Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Nijboer over het bericht dat er ook bevingen bij zoutwinning kunnen ontstaan
Vragen van de leden Beckerman (SP) en Nijboer (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat er ook bevingen bij zoutwinning kunnen ontstaan (ingezonden 4 september 2018).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 12 oktober
2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat volgens het Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (KNMI) ook bevingen bij zoutwinning kunnen ontstaan?1
Antwoord 1
Ja. In mijn brief2 van 20 augustus 2018 naar aanleiding van vragen van de leden Moorlag en Nijboer (beiden
PvdA) heb ik u geïnformeerd over de beving die op 19 november 2017 ten oosten van
Groningen bij Winschoten is gemeten. Het KNMI heeft op 3 september 2018 zijn onderzoek3 naar aanleiding van de gemeten beving gepubliceerd.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de problemen bij zoutwinning ernstiger lijken dan eerder werd
aangenomen? Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 2
Nee, die mening deel ik niet. De waargenomen trilling heeft niet geleid tot problemen.
Wel ben ik van mening dat de recente incidenten in de zoutsector onderstrepen dat
er meer aandacht moet worden besteed aan de risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen
dan in het verleden het geval is geweest. In het recent verschenen rapport «Staat
van de sector Zout» heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) daarvoor aan mij,
aan de sector en aan zichzelf een aantal aanbevelingen gedaan. Ik mijn brief4 van 27 september 2018 heb ik aangegeven dat ik van plan ben om deze aanbevelingen
op te volgen.
Vraag 3
Gaat het bij de caverne uit het bericht (bij Winschoten) om een instabiele caverne,
waardoor er een kans is op een zinkgat?
Antwoord 3
Nee, de zoutcaverne bij Winschoten is geen instabiele caverne. Deze caverne is door
zijn cilindrische vorm stabiel. SodM ziet echter wel een risico voor deze zoutcaverne,
omdat de caverne zich relatief dicht bij de rand van de zoutkoepel bevindt. Naar de
huidige maatstaven zou deze caverne niet op deze plek aangelegd worden. Tegenwoordig
houdt AkzoNobel een veiligheidsmarge van 200 meter aan ten opzichte van de rand van
de zoutkoepel. Het is daarmee niet gezegd dat de caverne instabiel is, maar wel is
onduidelijk in hoeverre de wanden dik genoeg zijn om stabiliteit op de lange termijn
te kunnen waarborgen.
Omdat de caverne zich in de nabijheid van de bebouwde kom van Heiligerlee bevindt,
is er – als in de toekomst de caverne instabiel zou worden – kans op schade. Op dit
moment wordt de caverne periodiek gemonitord op veranderingen in vorm. Vanaf eind
september 2018 is er een uitgebreid akoestisch netwerk in werking getreden, waarmee
deze caverne, en ook de andere zoutcavernes in de buurt van Heiligerlee, continu in
de gaten worden gehouden. Het systeem zal vroegtijdig de signalen van instabiliteit
oppikken, zodat er voldoende tijd is om maatregelen te nemen.
Vraag 4
Wat gaat u doen met het advies van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) om in Veendam
geen nieuwe putten te boren en cavernes te maken?
Antwoord 4
In zijn advies van 13 juli 2018 heeft SodM geoordeeld dat de aanleg van de twee nieuwe
cavernes (VE5 en VE6) niet meer past binnen het nu geldende winningsplan. Het boren
en aanleggen van de nieuwe cavernes en de winning van zout uit deze putten kan wat
SodM betreft enkel nog op basis van een gewijzigd en goedgekeurd winningsplan worden
toegestaan.
Gelet op dit advies, heb ik Nedmag verzocht om uiterlijk 1 januari 2019 een gewijzigd
winningsplan in te dienen, zodat de besluitvorming op een voorliggende aanvraag voor
een omgevingsvergunning kan worden gecoördineerd met de instemmingsprocedure voor
het winningsplan. Zoals ik al eerder aan de Tweede Kamer heb bericht, kan met de aanleg
van de putten en cavernes niet worden ingestemd totdat voldoende duidelijk is dat
de aanleg van deze putten en cavernes op een veilige en milieuverantwoorde wijze kan
plaatsvinden.
Vraag 5
Hoe is het met de veiligheid van de Groningers daar waar sprake is van gestapelde
mijnbouw, zoals bij Veendam?
Antwoord 5
In mijn brief5 van 20 augustus 2018 ben ik ingegaan op de risico’s van gestapelde mijnbouw ten aanzien
van de bodemdaling. De onderzoekers van de TU Delft hebben laten zien dat in gebieden
met gestapelde mijnbouw de bodemdaling, de krommingen en de hellingen van de bodem
weliswaar groter zijn, maar dat dit geen directe schade heeft veroorzaakt.
SodM is zich op dit moment aan het beraden hoe de agenda van het onderzoek naar de
effecten van gestapelde mijnbouw vormgegeven zal worden.
Vraag 6
Zijn er schademeldingen in de omgeving van de zoutcaverne in Winschoten binnengekomen
bij de Technische Commissie Bodembeweging (TCBB) op of vlak na 19 november 2017? Zo
ja, hoeveel zijn dat er?
Antwoord 6
Er zijn tot op heden (2 oktober 2018) bij de Tcbb geen verzoeken voor schadeonderzoek
binnengekomen naar aanleiding van de op 19 november 2017 gemeten trilling.
Vraag 7 en 8
Deelt u de mening dat schade aan woningen veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten vergoed
moet worden, ongeacht of dit door Akzonobel, Nedmag of NAM is veroorzaakt?
Voorziet u problemen voor inwoners wanneer niet helemaal duidelijk is wie de beving
heeft veroorzaakt die schade tot gevolg heeft?
Antwoord 7 en 8
Ja, ik deel de mening dat schade veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten vergoed moet
worden. Mijnbouwbedrijven zijn conform de Mijnbouwwet aansprakelijk voor de schade
die zij veroorzaken. Hiervoor geldt de langst mogelijke termijn, namelijk dertig jaar.
Op grond van de Mijnbouwwet heeft een onderneming de zorg voor een goede uitvoering
van mijnbouwactiviteiten en dient de onderneming alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs
gevergd kunnen worden om schade te voorkomen. Mocht desondanks schade ontstaan, dan
is de exploitant van het mijnbouwwerk – ingevolge artikel 6:177 van het Burgerlijk
Wetboek – aansprakelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van het mijnbouwwerk
en dient de onderneming die schade te vergoeden.
Voor het aansprakelijk stellen is het van belang dat het oorzakelijk verband tussen
de schade, de bodemtrilling en de mijnbouw wordt vastgesteld. Indien in een bepaald
gebied door verschillende mijnbouwondernemingen verschillende mijnbouwactiviteiten
worden uitgeoefend, dan zal het causaal verband tussen de schade en de specifieke
mijnbouwactiviteit moeten worden vastgesteld.
Particulieren die menen schade te hebben kunnen, nadat deze claim is afgewezen door
het desbetreffende mijnbouwbedrijf, een beroep doen op de Tcbb. Deze zal na een onderzoek
ter plaatse een uitspraak doen over het eventuele causale verband tussen de schade
en de mijnbouw. De Tcbb zal ook het schadebedrag bepalen. Uitspraken van de Tcbb worden
doorgaans door de mijnbouwbedrijven opgevolgd. Indien de uitspraak van de Tcbb niet
opgevolgd wordt door het mijnbouwbedrijf dan kan de particulier, voorzien met het
rapport van de Tcbb, naar de rechter stappen.
Op dit moment is het niet met zekerheid vast te stellen wat de oorzaak is van deze
lichte trillingen. De KNMI heeft in haar rapport6 geconcludeerd dat de trillingen boven het gasveld aldaar hebben plaatsgevonden en
daarmee niet aan de gaswinning te relateren zijn. SodM heeft AkzoNobel de opdracht
gegeven om bij Heiligerlee net zoals in Twente een akoestisch monitoringsnetwerk aan
te leggen waarmee eventuele toekomstige trillingen beter te detecteren, lokaliseren
en te interpreteren zijn. Het netwerk is inmiddels geïnstalleerd en operationeel.
Vraag 9
Wordt het, gezien de ellende waarin de Groningers zich al bevinden, geen tijd om de
zoutwinning af te bouwen?
Antwoord 9
Ik sta de zoutwinning toe zolang dit veilig en verantwoord kan. SodM heeft op 5 september
2018 tijdens de technische briefing in uw Kamer aangegeven dat ook in de toekomst
zoutwinning in Nederland op een veilige wijze doorgang kan vinden, mits de juiste
risicobeheersmaatregelen in acht worden genomen. De toezichthouder heeft hiertoe in
de «Staat van de sector zout» een aantal aanbevelingen opgenomen. Ik heb in mijn reactie
op het rapport 7 aangegeven hoe ik deze aanbevelingen zal opvolgen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.