
de visstand binnen twee decennia volledig ingestort. Wij maken ons daar grote zorgen
over. De huidige vangst is 60% boven het niveau waarop de grootoogtonijn nog enige
kans heeft. Strengere maatregelen zijn nodig. We hebben begrepen dat Japan en de Europese
Unie hier een doorslaggevende stem in hebben. Zal de Minister namens Nederland bij
de Europese Commissie aandringen op onmiddellijke maatregelen?
Voorzitter. Tot slot de handel in ivoor. De Minister heeft in de beantwoording van
onze Kamervragen gezegd dat zij de Kamer zou informeren over de uitslag van het onderzoek
van de Europese Commissie of de legale handel in ivoor inderdaad bijdraagt aan de
illegale handel en of daarmee verdergaande maatregelen nodig zijn binnen de EU. De
Minister heeft ook gezegd – daar waren we verheugd over – dat ze zelf met strengere
maatregelen wil komen om de handel in ivoor in Nederland te verbieden als dat op Europees
niveau geen resultaat oplevert of te lang op zich laat wachten. De uitslag van dat
onderzoek zou half september met de lidstaten worden gedeeld tijdens het beheerscomité
van Cites. Wij vragen ons af of dat gebeurd is, of het onderzoek klaar is. Als dat
zo is, kan het dan ook naar de Kamer komen? Wij dringen er bij de Minister op aan
om zich in te zetten voor een volledig verbod op de handel in ivoor.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan vraag ik de heer Geurts om even het voorzitterschap
waar te nemen.
Voorzitter: Geurts
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan de VVD-fractie in de persoon van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De triloog van afgelopen week is vooralsnog opgeschort met
een onbevredigend resultaat. Dan heb ik het natuurlijk over de visserij. De VVD vindt
dat er duidelijkheid moet komen voor de Nederlandse vissers en hun families. Hoe groot
acht de Minister de kans dat er alsnog een oplossing komt voor pulskorvisserij? Is
de inzet om een verbod op pulsvisserij volledig te voorkomen of om iets te doen met
de 5% van de vergunningen, om die overeind te houden? Misschien kan de Minister wat
inkleuring geven. Hoe is het gesteld met het wetenschappelijk onderzoek naar de innovatieve
vangstmethoden? Wat doet u in de tussentijd als de onderhandelingen stilliggen? Wordt
er dan ook nog verder gesproken op de achtergrond? Want iedere week langer is natuurlijk
een slecht signaal. Daarnaast hebben de vissers natuurlijk ook nog te dealen met de
aanlandplicht, met de brexit – wel of niet vissen in Britse wateren – en met de windmolens
op zee. Dus Minister, red de visser zou ik zeggen.
Voorzitter. De onderhandelingen over het nieuwe GLB vorderen gestaag. Op de agenda
staat het agendapunt directe betalingen en plattelandsontwikkeling. Onze fractie maakt
zich zorgen over enerzijds de snelheid waarmee documenten in Raadswerkgroepen behandeld
worden en anderzijds de samenvatting die aan de Raad wordt gepresenteerd, waarbij
lidstaten hun belangrijkste standpunten kunnen belichten. Ik lees dat er geen besluitvorming
plaatsvindt, maar de trein raast wel voort naar ons idee. Steun voor de lijn van de
Minister waarin zij inzet op vereenvoudiging van het GLB. Maar de VVD-fractie is ook
van mening dat de voorstellen nog ingewikkeld en gedetailleerd zijn. Dat vindt de
Minister ook. Kan zij nou garanderen dat de voorstellen in een later stadium nog fundamenteel
te wijzigen zijn? Wij zijn daar best bezorgd over, zeker na het lezen van het verslag
waaruit blijkt dat ook EU-Commissaris Hogan zinspeelt op een spoedige besluitvorming.
Een andere vraag is wat de Minister gaat inbrengen op het thema plattelandsontwikkeling.
Hier zijn we kritisch op. We willen namelijk geen hobbyprojecten, geen stimulering
van sport of wandelpaden in dit kader. De Minister is in haar stand van zaken ingegaan
op de gekoppelde inkomenssteun en plafonnering. Zij schetst een zorgelijke ontwikkeling.
Kan de Minister ingaan – dat mag natuurlijk ook schriftelijk bij de volgende stand
van zaken – op wat haar plan B wordt, aangezien niet alle lidstaten op één lijn zitten?
Onze fractie heeft zorgen over de uitbraak van de Afrikaanse varkenspest in ons buurland
België. Collega Lodders heeft met collega Geurts van het CDA al schriftelijke vragen
gesteld en vorige week is er een brief gevraagd. Wij willen graag zo snel mogelijk
met de Minister in debat over de uitbraak in België en datgene wat Nederland moet
doen om te voorkomen dat ook onze varkenshouders geraakt worden, hetzij door een uitbraak,
hetzij door de gevolgen van de situatie in België.
Dan de oneerlijke handelspraktijken. Nederlandse boeren en tuinders verdienen een
eerlijke prijs voor hun producten. Juist omdat deze producenten een belangrijke innovatieve
rol spelen in de Nederlandse en mondiale voedselvoorziening, moeten we hier zorg voor
dragen. We roepen de Minister dan ook op om de positie van boeren en tuinders in Nederland
te beschermen. Het baart ons dan ook zorgen dat er blijkbaar op ambtelijk niveau overeenstemming
is over het verruimen van de reikwijdte. Volgens ons is het juist van belang om de
marktmacht van supermarkten in te perken in het voordeel van onze mkb'ers in de land-
en tuinbouw. Hoe zit dat en kunt u nog ingrijpen? Oneerlijke handelspraktijken zetten
namelijk de winst en marges van producenten onder druk. Te denken valt eraan dat de
verplichting wordt opgelegd aan producenten om niet-verkochte producten terug te nemen
– waar moeten die producenten daarna dan naartoe met zo'n product? – dat de producent
pas wordt betaald als het product daadwerkelijk is verkocht of dat producenten moeten
meebetalen aan marketingkosten zonder dat daar extra inkomsten tegenover staan. Er
is ook sprake van eenzijdige wijziging van contractvoorwaarden door de inkopers. Al
deze zaken zouden eigenlijk niet moeten kunnen. De doelstelling is wat ons betreft
concurreren onder eerlijke voorwaarden en op een gelijk speelveld. Is dat ook het
standpunt van de Minister? Wat kan zij nog doen om het tij te keren?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank, meneer Weverling. Ik heb intussen van collega De Groot begrepen dat hij niet
meer aanwezig kan zijn vandaag, althans in dit AO. De Minister heeft aangegeven vijf
minuten nodig te hebben om haar beantwoording in eerste termijn voor te bereiden.
Ik draag het voorzitterschap weer over.
Voorzitter: Weverling
De vergadering wordt van 16.59 uur tot 17.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef graag het woord aan de Minister van LNV, mevrouw
Schouten.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Hier zit toch wel de hard core van de landbouwwoordvoerders.
Het is heel mooi dat we met zo'n kleine groep toch zulke zeer wezenlijke punten aan
de orde kunnen stellen, waaronder puls. Het klopt dat er de afgelopen week een triloog
over de pulsvisserij heeft plaatsgevonden, waarin een voorstel van het voorzitterschap
op tafel heeft gelegen, maar daarover is geen overeenstemming bereikt. Ik snap de
behoefte van de Kamer om meer inzicht te krijgen in wat er allemaal wel en niet op
tafel ligt. Maar laat ik het zo zeggen: ik kan wel iets zeggen over de inzet van Nederland,
maar ik hoop toch dat u een klein beetje begrijpt dat ik hier enigszins moet manoeuvreren,
om te zorgen dat we niet in onze eigen voet schieten. Want het proces is nog niet
afgerond, we zijn er nog mee bezig.
Zoals u weet, heeft voor Nederland altijd voorop gestaan dat, als we beslissingen
over puls nemen, die ook gebaseerd moeten zijn op feiten. Ze moeten gebaseerd zijn
op uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Voor Nederland is het wezenlijk en belangrijk
dat we dat wetenschappelijk onderzoek kunnen voortzetten en dat dat iets is wat meegewogen
wordt in het al dan niet instellen van een verbod. U weet ook dat het Europees Parlement
voor een verbod heeft gepleit. Binnen dat speelveld opereren we, zeg ik een klein
beetje cryptisch, daarbij hopend dat u ongeveer kunt aanvoelen waar de discussies
over gaan. Daarbij is de inzet van Nederland maximaal behoud van het aantal vergunningen
dat wij hebben. Maar ook daarvan kunt u zich mogelijk voorstellen dat dat wel een
taai debat is dat we daar voeren.
De race is nog niet helemaal gelopen; anders hadden we daarover donderdag meer duidelijkheid
gehad. Maar het is niet eenvoudig. Ik wil niet allerlei hoop en verwachtingen wekken
waar die ingewikkeld zijn. Er wordt hard onderhandeld. Er is gevraagd wat ik doe op
het moment dat er geen vergaderingen zijn. Nou, er zijn ongeveer elke dag wel contacten
met de Commissie, de lidstaten, het voorzitterschap, het hele scala van partijen die
hierbij betrokken zijn om te bepleiten dat dit soort keuzes op feiten wordt gebaseerd,
maar ook dat zo veel mogelijk vergunningen worden behouden en daarmee vissers en hun
gezinnen zekerheid wordt gegeven voor de komende jaren. Sta me toe dat ik niet heel
veel meer in detail treed dan nu, omdat het dan lastig wordt in de discussie die nog
loopt.
De heer Futselaar (SP):
Begrip daarvoor. Maar misschien over het proces. Kan de Minister iets zeggen over
een tijdshorizon? Ik begrijp dat dat ook heel moeilijk is, maar toch...
Minister Schouten:
Dat kan ik proberen, ware het niet dat ik het ook niet precies weet. Het ligt nu aan
het voorzitterschap, Oostenrijk, wanneer dat een nieuwe triloog in wil plannen en
aan hoe de Commissie daar in zit. Op dit moment hebben wij ook geen zekerheid over
een nieuwe datum voor de triloog. Een van uw leden vroeg of het mogelijk is dat de
hele verordening van tafel gaat. Tot nu toe is alles mogelijk, want er is nog niets
besloten. In dit stadium ligt dit soort zaken gewoon nog open. Ik kan daar dus werkelijk
niets met zekerheid over zeggen. Morgen is er wel een Coreper, een ambtelijke commissie
waarin wordt vastgesteld wat het mandaat is voor de voorzitter in de discussies. In
die zin was het een bijzondere volgorde der dingen dat er al een stuk vanuit het voorzitterschap
in de triloog werd neergelegd, zonder dat daaraan een Coreper vooraf was gegaan. Dat
Coreper gaat morgen plaatsvinden. Daarna zal het voorzitterschap, dus Oostenrijk,
met het Europees Parlement en de Commissie gaan kijken naar een nieuwe datum. Maar
nogmaals: wanneer dat is, is mij nog niet bekend.
De heer Geurts vroeg of het mogelijk is de verordening weg te stemmen. Totdat er een
besluit is genomen ligt alles open. Ik zag wel dat het voorzitterschap nu wel geprobeerd
heeft vaart te zetten achter deze ronde. Maar omdat er geen overeenstemming is bereikt,
kan ik ook niet goed inschatten hoe gemotiveerd de voorzitter nu nog is om daarin
snelheid te betrachten. Maar dat wacht ik af. Wordt de mp ook ingezet? Ook daar kan
ik niet in detail op ingaan, maar hij voert – laat ik het zo zeggen – hier en daar
weleens gesprekken.
Zowel de heer Weverling als de heer Futselaar heeft gevraagd of ik nog enige hoop
heb. Ik heb al aangegeven dat we nog heel hard aan het werk zijn. We proberen alle
wegen die er zijn te bewandelen om hier een goede uitkomst uit te laten komen, maar
ik wil ook wel realistisch zijn. We komen uit een achterstandspositie. De meesten
hier hebben weleens onderhandeld en weten dus dat als je vanuit een achterstandspositie
moet beginnen, je net wat meer stappen hebt te zetten dan de rest om op niveau te
komen. Dat betekent dat het dus een heel ingewikkelde exercitie is. Dat kan ik helaas
niet anders stellen.
De heer Geurts vraagt of ik de sociale en economische gevolgen in beeld heb. Ik heb
de Kamer hierover al eerder geïnformeerd. Een totaalverbod van de pulsvisserij zou
de visserijomzet met honderden miljoenen doen dalen, en zou 500 à 600 arbeidsplaatsen
kosten. Dat is een aanzienlijke hoeveelheid. Waar de grootste impact zal neerslaan,
is lokaal. Maar dat het impact zal hebben, is helaas wel het geval. Dit is ongeveer
het maximale wat ik kan vertellen over de hele pulsdiscussie zoals die nu loopt.
Dan kom ik toe aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). De heer Geurts stelde
een vraag over minder ontkoppeling en wilde weten wat ik daarvan vind. Nederland is
nog steeds voorstander van afbouw van gekoppelde steun. Dat is niet zozeer omdat het
een hele ideologische discussie is, maar veel meer omdat je ziet dat het in de praktijk
tot verstoringen kan leiden, die vervolgens weer allerlei negatieve bijeffecten hebben,
zoals een verlaging van de prijs. Als je gekoppelde steun krijgt, krijg je veel productie,
waardoor de prijs op de markt ook weer omlaag zal gaan, waardoor het niet per se hoeft
bij te dragen aan het inkomen van de boeren. Er zitten dus nogal wat bijeffecten aan.
Wij blijven dan ook geen voorstander van gekoppelde steun. Het klopt dat er redelijk
wat lidstaten zijn die die koppeling wel heel graag willen hebben. U kunt zich van
Oost-Europese landen voorstellen dat die daar een groot voorstander van zijn. Ik heb
al aangegeven wat het in Europa in totaal kan betekenen, wat niet altijd heel gunstig
hoeft te zijn voor onze boeren, integendeel. Wij zullen blijven bepleiten om dat niet
te doen. Als het het in de eindronde wel haalt, geldt dat ook voor Nederland, maar
dat is niet waar wij op inzetten.
De heer Geurts vroeg ook wanneer het concept van de algemene oriëntatie naar de Kamer
komt. Dat concept is er voorlopig nog niet, en het is lastig te voorspellen wanneer
het er wel is. De Commissie heeft inderdaad aangegeven snel te willen gaan. Maar het
lijkt me niet heel realistisch om aan te nemen dat het nu heel snel gaat, want er
zijn altijd wensen en realiteiten. Er zijn altijd wensen en er is de realiteit. Het
gaat ook nog eens om een aantal zaken van groot belang. Je gaat dus niet zomaar op
een achternamiddag even wat keuzes maken. U weet ook dat wij een discussie voeren
over het GLB. Tegelijkertijd is er een discussie over geld gaande op een andere tafel.
Zolang die discussie niet beslecht is, zullen hier geen nadere keuzes gemaakt worden.
Het hangt dus met elkaar samen. Ik zou nog niet durven voorspellen wanneer dat allemaal
wel kan.
De heer Geurts vraagt of de verordening van oneerlijke handelspraktijken ook gaat
tellen voor de sierteelt. Dat staat nu in het mandaat voor de trilogen dat de Raad
heeft vastgesteld. Dat is er dus in opgenomen.
De heer Geurts vraagt ook of de positie van de Raad ten aanzien van de compromistekst
nog kan veranderen. In verband met het mandaat van de Raad moeten we afwachten wat
er straks uit de triloog komt. Daar zal de Raad zich dan weer over buigen. De Raad
heeft hier natuurlijk nog wel een keuze in, maar het is wel zo dat je in het traject
daarvoor zo veel mogelijk probeert om al te realiseren wat je wel en niet acceptabel
vindt.
Ik pak nu toch de vragen over de oneerlijke handelspraktijken mee. Dan ga ik zo weer
terug naar het GLB. De heer Weverling vraagt of we de positie van de boeren en de
tuinders beter kunnen beschermen. Hij wijst ook op de verruiming die er lijkt te gaan
komen. De heer Geurts leek dit enigszins vanuit de andere kant aan te vliegen. Wat
doen we hieraan? Ik heb in het vorige AO over de Landbouwraad al aangegeven dat wij
wat mij betreft de verruiming op het punt van de omvang van de bedrijven niet willen.
Dat is echt op de bedrijven gericht die daadwerkelijk een slechtere positie hebben,
al was het maar vanwege de omvang en de manier waarop zij bijvoorbeeld zelf juridisch
advies en dergelijke kunnen organiseren. Het Europees Parlement wil de richtlijn inderdaad
toepassen op alle bedrijven en niet alleen op de mkb-leveranciers versus de niet-mkb-afnemers.
Maar ik blijf gewoon bij het punt dat ik zelf heb aangegeven, ook al in het vorige
AO, namelijk dat de verruiming wat ons betreft niet plaatsvindt.
De heer Weverling vraagt of ik vind dat er eerlijke voorwaarden en een gelijk speelveld
zouden moeten zijn voor de concurrentie. Het antwoord is ja.
Dan ga ik terug naar het GLB. De heer Futselaar had een vraag over de maximumsteun.
Dit punt hebben we natuurlijk al een aantal keer aan de orde gehad. Ik heb al omstandig
uitgelegd wat het standpunt van Nederland is. Of dat ook de uitkomst zal zijn, staat
niet vast. Daar wordt nu over onderhandeld tussen het EP en de Commissie. Het maximum
is daar ook een punt van. De heer Futselaar deed het voorkomen alsof dat al beklonken
was, maar dat is niet zo. Dit is dus een punt van discussie. Er zijn heel veel punten
van discussie en wij zetten in op een verplichte aftopping. Die zou wat ons betreft
in heel Europa moeten gelden.
Dat geldt ook voor de vraag van de heer Weverling over de milieueisen in het GLB.
Ik probeer een beetje te zoeken waar hij op hintte. Hij zei dat daar nu een soort
vrijwilligheid op wordt toegepast. Wij hebben straks natuurlijk wel de nationale strategische
plannen waarin wij zelf invulling kunnen geven aan de realisatie van de doelen in
ons eigen land. Daar wordt natuurlijk wel op toegezien door de Commissie. Zij bekijkt
of we daadwerkelijk doen wat we hebben afgesproken. De Commissie moet het geheel in
de gaten houden, ook hoe het in andere lidstaten gaat. Maar het is wel zo dat het
krachtenveld tussen Noordwest-Europa versus de rest niet heel gunstig is, dus ook
daar vindt er wel weer discussie plaats. Het is dus niet zo dat Nederland een ander
standpunt inneemt.
De heer Weverling vraagt in het algemeen naar het GLB. De GLB-trein raast voort, zegt
hij. Zijn de voorstellen in een later stadium nog fundamenteel te wijzigen? Onze inzet
hebben we vrij uitvoerig beschreven in een BNC-fiche. Daar houden we ook aan vast.
De voorstellen zijn later nog fundamenteel te veranderen in de onderhandelingen, maar
wij zijn uiteraard niet de enige partij daarin. De makke van een onderhandeling is
altijd dat je daar met heel veel partijen zit of in ieder geval met meer mensen dan
jezelf alleen. We krijgen straks natuurlijk ook de situatie dat als het niet allemaal
afgerond wordt met de huidige Commissie – ik heb aangegeven dat het mij wel reëel
lijkt dat het niet afgerond gaat worden – je volgend jaar weer met een nieuw EP en
een nieuwe Commissie zit. Er zitten dus nog wat onzekere factoren in hoe het gaat
verlopen.
De heer Weverling vraagt naar de plattelandsontwikkeling. Hij vraagt wat er gaat gebeuren
als niet alle lidstaten op één lijn zitten. Uiteindelijk moet er met 27 lidstaten,
het EP en de Commissie een compromis gevonden worden. Wij zullen zo veel mogelijk
van onze inzet proberen te realiseren. Zoals ik heb aangegeven, ben ik er geen voorstander
van dat het POP voor allerlei fancy dingen gebruikt kan gaan worden. Maar nogmaals,
het is een onderhandeling en er zitten veel partijen aan tafel die daar allemaal wat
van kunnen en zullen vinden. Ik heb aangegeven dat ik de Kamer periodiek informeer
over waar we staan en wat er gaande is. Ook hier zal ik u waar mogelijk daarover informeren.
De heer Futselaar heeft een bijzondere vraag over de brexitplannen van de Britten.
Hij verdiept zich ook overal in! Zo ken ik hem ook wel. Hij vraagt zich af of het
punt van de adviseurs iets van het nieuwe GLB is. We hebben in het vorige debat al
aangegeven dat we inzetten op de private bedrijfsadviessystemen die we nu ook hanteren.
Ik ken het Britse idee niet in detail, moet ik zeggen. De heer Futselaar heeft het
net wat beter bestudeerd dan ik, zo blijkt maar weer. Hij wil de buren goed kennen.
Ik kan wel even kijken wat daarin zit, maar het zou net iets te veel zijn als ik nu
de voor- en nadelen uitleg, want ik ken het niet goed genoeg.
De heer Futselaar (SP):
Ik vind niet dat ik van de Minister van Landbouw moet vragen om het Britse landbouwstelsel
te verdedigen. Als de Minister daar een mening over had, had ik die graag gehoord.
Maar laten we het niet moeilijker maken dan het is.
Minister Schouten:
U bent aardig voor mij vandaag. Dank u.
Dan komen we nog op wat overige punten rond visserij. De heer Geurts had een vraag
gesteld over schol, over de aanlandplicht. Er is maar een uitzondering voor één jaar.
In de regionale groepen is er akkoord gegeven voor de discard plannen voor de zomer
2019. Die zijn beoordeeld door de Commissie. Van de plannen die we in de regionale
groepen hebben ontwikkeld en die aan de Commissie zijn voorgelegd in de delegated
act, is er heel veel overgenomen. Voor schol hadden wij inderdaad verder willen gaan
dan de Commissie is gegaan. Gebaseerd op de hoge overleving heeft de Commissie maar
één jaar uitzondering gegeven. Zij is er namelijk niet van overtuigd dat schol bij
teruggooi echt een hoge overlevingskans heeft. Komend jaar gaan we het onderzoek daarnaar
voortzetten. Daar zijn we al mee bezig. Wij gaan de fully documented fisheries verder
implementeren, zoals we in de regionale groep hebben vastgesteld en aan de Commissie
voorgelegd. Maar er is wel voortgang nodig. We moeten echt kijken naar meer selectiviteit.
Uiteraard blijven wij ons inzetten voor een verlenging van deze uitzondering, maar
vooralsnog hebben we die voor één jaar gekregen. We blijven daarmee aan de slag.
De SP vraagt naar de brexit en de visserij. Komt het eigenlijk wel goed? Het is wel
erg stil op dit gebied. De onderhandelingen op dit punt bevinden zich in een impasse.
Op 19 maart is er een politiek deelakkoord over een overgangsperiode. Op 23 maart
volgt het richtsnoer voor de onderhandelingen. De inzet in deze onderhandelingen blijft
overeind, namelijk toegang tot de Britse wateren voor de visserij. Ik heb enige tijd
geleden zelf kort met de heer Barnier gesproken. Hij was in Nederland en hij was aanwezig
bij een overleg met een kabinetsmaldeel. Ik vroeg hem wat hij deed met betrekking
tot de visserij. Hij had dat heel goed op het netvlies. Hij is ooit zelf, zo vertelde
hij mij, Minister van Landbouw en Visserij geweest, dus hij kent ook het belang van
deze onderwerpen. Hij heeft ooit in Denemarken aangegeven – hij stond toen op een
kotter – dat hij heel goed in de gaten had wat de belangen waren van de visserij voor
de lidstaten en dat hij inzet zou plegen om de toegang tot de wateren te behouden.
Het is dus niet zo dat het bij hem niet op het netvlies staat en dat het geen prioriteit
heeft – de heer Barnier heeft mij dat bevestigd – maar wat de uitkomst zal zijn, is
ook hiervoor nog niet te voorspellen.
De heer Futselaar (SP):
Ik probeer voorzichtig te formuleren, want ik begrijp dat je, net als bij de pulsvisserij,
niet te veel moet porren in lopende onderhandelingen, maar is het niet mogelijk om
toch wat informatie te krijgen over de belangrijkste geschilpunten? Waar ligt de impasse
ongeveer? Ik begrijp dat de inzet van de Britten is dat zij de gehele controle over
hun eigen wateren willen, maar ik kan mij niet voorstellen dat daar niet wat complexere
discussies onder liggen; laat ik het zo zeggen.
Minister Schouten:
De impasse geldt natuurlijk iets breder en betreft niet alleen de visserij. U heeft
de laatste keer gezien dat Groot-Brittannië, mevrouw May, een plan op tafel had gelegd
dat in de Raad nou niet tot juichende reacties heeft geleid, om het zo maar te zeggen.
Maar het hele visserijdossier maakt uiteraard deel uit van de toekomstige relatie.
Eerst moeten we daarvoor überhaupt een akkoord over de uittreding bereiken. Het is
dus een soort stapsgewijze exercitie. Over het akkoord over de uittreding en hoe dat
er precies uit zou moeten zien is nu natuurlijk al een behoorlijke discussie gaande.
Het punt van de visserij an sich is niet echt rocketscience: de Britten willen gewoon
toegang tot hun eigen wateren en wij willen toegang tot de wateren. Dat is het speelveld,
maar in het grotere geheel van de hele brexitonderhandelingen is het natuurlijk zaak
om eerst duidelijk te hebben hoe de toekomstige relatie er nou eigenlijk uit gaat
zien. Dan pas kun je vaststellen wat dat betekent voor de visserij.
De heer Futselaar (SP):
Ja, ik begrijp dat. Wat me een beetje dwarszit... Nou, «dwarszit» is een groot woord.
Wat ik lastig vind aan deze discussie is dat die tweeledig is. Aan de ene kant is
er een onderhandeling over de brexit tussen de Europese Unie en Groot-Brittannië;
dat is helder. Maar in de praktijk is de vraag natuurlijk ook gewoon hoe wij als buurlanden
omgaan met een stuk zee waar wij gezamenlijke belangen in hebben. Dan komen toch ook
Nederland en een handvol andere Europese landen naar voren als onafhankelijke entiteit.
Wat speelt daar nou? Ik vind het heel lastig om daar geen grip op te hebben en alleen
te horen: het zit in het hele brexitproces en dat zit nou eenmaal hopeloos vast.
Minister Schouten:
Ik snap de behoefte aan informatie van de heer Futselaar. De Britten zeggen: wij willen
gewoon dat de toegang tot de wateren voor anderen ophoudt. Dat is natuurlijk hun idee.
Dan zeggen wij: oké, maar dan koppelen wij daar de markttoegang aan. Dat is de onderhandelings-catch
22 waar we in zitten. Dat is voor ons een heel harde koppeling en dat is gelukkig
niet alleen voor ons zo, maar dat is ook voor de collega-lidstaten zo, want die zien
ook dat als Groot-Brittannië allerlei eisen gaat stellen voor de toegang tot hun wateren,
dat aan de andere kant consequenties heeft voor de markttoegang. Dat is de situatie
en die is al een tijdje zo. Ik kan niet meer geven dan dit. Dat is nu de daadwerkelijke
stand van zaken.
De heer Futselaar (SP):
Ik neem daar genoegen mee, maar ik kan niet beloven dat dat oneindig zo blijft.
Minister Schouten:
Nee, maar ik wil ook daar de verwachtingen een beetje managen. Over het hele brexitdossier
gaan we natuurlijk nog een apart debat voeren, maar ik denk dat wij pas meer richting
de deadline meer duidelijkheid gaan krijgen. Dat zie je in dit soort processen heel
vaak gebeuren.
Dan kom ik bij mevrouw Ouwehand. Zij heeft een aantal vragen gesteld, waarvan eentje
over de hormoonverstorende stoffen. Zij vroeg of dat punt op de agenda van de SCoPAFF
staat. Dat weet ik niet, want de definitieve agenda van de SCoPAFF-vergadering is
nog niet beschikbaar, dus het staat nog niet vast of dit item daadwerkelijk op die
agenda staat. Maar het klopt wel dat er binnen Europa discussie wordt gevoerd over
de nadere invulling van de eerder vastgestelde criteria. De criteria zijn in december
al vastgesteld en nu kijken we naar de exacte invulling. Zoals eerder aan de Kamer
is aangegeven, wil ik dat de stoffen specifiek beoordeeld worden op hoe zij uitwerken
qua risico. Stoffen die specifiek zijn bedoeld om op bepaalde deelorganismen te werken,
beoordelen we op de risico's. Als het een verwaarloosbaar risico is – daar zijn normen
voor vastgesteld – en als het onder de norm blijft, mag de stof toegepast worden.
We kijken dus naar het risico dat optreedt en we zijn daar scherp op. Vanwege hun
specifieke werking passen deze stoffen dan ook weer binnen een duurzame bestrijding
van bepaalde schadelijke organismen, maar nogmaals, alleen als het risico verwaarloosbaar
is. Dat moet leidend zijn en dat moet ik ook kunnen staven met feiten, met onderzoek.
Dat zal de methode zijn die we gaan toepassen. De criteria zijn dus al eerder vastgesteld.
Dit gaat echt over de invulling. Als het in SCoPAFF aan de orde komt, zal ik dat aan
de Kamer laten weten, maar ik weet dat nu gewoon nog niet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is altijd vervelend, want de Kamer heeft niet altijd stukken over SCoPAFF. Ik
wil in elk geval voorkomen dat er namens Nederland besluitvorming plaatsvindt zonder
dat ik de gelegenheid heb gehad om de Kamer ervan te overtuigen dat we, nu we het
invullen, niet de lijn moeten volgen van de Europese Commissie, die spreekt over «verwaarloosbaar
risico». Het moet «verwaarloosbare blootstelling» zijn. Dat heeft het hoogste beschermingsniveau.
Ik kijk eventjes naar de griffier. Straks is het herfstreces. Volgens mijn informatie
is er een SCoPAFF-bijeenkomst op 23 of 24 oktober. Als dit op de agenda staat, moeten
we voor die tijd helderheid hebben over de Nederlandse inzet. Het zou mooi zijn als
de Minister kan zeggen: maximaal beschermingsniveau, dus de Nederlandse inzet wordt
«verwaarloosbare blootstelling» en niet «verwaarloosbaar risico». Dan zijn we klaar.
Zegt de Minister dat niet, dan wil ik een motie ingediend en in stemming gebracht
hebben voordat het eventueel gebeurt in SCoPAFF. Excuus voor deze gang van zaken,
maar zo gaat dat altijd.
Minister Schouten:
Volgens mij heb ik aangegeven wat onze positie is. We kijken namelijk naar verwaarloosbaar
risico. Mevrouw Ouwehand zegt terecht dat je het nooit weet met zo'n SCoPAFF. Er wordt
niet automatisch aan de Kamer gerapporteerd, maar in voorkomende gevallen heb ik de
Kamer altijd proactief geïnformeerd. In die zin hoop ik dat mevrouw Ouwehand enig
vertrouwen in mij heeft: ik ben helemaal niet van zins om iets achter te houden op
dit soort dossiers. Ik wil de Kamer juist maximaal informeren over wat er ook in de
SCoPAFF gebeurt, omdat daar soms inderdaad relevante besluiten worden genomen en ik
vind dat de Kamer daar ook wel wat van mag vinden. Maar mijn standpunt is bekend.
Dat heb ik hier net duidelijk gemaakt. Als de SCoPAFF er is en we weten de agenda,
kan ik ook aangeven wat er op de agenda staat. Dat vind ik op zich geen probleem,
maar er gaat nu geen ander standpunt komen vanuit Nederland, want dat standpunt is
al bekend.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, kunt u leven met deze uitleg?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vertrouw de Minister als zij zegt dat nog niet bekend is wat er precies op de agenda
van SCoPAFF staat en dat zij ons tijdig zal informeren, maar dan kan het nog steeds
zo zijn dat we als Kamer geen gelegenheid hebben om nog even van gedachten te wisselen,
want zo gaat dat vaak, dus nu is het moment. Ik heb deze vragen eerder gesteld in
het schriftelijk overleg over de vorige informele Landbouwraad. Toen heb ik ook gevraagd
hoe het kan dat Nederland nu deze positie kiest. Ik kan me voorstellen dat de Minister
dat nog even schriftelijk toelicht, want bij mijn weten heeft Nederland altijd gekozen
voor «verwaarloosbare blootstelling» en zitten we nu op het standpunt van «verwaarloosbaar
risico», de lijn van de Europese Commissie. Ik wil heel graag een verklaring en uiteindelijk
wil ik dus terug naar de «verwaarloosbare blootstelling», omdat dat het hoogste beschermingsniveau
geeft. Je moet met hormoonverstorende stoffen gewoon geen grappen uithalen. Het zijn
ernstige stoffen.
Minister Schouten:
Voorzitter. Omdat ze zo ernstig zijn, kijken we ook naar «risicogebaseerd». Dat is
ook de lijn van de Commissie. Maar het klopt dat ik nog een aantal vragen moet beantwoorden,
die zijn gesteld bij de informele Landbouwraad. Dan zal ik dit nog meenemen. Maar
nogmaals, mijn standpunt heb ik hier bekend gemaakt. Dat kan dus geen verrassing zijn.
Mevrouw Ouwehand stelde een vraag over ICCAT. Zij wil dat wij aandringen op onmiddellijke
maatregelen. Wij zijn van mening dat de inzet van de EU in de ICCAT-jaarvergadering
gericht moet zijn op een duurzaam meerjarig beheer van de tonijnbestanden. Dat moet
in ieder geval gebaseerd zijn op wetenschappelijk advies daarover. Tijdens de komende
L&V-Raad zal de Raad zoals gebruikelijk van gedachten wisselen over de EU-inzet. De
inzet van de Europese Commissie is op dit moment niet bekend, omdat de Commissie daar
nog geen voorstel voor heeft gedaan. Het wetenschappelijk comité van ICCAT is pas
vorige week bijeenkomen. Het advies van dat comité verschijnt pas deze of volgende
week. Dit advies zal dan weer leidend zijn voor de inzet van de Europese Commissie
en van Nederland. We moeten er in ieder geval voor zorgen dat kwetsbare bestanden
zich weer herstellen. Mocht er volgens het Wetenschappelijk Comité sprake zijn van
overbevissing van één van de ICCAT-bestanden, dan zal ik zoals gebruikelijk via de
Commissie inzetten op het stoppen daarvan. Maar we weten nog niet precies wat er in
het advies zal staan. Dus ook daar is het een beetje lastig om daarop vooruit te lopen.
Dan heb ik nog een paar diverse zaken. De heer Geurts vroeg wat de stand van zaken
is van de FAO-kandidaten en hoe Nederland daartegenover staat. Het is waar dat Frankrijk
een FAO-kandidaat naar voren heeft geschoven. Deze week wordt er op ambtelijk niveau
vanuit Nederland gesproken met deze kandidaat. Dat is ook het moment dat wij besluiten
om die kandidaat al dan niet te steunen. Maar we vonden het wel zo netjes om dat gesprek
even af te wachten en dan de keuze te maken, waarbij Nederland wel heeft aangegeven
dat we er voorstander van zijn dat er één kandidaat vanuit Europa zal komen.
De heer Geurts vroeg in het kader van de droogte naar de stand van zaken rond de derogatie.
De nationale regeling op basis daarvan is net gepubliceerd.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Geurts.
De heer Geurts (CDA):
Het is mooi dat ik een antwoord krijg op een niet gestelde vraag, of ik ben niet duidelijk
genoeg geweest. Eind augustus zou Nederland haar bevindingen over wat er in Nederland
allemaal was gebeurd et cetera aan de Europese Commissie moeten aanbieden. In een
vorig overleg heeft de Minister toegezegd om dat naar de Kamer te sturen. Of ik ben
abuis, maar ik heb dat niet gezien. Ik ben nieuwsgierig of dat al is aangeboden aan
Brussel.
Minister Schouten:
Excuus. Die bevindingen hebben we uiteraard in augustus aangeboden, want dat was nodig
voor de Commissie om tot de regeling te kunnen komen. Die wilde dat soort informatie
hebben van de lidstaten. We hebben dat dus aangeboden. Dat kunnen wij sturen. Maar
dat is dus ook daadwerkelijk aangeboden in augustus.
De heer Geurts (CDA):
Dank aan de Minister dat de toezegging daarmee gestand wordt gedaan.
Minister Schouten:
Oké. Excuus dat we dat niet zo begrepen hebben.
Dan de Afrikaanse varkenspest. We hebben daar volgende week een debat over met uw
Kamer, als ik het goed heb begrepen. Ik weet dat er intensief gesproken wordt over
het zo snel mogelijk plannen van een debat over de Afrikaanse varkenspest. Het is
ook ons streven om dat zo snel mogelijk te doen plaatsvinden, want het is goed om
daarover te spreken. Daarvoor krijgt uw Kamer nog een brief met allerlei echt laatste
ontwikkelingen en dergelijke. Dan lijkt mij het moment dat we daar met elkaar over
spreken en in de brief zaken stap voor stap kunnen toezeggen. Maar het klopt dat een
aantal zaken, zoals de informatievoorziening, al loopt. Dat is in onze optiek belangrijk
om te doen, omdat menselijk handelen nog steeds het grootste risico is voor het intreden
van de Afrikaanse varkenspest. Wordt de Kamer op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen?
Ja. Als er echt ontwikkelingen zijn, zullen wij uw Kamer uiteraard meteen informeren.
Maar er komt dus een brief naar uw Kamer. Ook de beantwoording van de gestelde vragen
zal daarin worden meegenomen.
Mevrouw Ouwehand heeft gezien dat ik met een aantal collega's heb gesproken en marge
van de G20, waaronder Australië, Japan en Argentinië. We hebben de kangoeroes aangekaart
bij de Australische collega. Hij gaf hetzelfde antwoord wat ik elke keer doorgeef
aan mevrouw Ouwehand: hij herbevestigde dat het om incidenten ging, waarop zijzelf
ook alert zijn. Ook de walvisvaart is besproken. Daar begon Japan zelf over, en ook
over onze inzet in de IWC. Daarvan is bekend hoe de discussie is verlopen en welke
positie Nederland en de andere lidstaten daar hebben ingenomen.
De handel in ivoor. Het rapport zou inderdaad half september beschikbaar zijn, maar
ik heb zelf nog niets vernomen. Ik zal er nog even druk op zetten. Mogelijk is het
er en hebben wij het nog niet gezien. Maar als het er is, zal ik het uiteraard aan
de Kamer toesturen. Ik kom toe aan de vraag over het Roemeense parlement. Er zijn
overzichten van subsidies en welke Nederlandse bedrijven daarbij betrokken zijn. Zijn
die subsidies ook voor nertshouders? Hopelijk vergeeft u het mij, maar ik heb dat
niet allemaal nu paraat. Het gaat om Europese regelingen. Dan ben ik niet degene die
u die overzichten moet doen toekomen. Dat is natuurlijk ook iets wat het Europees
Parlement aan de Commissie kan vragen. Ik heb daar niet exact zicht of grip op. Dat
vereist een net even andere rolverdeling tussen de partijen. Er zijn wel een aantal
grote investeerders uit de Verenigde Arabische Emiraten en andere Golfstaten die in
Midden-Europa landbouwbedrijven hebben gekocht. Deze bedrijven kunnen dan ook subsidies
uit het GLB krijgen. Ik heb geen compleet beeld en ik zou mevrouw Ouwehand willen
adviseren om dit soort zaken op Europees niveau aan te kaarten, want daar worden dit
soort subsidies verstrekt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Deels eens en dat doen we ook, met onze zetel in het Europees Parlement en hopelijk
zijn dat er volgend jaar twee, want dan kunnen we meer van die dingen doen waarvan
de Minister ons adviseert ze in Europa te doen. Wij zien dat als een aanmoediging
om daar zetels te winnen. Maar we hebben nu een lopende discussie over het nieuwe
Europese landbouwbeleid. Het zou toch wel fijn zijn als we een beetje zicht kregen
op de regelingen waarvan we echt af moeten. Ik kan me voorstellen dat de Minister
dat niet paraat heeft en dat ze dat ook niet tot achter de komma wil uitzoeken. Maar
als ze de Kamer schriftelijk kan informeren, ook over haar inzet daarop, zou ik dat
toch wel prettig vinden. Nogmaals, de Minister hoeft dat niet tot achter de komma
en ook niet nu te beantwoorden, maar het lijkt mij dat wij de discussie over de herziening
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet goed kunnen voeren als we niet weten
welke perverse effecten er nu in zitten en dat we zeker weten dat we die eruit halen
bij het nieuwe beleid.
Minister Schouten:
Op het moment dat er een bedrijf in Europees verband actief is, doet dat bedrijf mee
met de GLB-subsidies. Het is niet zo dat wij zeggen: in een bepaald land investeren
mag niet en in een ander land wel. Het gaat er ook om welk bedrijf in Europa actief
is. Dat is key. Wat voor regelingen daarop effecten hebben? We hebben het net gehad
over de maximering van het plafond. Als je een heel groot bedrijf hebt en daar heel
veel steun voor gaat krijgen, dan kunnen daar dit soort effecten optreden. Maar ik
vind het heel ingewikkeld om nu zelf een analyse te gaan maken van hoe het allemaal
precies kan gaan uitwerken op individueel niveau bij een bepaalde investeerder in
een bepaald land. Dat is bijna niet te doen maar nogmaals, ik heb de informatie ook
niet. Het is ook geen informatie die ik zomaar ergens vandaan kan trekken. Ik zou
dan, als ik mevrouw Ouwehand zou zijn, kijken wat je bij de Commissie kunt bereiken.
Uiteindelijk zijn dit gewoon politieke wegingen. Dat moet mevrouw Ouwehand zelf doen:
als ze denkt dat dit effect optreedt, wil ik dat dan ja of nee?
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u bent nog niet tevreden.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja en nee. Ik snap de Minister wel. We proberen zo goed mogelijk grip te krijgen op
de effecten van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het zal de Minister niet
verbazen dat een gewenst effect van de Partij voor de Dieren is dat we die landroof
daar stoppen. De Minister heeft een inzet in die Europese discussie. Zij is ook zeer
benieuwd naar het effect van het nieuwe beleid dat we gezamenlijk tot stand brengen.
Kan de Minister dan misschien toezeggen dat zij in haar beoordeling ook een oogje
zal houden op deze processen? Gaan we nou wel of niet die landroof ietsje moeilijker
maken en het liefst helemaal stoppen? Als zij er zicht op heeft, kan zij dat dan meenemen
in de discussie die loopt en in de informatie die ze naar de Kamer stuurt?
Minister Schouten:
De term «landroof» vind ik enige politieke duiding hebben. Laat ik het maar zo zeggen.
Maar dit is natuurlijk ook echt wel iets wat bij een lidstaat ligt. Ik ga niet over
de manier waarop Roemenië precies met zijn land omgaat. Als Roemenië straks iets vindt
van de manier waarop wij met onze grond omgaan, dan zou ik daar ook wat van vinden.
Als mevrouw Ouwehand dit allemaal wil onderzoeken, dan wens ik haar in dat opzicht
de steun van andere vertegenwoordigers in bepaalde lidstaten toe. Ik vind dat het
ook echt niet mijn bevoegdheid is om dat te doen. Ik zou het ook heel hinderlijk vinden
als, omgekeerd, allerlei landen iets zouden vinden van de manier waarop wij met onze
grond omgaan. Dit vind ik dus een discussie die mevrouw Ouwehand dan via haar vertegenwoordigers
in het Roemeense parlement zou moeten voeren. Het wordt een hele Europese partij.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Schouten:
Voorzitter. Ik heb de brief over de droogte nog heel even nagekeken. Het gaat om de
gegevens die aan de Europese Commissie zijn verstrekt. In de geannoteerde agenda voor
de Landbouwraad is informatie opgenomen over wat wij aan Brussel hebben gestuurd.
Naar ik heb begrepen, is de Kamer dus daarin geïnformeerd over wat wij hebben aangeleverd.
Dat was een brief van 13 september.
Voorzitter. Ik denk dat ik nu door al mijn vragen heen ben.
De voorzitter:
Oké. Hartelijk dank, mevrouw de Minister. Ik zie dat mevrouw Ouwehand nog behoefte
heeft aan een tweede termijn.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil alleen eventjes helder hebben hoe we het dan gaan doen met de inzet in SCoPAFF.
Ik heb schriftelijke vragen gesteld. Die worden nog beantwoord. We zien dat er in
elk geval een SCoPAFF is geagendeerd op 23 en 24 oktober. Ik denk dat we voor die
tijd de motie moeten indienen. Better safe than sorry! Dat hoeft dus niet voor de
aankomende Raad, maar dat moet wel voor het SCoPAFF. Dat betekent dus dat ofwel het
VSO dat ik al heb aangevraagd, voor het herfstreces wordt ingepland. En als die antwoorden
niet komen, dan moeten we hier een VAO over inplannen. Ik kijk even naar de griffier
wat het handigst is.
De voorzitter:
Ik kijk eventjes naar de Minister.
Minister Schouten:
Ik ga proberen een voorstel te doen. Misschien dat dat werkt. Ik moet nog een aantal
vragen van mevrouw Ouwehand beantwoorden. Ik kijk even wanneer wij de agenda voor
het SCoPAFF gaan doorspreken. Ik hoor van mijn ambtenaren dat dat ongeveer twee weken
van tevoren gebeurt. Dan zou ik bij de beantwoording van de vragen die er nog liggen,
de agenda en mijn appreciatie daarvan kunnen meenemen. Dan heeft mevrouw Ouwehand
die informatie. Komen we dan uit qua tijd? Volgens mij zit er nog een herfstreces
tussen nu en 23 oktober.
De voorzitter:
Waar het om gaat, is dat mevrouw Ouwehand voor het herfstreces, dus voor volgende
week donderdag, een VAO zou willen hebben. Het gaat er dus even om wanneer de beantwoording
van de vragen er is.
Minister Schouten:
Ik zit even te kijken of het werkt via die vragen. Ik snap het punt van mevrouw Ouwehand.
Het is echter aan haar om uiteindelijk die afweging te maken. Wat ik kan doen, is
die vragen beantwoorden. Ik ga ze sowieso beantwoorden. Alleen, als ik een agenda
heb, kan ik ze daarin meenemen. Ik zeg toe dat ik de vragen voor volgende week donderdag
beantwoord, want dat is het laatste moment waarop er een VSO kan plaatsvinden. Als
ik die informatie heb, dan probeer ik daar de agenda in mee te nemen. Mocht dat niet
lukken, dan meld ik in die brief dat ik de agenda niet heb. Ik kan geen ijzer met
handen breken. Mevrouw Ouwehand zal dus uiterlijk volgende week dinsdag of woensdag
de antwoorden krijgen.
De voorzitter:
Is dat naar tevredenheid, mevrouw Ouwehand?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het VSO over dat lopende schriftelijk overleg is al aangevraagd. Als uit de stukken
blijkt dat we dat echt voor het herfstreces moeten houden, dan doen we het voor het
herfstreces. En anders laten we het aan de voorzitter wanneer zij het inplant.
De voorzitter:
Helder. Ik denk dat we kunnen concluderen dat we hiermee zijn gekomen aan het einde
van dit AO over de Landbouw- en Visserijraad. We wensen de Minister volgende week
veel succes bij die Landbouw- en Visserijraad. Hartelijk dank voor uw komst naar de
Kamer.
Ik heb tot slot nog twee toezeggingen.
– In de beantwoording van het tweede deel van het schriftelijk overleg over de informele
Landbouw- en Visserijraad van september zal de Minister tevens ingaan op de positie
van Nederland ten aanzien van de nadere invulling van de reeds vastgestelde criteria
voor hormoonverstorende stoffen.
– De vragen worden uiterlijk 17 of 18 oktober beantwoord.
Over dat laatste hebben we het net gehad. Dat wordt hier dus nog even duidelijk gesteld.
Dank u wel, en iedereen een fijne avond.
Sluiting 17.56 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M.E. Haveman-Schüssel, griffier -
Mede ondertekenaar
F. van Oosten, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.