Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 20 september 2018, over de AVVN
26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties
Nr. 178 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 17 oktober 2018
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 20 september 2018 overleg gevoerd met
de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 juli 2018 inzake inzet van
het Koninkrijk der Nederlanden voor de 73ste zitting van de Algemene Vergadering van
de VN (Kamerstuk 26 150, nr. 171);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 september 2018 inzake nadere
informatie over de uitvoering van de motie van het lid Van der Staaij c.s. over stelling
nemen tegen lidstaten in VN-organisaties die disproportioneel agenderen tegen Israël
(Kamerstuk 34 775, nr. 44) en uitvoering van de motie van het lid Kuzu over het behoud van de tweestatenoplossing
(Kamerstuk 23 432, nr. 460
) (Kamerstuk 23 432, nr. 471).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Pia Dijkstra
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Sjoerdsma
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bisschop, Van Helvert, Karabulut, Koopmans,
Van Ojik, Ploumen, De Roon en Sjoerdsma,
en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 13.30 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom bij dit algemeen overleg ter voorbereiding van de 73ste Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties. Op de agenda staat een brief van de regering,
ingekomen op 6 juli 2018. Bij ons zijn zowel de Minister van Buitenlandse Zaken als
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben zes
woordvoerders, inclusief mijzelf. Ik zou willen voorstellen dat wij een spreektijd
hanteren van vijf minuten. Ik ga het aantal interrupties niet beperken, maar als ik
merk dat bepaalde leden erg veel interrumperen, zal ik wel beperkingen opleggen.
Dan gaan we beginnen. Ik geef de heer De Roon van de PVV het woord.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik meld even dat ik zelf om 13.45 uur een andere vergadering moet voorzitten.
Dan weet iedereen dat ik na 13.45 uur hier vertrek. Ik zal mijn inbreng een beetje
staccato geven. Ik heb vijf punten waar ik het over wil hebben.
Het eerste punt is de VNVR-resolutie 2166 die oproept tot medewerking aan het MH17-onderzoek.
De regering roept er uiteraard toe op om daaraan te blijven meewerken, maar staan
er nog maatregelen en middelen open in het geval landen niet meewerken aan die resolutie?
Kunnen er dan nog aanvullende resoluties of strafmaatregelen binnen de VN worden voorgesteld
of zijn er misschien nog andere routes die gevolgd zouden kunnen worden om er toch
nog wat meer druk op te zetten?
Dan punt 2. Dat gaat over de bewijzenbank voor Syrië. Nederland is daar de aanjager
van geweest. Nou rest bij mij wel de vraag: wat heeft die bewijzenbank tot nu toe
eigenlijk opgeleverd? Kunnen we daar iets meer over vernemen? Wat wordt er ingebracht
en aan wie wordt het aangeleverde bewijs verstrekt? Dat is mij namelijk ook niet helemaal
duidelijk. Wat mij ook niet duidelijk is, is welk bedrag onze regering nu precies
in 2019 nog wenst te besteden aan de bewijzenbank. Kan de Minister daar meer inzicht
in geven?
Dan wordt die bewijzenbank misschien ook nog wel weer van belang als het gaat om de
gewapende groepen die in Syrië bezig zijn geweest, en misschien nog zijn. Enkele van
die groepen die op enig moment door Nederland zijn gesteund, zijn ook betrokken geweest
– dat wordt althans beweerd – bij standrechtelijke executies, aanvallen op burgers
en nog meer van dat soort gruwelijkheden. En als dat allemaal waar is, dan is Nederland
niet alleen de aanjager geweest van de bewijzenbank, maar ook de aanjager van jihadisten
die voor de bewijzenbank in aanmerking zouden komen. Daarom heb ik de volgende concrete
vragen. Worden er ook bewijzen verzameld van mensenrechtenschendingen begaan door
Syrische gewapende oppositiegroepen? Zijn daar ook groepen bij die werden gesteund
door Nederland? Kan het Openbaar Ministerie deze bewijzenbank aanspreken om de bewijslast
tegen – wat ik noem – terugkeerjihadi's aan te vullen?
Dan kom ik bij het volgende punt: de vredesmissies. De regering heeft aandacht voor
de betrokkenheid van vrouwen en voor het onderwerp gender, maar de PVV vraagt ook
aandacht voor het ontwikkelen van een betere kwaliteit van VN-troepen die bij vredesmissies
betrokken zijn. We constateren vaak dat in de eerste rotatie nog een redelijk niveau
wordt aangeleverd, maar dat het daarna bij sommige landen kwalitatief wat wegzakt.
Mijn vraag hierover is: zou er niet toegewerkt kunnen en misschien ook moeten worden
naar een situatie waarin er een soort ondergrens gaat gelden voor het trainings- en
opleidingsniveau van militairen, de kwaliteit van materieel, enzovoorts, enzovoorts?
Zou de Minister dat ter sprake kunnen brengen?
Dan het vierde punt. Dat gaat over de hervormingen binnen de VN. Ik vind dat ook van
belang, omdat ook onze regering zelf zegt dat de groei van onvrije en repressieve
regimes zorgen baart en dat het aankaarten van mensenrechtenschendingen in multilateraal
verband er niet makkelijker op wordt. Ik denk dat dat terecht is. Maar ja, dan constateer
ik wel dat in allerlei VN-organisaties nogal wat landen zitten die niet aan de gewenste
normen voldoen. Ik noem maar even twee voorbeelden. Saudi-Arabië zit in de Mensenrechtenraad
en Iran zit in de VN-vrouwencommissie. Dan rijst toch de vraag: als we dat allemaal
blijven accepteren, wat kunnen we dan ook eigenlijk verwachten van de VN als het gaat
om het tegengaan van de activiteiten van repressieve regimes en mensenrechtenschendingen?
De PVV heeft daar vorig jaar ook al over gesproken met Minister Koenders. Hij zei
toen: die Mensenrechtenraad moet hervormd worden; Nederland zal concrete voorstellen
doen voor de manier waarop de landen worden gekozen en voor het oplossen van het gebrek
aan concurrentie daartussen. Mijn vraag is nu: wat is er eigenlijk van die toezegging
van Minister Koenders terechtgekomen? Welke voorstellen heeft Nederland gedaan en
hoe is dat geland bij andere lidstaten van de VN?
Voorzitter. Tot slot mijn vijfde punt. Ik heb gehoord dat Jordanië en marge van de
Algemene Vergadering een conferentie zal organiseren gericht op het bijeenbrengen
van geld voor de UNRWA. Dat betreft het gat dat in de UNRWA-begroting ontstaat doordat
de VS hun steun terugtrekken. Daar wil Jordanië dus een conferentie over houden en
marge van de AVVN. Ik vraag de Minister of hij daarvan weet. Klopt dat? Zal Nederland
daar dan ook deel aan nemen? Is de Minister of de Minister voor BuHa-OS daar wellicht
in persoon bij aanwezig? Ik zou natuurlijk ook graag horen dat hier al de toezegging
wordt gedaan dat Nederland geen extra geld belooft tijdens die conferentie en dat
Nederland daar zal uitdragen dat de rijke Golfstaten, als dat al moet, maar wat munten
in die pet van Jordanië moeten gooien om UNRWA te helpen.
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, heer De Roon. Dan is nu het woord aan de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Als plaatsvervanger van collega Van der Staaij leek het me
aardig om mijn bijdrage, de vier punten die ik aan de orde wil stellen, te koppelen
aan de vier kardinale deugden. Dat zijn de deugd van moed, de deugd van rechtvaardigheid,
de deugd van wijsheid en de deugd van matigheid. Als een soort kapstok voor mijn betoog
dus. Ik geloof dat de Minister van Buitenlandse Zaken al wil reageren, maar dat komt
later.
De voorzitter:
De Minister heeft geen interrupties. Dus vervolgt u uw betoog.
De heer Bisschop (SGP):
Houd de leiding strak in handen, voorzitter!
Allereerst de deugd van rechtvaardigheid. Dan gaat het over billijk en eerlijk handelen.
Daarbij wil ik het punt rondom Israël aan de orde stellen. Tijdens de vorige Algemene
Vergadering van de VN waren 21 van de 28 resoluties waarin landen veroordeeld werden,
gericht tegen Israël. Dat lijkt in ieder geval op z'n minst een nogal scheefgetrokken,
onbillijke, oneerlijke benadering. Eenzijdigheid brengt de vrede daar geen stap dichterbij.
De SGP waardeert de inzet van de regering om uitvoering te geven aan onze aangenomen
motie tegen het disproportioneel agenderen van Israël en de houding van dat land.
Goed dat Nederland af wil van agendapunt 7 en zich wil inzetten voor genuanceerdere
teksten. Goed dat Nederland zich soms van stemming onthoudt, maar een stapje verder
en soms ook gewoon tegenstemmen kan ook heel nuttig zijn en de deugd van de rechtvaardigheid
zeer bevorderden.
De volgende deugd is de deugd van moed.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van mevrouw Ploumen van de PvdA.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Hoe ziet de collega dan het vasthouden van minderjarigen in het kader van de deugd
van rechtvaardigheid? We hebben er al eerder over gesproken dat Israël dat doet. De
Minister heeft toegezegd dat hij eventueel samen met EU-partners wil kijken hoe die
zaken van die minderjarigen behandeld kunnen worden. Wil de collega daar eens op reflecteren,
want rechtvaardigheid geldt toch voor allen, en niet alleen maar voor degenen waar
men zich meer of minder bij thuis voelt?
De heer Bisschop (SGP):
Zeker. Dank voor deze vraag. Ik denk dat deze vraag ook feilloos blootlegt wat rechtvaardigheid
zou moeten inhouden. We kennen allemaal die filmpjes waarin we zien hoe van bepaalde
zijde zelfs kinderen worden opgejut om tegen soldaten van IDF op te treden en reacties
uit te lokken. Zo zit het ook met heel veel van die vastgezette kinderen. Ze zijn
vastgezet vanwege rebellie, het stoken van onrust. Ze zijn staande gehouden, ze zijn
gearresteerd. Dan is het eenzijdige verhaal: maar hoe ziet de heer Bisschop het dan,
dat die kinderen worden vastgezet? En dan moet ik zeggen: ja, daar hebben ze groot
gelijk in. U hoort mij dat niet zeggen, maar mijn verhaal is wel: laten we de twee
kanten van de zaak vooral in de gaten houden, en niet eenzijdig het effect voor ogen
houden en dat breed uitmeten. Laten we ook de aanleiding erbij betrekken. Dan kom
je tot een rechtvaardiger benadering. Dat is dan even afgezien van onze sympathie
– inderdaad – voor de Joodse staat, voor Israël. Maar wij zien ook de positie waarin
de Palestijnen verkeren. En wij zien ook dat het Palestijnse volk in hoge mate slachtoffer
is van haar eigen regering, van haar eigen, laat ik zeggen terreurorganisatie, want
dat is Hamas toch. Die nuances, die rechtvaardigheid, moeten we blijven betrachten.
Laten wij ons vanuit onze positie hoeden voor eenzijdigheid. Maar als er dan die eenzijdigheid
wordt ingebracht, dan heb ik wel de neiging om een beetje aan de andere kant van het
bootje te gaan hangen, om iets meer rechtvaardigheid in het geheel te krijgen.
De voorzitter:
Ik wilde even één waarschuwing geven. Ik heb de interrupties niet beperkt, maar dat
betekent wel dat ook de antwoorden zich wat meer zullen moeten beperken. Mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank aan de heer Bisschop voor zijn antwoord. Het geeft niks dat wij soms anders tegen
de zaken aankijken. Zo gaat het nou eenmaal in het leven. Maar ik vroeg hem hiernaar
omdat hij inderdaad het begrip «rechtvaardigheid» gebruikt. Dat zou voor mij een manier
kunnen zijn om elkaar wel te vinden en te proberen om ook in deze Kamer de stellingen
die altijd worden betrokken eens te verlaten en gewoon te kijken wat er nu feitelijk
gebeurt. Vinden we dat rechtvaardig en kunnen we daar iets aan doen? Dus hoewel de
heer Bisschop en ik misschien net met een andere blik kijken, heb ik toch het gevoel
dat we door het antwoord van de heer Bisschop wat nader tot elkaar gekomen zijn en
hoop ik ook dat we dat gaan zien, niet alleen in dit debat maar ook in komende debatten.
Want de polarisatie die wij hier soms tentoonspreiden, leidt op geen enkele manier
tot een oplossing daar.
De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze reactie. Die stel ik zeer op prijs. Ik denk ook dat de kwestie, voor
zover wij daar invloed op kunnen uitoefenen, erbij gebaat is als wij ook zoeken naar
datgene wat verbindt. En als dan de deugd van de rechtvaardigheid een verbindende
schakel kan zijn, waardoor de zaken van meerdere kanten tegen het licht worden gehouden
en belicht worden, denk ik dat dat de zaak het beste zou kunnen dienen, nogmaals voor
zover wij daar invloed op kunnen uitoefenen. Maar dat betekent dan wel dat het een
beweging is die tweezijdig is, om het zo te zeggen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dat zullen we doen, dank. Er is nog een interruptie.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut met een interruptie.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ook op dit punt. Rechtvaardigheid spreekt mij ook enorm aan. Wij hebben in Nederland
een democratische rechtsstaat, met wetten en regels waar iedereen zich aan dient te
houden en we willen ook de internationale rechtsorde bevorderen. In die zin is natuurlijk
de kern van het probleem ook dat er een illegale bezetting is, conform internationaal
recht. Op welke gronden zou de Minister resoluties moeten afwijzen? Is dat conform
internationaal recht, of kijkt de SGP daar anders tegenaan?
De heer Bisschop (SGP):
Illegale bezetting, daar heb je zo'n eenzijdig punt. Het spijt mij dat ik het met
mevrouw Karabulut daarover oneens moet zijn. Ik spreek over betwiste gebieden en het
illegale karakter daarvan. Om vervolgens de schuld daarvan volledig bij de staat Israël
te leggen? Ik zou mevrouw Karabulut willen aanraden om naar de geschiedenis van het
conflict te kijken en dan te beginnen in 1947 bij de tweestatenoplossing zoals die
door de VN is voorgesteld en vervolgens 1948 onder de loep te nemen en de jaren die
daarna volgden. Dan kun je volgens mij niet eenzijdig volhouden – we weten allemaal
hoe bepaalde resoluties in de Verenigde Naties tot stand komen – dat de verantwoordelijkheid
voor die hele situatie ligt bij de illegale bezetting van bepaalde gebieden door de
staat Israël. Ik hoop dat mevrouw Karabulut, ook appellerend op dat thema van de rechtvaardigheid,
ook daar bereid is nog eens de zaak kritisch tegen het licht te houden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Met alle respect en waardering, de heer Bisschop legt mij woorden in de mond die ik
niet heb gebruikt. De heer Bisschop geeft antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld.
Uiteraard, als u een tweestatenoplossing voorstaat, die sta ik ook voor en uiteraard
zal vrede in Israël en Palestina samen tot stand moeten komen of niet. Ik ben er ook
recent geweest en het is natuurlijk enorm triest. Mijn vraag aan de heer Bisschop
was, is en blijft: vindt u dat wij als Nederlandse Staat ons ook aan het internationaal
recht moeten houden, dat de criteria een afweging moeten zijn om resoluties al dan
niet te steunen? Erkent u dat, of zegt u: nee, als het gaat om deze kwestie, hanteert
de SGP andere normen?
De voorzitter:
De vraag is duidelijk. De heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Dan kom ik toch weer op dat punt van eenzijdigheid. Natuurlijk, in zijn algemeenheid,
kan het antwoord op deze vraag alleen maar ja zijn. Dat is duidelijk. Alleen, wat
je wel wilt, is weten hoe zo'n resolutie tot stand komt. Ik heb het net gesignaleerd.
Als in de vorige Algemene Vergadering 21 van de 28 resoluties... Beste mensen, maar
dan kunnen we toch niet meer met droge ogen volhouden dat dit evenwichtige en rechtvaardige
besluitvorming is? Dan is er één grote schurkenstaat ter wereld en dat is Israël.
Kom op zeg, de enige echte democratie in het Midden-Oosten, daar waar minderheden
nog het best beschermd zijn van alle landen in het Midden-Oosten. Dan zeg ik: jongens,
dan kun je niet serieus volhouden dat daar sprake is van een rechtvaardige benadering
van de hele kwestie. Voorzitter, dat is mijn reactie.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Bisschop (SGP):
We zullen ons best doen, voorzitter.
Het tweede punt gaat over moed. Dat is de tweede deugd, want die deugd van rechtvaardigheid
vraagt vaak moed en kracht. Het goede doen, ondanks de risico's of de heersende moraal.
Die kracht wens ik de regering en de VN als organisatie van harte toe. Organisatorische,
financiële en diplomatieke kracht om de VN te hervormen, waar ook in de tekst sprake
van is. Het vermogen om door te pakken en de efficiëntie en effectiviteit van vredesmissies
en humanitaire hulp wezenlijk te verbeteren. Maar ook de kracht om seksuele uitbuiting
en straffeloosheid te bestrijden. Inderdaad, zoals daar gezegd wordt, «no peace without
justice». Mijn concrete vraag: gaat de regering zich in New York expliciet sterk maken
voor programma's om gebroken rechtssystemen te herstellen ten bate van de veiligheid
en de vrijheid van kwetsbare mensen?
Voorzitter, de derde deugd is wijsheid, ook wel inzicht, verstand. Dan denk ik aan
de complexe agenda van de duurzame ontwikkelingsdoelen. Je hebt nogal wat inzicht
en verstand nodig om te zien hoe die SDG's met elkaar samenhangen en hoe hier effectief
beleid op te maken is. En het is dan ook heel goed dat de regering bijvoorbeeld het
zesde doel, rondom water, expliciet voor het voetlicht haalt. Maar wat is dan de concrete
inzet in New York? Wordt bijvoorbeeld ons poldermodel, waarbij overheden, bedrijven,
waterschappen en burgers samen besluiten nemen, expliciet gepromoot?
Dan kom ik aan de vierde deugd, de deugd van de matigheid, zelfbeheersing, ook wel
vertaald, in de internationale diplomatie onontbeerlijk. Deze deugd wens ik de regering
bijzonder toe in het contact met de Chinese overheid. Er is namelijk de nodige reden
tot zorg. Als we de berichtgeving op ons laten afkomen, dan is daar in de Chinese
Volksrepubliek een soort antichristelijke campagne gaande. Men sluit Chinese kerken,
men sluit voorgangers op, men laat de Bijbel verplicht hertalen, maar zodanig dat
het past in het verplichte politieke klimaat, men bespioneert gelovigen met de nieuwe
nieuwste technologieën. Voorzitter, dit zijn zeer zorgelijke ontwikkelingen en daarom
is de vraag die we hieraan willen koppelen, heeft Nederland de moed om in het kader
van de Algemene Vergadering deze gevoelige zaken helder en met fijngevoeligheid ter
tafel te brengen?
Voorzitter, ik dank u zeer. Voorzitter, ik dank u zeer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Ojik van GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag willen beginnen door te zeggen dat er de laatste
tijd heel veel goeds is gebeurd. Nederland zit nu negen maanden in de Veiligheidsraad.
Voor zover als ik het kan overzien, zijn die negen maanden goed besteed en is er een
aantal belangrijke initiatieven genomen, zoals de resolutie over honger als wapen,
het voortdurende werk voor de bewijzenbank Syrië, Libië en de resolutie over het aanpakken
van mensensmokkelaars. Ik denk dat het goed is om te zeggen dat we op dat soort punten
onze zetel goed hebben gebruikt. Ik ben benieuwd hoe dat verdergaat. Zoals met elk
spannend boek: ik wil weten hoe het afloopt. Wat staat er het laatste kwartaal nog
zo'n beetje op de agenda? Dat is mijn eerste vraag.
Ik wil heel kort even de Nederlandse prioriteiten langslopen, omdat die voor de AVVN
ongeveer hetzelfde zijn als voor ons optreden in de Veiligheidsraad, zo begrijp ik.
De eerste is conflictpreventie. Dé prioriteit, volgens de secretaris-generaal van
de VN onlangs. Niet een prioriteit, maar dé prioriteit. Ik zou bijna zeggen: wie kan
het daarmee oneens zijn? Voorkomen is beter dan genezen. Als je kunt voorkomen dat
er oorlogen uitbreken, is iedereen het daarmee eens. Maar tegelijkertijd blijft dat
altijd een lastig concept: preventief beleid, zoals het in brief staat. Wat is dat
nou eigenlijk precies? Early warning: wat is «early» en wat is de «warning»? En wat
is de kracht van een waarschuwing voor een situatie waarin er nog geen conflict is?
Het is allemaal heel goed en ik weet daar niet iets heel superintelligents over te
zeggen – dat stelt u teleur, voorzitter, zo zie ik aan uw gezicht – maar het blijft
problematisch. Ik zou dat willen voorliggen aan de hier aanwezige Ministers en hen
willen vragen om daar eens op te reflecteren; misschien niet nu, maar dan een andere
keer.
De tweede prioriteit: rechtsorde, mensenrechten en straffeloosheid. Nederland doet
op dat punt ontzettend veel. Ik noemde net al een paar voorbeelden. Er kan altijd
meer, maar ook bij specifieke landensituaties, zoals in Myanmar, Syrië en Jemen – dat
betrof een motie van mevrouw Karabulut, als ik me niet vergis – heb ik de indruk dat
we daar veel aan doen. Er komt wellicht weer een nieuwe resolutie – mevrouw Karabulut
gaat er vast ook nog naar vragen. Kan de Minister daar misschien iets over zeggen?
De derde prioriteit: modernisering vredesmissies. Dat begrijp ik ook heel goed. Mijn
vraag daarover gaat eigenlijk vooral over de Nederlandse positie en de Nederlandse
bijdrage. Er komt begin volgend jaar een ministeriële top over peacekeeping, om meer
en betere troepen, en capaciteit te genereren. Maar Nederland stopt in Mali. Dan gaan
er ongeveer 250 van onze VN-soldaten terug naar huis. Ik heb een sommetje gemaakt:
dan dragen we nog een stuk of 60/70 bij, verdeeld over heel veel verschillende missies.
Dat is niet veel. En voor een land dat modernisering van vredesmissies in VN-verband
voorstaat als een van de prioriteiten, is dat misschien wel heel weinig. Ik zou de
Minister willen vragen daarop te reageren.
Heel kort over de duurzame ontwikkelingsdoelen. Daar hebben collega's ook al over
gesproken. U weet dat wij als Kamerleden ooit gevraagd zijn om een SDG te adopteren.
U weet dat zeker, voorzitter. Ik ben toen zo moedig geweest om SDG 17 te adopteren.
Dat is een heel ingewikkelde, want daar staat heel veel in over handel, investeringen,
technologieoverdracht, partnerschappen, public-private en al die dingen. Dat is allemaal
niet zo concreet, maar er staat één heel concreet ding in: de 0,7% bnp-commitment
voor internationale ontwikkelingssamenwerking. Daar gaat mijn vraag over: bestaat
dat commitment nog? We hebben het er nog weinig over. Bestaat die koppeling nog tussen
onze OS-inspanning en het nationaal inkomen? Zo ja, hoe verhoudt die zich tot de Nederlandse
cijfers? En komen we ooit nog op die 0,7%?
Ik zie dat ik alweer aan het einde van mijn tijd ben. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan is het woord nu aan mevrouw Karabulut van de SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik wil de regering en beide Ministers danken voor hun inzet in de VN.
Binnenkort is de 73ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ik denk dat ik
het niet méér eens kan zijn met het kabinet: juist op dit moment, met alle grote spanningen,
de groeiende ongelijkheid en de conflicten, is het belangrijk om dat parlement van
de hele wereld, dat instituut, te versterken in plaats van te ondermijnen. Daar zal
de Minister ongetwijfeld ook zijn aandacht op vestigen.
Dat gezegd hebbende, wil ik aan de hand van de thema's en de prioriteiten van het
kabinet zelf, mijn inbreng bijna alleen maar richten op een vergeten oorlog: de oorlog
in Jemen. Ik zag laatst een plaatje op CNN, dat pijnlijk duidelijk maakte wat er allemaal
misgaat en welke internationale regels er in Jemen worden geschonden. Het was een
plaatje waarop je ziet waar bombardementen plaatsvinden, geleid door de Saudische
coalitie, en hoeveel burgerslachtoffers daarbij zijn gevallen. En dat niet alleen,
want ook de Amerikaanse bedrijven die deze wapens leveren aan de Saudische coalitie
staan eronder. Het gaat bijvoorbeeld over Sana, waar 155 mensen zijn omgekomen. In
Mastaba: 97 mensen omgekomen. Ondanks dat iedereen, de hele wereld, weet dat hier
oorlogsmisdaden worden gepleegd, is het geen geheim dat er toch wapens worden geleverd.
En dan ook nog eens aan een regime dat onderdrukt. Ik zou graag een reflectie willen
op hoe dit kan.
Voorzitter. De stand is dat er inmiddels – april 2018 – meer dan 17.000 luchtaanvallen
zijn uitgevoerd. 386 boerderijen zijn geraakt. 212 scholen. 183 medische voorzieningen.
Et cetera et cetera. Door de blokkade van de haven komt voedsel niet meer binnen.
Vandaag zei Save the Children: een hele generatie kinderen in Jemen dreigt te sterven.
Als we het hebben over honger als oorlogswapen, welke mogelijkheden ziet het kabinet
dan om hierop actie te ondernemen? Er is al 3,5 jaar sprake van een illegale blokkade.
Het is de grootste humanitaire crisis op aarde.
Voorzitter. Ik begon al over de Amerikaanse wapenleveranties. Vorige week was er even
positief nieuws, want Spanje zou stoppen met het leveren van wapens aan Saudi-Arabië.
Dat hebben ze onder grote druk weer ingetrokken. Duitsland had een wapenstop, maar
heeft onder grote druk nu besloten om toch weer wapens te leveren. Amerika is gewoon
topleverancier. Mijn vraag is: welke stappen kunnen we in VN-verband zetten? Want
dit is toch bijdragen aan oorlogsmisdaden? Welke sancties kunnen er komen? Graag een
reactie.
Voorzitter. Een onderzoekscommissie van de VN-Mensenrechtenraad, met een grote inspanning
van Nederland, heeft een verslag uitgebracht. Daarin staat dat alle partijen, en vooral
Saudi-Arabië, verantwoordelijk gehouden kunnen voor ernstige schendingen van het internationaal
recht. In dat rapport wordt ook een aantal aanbevelingen gedaan: geweld tegen burgers
moet direct stoppen, humanitaire hulp moet worden toegelaten en wapenhandel met de
strijdende partijen moet aan banden worden gelegd. Mijn vraag aan de Minister is:
op welke manier gaat hij zich inspannen om dit in de praktijk te brengen? Wat gaat
hij doen met de aanbevelingen uit dit rapport? Is hij bereid om zich in te zetten,
of daarin een voortrekkersrol te spelen, voor een nieuwe resolutie over dit punt over
Jemen in de Algemene Vergadering?
En inderdaad, Nederland zal zich ook sterk maken voor verlenging en versterking van
het mandaat van de onderzoekscommissie van de Mensenrechtenraad. Ook dat is belangrijk.
Kan de Minister dat bevestigen en wat is de stand op dat punt?
Voorzitter. Ik noemde het al even: honger/voedseltekort. Mijn vraag is: welke mogelijkheden
ziet de Minister – vooral die voor Ontwikkelingssamenwerking – om iets te doen aan
die nood? Want nogmaals, miljoenen mensen dreigen te sterven als die blokkade niet
wordt opgeheven. Ik wil er niet direct voor pleiten, maar zijn er mogelijkheden om
het voedsel op andere manieren bij de kinderen en de mensen te krijgen om een zo mogelijk
nog grotere ramp te voorkomen?
Als laatste punt, als het gaat om conflictpreventie; we zien allemaal de spanningen
tussen de Verenigde Staten en Iran. Er wordt over en weer dreigende taal gesproken.
President Trump, die zich eerder al terugtrok uit de nucleaire deal, houdt militair
optreden tegen Iran nadrukkelijk op tafel. Dit is een horrorscenario en ik zou graag
de Minister willen vragen om hierop te reageren in het kader van conflictpreventie.
Hoe te voorkomen dat hier een oorlog ontstaat?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan is nu het woord aan de heer Koopmans, die wij in
zijn nieuwe functie als buitenlandwoordvoerder voor de VVD uiteraard van harte welkom
heten.
De heer Koopmans (VVD):
Dank u wel, voorzitter, en dank voor uw warme woorden. Inderdaad, ik ben de nieuwe
buitenlandwoordvoerder van de VVD. Ik zal natuurlijk de lijn van mijn dierbare vriend
en geëerde voorganger Han ten Broeke met veel plezier voortzetten: het realistische
buitenlandbeleid. Dat betekent natuurlijk: niet het opgeheven vingertje en niet de
middelvinger, maar, waar het kan, de uitgestoken hand en, in dit geval, de mouwen
opstropen om dingen te doen, meer dan te schreeuwen.
In het kader van de transparantie moet ik misschien mijzelf ook nog een beetje meer
voorstellen dan anders. Ik was tot niet zo heel lang geleden ook in dienst van de
Verenigde Naties. Dat is wel het onderwerp van vandaag, dus ik dacht: dat moet ik
in ieder geval even eerlijk zeggen. Ik werkte aan diverse vredesonderhandelingen voor
de VN, onder meer voor Syrië.
Inhoudelijk gezien: wij complimenteren de regering met het op Nederlands initiatief
succesvol instellen van VN-sancties tegen mensenhandelaren. Compliment. Wij steunen
natuurlijk ook de regeringsprioriteiten van conflictpreventie, accountability, rule
of law en de modernisering van de vredesmissies. We vragen natuurlijk wat de resultaten
zijn. Ik heb een aantal specifieke vragen.
Wat is nu de voortgang inzake de internationale vervolging en berechting van ISIS-strijders
en MH17-daders? Wat kan Nederland in de Veiligheidsraad, zolang we er nog in zitten,
hier nog meer aan doen?
Dan op het punt van accountability en rule of law: in hoeverre kan dit worden meegenomen
als motiverende factor in het geven van de hulp die veel VN-organisaties geven aan
diverse VN-lidstaten waar het met de rechtsstaat niet zo goed gaat? Op veel plekken
zijn ziekenhuizen nodig en overal is behoefte aan scholen en wegen, maar zou het landen
niet extra motiveren als accountability en rule of law een factor is in die hulpverschaffing?
Dat heeft ook weer goede effecten op de controleerbaarheid van de inzet van deze hulp.
Een ander punt. In het kader van het VN-klimaatakkoord...
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut met een interruptie.
Mevrouw Karabulut (SP):
Interessant punt. Ik weet niet of ik de heer Koopmans helemaal goed begrijp. Bepleit
hij hier nu dat we hulp afhankelijk gaan maken van de politiek en het politieke oordeel
over een land? Zo ja, op welke wijze moeten we dan mensen die honger lijden en/of
sterven door conflict, helpen?
De heer Koopmans (VVD):
Mevrouw Karabulut begrijpt mij gedeeltelijk goed. De bedoeling is wel – en dat is
het laatste punt, waar mevrouw Karabulut mij misschien niet zo goed verstaat – dat
wij mensen die hulp nodig hebben via de VN, want daar hebben we het nu over, helpen.
De vraag is: hoe kunnen we ze nog meer helpen? Dan zeg ik, zegt de VVD: laten we kijken
waar we die hulp het meest effectief kunnen inzetten. Je kan hulp niet alleen maar
inzetten door ergens een hulppakket te geven, maar ook door te kijken hoe het hulppakket
het beste kan worden ingezet. Je hebt altijd een beperkt budget. Dus als jij de keuze
hebt om het aan de een of aan de ander te geven, moet je laten meewegen of degene
die het mogelijk krijgt of mag uitdelen, zich ook houdt aan bijvoorbeeld de rechten
van de mens, dat hij niet het ziekenhuis dat je net daar aan het bouwen bent, vervolgens
gaat bombarderen, want dan kan je misschien het ziekenhuis beter ergens anders neerzetten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik denk dat ik dat de heer Koopmans als VN-specialist niet hoef uit te leggen, maar
wanneer er hulp moet naar mensen, komt dat juist vanwege onderdrukking, vaak ook door
de eigen regering. Als de heer Koopmans het meent dat hij op zoek is naar hoe we mensen
nog meer zouden kunnen helpen, is het dan niet veel effectiever om te beginnen met
te voorkomen dat bommen in handen komen van de regimes die onderdrukken of van bondgenoten
die bombarderen in, ik noem maar wat, Jemen?
De heer Koopmans (VVD):
Misschien dat mevrouw Karabulut veel meer macht en invloed heeft dan ik, maar ik ben
niet in staat om de bommen uit de handen van sommige kwaadwillenden te halen. Wij
zijn in staat om onze hulp in te zetten daar waar het effect maximaal is. Als je een
keuze hebt om het effect van je hulp te maximeren, zou je daar voorwaarden aan kunnen
stellen. Als de desbetreffende regering het ziekenhuis dat je bouwt, bombardeert,
dan zet je het ziekenhuis ergens anders.
De voorzitter:
Ik zie dat u wat hebt losgemaakt, meneer Koopmans, want de heer Van Ojik zou u ook
graag interrumperen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien dat ik het beter kan begrijpen als de heer Koopmans een voorbeeld zou kunnen
geven, bijvoorbeeld van: de VN geeft nu hulp aan dit of dit land of in deze of deze
noodsituatie, en op het basis van het criterium-Koopmans zouden we dat eigenlijk beter
niet meer kunnen doen. Dat zou het misschien voor mij makkelijker maken om het te
begrijpen.
De voorzitter:
Nou, het criterium-Koopmans is binnen! De heer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Dat is veel te veel eer. Dit is al een heel bekend principe, dat ik hier niet voor
het eerst op tafel leg. Dit is een vaste lijn. Maar een voorbeeld is dat je ergens
een ziekenhuis neerzet; ik zeg het maar weer. Je kan het ziekenhuis neerzetten in
een oorlogsgebied waar de regering de burgerbevolking bombardeert. Dat kan. Dat is
ook heel menselijk, want je wil mensen helpen. Dat staat voorop. Dit is niet politisering
van humanitaire hulp – dat moet altijd losstaan – maar het versterken van humanitaire
hulp door te zeggen: ja, regering, wij kunnen het ziekenhuis daar niet helpen bouwen,
want het wordt gebombardeerd, dus hou eerst daarmee op.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dit is een misverstand. Dat voorbeeld van het ziekenhuis had ik net ook al gehoord,
dus dit is opnieuw hetzelfde voorbeeld. Ik bedoel – natuurlijk, zou ik bijna zeggen –
een concreet voorbeeld uit de praktijk van de VN, die de heer Koopmans misschien beter
kent dan velen van ons, waarvan hij zegt: ik vind dat we daar en daar, in die en die
situatie, dit of dit niet meer moeten doen. Dan begrijpen we beter wat het in de praktijk
betekent wat de heer Koopmans voorstelt. Dus niet een ziekenhuis of een school of
voedsel of medicijnen, maar: in dit land of in deze regio.
De voorzitter:
De vraag is duidelijk.
De heer Koopmans (VVD):
Het antwoord was hopelijk ook duidelijk. Dit is een principe dat geldt voor al die
gebieden. Ik kan u landen noemen, ik kan u plaatsen noemen, maar daar gaat het nu
niet om. Het gaat erom dat wij dat principe hanteren. Als we het nu hebben over de
Algemene Vergadering, waar de Ministers zich gaan uitspreken over het algemene beleid,
dan vraag ik in hoeverre dit principe kan worden gehanteerd voor al die gevallen.
Het gaat me nu even niet om dit ene dorpje en die ene groep. Het gaat mij om het totaalbeeld.
Dus ik wil het niet verkleinen. Ik wil het juist vergroten. Ik wil die hulp, waar
de heer Van Ojik en ook mevrouw Karabulut zich zo hard voor maken, waar ik ze voor
dank en waar ik ze in steun, juist zo effectief mogelijk maken. Dan wil ik het dus
niet verkleinen. Ik wil het vergroten.
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen wil het ook nog een keer proberen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Stelt u zich voor, je bent een meisje van 18 en je woont in Malakal, Zuid-Sudan, en
op 'n goeie dag word je huis overvallen. Of het de rebellen zijn of de regeringssoldaten,
je weet het niet. Wat je wel weet, is dat je ouders vermoord worden, dat jij verkracht
wordt, en dat er maar één plek is waar je naartoe kunt en dat is naar de Verenigde
Naties die daar een terrein hebben. En je bent niet de enige. Je bent daar met misschien
wel tienduizend anderen. Je staat allemaal tot aan de knieën in het water, want er
is geen goede afwatering. Dus je regering laat je in de steek. De rebellen, de mensen
uit je dorp laten je in de steek. En als ik de heer Koopmans goed begrijp, dan zou
je dus ook niet meer naar de VN toe kunnen, want die mag je geen hulp geven, want
je eigen leiders hebben je slecht behandeld.
Een tweede voorbeeld: je woont in Idlib. Als ik de heer Koopmans goed begrijp, zou
je dus ook niet meer naar de VN toe kunnen. Die mogen je geen hulp geven, omdat je
eigen leiders je slecht hebben behandeld. Een tweede voorbeeld...
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen, misschien uw vraag?
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ja. Je woont in Idlib. Je wordt straks met z'n allen – ik probeer het netjes te zeggen –
gewoon vermoord. De hele wereld kijkt al toe. En je wordt vermoord door je eigen president,
door president Assad. En dat zou dus betekenen, en ik mag toch echt hopen dat ik meneer
Koopmans verkeerd begrijp...
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen, uw vraag!
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dat zou dus betekenen dat de VN geen hulp meer kunnen geven. Zijn dit nu de voorbeelden
waar de heer Koopmans op doelt? En hoe haalt hij het dan vervolgens in zijn hoofd?
De heer Koopmans (VVD):
Mevrouw Ploumen heeft mij inderdaad verkeerd begrepen. Laat ik dan een voorbeeld noemen
dat iets dichterbij ons en wellicht ook haar huis ligt. Ik hoop dat zij me vergeeft
dat ik even terugga in de geschiedenis, en dan niet naar de VN maar naar Nederland.
Dichtbij Abyei, dat ligt op de grens tussen Sudan en Zuid-Sudan, is naar ik meen met
Nederlandse ontwikkelingshulp – maar vergeef mij als dat via de Europese Unie is gegaan –
wel drie tot vijf keer toe in Malakal dezelfde brug gebouwd, omdat die steeds weer
werd vernietigd. Die brug is heel belangrijk voor de mensen die daar wonen, absoluut.
En het is hartstikke mooi dat Nederland dat soort dingen doet. Maar als je dan weet
dat de regering, de rebellen of wie dan ook die brug steeds weer vernietigen, moet
je dan niet denken: zouden wij niet eerst even een afspraak kunnen maken of een voorwaarde
kunnen stellen voordat we die brug weer eens gaan herbouwen? Zouden we niet eerst
moeten proberen om daar het conflict op te lossen? Zouden wij niet tegen die mensen
moeten zeggen: het heeft geen zin om die brug weer op te bouwen als jullie die weer
gaan vernietigen? Ik denk dus dat als je inzet op het stellen van die voorwaarden,
je dan niet het verkeerde resultaat bereikt maar dat je juist meer resultaten hebt.
En dat was de bedoeling. Dus nee, het meisje in Malakal en de mensen in Idlib, waar
ook mevrouw Ploumen over zou willen praten, zouden er volgens mij bij gebaat zijn...
De voorzitter:
Rondt u af, meneer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
... als er voorwaarden aan die hulp zouden worden gesteld die worden geëffectueerd.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Heel kort. Was de wereld maar zo dat we tegen die terroristen in Zuid-Sudan zouden
kunnen zeggen: u mag die brug niet meer kapot bombarderen, want dan bouwen wij hem
niet meer op. Natuurlijk wordt er alles aan gedaan om te onderhandelen met lokale
en nationale leiders. Feit is dat dat niet helpt. En als dit het realistische buitenlandbeleid
van de VVD is, dan wens ik de heer Koopmans heel veel succes. Hij laat niet alleen
mensen in de steek, maar het is ook een beleid dat de positie van Nederland totaal
ondermijnt, want het is op deze manier volstrekt ineffectief.
De heer Koopmans (VVD):
Zeker. Nu het omgekeerde. Als jij je hulp op een bepaalde manier kunt inzetten, als
je niet alleen daadwerkelijk hulp geeft door bijvoorbeeld die brug te bouwen maar
je daarmee ook een instrument hebt om tegen een regering of een andere strijdende
partij te zeggen dat wij die hulp gaan bieden, dat dat goed is voor het gebied en
voor de bevolking, maar dat ze dan wel moeten meehelpen om dat conflict te beëindigen,
dan vergroot je dus de hulp. Ik denk dat dat een hele belangrijke bijdrage is. En
daar kunnen de VN aan bijdragen. Ik hoop dat de Ministers dat dus ook tot inzet van
beleid willen maken.
De voorzitter:
De heer Koopmans vervolgt zijn betoog.
De heer Koopmans (VVD):
In het kader van het VN-klimaatakkoord vragen we aandacht voor de Nederlandse energietransitie.
Wil de Minister in het kader van de SDG's en de duurzaamheid niet alleen de Nederlandse
ambitie en de energietransitie noemen maar daarenboven vragen wat ook andere landen
daaraan bijdragen? Want alleen met gezamenlijke oplossingen kunnen wij hoop hebben
op het gewenste resultaat.
Voorzitter. Dan nog twee kleine punten. We steunen de hervorming van de VN-bureaucratie,
maar klopt het dat wij als enig land posten betalen voor niet-Nederlanders? Gaat dat
niet ten koste van onze eigen mensen en horen eventuele posten voor mensen uit andere
landen niet uit een ander budget te worden gefinancierd?
En tot slot – en vergeef mij: dit is een punt waar ik met terugwerkende kracht wat
eigenbelang bij zou kunnen hebben – de prioriteit van Nederland en de VN, namelijk
conflictpreventie. Maar in de praktijk, met name voor peacekeeping, is dat vooral
het scheiden van de strijdende partijen. Maar moet de focus van de beperkte middelen
niet ook op conflictbeëindiging gericht zijn? Voor iedere 10.000 peacekeepers is er
misschien één vredesonderhandelaar. Waarom worden de fondsen en steunprojecten van
de VN niet politieker en meer gecoördineerd ingezet om conflicten daadwerkelijk te
beëindigen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan mevrouw Ploumen van de PvdA.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik was deze week bij een filmvertoning van de film My Year With Helen.
Die film gaat over de gooi naar het leiderschap van de VN door de voormalige Minister-President
van Nieuw-Zeeland Helen Clark. Zij haalt het niet. We kunnen er lang en breed over
spreken waarom dat zo was. Zij was een hele goede vrouwelijke kandidaat, iedereen
vond ook dat het tijd zou zijn voor een vrouw, maar het werd António Guterres, een
algemeen gerespecteerd diplomaat. De hoge verwachtingen die hij wekte bij zijn aantreden
– ik denk dat we dat zo wel kunnen zeggen – maakte hij wat mij betreft niet helemaal
waar, maar ik hoor heel graag de visie van de Ministers daarop. Wat ik met hem verwachtte,
en met mij velen, was dat hij de VN weer meer tot een politieke factor van betekenis
zou maken. Dat wil niet zeggen dat je alleen maar activistisch kunt zijn. Je moet
rekening houden met alle belangen. Maar ik vind hem op de belangrijke onderwerpen,
de dingen die ons na aan hart liggen, heel erg stil. Ik hoor graag de reactie van
de Ministers daarop. Hoe staat het met zijn hervormingen binnen de VN? Komt daar iets
van terecht? Hoe kijkt de regering daartegen aan? De steun aan Guterres staat als
een huis, lees ik in deze brief. Maar ik zou toch wel de Ministers willen uitnodigen
om een reactie te geven op mijn wat sceptischer houding.
Dan de VN-Veiligheidsraad. Collega's spraken daar ook al over. Er is een aantal prioriteiten,
zoals dat dan heet, dingen waar je je specifiek voor inzet. Een van die zaken is de
positie van vrouwen. Daar heeft Nederland een aantal resultaten in bereikt. Het jaar
is zo om. Hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat hetgeen bereikt is, geconsolideerd
wordt? Gaan we dat ook actief overdragen om ervoor te zorgen dat het weer niet helemaal
uit het oog van de VN-Veiligheidsraad verdwijnt?
Voorzitter. Dan preventie. Collega Van Ojik sprak daar al over. Niemand is tegen preventie.
We vinden dat allemaal echt heel erg goed. Maar we moeten naar de wereld om ons heen
kijken. Ik noemde net het voorbeeld van het meisje in Malakal in Zuid-Sudan. Ik noemde
Syrië. We hebben de situatie in Myanmar gezien, waar we als wereldgemeenschap zagen
wat er gebeurde, en niet hebben ingegrepen. Ik stel hier niemand persoonlijk verantwoordelijk
voor, maar er is nu wel vastgesteld dat er inderdaad genocide is gepleegd. Het is
gebeurd. Wat kan nu de inzet van de VN, van Nederland, van de Veiligheidsraad zijn
om in een veel eerder stadium wel degelijk invloed uit te oefenen? Graag een reflectie
daarop van de regering.
Dan de situatie in Jemen. Ik sluit me aan bij wat collega Karabulut daarover zei.
Het wordt wel een vergeten oorlog genoemd. Het is, denk ik, heel erg belangrijk dat
Jemen onverminderd op de agenda van de VN en van de VN-Veiligheidsraad blijft staan.
Voorzitter. Tot slot: de agenda om de armoede uit de wereld te krijgen in 2030. Dat
is haalbaar, maar de laatste berichten stemmen veel minder positief. We zijn eigenlijk
pas net begonnen en we lopen nu al achter. Dat is de korte samenvatting. Verschillende
onderzoeken, onder andere van het Overseas Development Institute, laten dat zien.
Wat is nu de inzet van Nederland om anderen te motiveren om die agenda uit te voeren
zoals die bedoeld is en er niet alleen maar lippendienst aan te bewijzen? De grote
landen laten het afweten. In een aantal Afrikaanse landen wordt daarentegen echt grote
vooruitgang geboekt, ook door overheden zelf. Hoe kijkt de regering daartegen aan?
Want als we een beetje achterover blijven leunen – door sommigen ook wel «realistisch
buitenlandbeleid» genoemd – dan halen we dat niet in 2030. Het is een prachtige opgave.
Het is ook doenbaar dat onze generatie de armoede in de wereld uitbant. Graag een
reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Helvert van het CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Nederland heeft niet het makkelijkste jaar uitgekozen, voor
zover er dergelijke jaren zijn, om in de VN-Veiligheidsraad te zitten. Want, en het
kabinet schrijft het zelf: er is een veranderende multilaterale wereld en een veranderend
speelveld. Opkomende landen versterken hun grip op de multilaterale orde en zetten
geregeld het systeem naar hun hand. Er is sprake van oplopende spanningen. Er worden
veel veto's ingezet. Dat heeft een verlammende werking op de Veiligheidsraad. We zien
een autoritaire trend: denk aan Poetin in Rusland, Xi in China en Erdogan in Turkije.
De rules-based order staat onder druk. Mensenrechten staan onder druk.
Gelukkig blijft Nederland zich onvermoeibaar inzetten voor de bevordering van de internationale
rechtsorde. Ik zou zeggen: knock knock, een compliment voor Kaag en Blok. Het mag
ook weleens gezegd worden: Nederland doet het op dit moment gewoon goed in die VN-Veiligheidsraad.
Collega's uit verschillende en vele landen zeggen dat Nederland het goed heeft voorbereid,
goede bijeenkomsten heeft en op een aantal punten echt zijn stempel drukt. Lost Nederland
alle problemen in de wereld op? Nee, maar als het gaat om Myanmar, als het gaat om
Jemen, als het gaat om vrouwenrechten, waarbij we Minister Kaag met bijna allemaal
dames zagen zitten en als het gaat om het inzetten van verhongering als wapen, waarmee
wij juist als Nederland ook een verleden hebben, dan is het fantastisch dat we juist
op die punten goed scoren. Ik vind dat dat ook eens gezegd mag worden tegen het kabinet.
En ook veel complimenten voor alle mensen die dat namens ons land doen.
Voorzitter. Er is nog een kwartaal te gaan. Ik zou echt willen zeggen: laten we deze
vergadering gebruiken om te kijken wat we er in dat laatste kwartaal nog uit zouden
kunnen slepen, zodat we ook na dat kwartaal nog door kunnen gaan met het oogsten van
de vruchten van de zaden die we in het afgelopen jaar gezaaid hebben.
Het CDA steunt het kabinet dus op het gebied van de benodigde hervormingen. Maar ook
als het gaat om conflictpreventie en om het tegengaan van straffeloosheid, steunt
het CDA dat zeer zeker. En ik zou nog bijna een compliment vergeten te maken voor
de bewijzenbank in Syrië waar Nederland zich zeer sterk voor maakt. Het CDA steunt
zeker ook de mensenrechten, waar het kabinet ook voor gaat. In het regeerakkoord is
er ook specifiek speciale aandacht voor geloofsvervolging en voor kwetsbare groepen,
en ook voor christenen die vervolgd worden. Welke mogelijkheden ziet de Minister om
dat ook in het laatste kwartaal nog duidelijk te adresseren?
De vervolging en berechting van ISIS-strijders worden in een bijzin genoemd. Dan zou
ik toch even iets willen vragen. Na het vorige reces – dus niet na dit reces, maar
na het vorige reces – hebben we een motie aangenomen, waarin specifiek stond dat we
een voorstel van ons kabinet in de VN-Veiligheidsraad willen zien: ofwel om te komen
tot een mechanisme van vervolging en berechting, ofwel om aan te sluiten bij een bestaand
mechanisme en dat dan internationaal maken. Impunity is not an option, oftewel straffeloosheid
kan niet zo zijn, als het gaat om dat soort misdaden. Kunnen we dat voorstel nog verwachten?
Of eigenlijk verwachten we dat, laat ik het zo zeggen. Hoe gaat dat eruitzien? Lukt
dat? Is er nog hulp nodig van de Kamer en wat dies meer zij?
Het kabinet noemt Syrië vooral in relatie tot de Nederlandse inzet voor de bewijzenbank.
Dat is zeer te prijzen, zei ik, maar ik heb een ander punt daaromtrent. Ik begrijp
van de voorzitter dat ik nog één minuut heb. Er is op 9 augustus een rapport verschenen
van een VN-onderzoekscommissie: an Inquiry on the Syrian Arab Republic. Dat rapport
laat juist ook de misdaden zien die daar in het eerste halfjaar van 2018 gepleegd
zijn. Het is echt grof wat we daar zien: schendingen door Turkije bij de aanval op
Afrin en ook door rebellen die met Turkije meevochten. Dan moet je denken aan luchtaanvallen
op burgers, op een ziekenhuis, op cultureel erfgoed en op werelderfgoed. Kent de Minister
dit rapport al? En hoe gaan we dit adresseren in de VN-Veiligheidsraad? Ik begrijp
van de voorzitter dat ik op moet schieten.
Over de mensenrechten zou ik nog het volgende willen zeggen. Er is natuurlijk veel
kritiek op de Mensenrechtenraad, ook vanuit de Verenigde Staten. Ik heb daar wel begrip
voor. Is weglopen de beste optie? Dat is wat anders, maar ik heb er wel begrip voor
als je kijkt naar welke landen daarin zitten. Dictators zijn in die landen vaak aan
de macht, zoals in Venezuela, ons grootste buurland, waar vele vluchtelingen wegrennen
voor de dictator die het volk uithongert. Maar ook Zuid-Afrika zit erin, dat op dit
moment mensen onteigend en eigenlijk toestaat dat boeren worden vermoord omwille van
hun huidskleur.
Tot slot. Ook complimenten voor de inzet rondom Myanmar. Ik wilde vragen hoe het ervoor
staat met eventuele EU-sancties. De Minister zei in eerste instantie dat hij die liever
zou opleggen aan personen dan aan bedrijven. Die gedachtegang begrijp ik, maar er
gebeurt nu naar mijn idee vrij weinig. Hoe erg moet het worden, eer we toch weer die
EU-sancties van stal kunnen halen?
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie op u van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien heel even over de Mensenrechtenraad, want ik weet nu niet helemaal precies
waar het CDA voor pleit. Er is begrip voor de kritiek en weglopen is misschien niet
de beste optie, maar de samenstelling is wel heel erg problematisch? Wat betekent
dat in de praktijk voor het CDA? Wat zou de Nederlandse houding ten opzichte van de
Mensenrechtenraad volgens het CDA moeten zijn?
De heer Van Helvert (CDA):
Dank voor deze interruptie, zou ik echt willen zeggen, want door de tijdsdruk moest
ik inderdaad heel snel zijn. De voorzitter zegt: meneer Van Helvert, neem gerust de
tijd om een uitgebreid antwoord op de heer Van Ojik te geven.
Kijk, het vertrek van de VS uit de Mensenrechtenraad is natuurlijk verschrikkelijk
te betreuren, want de VS is een heel belangrijke speler. Maar ik kan er enigszins
begrip voor opbrengen dat zij heel ontevreden zijn over die raad. Ik noemde net al
Venezuela en Zuid-Afrika, maar ook Pakistan, Qatar en Saudi-Arabië zitten erin. Dat
zijn dus allemaal landen die eens eventjes de mensenrechten gaan bekijken. En dat
slaat natuurlijk eigenlijk nergens op. Want die vijf landen die ik net noemde, schenden
volgens mij allemaal de mensenrechten. Dus de vraag is: is weglopen dan de beste optie?
Dat denk ik niet, want uiteindelijk is het nadeel van de VN dat het soms langzaam
gaat en je kleine stapjes zet, terwijl het voordeel ervan is dat het 't enige platform
is waar al die landen überhaupt nog aan tafel zitten om met elkaar te praten.
De voorzitter:
Dit antwoord volstaat, meneer Van Helvert.
De heer Van Helvert (CDA):
Mijn vraag zou zijn: kan de Minister het laatste kwartaal gebruiken om te kijken of
de VN-Mensenrechtenraad ook hervormd kan worden, als we toch aan het hervormen zijn?
Misschien kunnen er een aantal landen vervangen worden.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik reken in de toekomst inderdaad op een interruptie van de heer Van Helvert als ik
te weinig tijd heb, maar dat terzijde.
Ik vroeg het omdat ik denk dat het, met alle kritiek op de Mensenrechtenraad die denkbaar
is – hij heeft niets gezegd waar ik het op voorhand mee oneens ben – en in een tijd
waarin juist al dat soort internationale, multilaterale instituties onder druk staan,
toch belangrijk is om duidelijk te zijn over waar we staan. En hij zegt: het moet
weliswaar hervormd worden, maar het is nog steeds een belangrijk onderdeel van de
multilaterale rechtsorde waarin we over mensenrechten spreken. Dat vond ik belangrijk
om even te horen. Hij hoeft misschien niet eens meer te reageren.
De voorzitter:
Dat klinkt als een goede samenvatting van zijn positie.
De heer Van Helvert (CDA):
Eens!
De voorzitter:
Dan zijn we aan het eind gekomen van het betoog van de heer Van Helvert. Dan zou ik
de heer Van Ojik willen vragen om kort het voorzitterschap over te nemen, zodat ik
de inbreng kan doen namens D66.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat doe ik graag.
Voorzitter: Van Ojik
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Sjoerdsma namens de fractie van D66.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil, op driekwart van het Nederlandse lidmaatschap
van de Veiligheidsraad, stilstaan bij de geboekte resultaten. Want het is niet niks
en ik denk dat collega Van Ojik dat net netjes heeft gezegd. Of het nu Minister Kaag
was op Internationale Vrouwendag met een volledig vrouwelijke delegatie, of het nu
de VN-sancties tegen mensenhandelaren waren, of het nu de unaniem aangenomen resolutie
over honger als wapen was, of dat het 't bezoek van de Veiligheidsraad aan Myanmar
was: het zijn serieuze resultaten. Maar ik zou ook willen zeggen: er is nog een kwart
te gaan. Laten we nog eventjes de voet op het gaspedaal zetten, om te kijken wat we
nog meer uit dat lidmaatschap kunnen slepen. Ik heb daar zelf een paar suggesties
voor en een paar vragen over.
Eén. Wat kunnen wij nog doen als het gaat om gerechtigheid voor MH17?
Twee. De vraag van collega Van Helvert over de berechting en bestraffing van ISIS-strijders.
En drie. Eigenlijk alles wat Nederland tot nu toe heeft gedaan in de Veiligheidsraad,
is gelukt. En het klinkt een beetje raar, maar ik zou graag iets principieels willen
zien. Want heel vaak zijn er natuurlijk zaken in de Veiligheidsraad waar gewoon geen
meerderheid voor is, zoals voor een verwijzing naar het Strafhof of voor het opleggen
van sancties, die wij dolgraag zouden willen zien vanwege grove schendingen. Ik zou
graag een dergelijk gebaar willen zien. Dat zou de verwijzing van Jemen naar het Strafhof
kunnen zijn of de suggestie van collega Karabulut – een heel goede suggestie – om
een vervolg te geven aan het Jemenonderzoek door middel van een resolutie. Daarin
wordt gepleit, en wat mij betreft terecht, voor een duidelijk embargo op wapens in
de richting van alle partijen die zich schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen
in Jemen.
Dat zou bijvoorbeeld goed in een resolutie vastgelegd kunnen worden, ook omdat het
onderzoek van de group of exports naar die oorlogsmisdaden schrijnende uitkomsten
heeft. Echt schrijnend. Nederland heeft zich heel hard gemaakt voor dat onderzoek.
De conclusies zijn ook heel hard: alle partijen hebben zich schuldig gemaakt aan schendingen
van het humanitaire recht/mensenrechtenschendingen. En die group of exports zegt:
stop met het leveren van wapens die in dat conflict kunnen worden gebruikt. Nederland
doet dat goed, maar het werd al gezegd: Duitsland en Spanje zijn gewoon weer begonnen.
Ik denk dat we moeten proberen om dit op VN-podium een stapje verder te tillen. Tot
zover over de Veiligheidsraad.
Ik zie een heel grote uitdaging: de positie van de Verenigde Staten ten opzichte van
de Verenigde Naties. Als ik kijk hoeveel geld de Verenigde Staten alleen al in de
afgelopen twee jaar hebben geschrapt, dan komt dat ruim boven de 1,5 miljard uit aan
bijdragen. Dat gaat een grote crisis opleveren, niet alleen voor de organisaties maar
ook voor de mensen op de grond die profiteren van die organisaties. Ik zou deze Ministers
willen vragen welke mogelijkheden zij zien om bij deze AVVN initiatieven te nemen
om die ontstane gaten, die grote tekorten, op de een of andere manier op te vangen,
in Europees, bilateraal of VN-verband. Ik denk dat dat echt nodig is. Ik heb het niet
alleen over UNRWA, maar ook over de Mensenrechtenraad, UNFPA en zaken als geboortebeperking
en veilige abortus. Ik denk dat het echt enorm belangrijk is dat we ons daarvoor inzetten.
Ik denk ook dat als we een oplossing zouden kunnen bieden, dat ons vervolgens ook
meer slagkracht geeft om te pleiten voor de hervormingen die wij broodnodig vinden.
De hervormingen zelf staan uitgebreid in de brief, maar wie betaalt, bepaalt. Dat
geldt niet altijd in de VN, maar dit is misschien wel het moment om van de nood een
deugd te maken.
Voorzitter. De collega's hebben ook al het een en ander gezegd over de hervorming
van de VN-missies. De premier heeft daar een sessie over voorgezeten. Dat is natuurlijk
ontzettend goed, maar tegelijkertijd is er een discrepantie met het feit dat wij – wat
mij betreft terecht – vertrekken uit de VN-missie MINUSMA in Mali. Ik heb daarover
twee vragen. Eén: is al duidelijk welke landen onze rol daar gaan overnemen, zodat
wij er in ieder geval voor zorgen dat we het op een goede en nette manier achterlaten?
En twee: ziet het kabinet al mogelijkheden om meer bij te dragen aan VN-missies? Ik
zeg dat nog maar eens omdat ik denk dat het waar is dat we het aan onze stand verplicht
zijn om daar serieus onderzoek naar te doen en daar altijd proactief tegenover te
staan, omdat het anders alleen maar draait om landen die grote bijdrages ontvangen,
zoals Pakistan en enkele Afrikaanse landen.
De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma, er is een interruptie voor u van mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik heb een korte vraag aan de heer Sjoerdsma. Ik beluister zijn betoog met instemming.
Hem kennende heeft hij zelf vast ideeën over hoe zo'n bijdrage van Nederland aan die
vredesmissies eruit zou kunnen zien, nu het kabinet heeft besloten om weg te gaan
uit Mali. Op welke manier zou Nederland volgens hem de toegevoegde waarde die we hebben,
zichtbaar moeten maken?
De heer Sjoerdsma (D66):
Op twee manieren. De eerste manier is een wijze die het kabinet al heeft ingezet,
namelijk de discussie voeren over de hervormingen, ervoor zorgen dat de rotatieschema's
goed gaan werken en ervoor zorgen dat de manier waarop de VN in missies met inlichtingen
omgaan, moderner en professioneler wordt. Het tweede is wat ik zelf aanhaalde: wat
kunnen wij zelf bijdragen aan missies? Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik dat niet
zo'n makkelijke vraag vind. Weet u waarom niet? Omdat veel van de VN-missies behoorlijk
goed gevuld zijn. Het tweede punt is dat onze defensie, onze krijgsmacht, een beetje
op haar laatste benen loopt. Daar hebben we al uitgebreide debatten over gevoerd.
Dus als u mij vraagt «wat precies?», dan zou ik die vraag graag beantwoord zien vanuit
het kabinet. Zijn daar gedachten over? Zijn er vragen neergelegd? Welke kant gaat
het op? Dan wil ik daarna graag beoordelen of ik dat een goed idee vind. Maar in algemene
zin vind ik dat een land als Nederland niet kan achterlopen als het gaat om bijdrages
aan dit soort belangrijke missies.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen. U heeft nog een kleine minuut, zie ik in mijn ooghoek.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter, ik houd het heel kort. Mijn laatste punt zou gaan over de ontwapeningsagenda
van de secretaris-generaal van de VN, Guterres, die hij in mei van dit jaar presenteerde.
Ik ben heel benieuwd of de Minister zich committeert aan deze ontwapeningsagenda en
welke elementen van deze ontwapeningsagenda Nederland actief zou willen ondersteunen
en verder zou willen brengen, misschien zelfs al in deze Algemene Vergadering van
de Verenigde Naties.
Dank u wel.
Voorzitter: Sjoerdsma
De voorzitter:
Dank u wel. Het is duidelijk dat de Ministers een schorsing van vijf minuten wensen
voor de antwoorden.
De vergadering wordt van 14.34 uur tot 14.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan beginnen aan de beantwoording in de eerste termijn van de zijde van het kabinet.
Er zijn twee bewindspersonen aanwezig: de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik zou de Kamerleden nog een
deugd willen meegeven en die heet «stiptheid». Ik zou het kabinet de deugd «bondigheid»
mee willen geven. De Kamer heeft in haar eerste termijn vrij ruim de tijd genomen.
Ik zou de Kamer willen vragen om de interrupties nu even te beperken om ervoor te
zorgen dat de bewindspersonen de gestelde vragen kunnen beantwoorden, en de mogelijkheid
om te interrumperen te gebruiken als er daarna nog prangende vragen leven.
Ik geef het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Die begint met dank voor de complimenten die door veel sprekers
zijn uitgesproken voor de mensen die namens ons hard en nuttig werk hebben verzet
in de VN-Veiligheidsraad, waar we dit jaar gelukkig lid van mogen zijn.
De verdeling tussen collega Kaag en mijzelf is als volgt. Minister Kaag zal ingaan
op de vragen over humanitaire actie, armoedebestrijding, klimaat, Sustainable Development
Goals en conflictpreventie. Ik zal ingaan op de andere onderwerpen. Deze keer geef
ik mijn antwoorden toch weer in de volgorde van de vragenstellers omdat het niet heel
makkelijk was om hierin een andere bundeling aan te brengen.
De heer De Roon, die ons neem ik aan op afstand volgt, was somber over de kwaliteit
van de opvolging bij vredesmissies van de Verenigde Naties. Hij maakte een sombere
constatering, maar ik denk dat er ook een aantal heel goede voorbeelden te geven zijn.
Als opvolging op het gebied van helikopters in Mali zijn bijvoorbeeld ook andere westerse
landen aan de slag gegaan met goed materieel en met mensen die een goede kwaliteit
kunnen leveren.
De heer Sjoerdsma vroeg of wij voor Mali al een opvolger hebben gevonden. De verantwoordelijkheidsverdeling
is zo dat het vinden daarvan een taak is van de Verenigde Naties. Zij zijn daarover
met een aantal landen in gesprek. Wij zijn graag bereid om daarbij en bij een goede
overdracht te helpen, maar op dit moment is daar nog geen concrete invulling voor.
Dan kom ik op de vraag van de heer De Roon over de bewijzenbank voor Syrië. De heer
Van Helvert vroeg daar overigens ook naar. Die bewijzenbank is operationeel en gevuld.
Spullen die op het slagveld worden gevonden – denk bijvoorbeeld aan mobiele telefoons
of pc's – worden verzameld. De gegevens worden ook verzameld in een omvangrijk ICT-systeem
van het bewijsvoeringsmechanisme. Nederland levert daar in 2019 een financiële bijdrage
aan van 1 miljoen. Op de vraag van de heer De Roon of alle partijen die zich schuldig
gemaakt hebben of gemaakt kunnen hebben aan misdrijven daarin zijn opgenomen, is het
antwoord «ja».
De vragen die betrekking hadden op de NLA-steun in Syrië wilde ik eerlijk gezegd eerst
maar via de schriftelijke ronde beantwoorden omdat de Kamer zo goed is geweest om
ons meer dan 380 vragen toe te sturen. Die zullen we naar eer en geweten gaan beantwoorden.
De heer De Roon vroeg wat wij nog verder kunnen doen rond de MH17, ook in het kader
van de Algemene Vergadering van de VN. Ook de heer Sjoerdsma vroeg daarnaar. Volgende
week organiseren wij net als de voorgaande jaren een ministeriële bijeenkomst met
de JIT-landen om samen de vervolgstappen af te stemmen. De Minister-President zal
in zijn speech weer alle landen oproepen om volledig mee te werken aan de waarheidsvinding.
Dat heb ik zelf ook gedaan toen ik hierover in mei heb gesproken.
De heer De Roon ging als eerste in op de Mensenrechtenraad. De heer Van Helvert ging
daar later ook op in. De heer Van Helvert gaf aan dat er veel is aan te merken op
de werking van de Mensenrechtenraad, maar dat je door deel te nemen uiteindelijk beter
een geluid de goede kant op kunt laat horen, coalities kunt vormen en de organisatie
van binnenuit kunt beïnvloeden dan door eruit te stappen. Daar kan ik hem een heel
end in volgen. Wat zijn dan de stappen? Daar vroeg de heer De Roon naar. Wij zetten
ons in voor echte competitieve verkiezingen, zodat er echt meerdere kandidaten zijn,
en voor goede verantwoordingsmechanismen. Ik noem bijvoorbeeld het periodiek heragenderen
van resoluties om bij te houden wat ermee gedaan wordt. Ik kom straks nog op de resolutie
over Jemen. Onze inzet is om het lidmaatschap juist zo breed mogelijk te houden. Dus
wij moedigen ook kleinere landen aan om lid te worden van de Mensenrechtenraad, als
ze daar nu nog geen lid van zijn.
De heer Bisschop nam ons mee langs de lijn van de vier deugden. Ik dacht dat er zeven
deugden waren, maar ik ken de heer Bisschop als zeer bescheiden.
De heer Bisschop (SGP):
Je hebt de kardinale deugden – ik vond het wel leuk om die te noemen – maar daarnaast
heb je nog de christelijke deugden en die zijn: geloof, hoop en liefde. Ik dacht «laat
ik die er nog maar eventjes in tweede termijn aan toevoegen», maar u bent mij voor.
Minister Blok:
De heer Bisschop heeft de zeven zonden altijd paraat, en daarom dacht ik dat er ook
wel zeven deugden zouden zijn. Dat zal de heer Bisschop begrijpen.
De eerste vraag ging over het niet eenzijdig demoniseren – zo zei de heer Bisschop
het – van Israël, bijvoorbeeld in de VN-Mensenrechtenraad. Ik heb daar deze week een
brief over gestuurd aan de Kamer. Daarin ben ik daarop ingegaan. De Nederlandse inzet
is steeds om de problemen die er zijn – of dat nou betrekking heeft op het Israëlisch-Palestijns
conflict of op conflicten in andere plaatsen – op een evenwichtige manier aan de orde
te stellen zonder aanzien des persoons of des lands, of der autoriteit in dit geval.
Dat leidt er vaak toe dat we teksten aanpassen. Dat is ons bijvoorbeeld in de UNESCO
een aantal keren gelukt. Soms moeten we ons van stemming onthouden of moeten we tegenstemmen
omdat we het te ongebalanceerd vinden.
Dan de specifieke situatie van de christenen in China. Nederland onderhoudt een intensieve
mensenrechtendialoog met China. Daar hebben we aparte overleggen voor. In de overleggen
die het kabinet zelf heeft, stelt het de mensenrechten ook aan de orde. Ik heb dat
deze week nog gedaan in het overleg met de Chinese onderminister. Ook de nieuw benoemde
Hoge Commissaris voor de Mensenrechten heeft het vervolgen van religieuze minderheden
weer aan de orde gesteld. De heer Bisschop zal begrijpen dat wij daarbij altijd aandacht
vragen voor alle religieuze minderheden. In het ene land heeft dat meer betrekking
op christenen en in het andere land, zoals bijvoorbeeld in China, kan dat ook betrekking
hebben op moslims. Maar dat heeft onze volle aandacht op alle niveaus.
De heer Van Ojik vroeg het als eerste, maar daarna vroegen de heer Van Helvert en
de heer Sjoerdsma het ook: wat is verder nu eigenlijk de agenda van de VN-Veiligheidsraad?
Wij willen langs de lijnen die wij hebben ingezet verdergaan met voorstellen rond
water of waterschaarste als oorzaak van conflict. We gaan een mechanisme lanceren
dat in kaart brengt wanneer waterschaarste, watervervuiling of juist overstroming
tot conflict kan leiden. Dat is een typisch voorbeeld van aansluiting bij Nederlandse
expertise en bij de conflictpreventie, die een van onze prioriteiten is. Een aantal
van u noemde al het door onze premier gestarte initiatief om de kwaliteit van peacekeeping
te verbeteren.
De MH17 agenderen we inderdaad volgende week. De heer Sjoerdsma vroeg daarnaar. Als
ik ben aangekomen bij de vragen van de heer Van Helvert, zal ik nog ingaan op wat
wij verder willen doen rond de vervolging van ISIS.
Mevrouw Ploumen vroeg specifiek naar de overdracht. Al op dit moment spreken wij specifiek
met onze Europese opvolgers over de manier waarop de dossiers die wij belangrijk vinden
en waarover wij in het algemeen ook de afgelopen jaren met hen hebben afgestemd, hun
volle aandacht blijven houden. De Duitsers en de Belgen zullen die agenda's in nauw
contact met ons voortzetten.
De heer Van Ojik vroeg specifiek naar de aanpak van lidstaten die daders van seksueel
misbruik niet vervolgen. De secretaris-generaal heeft het initiatief genomen om geen
financiële vergoedingen meer te geven aan VN-medewerkers die zich schuldig hebben
gemaakt aan seksueel misbruik, of die nu militair zijn of niet. Nederland pleit er
ook voor om landen die daders van seksueel misbruik niet vervolgen of die seksueel
misbruik zelfs niet strafbaar stellen niet meer tot VN-vredesmissies toe te laten.
In gesprekken met landen waarin dat speelt, stellen wij dat ook bilateraal aan de
orde.
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen heeft daar een vraag over. Voordat zij hier weer aanwezig was heb
ik de leden gevraagd om de interrupties zo veel mogelijk te beperken en alleen te
interrumperen als er echt iets prangends is, zodat de Minister even zijn verhaal kan
doen. Ik hoor van mevrouw Ploumen dat haar interruptie ook later kan. Dan wachten
we nog even.
Minister Blok:
De heer Van Ojik zei dat de bijdrage van Nederland aan VN-vredesmissies – de heer
Sjoerdsma ging er later ook op in – na het afbouwen van MINUSMA heel beperkt wordt.
Die constatering is waar. We kennen ook de achtergrond daarvan. Een aantal zeer ernstige
signalen over de spankracht van de krijgsmacht hebben ons genoodzaakt om ons, in ieder
geval voor dit moment, te gaan beperken bij de inzet van de krijgsmacht. De mannen
en vrouwen zijn overvraagd en het materieel is overvraagd. In de artikel 100-brieven
die wij daarover naar de Kamer hebben gestuurd, hebben wij steeds nadrukkelijk aangegeven
dat dit niet betekent dat wij ons niet meer betrokken voelen bij het belang van VN-vredesmissies.
Dat geldt heel expliciet voor de Sahel, maar dat geldt ook breder. Dat is ook de reden
dat we in de laatste artikel 100-brieven, die wij ongetwijfeld nog met de Kamer gaan
bespreken, laten zien dat we in Mali en verder in de Sahel weliswaar afschalen, maar
bewust niet naar nul gaan. Via een beperkte militaire inzet, maar ook met de inzet
van politie en met een civiele inzet en natuurlijk ook via het BuHa-OS-instrument
willen wij daarbij wel betrokken zijn. We sluiten niet uit dat wij niet op voorhand
in de nee-stand staan op het moment dat de VN ons vragen om een bijdrage te leveren
– en wellicht in de toekomst ook in een ander verband – die wij logisch vinden en
die past bij wat onze krijgsmacht op dat moment aankan. Integendeel. Maar op dit moment
is dit een onvermijdelijke en logische stap.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Van Ojik hierover een vraag wil stellen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik begrijp uiteraard dat we gedwongen zijn om rekening te houden met de spankracht
van onze defensie. Ik wil de Minister graag twee vragen voorleggen. De eerste. Er
worden natuurlijk wel degelijk keuzes gemaakt. Als we al die artikel 100-brieven naast
elkaar leggen – we hebben er net weer twee gehad – dan zien we dat er wel degelijk
keuzes worden gemaakt: aan een aantal missies doen we wel mee, maar we trekken ons
bijvoorbeeld terug uit MINUSMA. Dat is één. Dat vereist meer dan alleen maar verwijzen
naar de spankracht van het leger, want binnen de beperkte mogelijkheden worden wel
degelijk keuzes gemaakt.
Mijn tweede punt. Misschien kan de Minister daarop nu ingaan; dat scheelt weer een
tweede termijn. Een van onze drie prioriteiten is de modernisering van VN-vredesmissies.
Straks hebben we nog 40, 50 mensen verspreid over 10 missies of zo. Is dat dan de
positie van waaruit wij geloofwaardig kunnen zeggen dat de modernisering van VN-vredesmissies
een van onze prioriteiten is? Dat zijn mijn twee vragen.
Minister Blok:
De heer Van Ojik heeft gelijk als hij zegt dat er bewust keuzes worden gemaakt. Als
je daar helemaal op macroniveau naar kijkt, dan blijkt dat wij per saldo fors minder
actief zijn dan in de afgelopen jaren. Dat is onvermijdelijk vanwege de toestand van
de krijgsmacht. De keuze om in Mali heel sterk af te bouwen heeft zeker ook te maken
met het rapport van de Algemene Rekenkamer. Juist bij de inzet in Mali zei de Rekenkamer
dat de krijgsmacht het op dit moment niet kan dragen om daar zo'n lange periode zo
massaal aanwezig te zijn. Maar ook op andere plaatsen zie je een afschaling. De uitzondering
is Afghanistan, waar we weer wat opschalen. Maar dat gebeurt wel in een zeer specifieke
situatie, ingebed in een bondgenootschap met bondgenoten waar we veel en nauw mee
samenwerken – de NAVO, en daarbinnen specifiek de samenwerking met Duitsland in Mazar-e-Sharif –
en op een zeer specifieke vraag, namelijk de training van special forces. We weten
dat we daarvoor de mensen kunnen leveren. Daarbij hebben we niet te maken met de inzet
van schaars en aan slijtage onderhevig Nederlands zwaar materieel. Die combinatie
van feiten maakt het mogelijk om daar, binnen een overall afbouw, toch een intensivering
te doen.
Wat betekent dit voor de Nederlandse inzet voor de modernisering van de VN-vredesmissies?
Nederland kan trots zijn op wat onze mannen en vrouwen daar gedaan hebben. Dat Nederland
een heel grote bijdrage heeft geleverd wordt ook erkend. Het is gewoon heel bijzonder
wat Nederland in Mali heeft gedaan met de langeafstandsverkenningseenheden. Dat geldt
ook als je naar het iets verdere verleden kijkt. Nederland heeft ook traumatische
ervaringen met VN-vredesmissies, maar het kent een heel lange geschiedenis en die
ben je niet opeens zomaar kwijt. Dat geeft je ook gezag op het moment dat je zegt:
bezien vanuit onze geschiedenis, met soms ook traumatische ervaringen, willen wij
wel de volgende lessen meegeven voor toekomstige missies. Dit staat tegen de achtergrond
van het feit dat wij niet gezegd hebben: we bouwen nu af om nooit meer terug te komen.
We bouwen nu af, maar reculer pour mieux sauter.
De voorzitter:
Hopelijk zien we de vertaling terug in de Handelingen.
Minister Blok:
Nou, die heeft de heer Sjoerdsma niet nodig.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Heel kort, voorzitter, want we komen hierop ongetwijfeld binnenkort bij de artikel 100-brief
ook weer over te spreken. Lessen meegeven kan nooit kwaad, zo lijkt me, maar je moet
zelf ook bereid zijn om te blijven investeren in de VN-vredesmissies. En daar zit
mijn twijfel en daar gaat mijn vraag aan de Minister over. Lessen meegeven: ja. Maar
om geloofwaardig te zijn, zul je ook zelf moeten blijven investeren om de tekorten
die je bij de VN-vredesmissies signaleert, te helpen oplossen. Dat weten we allemaal.
En dan is mijn vraag: wat gaat Nederland de komende tijd daaraan concreet doen?
Minister Blok:
Ik denk dat de heer Van Ojik en ik samen constateren dat de spankracht van het Nederlandse
leger op dit moment niet de ruimte biedt om grote andere stappen te zetten dan we
nu doen. Dan is het toch logisch dat we ons nu concentreren op het weer op niveau
brengen van de krijgsmacht voordat we grote nieuwe stappen zetten en tegelijkertijd
wel in alle openheid uitspreken dat wij open blijven staan – ook tijdens de verbouwing,
maar dan zullen we daar wel kritisch naar kijken – voor reële verzoeken? Zo hebben
we dat ook in de artikel 100-brieven geschreven.
Mevrouw Karabulut vroeg opnieuw – maar nu mede gebaseerd op het zeer kritische rapport
over de situatie in Jemen – of Nederland mogelijkheden ziet om een EU-wapenembargo
of zelfs een VN-wapenembargo tegenover Jemen en de in Jemen vechtende landen te organiseren.
Het rapport dat er nu ligt, is zeer, zeer ernstig. Ik zal er zo nog verder op ingaan.
Maar ook na dit rapport is mijn beeld nog steeds dat Nederland zeer, zeer terughoudend
is met het afgeven van vergunningen richting strijdende partijen. Verder krijgen wij
niet het signaal of hebben wij niet het beeld dat andere Europese landen – in feite
werden Duitsland en Spanje al als voorbeelden genoemd – de wapenexport na dit recente
rapport verder zouden willen beperken dan ze daarvoor wilden doen. En dan kan Nederland
daar in zijn eentje geen verandering in brengen.
Nu dat rapport van de expertgroep er ligt – daarin is inderdaad bevestigd hoe ernstig
de situatie is – is de inzet van Nederland enerzijds om via de VN-gezant, de heer
Griffiths, te blijven drukken op het openstellen van de haven en luchthaven. Daarnaast
is het onze inzet om het mandaat van deze expertcommissie te verlengen. Dat de expertcommissie
indertijd in het leven werd geroepen, was een succes van Nederlandse diplomatie. Haar
mandaat loopt binnenkort af. Onze volle inzet is erop gericht om dat mandaat te verlengen.
Daar zijn we ook coalities voor aan het vormen. Daar ervaren we natuurlijk ook tegenstand
bij, want niet iedereen is daar even enthousiast over. Maar dat is onze volle inzet.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut op dit punt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Met dat laatste ben ik heel blij. Wellicht kan de Minister ons ook iets vertellen
over het vervolgproces. Wanneer zou hij iets kunnen terugkoppelen? Wat betreft het
eerste: inderdaad, de resultaten van de onderzoekscommissie liegen er niet om. Tegelijkertijd
geeft de commissie een aantal glasheldere aanbevelingen. Is de Minister bereid om
zich in de VN in te spannen voor een nieuwe resolutie waardoor deze aanbevelingen
tot uitvoering moeten worden gebracht en waarin deze dus centraal staan?
Minister Blok:
Ik ben zeer bereid om mij in te spannen voor het verlengen van het mandaat van de
group of experts. Dat doen we nu ook. Ik kom straks nog op andere verzoeken. In de
VN-Veiligheidsraad zaken agenderen in de vorm van een conceptresolutie doe je op het
moment dat dit een reële kans van slagen heeft. Het in stemming brengen van een resolutie
die vervolgens wordt afgewezen, verzwakt je positie heel ernstig. Dat maakt het alleen
maar moeilijker om op hetzelfde onderwerp in de toekomst toch nog een stap te kunnen
zetten, want dan zal altijd een vergelijking worden gemaakt met de afgewezen resolutie.
De inzet is nu dus echt allereerst een verlenging van het mandaat van de expertgroep
in de Mensenrechtenraad. Binnen de VN-Veiligheidsraad blijven wij ons daar met volle
aandacht voor inzetten, maar een resolutie puur op Nederlands initiatief indienen
terwijl we van tevoren kunnen inschatten dat die geen kans van slagen heeft, zal schadelijk
zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, voor een korte tweede poging.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan heeft de Minister mij verkeerd begrepen, want ik heb het over de VN. We spreken
hier vandaag ook over de VN. De VN is natuurlijk veel breder dan de VN-Veiligheidsraad.
Ik ben ervan overtuigd dat de Minister daar heel veel bijval zal krijgen en dat dat
vervolgens een positieve invloed kan hebben of zal hebben op de VN-Veiligheidsraad.
Dus nogmaals mijn vraag: is de Minister bereid om zich ervoor in te spannen om in
de VN te komen tot een resolutie voor Jemen conform de in de Kamer aangenomen motie
waarin wordt verzocht van Jemen een prioriteit te maken? Anders moet ik daarover wellicht
een motie indienen, want meer partijen hebben daarom gevraagd.
Minister Blok:
Ik zoek even waarin het verschil zit. Ik heb aangekondigd dat wij ons inzetten voor
het verlengen van het mandaat van de expertgroep. Dat is al moeilijk genoeg. Dat is
een Nederlands initiatief. Los van het scenario in de VN-Veiligheidsraad waarvan mevrouw
Karabulut net heeft aangegeven dat zij dat inderdaad ook niet bedoelde, heb ik niet
voor ogen welke andere stap op dit moment dan zinvol zou zijn.
Mevrouw Karabulut (SP):
Een resolutie in de VN...
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut. Een interruptie gaat in tweeën. Excuses.
Mevrouw Karabulut (SP):
Omdat de Minister mij niet begrijpt, wil ik nog een keer proberen om het uit te leggen.
Of hij doet alsof hij mij niet begrijpt; dat weet ik niet zo goed.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, volgens mij is het probleem dat de Minister met u van mening verschilt,
maar niet dat hij u niet begrijpt.
Mevrouw Karabulut (SP):
O. Oké, dan moet hij dat uitleggen, want hij doet nu alsof hij mij niet begrijpt.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, de Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Blok:
Dan vroeg mevrouw Karabulut welke actie wij richting Iran ondernemen. Die loopt enerzijds
langs de sporen van het in leven houden van het nucleair akkoord, het JCPOA. Nu Amerika
daaruit is gestapt, proberen wij in Europees verband om bedrijven toch de mogelijkheid
te geven om met Iran zaken te blijven doen. Daarnaast spreken we ook in Europees verband
Iran aan op de onverkwikkelijke rol die het speelt in bijvoorbeeld Jemen, maar ook
in Syrië, en op het ontwikkelen van langeafstandsraketten. De positie om daar met
Iran over te spreken hebben wij mede doordat wij rond het nucleaire akkoord steeds
een constructieve rol blijven spelen. Maar de rol van Iran is wel degelijk breder
dan die potentiële nucleaire rol. Daar blijven wij Iran nadrukkelijk op aanspreken.
De heer Koopmans ging in op de berechting van ISIS-strijders. Ook de heer Van Helvert
ging daarop in. Wij steunen het VN-onderzoeksteam in Irak. Dat doen we ook financieel.
Wij stimuleren ook dat er een VN-tribunaal komt. Irak is nog niet zover. In de samenwerking
met Irak is er het probleem dat Irak de doodstraf kent. Om die financiële steun echt
over te kunnen boeken, willen wij er wel zeker van zijn dat de doodstraf niet wordt
toegepast. Die zekerheid hebben wij nog niet, dus op beide gebieden – VN-tribunaal
en het niet toepassen van de doodstraf – blijven wij met Irak in gesprek.
Dan de berechting van IS-strijders die in andere landen of gebieden worden gepakt.
In het Koerdische gebied doen de Koerdische autoriteiten dat. In Syrië hangt het er
natuurlijk van af in welk gebied mensen worden gepakt. Een deel zal in handen van
Assad komen waarna zij waarschijnlijk een gruwelijk lot ondergaan. Een deel gaat natuurlijk
de grens over. Met onze bondgenoten hebben wij signaleringslijsten uitgewisseld op
basis waarvan mensen daar opgepakt kunnen worden. Zeker in Turkije is dat ook een
aantal keren gebeurd, ook met mensen met een Nederlandse nationaliteit. Zij worden
dan overgedragen aan Nederland en volgens Nederlands recht berecht.
De heer Koopmans vroeg in het kader van de Verenigde Naties of wij ook betalen voor
niet-Nederlanders en of dat niet ten koste gaat van Nederlanders. Wij steunen een
«Junior Professional Officer»-programma waarbij we inderdaad ervaringsplaatsen financieren
voor mensen uit ontwikkelingslanden. Nederland is niet het enige land dat dit doet.
Dat vroeg de heer Koopmans ook. Bijvoorbeeld ook Italië en België doen dat. Het past
natuurlijk wel in een breder beleid waarin Nederland bijvoorbeeld ook beurzen toekent
aan buitenlandse studenten zodat zij in Nederland kunnen studeren.
De voorzitter:
De heer Koopmans hierover.
De heer Koopmans (VVD):
Dank, Minister. Wordt dit voor mensen uit ontwikkelingslanden, zoals u het omschrijft,
dan ook betaald uit het budget van Ontwikkelingssamenwerking?
Minister Blok:
Ik hoor een ja.
De heer Koopmans vroeg naar de inzet inzake het klimaatakkoord van Parijs. In Nederland
wordt op dit moment hard gewerkt, aan de klimaattafels en via de initiatiefwet die
de Kamer heeft ingediend, aan het voldoen aan de Parijse afspraken. De heer Koopmans
vraagt of wij nu in beeld hebben wat andere landen doen en of wij die landen ook stimuleren.
Dat gebeurt via de jaarlijkse VN-klimaatconferentie. Alle landen brengen daar in hoever
ze zijn en welke stappen ze nemen. Zo heb je eigenlijk een systeem van wederzijdse
transparantie, maar dus ook van verantwoording.
Voor mevrouw Ploumen hoop ik aangegeven te hebben hoe wij de resultaten in de VN-VR
consolideren.
Zij vroeg mij een appreciatie te geven van de secretaris-generaal. Het ondankbare
lot van een secretaris-generaal is denk ik dat hij het nooit goed genoeg kan doen.
Het is bij uitstek een functie met enorme verwachtingen. In de bilaterale gesprekken
die wij hebben geven wij aan waar wij vinden dat er een stap bij moet. De mensenrechten
zijn inderdaad een onderwerp van heel grote zorg. Mevrouw Ploumen ging er terecht
op in. Dat geldt natuurlijk überhaupt voor het thema van het verkruimelen van het
multilaterale systeem. Daar ging een groot aantal van u op in. Dat stellen wij dus
aan de orde. Ik denk ook aan de indrukwekkende terugblikken op het leven van Kofi
Annan, na zijn overlijden. Dan zie je toch ook, heel menselijk, een lijst van successen
en teleurstellingen die vrees ik onvermijdelijk zijn bij dit soort heel zware functies
op een ingewikkeld internationaal speelveld.
De voorzitter:
Mevrouw Ploumen wil u nog graag interrumperen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Nu heb ik weer twee vragen, maar ik zal met de aansluitende vraag beginnen. Het leven
is wat het is: vol successen en teleurstellingen. Dat zal niemand ontkennen. Feit
is wel dat het kabinet in de brief schrijft dat de steun voor de heer Guterres en
zijn aanpak staat als een huis, maar ook dat ik, als een meer dan geïnteresseerde
buitenstaander, toch al maanden niks van de heer Guterres in de krant heb kunnen vernemen.
Daarmee wil ik niet zeggen dat hij zich als een activist moet gedragen, want ik weet
natuurlijk net zo goed hoe het werkt in de VN. Maar hij zal toch een keer van zich
moeten laten horen, zodat de mensen in de lidstaten van de Verenigde Naties weten
dat iemand zich uitspreekt tegen de wandaden in Syrië en in Myanmar. En dat is hij
toch ook?
Minister Blok:
Mevrouw Ploumen zal het hopelijk met mij eens zijn dat het in de krant staan niet
per definitie een verdienste is of een maatstaf voor de kwaliteit van geleverd werk.
Dit is een algemene constatering die iedereen naar eigen bevinden kan invullen. Zij
zal het er ook mee eens zijn dat het zijn van secretaris-generaal van de Verenigde
Naties met zich mee brengt dat je afweegt hoe effectief het is om je in het openbaar
uit te spreken. Ik vind het trouwens een beetje ingewikkeld om een soort van openbaar
functioneringsgesprek te gaan voeren. Nogmaals, in bilaterale contacten geven we echt
wel aan waar wij vinden dat stappen gezet kunnen worden. Maar ik begrijp heel goed
dat je in een functie als deze, waarbij je uiteindelijk de banden met alle landen
open moet houden, zeer zorgvuldig weegt wanneer en waarover je je uitspreekt.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik refereerde niet toevallig aan het proces dat leidde tot de benoeming van Guterres,
want voor het eerst werden alle kandidaten bevraagd door burgers uit de lidstaten
en moesten alle kandidaten zich in het openbaar verantwoorden over hun ambities. En
vervolgens komt er dan een misschien niet zo transparant benoemingsproces achteraan.
Als ik daar nou had gezeten, dan had ik mij in het kader van die transparantie ook
willen verantwoorden naar buiten toe. Nogmaals, ik begrijp heel goed dat je niet meteen
met al je opvattingen naar buiten kunt treden. Je kunt ook niet altijd met al je successen
meteen naar buiten komen, maar het is wel een publieke functie. Het buitenlands beleid
van Nederland – de steun aan deze secretaris-generaal hoort daarbij – dient ook politiek
getoetst te worden. Daarvoor moeten we natuurlijk wel weten waar de secretaris-generaal
staat. Mijn punt is het volgende, en dat zou ik de Minister tot slot willen meegeven,
voorzitter. Wij horen te weinig over de inzet van de secretaris-generaal voor vrede
en veiligheid, en dat is wel de titel waarop hij deze positie heeft kunnen innemen.
En dat is spijtig, niet zozeer voor mij persoonlijk of voor de mensen achter deze
tafel, maar dat is heel spijtig voor de mensenrechten die nu zo onder druk staan.
Minister Blok:
Nogmaals, Nederland zal bilateraal helder maken waar wij verbeteringsmogelijkheden
zien. Zonder dit per onderwerp af te willen vinken, merk ik op dat ik zeker in een
tijd waarin multilaterale organisaties al heel erg onder druk staan, begrip heb voor
het feit dat een voorzitter van de Verenigde Naties heel zorgvuldig weegt in welke
toon hij zich over welk onderwerp in het openbaar uitspreekt. Dat is een onvermijdelijk
deel van het werk.
De voorzitter:
Met een blik op de klok vraag ik de Minister om langzaam af te ronden.
Minister Blok:
Ja. Ik was ook bij de heer Van Helvert aangekomen. Ik heb een aantal van zijn vragen
bij de beantwoording van de vragen van anderen meegenomen. Hij vroeg of de misdaden
van ISIS als genocide aangemerkt kunnen worden. Wij gebruiken iedere mogelijkheid
in de VN-Veiligheidsraad om aandacht te vragen voor de verschrikkelijke misdrijven
van ISIS en om expliciet te vragen deze misdrijven te erkennen als genocide. Dat heeft
onze ambassadeur ook een aantal keren gedaan. Komende week zal ik daar in het Global
Counterterrorism Forum, waar Nederland mede voorzitter van is, opnieuw aandacht voor
vragen. Ik heb geen garantie op het resultaat. De term «genocide» heeft natuurlijk
een heel zware lading. De Nederlandse lijn is dat daar ofwel een uitspraak van de
VN voor nodig is ofwel een uitspraak van een internationaal hof. Er is verzet van
een aantal landen die bang zijn dat daarmee een deur wordt opengezet, maar de Nederlandse
inzet heb ik u hiermee aangegeven.
De heer Van Helvert vroeg of ik het rapport van augustus ken van de Commission of
Inquiry on the Syrian Arab Republic. Het rapport ken ik. Het is ook een zeer ernstig
rapport. De inzet in de VN-Veiligheidsraad blijft de uitvoering van de resolutie die
ertoe oproept een einde te maken aan het geweld. Ik heb er ook persoonlijk over gesproken.
Ik zal dat ook komende week weer doen. De sleutel ligt natuurlijk, behalve bij het
Assad-regime, heel erg bij Rusland. Turkije is in een deel van Syrië een belangrijke
speler. Ik vrees dat de feiten ons niet optimistisch stemmen, maar we doen daar wat
we kunnen.
Dan Myanmar.
De voorzitter:
De heer Van Helvert wil nog ingaan op het vorige onderwerp. Daarna vraag ik u om echt
af te ronden, want de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
heeft ook nog enkele vragen te beantwoorden.
De heer Van Helvert (CDA):
Toch nog even over de vervolging en berechting van ISIS-strijders. Ik heb gezegd dat
ik heel blij ben met de inspanning van de Minister rondom de bewijzenbank, maar ik
vraag toch specifiek naar het mechanisme om tot berechting te komen. De Minister zegt
dat dit lastig is: in Irak geldt de doodstraf en dat vinden wij niet goed. Alle begrip
daarvoor, maar toch vraag ik niet voor niks om met een voorstel voor een mechanisme
te komen, al is het maar zodat wij er daarna altijd aan kunnen refereren. Daar willen
we naartoe blijven werken. Ik zeg het niet zomaar. Ik heb daartoe in deze Kamer tweemaal
een motie ingediend. Dat heb ik niet alleen gedaan, maar altijd met brede steun. En
beide moties werden nog breder aangenomen. Een motie werd in het najaar van 2017 aangenomen.
Daarin werd de regering verzocht om in de VN-Veiligheidsraad met voorstellen te komen
voor de bestrijding, de berechting en de vervolging van ISIS-strijders. Ik schiet
op, voorzitter, maar om dat mechanisme nog wat specifieker te maken, benoem ik wel
nog even de motie waar ik de Minister op aanspreek. De Minister zei toen ook: we maken
het aanhangig en we zetten ons daarvoor in. Maar wij willen het specifieker. Daarom
hebben wij op 22 februari 2018 – vlak voordat we met een delegatie naar de VN gingen –
nog even gezegd hoe we het graag willen. Toen verzochten we de regering tevens om
in de VN-Veiligheidsraad met een voorstel te komen tot een mechanisme ter vervolging
en berechting van ISIS-strijders. Er is wat wisseling van de wacht geweest, maar ik
weet nog dat de toenmalige Minister zei dat hij een voorstel kon toezeggen, maar dat
hij natuurlijk nooit kon beloven dat dit het in de VN-Veiligheidsraad zou halen. Dat
begrijp ik natuurlijk. We kunnen een Minister niet afrekenen op wat Rusland vindt,
maar we kunnen de Minister er wel op afrekenen als hij niks indient.
Minister Blok:
Dan kom ik op het punt dat ik ook richting mevrouw Karabulut maakte. Een resolutie
indienen die het zeker niet haalt is schadelijk, want dat hindert je bij de stappen
die je wel wilt blijven zetten, en wij willen tot zo'n mechanisme komen. In de VN-Veiligheidsraad
zullen zeer waarschijnlijk Rusland en mogelijk ook andere landen tegenstemmen. Voor
de implementatie ter plekke heb je de medewerking van Irak nodig. Een land moet wel
toestemming geven voor het berechten van mensen die op zijn gebied gevangengenomen
zijn. Als we het toch via de Iraakse eigen rechtbankroute doen, lopen we tegen de
doodstraf aan. Dus het doel delen we, maar dat schaden we juist als we een resolutie
indienen die zeker zal worden afgewezen.
De heer Van Helvert (CDA):
Uiteraard. Ik wil in de uitvoering ook zeker ruimte laten voor wat de Minister wil,
maar ik hoor de Minister constant zeggen dat de resolutie in zou houden dat we het
in Irak doen en dat het via de Iraakse rechtbank gaat, terwijl volgens mij het voorstel
zou moeten zijn dat we tot een mechanisme gaan komen en dat er een mechanisme gaat
komen. Als dat nog niet precies is uitgewerkt in een resolutie, qua locatie en wie
daar allemaal wel en niet aan meedoen, dan heb ik daar alle begrip voor. Maar ik zou
het echt zonde vinden als we straks niet meer in de VN-Veiligheidsraad zitten en er
helemaal niets ligt dan heel veel goede bedoelingen.
Minister Blok:
Dat is een misverstand. Ik noem twee routes. De ene is de Irakroute, waar de heer
Van Helvert op ingaat. De andere is in de VN-Veiligheidsraad. Het is helemaal niet
zo dat alle leden van de VN-Veiligheidsraad het een goed idee vinden dat er VN-tribunalen
zijn voor gepleegde misdaden, omdat zij dan het vermoeden hebben: als dat kan in Irak
en Syrië, zou dat ook kunnen in gebieden die toevallig in mijn land liggen of die
in mijn eigen geschiedenis nog een zwarte bladzijde zijn. Dus vandaar dat onze overtuiging
is dat zo'n resolutie het niet gaat halen. Dan zit je in de schadelijke situatie dat
je de resolutie indient en die het niet haalt, en dat maakt het dan onmogelijk om
de stappen die je wel wilt zetten, daarna nog te kunnen zetten.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Blok:
Met betrekking tot Myanmar heeft Nederland het initiatief genomen voor de onderzoeksmissie
door de VN-Veiligheidsraad. Er staan inmiddels zeven generaals op de EU-sanctielijst.
Wij sluiten helemaal niet uit dat daar nog personen aan worden toegevoegd. Bredere
handelssancties – we hebben het daar eerder ook over gehad – schaden uiteindelijk
vooral de gewone Myanmarees, dus we willen het echt langs deze route doen. Daarnaast
heeft het Internationaal Strafhof aangekondigd een vooronderzoek te doen naar het,
ja, in feite verjagen van de Rohingya. Ook dat is natuurlijk een belangrijke route
die – hoe wrang dat ook klinkt in deze situatie – hoopgevend is.
De heer Sjoerdsma vroeg om een appreciatie van de rol van de Verenigde Staten. Ik
heb natuurlijk vaker hier aangegeven, maar ook in de gesprekken die ik zelf in de
VS heb gevoerd, hoezeer Nederland het betreurt dat de Verenigde Staten zich teruggetrokken
hebben uit bijvoorbeeld het klimaatakkoord en uit het nucleaire akkoord met Iran,
en dat we het van enorm belang vinden dat de Verenigde Staten hun traditionele rol
weer terugpakken als het gaat om internationale samenwerking. Ik blijf, ook in deze
lastige tijd, van mening dat er veel meer is dat ons bindt met de Verenigde Staten
als hele grote democratie, als belangrijkste NAVO-partner, als grote handelspartner,
dan dat ons scheidt. Ik heb altijd de hoop dat de VS ook weer volledig deel gaan nemen
aan het internationale systeem. In de tussentijd moeten we inderdaad constateren – dat
is het andere punt van de heer Sjoerdsma – dat de financiële bijdrage aan VN en VN-organisaties
sterk afneemt. Ik kan dan niet zeggen dat Nederland met andere landen dat gat gaat
opvullen. Dat zou wat mij betreft ook een onjuist precedent zijn. Dus onze reactie
is de hoofdlijn die ik eerder aangaf: toch met de VS in gesprek blijven en toch een
beroep blijven doen om weer volledig deel te nemen aan het multilaterale systeem,
want dat is een veel te kostbare verworvenheid om nu kapot te laten gaan.
Voorzitter, hiermee hoop ik de vragen die aan mij gesteld zijn in eerste termijn,
beantwoord te hebben.
De voorzitter:
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Kaag:
Dank, meneer de voorzitter. Ik geloof dat ik nog zeven minuten heb. Dat is ongeveer
20 seconden per vraag, met mijn excuus aan de leden natuurlijk voor de gebrekkige
respons in relatie tot de inhoud.
De heer Bisschop had het over SDG 6. Het High-Level Political Forum concludeerde inderdaad
dat we eigenlijk nu al achter lagen op een aantal SDG's. Mevrouw Ploumen zei dat ook.
We zijn nog niet eens begonnen en we lopen al achter. Er is versnelling nodig op tal
van SDG's, ook deze SDG. Wij hebben ons gecommitteerd. Wij gaan samen met Duitsland,
Finland en Frankrijk optrekken om daar nog technische kennis en middelen in te steken
om in tal van landen, juist op die SDG, een voorbeeldfunctie te gaan vervullen. Ik
kijk met name ook naar de Sahel, zoals besproken in onze nota.
U vroeg ook naar de koppeling met de VN om de rechtsstaat weder op te bouwen. We doen
dit. Dit is een van de prioriteiten in zowel de Gemeenschappelijke Buitenlands en
Veiligheidsstrategie als in de nieuwe Buitenlandse Handel & OS-nota. Het is een kernbenadering,
eigenlijk al jarenlang. Het is ook onderdeel van onze campagne voor de VN-VR geweest.
Vanuit mijn portfolio investeren we in de kennis, in de opbouw van de rechtsstaat,
in de justitiële sector – dat kan de politiesector zijn – zodat mensen toegang krijgen
tot recht dat evenredig is, rechtvaardig is en wordt uitgeoefend. Dat is natuurlijk
vaak in een politieke context. We hebben ook een taskforce. Ik zal u verder niet vervelen
met de details, maar waar een probleem is, is of een comité of een taskforce. Wij
leiden die. Die is heel groot. Volgend jaar komt er een belangrijke internationale
conferentie naar Nederland om te bespreken hoe we vrede, veiligheid en ontwikkelingssamenwerking,
ook in fragiele staten, aan elkaar kunnen verbinden om het recht tot zijn recht te
laten komen. Ik spreek u daar graag bilateraal verder over.
Dit brengt mij meteen bij een aantal vragen gesteld door de heer Koopmans over de
Nederlandse inzet en de koppeling met VN-vredesmissies, waaronder conflictpreventie.
U komt net uit de VN. Ik heb 25 jaar voor de VN gewerkt. De SG, zoals u weet, heeft
een nieuwe agenda en die heet Preventie, met een grote p. We hebben dit ook meegenomen
in onze eigen nieuwe nota. We kijken naar grondoorzaken. We kijken naar uitbuiting,
onderontwikkeling, de grondoorzaken van irreguliere migratie, maar ook naar de gevolgen
van terreur. We zien ontwikkelingssamenwerking – investeren, handelen conform perspectief –
als een van de oplossingen. De VN zijn een belangrijke partner, in het veld maar ook
politiek; de VN-VR met name. Daarom zijn inderdaad continuïteit en voorspelbaarheid
belangrijk als het gaat om belangrijke mensenrechtenkwesties, of in Genève of in New
York, vooral als het bindend kan zijn, artikel 7 bijvoorbeeld. Dat is natuurlijk belangrijk.
Wij kijken naar de landensituaties waar we dat goed kunnen doen.
Over de VN zelf had u ook een vraag. U weet dat de VN zich aan het hervormen zijn.
De vrede/veiligheidspilaar; dat gaat om missies, niet alleen om vredeshandhavende
missies, maar vredesmissies. U heeft er zelf nog voor een gewerkt; de laatste, kan
ik me herinneren, voor het Syriëproces. Het is ook een politieke missie. Die zet in
of op onderhandelingen of op bemiddeling, en dat is natuurlijk waar de conflictpreventie
het meest relevant is, voortijdig, vroeg in een land zijn, op het hoogste niveau,
zoals Kofi Annan destijds heeft geprobeerd bij zijn laatste officiële VN-missie in
Syrië, waar hij ook is uitgestapt om te zeggen: hier valt niets te onderhandelen;
er is een ander proces nodig. Er zijn veel fasen en veel momenten. Wij zetten in op
het hele brede spectrum, zoals mijn collega Blok al heeft benoemd. Als het gaat om
de middelen, ondersteunen we technische capaciteit, dialogen – in stilte; de meer
discrete diplomatieke kanalen – maar we zetten natuurlijk ook in op specifieke processen,
waar u aan deel heeft genomen, maar ook andere, bijvoorbeeld in landen in Afrika.
Dus ik denk dat conflictpreventie nooit los gezien moet worden van het bredere palet
aan middelen dat we hebben, zoals samenwerking via het Peacebuilding Fund van de VN,
maar ook de landenteams zelf. Een landenteam dat werkt aan ontwikkelingssamenwerking
ziet vaak al juist in het veld een situatie verslechteren. U noemde Abyei. Ik heb
zelf in Sudan gewerkt in het kader van de Naivasha-akkoorden. Dat zijn klassieke voorbeelden
van hoe een fantastische politieke oplossing of overeenkomst met onopgeloste kwesties
steeds weer nieuwe conflicten kan veroorzaken, want het is een proces, en een moeilijk
proces, en het moet altijd gekoppeld worden aan uitvoering. De politiek moet vredesdividend
leveren voor de bevolking zelf, met name in conflictgebieden. Ik denk dat er heel
veel werk aan de winkel is. Ik ben wat dat betreft hoopvol als het gaat om de nieuwe
agenda van de secretaris-generaal.
Dan komen we meteen van het wat op het hoe. Dat is SDG 17 eigenlijk. De heer Van Ojik
vroeg daarnaar. SDG 17 heeft inderdaad alles onder de hoede. In de nieuwe nota is
het weer 0,7% minus een bepaald bedrag; we komen dus inderdaad niet uit op de 0,7.
De koppeling is wel weer formeel hersteld, conform het regeerakkoord. Wij hebben een
correctie opgenomen, maar het belangrijkste is dat ODA wordt erkend als een beperkt
middel. Dat is de relevantie van SDG 17. De private sector, financiële instellingen,
duurzaam ondernemen: iedereen heeft een rol te spelen en te ondernemen. Maar het gevecht
tegen corruptie en belastingontduiking in het land zelf, de eigen bijdrage van de
regeringen in landen waar ontwikkelingssamenwerking moet plaatsvinden, moet even relevant
zijn. Het debat gaat over de billions to trillions. We zijn er inderdaad niet. Er
is een enorm financieringstekort dat we nu al kunnen voorzien. De grote terugval zal
komen door klimaatverandering en conflict. We zien nu al dat de ergste terugval op
de voortgang die geboekt had kunnen worden met de SDG's, in conflictgebieden is. Dat
gaat de statistieken enorm veranderen.
Ik probeer nog in twee minuten de rest te beantwoorden, meneer de voorzitter. De heer
Koopmans had het over humanitaire hulp. Uiteraard is het belangrijk dat er een accountability
komt voor diegenen die internationaal humanitair recht en oorlogsrecht schenden, maar
humanitaire hulp is altijd onconditioneel. Het gaat om de meest kwetsbaren, die het
meest afhankelijk zijn van onze interventie en die vaak, zoals ik meen ook door mevrouw
Ploumen is gesteld, juist het slachtoffer zijn van de eigen regering of wanbeheer
te lande. Die moeten altijd toegang hebben of toegang kunnen krijgen tot de hulp die
ze nodig hebben. Het is overlevingshulp. Het is geen luxe, zoals u weet. Naar ontwikkelingshulp
kun je soms conditioneler kijken en dat doen we ook, maar humanitaire hulp is een
hele andere vorm van hulp. Het is overleven. Het is een basaal mensenrecht en daar
spelen we niet mee. In dit kader kijken we natuurlijk ook naar alle humanitaire noden,
vooral aan het eind van het jaar. Mochten er nog additionele gelden zijn, dan maken
wij een weging. In dit geval zal dan ook bijvoorbeeld gekeken worden naar een aantal
organisaties en landensituaties, zoals bijvoorbeeld UNRWA, want wij wegen alle organisaties
op de humanitaire noodzaak en politiseren niet.
Het antwoord van het kabinet voor wat betreft de vraag van de heer De Roon, is beantwoord.
Ik zal zelf ingaan op een uitnodiging van de secretaris-generaal met een aantal landen.
Wij zullen alle Arabische landen en andere landen met middelen weer oproepen een additionele
bijdrage toe doen. Nederland zelf heeft ook altijd al gefinancierd. Wij zullen altijd
weer wegen aan het eind van het jaar, in het kader van landen en noodzaak en welke
organisatie daar het best bij past.
Mevrouw Ploumen had het over de armoede in de wereld en 2030. Hoe kunnen we anderen
bewegen tot actie? Ik ben het helemaal met u eens. Ik hoop dat u in de BHOS-nota een
SDG-actieplan heeft gezien met een rol voor Nederland als het gaat om innovatieve
financiering en het bouwen van een coalitie rond andere thema's, zoals onderwijs en
jeugd. Maar we willen ook met de private sector en met andere partners werken om juist
meer middelen te kunnen krijgen. Uiteindelijk is het ook een kwestie van politieke
wil en visie om die keuzes te blijven maken.
Dan wil ik graag nog een laatste complementaire opmerking maken over een sentiment
dat mevrouw Ploumen benoemde. Ik denk dat de secretaris-generaal een hele lastige
start had. Die viel samen met de verkiezing van president Trump, die een hele andere
visie had op het multilateraal systeem, of het nou de Wereldhandelsorganisatie is
of de VN, of de Europese Unie bijvoorbeeld. De hervormingen die zijn doorgevoerd,
zijn langzaam, taai en lastig. Ik denk dat wij als Nederlandse regering heel tevreden
zijn met de inzet en het tempo waarmee alle verandering vorm heeft gekregen. Nu gaat
het om de uitvoering. Er zijn hoge verwachtingen. Dan is er altijd een moment dat
je denkt: oké, en nu? Maar ik denk dat nu een mooi moment is om te kijken naar de
uitvoering. De VN hebben 140.000 mensen. Daar zit de actie en uiteindelijk ook de
stem van het gehele apparaat, met een secretaris-generaal die inderdaad soms secretaris
is en soms generaal. De uitdaging is om beiden tegelijkertijd te zijn in dit tijdsgewricht.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u voor dit onwaarschijnlijk snelle antwoord, waarmee u hopelijk ook de Kamerleden
recht heeft gedaan. We zijn iets over de tijd. Zijn er nog heel prangende vragen in
dit veegrondje? Ik kan helaas geen tweede termijn toestaan. Ik kijk ook heel even
nog naar beide Minister of enkele minuten uitloop acceptabel is in de agenda's. Dat
is het.
De heer Bisschop, hebt u nog een vraag?
De heer Bisschop (SGP):
Nee, ik wil alleen dan toch van de gelegenheid gebruikmaken om de bewindspersonen
te danken voor de beantwoording. Mijn drie aanvullende deugden heb ik al benoemd.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik wil toch een VAO aanvragen, tenzij de Minister alsnog kan toezeggen
dat hij zich ervoor wil inspannen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
dat er een resolutie komt ter uitvoering van de adviezen zoals neergelegd in het recente
rapport van de onderzoekscommissie van de Mensenrechtenraad in Jemen. We kunnen hier
niet over accountability en straffeloosheid spreken als dit niet aan de orde komt
in de Algemene Vergadering, waar de Minister ook veel meer kansen zal hebben om succes
te krijgen; geen uitkomst, maar inzet. Als de Minister dat afwijst, dan zal ik een
VAO aanvragen.
De voorzitter:
Ik heb de voorwaarde duidelijk gehoord. De heer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter. Ik heb alleen de vraag aan Minister Kaag of zij mij goed heeft verstaan.
Ik heb niet gezegd dat de VVD is voor het politiek maken van humanitaire hulp, want
humanitaire hulp moet altijd non-politiek zijn. Waar we het over hebben gehad, is
het voorwaarden stellen aan hulp ter ondersteuning van ontwikkeling en van vrede.
Nogmaals, ik vind het een principiële kwestie, niet eentje van kleine voorbeelden.
Een paar jaar geleden mocht ik onderhandelen met de Koning van de Toearegs in Mali.
De voorzitter:
Heel kort, meneer Koopmans. Heel kort.
De heer Koopmans (VVD):
Die zei: ik ben een coalitie aangegaan met de terroristen, niet omdat ik terrorist
ben, maar omdat de steun altijd naar Bamako gaat en die niet bij mij komt. Ik weet
niet of dat waar is, maar als ontwikkelingshulp op die manier bijdraagt aan zo'n conflict,
is dat slecht. Laten we kijken hoe we dat kunnen oplossen. Dat lijkt me goed.
Dank u wel.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik ga me beperken tot mijn eigen vragen en niet reageren op de heer Koopmans.
Dat vergt enige inspanning, maar die ga ik doen.
Voorzitter. Ik heb een vraag aan Minister Blok. Enige tijd geleden heeft hij toegezegd
dat hij gaat kijken naar een voorstel dat ik heb gedaan om een sanctieregime in te
stellen tegen seksueel geweld tegen vrouwen. Ik zou van hem willen weten of ik een
reactie tegemoet mag zien. Ik zou hem willen vertellen dat ondertussen de regeringen
van Denemarken, Zweden, Luxemburg en België ook naar het voorstel kijken en dat de
regeringen van Ierland, Australië en Nieuw-Zeeland mij verzocht hebben om het voorstel
aan hen toe te sturen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Helvert nog met een laatste vraag.
De heer Van Helvert (CDA):
Mijn laatste vraag gaat over dat rapport van 9 augustus. Dat is voor de zitting van
10 tot en met 28 september 2018. Die is nu bezig. De Minister zegt: dat rapport vind
ik heel schokkend. Dat is ook heel schokkend. Ik wil toch vragen wat we als Nederland
gaan doen, want er staan dingen in... Dit is gewoon een opsomming van de VN: 18 januari
heeft Turkije een markt, een ziekenhuis en een woonhuis gebombardeerd, achttien slachtoffers;
op 21 januari een luchtaanval op een boerderij, tien slachtoffers. Zo gaat dat de
hele tijd door. Heel schokkend. Kunnen wij in die VN of misschien wel buiten de VN
om Turkije wel aanspreken of misschien zelfs veroordelen hiervoor? Wij hebben weer
een genormaliseerde relatie met de Turken. We kunnen nu dus ook niet meer zeggen «we
hebben geen relatie, dus het heeft geen zin». Wat kunnen de Ministers hiermee doen?
De voorzitter:
Ik kijk naar de Minister van Buitenlandse Zaken. Er zijn nog enkele vragen gesteld
aan beide Ministers.
De heer Van Ojik en de heer Koopmans laten zich verontschuldigen in verband met andere
verplichtingen.
Minister Blok:
Voorzitter. De heer Bisschop dank ik voor de dank.
Mevrouw Karabulut en Jemen. Nederland heeft deze week nog geprobeerd om Jemen in de
VN-Veiligheidsraad te agenderen. Dat is niet gelukt bij gebrek aan steun. Dat geeft
wel aan hoe lastig het is. Ik gaf mevrouw Karabulut al aan dat we ons, ondanks alle
tegenwerking, in de Mensenrechtenraad vol aan het inzetten zijn voor het verlengen
van het mandaat van de commissie van experts. Daarvan weet ik volgende week de uitslag.
Met de ervaring van deze week en de strijd die we nog aan het leveren zijn om volgende
week een verlenging van het mandaat te krijgen, vind ik het niet reëel om nu alweer
extra dingen toe te gaan zeggen.
Dan mevrouw Ploumen. De brief over het sanctieregime komt volgende week. Ik heb ’m
nog niet gelezen, maar hij is zo goed als af. Dus die heeft de volle aandacht.
De heer Van Helvert vroeg: hoe spreken wij Turkije aan? Ook in de tijd dat we geen
normale diplomatieke betrekkingen hadden, hebben we Turkije aangesproken. Dat heb
ik de Kamer ook gerapporteerd. We hebben ook een veroordeling uitgesproken vanwege
het feit dat onze Koerdische bondgenoten vanwege de acties in Afrin niet meer hun
strijd tegen ISIS ten volle konden voeren. Inderdaad zal ik het feit dat ik nu weer
gewoon diplomatieke relaties en dus ook gesprekken met mijn Turkse collega heb, ook
gebruiken om de Turkse rol in Syrië aan de orde te stellen.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Kaag:
De heer Koopmans is vertrokken, maar ik denk dat we inderdaad een andere inschatting
hebben van het verschil tussen humanitaire hulp en de relevantie van ontwikkelingssamenwerking,
ook in conflictsituaties en fragiele staten. Dat komt dus op een ander moment.
Voor de goede orde wil ik alleen nog een verwijzing maken naar de brief en het actieplan
dat wij hebben ingevoerd, ook in samenwerking met ngo's en andere uitvoerende organisaties
en binnen het VN-systeem. Dat gaat over de aanpak van seksueel misbruik en machtsmisbruik
in de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking of humanitaire hulp. Dat is natuurlijk
complementair aan de andere situaties. Alleen dat wil ik voor de goede orde melden.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk nog even naar mevrouw Karabulut. Ja, zij wil een VAO. Dat betekent
dat wij het VAO zullen aanmelden voor de plenaire vergadering.
Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. Ik dank de Kamerleden uiteraard voor
hun inbreng en ik dank het publiek op de tribune en de mensen thuis.
Ik moet één toezegging aan de Kamer noemen.
– De brief over het sanctieregime zal komende week naar de Kamer komen.
Sluiting 15.40 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier -
Mede ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.