Voorstel van wet : Voorstel van wet (herdruk)
35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
ARTIKEL XIII
ARTIKEL XIV
ARTIKEL XV
ARTIKEL XVI
ARTIKEL XVII
ARTIKEL XVIII
ARTIKEL XIX
ARTIKEL XX
ARTIKEL XXI
ARTIKEL XXII
ARTIKEL XXIII
ARTIKEL XXIV
ARTIKEL XXV
ARTIKEL XXVI
ARTIKEL XXVII
ARTIKEL XXVIII
ARTIKEL XXIX
ARTIKEL XXX
ARTIKEL XXXI
ARTIKEL XXXII
ARTIKEL XXXIII
ARTIKEL XXXIV
ARTIKEL XXXV
ARTIKEL XXXVI
ARTIKEL XXXVII
ARTIKEL XXXVIII
ARTIKEL XXXIX
ARTIKEL XL
ARTIKEL XLI
ARTIKEL XLII
ARTIKEL XLIII
ARTIKEL XLIV
ARTIKEL XLV
Nr. 2 HERDRUK1 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te
treffen die werken aantrekkelijker maken door de lasten op arbeid te verlagen, die
de belasting op consumptie verhogen of die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming
voor het jaar 2019 en dat het voorts in het kader van het fiscale beleid voor het
jaar 2019 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere
wetten enkele wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.6 wordt «tweede lid, onderdeel e» vervangen door «zevende lid».
B
Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede zin, wordt «volzin» vervangen door «zin».
2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor andere buitenlandse belastingplichtigen
die inwoner zijn van een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Zwitserland of
de BES eilanden en voor andere buitenlandse belastingplichtigen met belastbare winst
uit een Nederlandse onderneming als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, onderdeel
a, die aanspraak kunnen maken op toepassing van een bepaling in een regeling ter voorkoming
van dubbele belasting die discriminatie van vaste inrichtingen verbiedt, wordt het
op grond van de eerste zin berekende gezamenlijke bedrag, na toepassing van regelingen
ter voorkoming van dubbele belasting, verminderd met het bedrag van de heffingskorting
voor de inkomstenbelasting, voor zover dat betrekking heeft op de arbeidskorting of
op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
3. In het tweede lid wordt «bedrag van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting
wordt» vervangen door «bedrag van de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, met
uitzondering van het deel dat betrekking heeft op de arbeidskorting of inkomensafhankelijke
combinatiekorting, wordt».
C
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.384
–
9,00%
€ 20.384
€ 34.300
€ 1.834
10,45%
€ 34.300
€ 68.507
€ 3.288
38,10%
€ 68.507
–
€ 16.320
51,75%
D
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.384
–
9,00%
€ 20.384
€ 34.817
€ 1.834
10,45%
€ 34.817
€ 68.507
€ 3.342
38,10%
€ 68.507
–
€ 16.177
51,75%
E
In artikel 4.49, eerste lid, wordt «negen» vervangen door «zes».
F
Aan artikel 7.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
18. Indien bij een buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.7, eerste
lid, derde zin, een heffingskorting afhankelijk is van zijn arbeidsinkomen of van
dat van zijn partner, wordt voor de bepaling hiervan uitgegaan van het volgens de
regels voor binnenlandse belastingplichtigen berekende arbeidsinkomen.
G
Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 184.
H
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel b als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 111.
2. In onderdeel c wordt «3,6%» vervangen door «6%».
I
In artikel 8.14a, tweede lid, wordt «€ 1.052, vermeerderd met 6,159%» vervangen door
«11,45%».
J
Artikel 10.3a vervalt.
K
Na artikel 10a.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a.19 Overgangsbepaling conserverende aanslagen lijfrente en pensioen
1. Voor de toepassing van artikel 3.136, tweede lid, blijven de aldaar bedoelde premies
buiten beschouwing voor zover deze betrekking hebben op de periode tot en met 31 december
1991 of op de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009.
2. Voor de toepassing van artikel 3.136, derde lid, blijven de aldaar bedoelde aanspraken
en bijdragen buiten beschouwing voor zover deze betrekking hebben op de periode tot
en met 15 juli 2009.
ARTIKEL II
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.751
9,40%
€ 20.751
€ 34.764
€ 1.950
10,15%
€ 34.764
€ 68.507
€ 3.372
37,80%
€ 68.507
–
€ 16.126
50,50%
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Indien bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning een of meer
bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid in
aftrek zijn gebracht, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en
woning het op basis van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 4,5% van het
bedrag waarmee de som van het belastbare inkomen uit werk en woning en de in aftrek
gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde
lid, het in de eerste kolom van de in het eerste lid opgenomen tabel laatstvermelde
bedrag te boven gaat, doch ten hoogste met 4,5% van de in aftrek gebrachte bedragen
ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid.
3. De grondslagverminderende posten, bedoeld in het tweede lid, zijn:
a. de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74;
b. de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a, mits het gezamenlijke bedrag van
de met de ondernemersaftrek verminderde winst, bedoeld in artikel 3.79a, positief
is;
c. de terbeschikkingstellingsvrijstelling, bedoeld in artikel 3.99b, mits het gezamenlijke
bedrag van het resultaat uit werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.99b, tweede lid,
positief is;
d. de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120;
e. de persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1.
B
Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.751
–
9,40%
€ 20.751
€ 35.444
€ 1.950
10,15%
€ 35.444
€ 68.507
€ 3.441
37,80%
€ 68.507
–
€ 15.938
50,50%
2. Het tweede lid wordt vervangen door:
2. Indien bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning een of meer
bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid in
aftrek zijn gebracht, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en
woning het op basis van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 4,5% van het
bedrag waarmee de som van het belastbare inkomen uit werk en woning en de in aftrek
gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde
lid, het in de eerste kolom van de in het eerste lid opgenomen tabel laatstvermelde
bedrag te boven gaat, doch ten hoogste met 4,5% van de in aftrek gebrachte bedragen
ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid.
3. De grondslagverminderende posten, bedoeld in het tweede lid, zijn:
a. de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74;
b. de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a, mits het gezamenlijke bedrag van
de met de ondernemersaftrek verminderde winst, bedoeld in artikel 3.79a, positief
is;
c. de terbeschikkingstellingsvrijstelling, bedoeld in artikel 3.99b, mits het gezamenlijke
bedrag van het resultaat uit werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.99b, tweede lid,
positief is;
d. de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120;
e. de persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1.
C
In artikel 2.12 wordt «25%» vervangen door «26,25%».
D
Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt, onder overeenkomstige toepassing van
artikel 10.5, in de laatste kolom het als eerste vermelde percentage verlaagd met
0,02%-punt, het als tweede vermelde percentage verlaagd met 0,03%-punt, het als derde
vermelde percentage verlaagd met 0,04%-punt en het als vierde vermelde percentage
verlaagd met 0,05%-punt. Voorts wordt het in die tabel in de laatste kolom als eerste
vermelde bedrag verlaagd met 0,05% van het in die kolom als laatste vermelde bedrag.
2. Het in het vijfde lid, eerste zin, vermelde percentage wordt, onder overeenkomstige
toepassing van artikel 10.5, verlaagd met 0,08%-punt. Voorts wordt het in de tweede
zin als tweede vermelde bedrag verlaagd met 0,08% van het in die zin als eerste vermelde
bedrag.
E
In artikel 4.53, tweede lid, wordt «25%» vervangen door «26,25%».
F
In artikel 8.1, tweede lid, onderdeel c, wordt «en hetgeen wordt genoten ingevolge
de Ziektewet» vervangen door «en uitkeringen ingevolge de Ziektewet, voor zover die
betrekking hebben op de periode waarin de dienstbetrekking in de zin van die wet nog
niet is beëindigd of voor zover die voortvloeien uit een vrijwillige verzekering als
bedoeld in artikel 64 van die wet».
G
Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 116.
H
Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met
€ 35. Voorts wordt «en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met» vervangen
door «alsmede vermeerderd met».
2. In de eerste zin wordt, onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd,
luidende:
c. 1,601% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 20.450, waarbij de
som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt
dan € 3.658, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:.
3. In de tweede zin wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c».
I
Artikel 10.1 wordt als volgt gewijzigd.
1. In het eerste lid wordt «het in artikel 3.127, derde lid, laatst vermelde bedrag
en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde
bedrag» vervangen door «het in artikel 3.127, derde lid, laatstvermelde bedrag, het
in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag
en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, als tweede vermelde
bedrag».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid wordt het bedrag dat is vermeld in de derde regel
van de tweede kolom en in de vierde regel van de eerste kolom van de tabel in artikel
2.10, eerste lid, en van de tabel in artikel 2.10a, eerste lid, niet vervangen.
J
Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdelen a, b en c».
Voorts wordt «onderdelen b en c» vervangen door «onderdelen b, c en d».
2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zevende en achtste lid worden
twee leden ingevoegd, luidende:
5. Het percentage in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, wordt berekend
door het verschil van het in dat onderdeel na toepassing van artikel 10.1 als tweede
vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, na
toepassing van artikel 10.1 als tweede vermelde bedrag te delen door het verschil
van het volgens het zevende lid berekende bedrag en het volgens het zesde lid berekende
bedrag.
6. Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, eerstvermelde bedrag
wordt gesteld op 108% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel d».
4. In het achtste lid (nieuw) wordt «tweede en derde lid» vervangen door «tweede, derde
en vijfde lid».
K
Artikel 10.2a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «aftrekbare kosten eigen woning» vervangen door «grondslagverminderende
posten».
2. In het eerste lid, tweede zin, wordt «0,5%-punt» vervangen door «3%-punt». Voorts
wordt «als vierde vermelde percentage» vervangen door «als derde vermelde percentage».
3. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
L
Aan artikel 10a.9 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De artikelen 2.10, tweede en derde lid, en 2.10a, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing op verliezen als bedoeld in het tweede lid.
ARTIKEL III
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2021 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 35.286
–
9,40%
€ 35.286
€ 68.507
€ 3.316
37,05%
€ 68.507
–
€ 15.624
49,50%
B
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 36.153
–
9,40%
€ 36.153
€ 68.507
€ 3.397
37,05%
€ 68.507
–
€ 15.384
49,50%
C
In artikel 2.12 wordt «26,25%» vervangen door «26,9%».
D
Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt, onder overeenkomstige toepassing van
artikel 10.5, in de laatste kolom het als eerste vermelde percentage verlaagd met
0,02%-punt, het als tweede vermelde percentage verlaagd met 0,03%-punt, het als derde
vermelde percentage verlaagd met 0,04%-punt en het als vierde vermelde percentage
verlaagd met 0,05%-punt. Voorts wordt het in die tabel in de laatste kolom als eerste
vermelde bedrag verlaagd met 0,05% van het in die kolom als laatste vermelde bedrag.
2. Het in het vijfde lid, eerste zin, vermelde percentage wordt, onder overeenkomstige
toepassing van artikel 10.5, verlaagd met 0,08%-punt. Voorts wordt het in de tweede
zin als tweede vermelde bedrag verlaagd met 0,08% van het in die zin als eerste vermelde
bedrag.
E
In artikel 4.53, tweede lid, wordt «26,25%» vervangen door «26,9%».
F
In artikel 5.16, vierde lid, wordt «als vierde vermelde percentage» vervangen door
«als derde vermelde percentage».
G
Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 58. Voorts wordt
«het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde
bedrag» vervangen door «€ 20.384».
H
Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in het tweede lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met
€ 35.
2. Het in het tweede lid, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met
€ 175.
I
Artikel 10.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «in de tweede regel van de tweede kolom en in de derde regel
van de eerste kolom» vervangen door «in de eerste regel van de tweede kolom en in
de tweede regel van de eerste kolom».
2. In het derde lid wordt «in de derde regel van de tweede kolom en in de vierde regel
van de eerste kolom» vervangen door «in de tweede regel van de tweede kolom en in
de derde regel van de eerste kolom».
J
Artikel 10.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «Het in de derde kolom in artikel 3.19, tweede lid, als vijfde
vermelde percentage» vervangen door «De in de derde kolom in artikel 3.19, tweede
lid, eerstvermelde vijf percentages».
2. Het achtste en tiende lid vervallen, onder vernummering van het negende lid tot achtste
lid.
K
In artikel 10.6b wordt «het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag» vervangen
door «het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag». Voorts wordt «het in
die kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «het in artikel 8.10, tweede
lid, laatstvermelde bedrag».
ARTIKEL IV
In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt artikel 10.1, derde lid, met ingang van
1 januari 2022.
ARTIKEL V
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt, onder overeenkomstige toepassing van
artikel 10.5, in de laatste kolom het als eerste vermelde percentage verlaagd met
0,02%-punt, het als tweede vermelde percentage verlaagd met 0,03%-punt, het als derde
vermelde percentage verlaagd met 0,04%-punt en het als vierde vermelde percentage
verlaagd met 0,05%-punt. Voorts wordt het in die tabel in de laatste kolom als eerste
vermelde bedrag verlaagd met 0,05% van het in die kolom als laatste vermelde bedrag.
2. Het in het vijfde lid, eerste zin, vermelde percentage wordt, onder overeenkomstige
toepassing van artikel 10.5, verlaagd met 0,08%-punt. Voorts wordt het in de tweede
zin als tweede vermelde bedrag verlaagd met 0,08% van het in die zin als eerste vermelde
bedrag.
B
Artikel 10.2a, tweede zin, komt te luiden: Dit percentage wordt gesteld op het verschil
tussen de in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel
als derde en tweede vermelde percentages.
ARTIKEL VI
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 759.
ARTIKEL VII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.
ARTIKEL VIII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.
ARTIKEL IX
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 883.
ARTIKEL X
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2029 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 878.
ARTIKEL XI
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 863.
ARTIKEL XII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 822.
ARTIKEL XIII
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, zesde lid, wordt «€ 150» vervangen door «€ 170». Voorts wordt «€ 1.500»
vervangen door «€ 1.700».
B
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.384
–
9,00%
€ 20.384
€ 34.300
€ 1.834
10,45%
€ 34.300
€ 68.507
€ 3.288
38,10%
€ 68.507
–
€ 16.320
51,75%
C
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.384
–
9,00%
€ 20.384
€ 34.817
€ 1.834
10,45%
€ 34.817
€ 68.507
€ 3.342
38,10%
€ 68.507
–
€ 16.177
51,75%
D
Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 184.
E
Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in onderdeel b als tweede genoemde bedrag wordt verhoogd met € 111.
2. In onderdeel c wordt «3,60%» vervangen door «6%».
F
Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van
de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten);.
2. Onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot negende tot en met dertiende
lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers
die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen,
geldt, onder daarbij te stellen voorwaarden, dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen
van verblijf buiten het land van herkomst gedurende ten hoogste vijf jaar ten minste
worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30%
van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de
daarbij aan te wijzen schoolgelden.
8. Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers
die door een inhoudingsplichtige buiten Nederland worden uitgezonden, geldt, onder
daarbij te stellen voorwaarden, dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van
verblijf buiten het land van herkomst ten minste worden beschouwd als vergoeding voor
extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte
van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden.
G
Artikel 39e vervalt.
ARTIKEL XIV
In afwijking van artikel XIII, onderdeel F, worden vergoedingen en verstrekkingen
tot het bedrag van de bij of krachtens artikel 31a, zevende lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964 aan te wijzen schoolgelden ook na de ingevolge die bepaling geldende
periode van ten hoogste vijf jaar in aanmerking genomen als vergoeding voor extraterritoriale
kosten als bedoeld in artikel 31a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964,
mits deze schoolgelden betrekking hebben op het schooljaar 2018/2019 en worden vergoed
of verstrekt tijdens de tot 1 januari 2019 voor de werknemer geldende periode van
ten hoogste acht jaar, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet
op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde of de tot 1 januari
2019 voor de werknemer geldende periode van ten hoogste tien jaar, bedoeld in artikel
31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december
2011 luidde.
ARTIKEL XV
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.751
9,40%
€ 20.751
€ 34.764
€ 1.950
10,15%
€ 34.764
€ 68.507
€ 3.372
37,80%
€ 68.507
–
€ 16.126
50,50%
B
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 20.751
9,40%
€ 20.751
€ 35.444
€ 1.950
10,15%
€ 35.444
€ 68.507
€ 3.441
37,80%
€ 68.507
–
€ 15.938
50,50%
C
Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 116.
D
Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in het tweede lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met
€ 35. Voorts wordt «, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:» vervangen
door «alsmede vermeerderd met;».
2. In het tweede lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel
ingevoegd, luidende:
c. 1,601% van dat loon voor zover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt
dan € 20.450, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen
a, b en c niet meer bedraagt dan € 3.658, en verminderd, doch niet verder dan tot
nihil, met:.
3. In het derde lid, onderdeel c, wordt «en hetgeen wordt genoten ingevolge de Ziektewet»
vervangen door «en uitkeringen ingevolge de Ziektewet, voor zover die betrekking hebben
op de periode waarin de dienstbetrekking in de zin van die wet nog niet is beëindigd
of voor zover die voortvloeien uit een vrijwillige verzekering als bedoeld in artikel
64 van die wet».
ARTIKEL XVI
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2021 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 35.286
–
9,40%
€ 35.286
€ 68.507
€ 3.316
37,05%
€ 68.507
–
€ 15.624
49,50%
B
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 36.153
–
9,40%
€ 36.153
€ 68.507
€ 3.397
37,05%
€ 68.507
–
€ 15.384
49,50%
C
Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 58. Voorts wordt
«het in de tabel van artikel 20a, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde
bedrag» vervangen door «€ 20.384».
D
Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in het tweede lid, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met
€ 35.
2. Het in het tweede lid, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met
€ 175.
ARTIKEL XVII
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2025 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 759.
ARTIKEL XVIII
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2026 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.
ARTIKEL XIX
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2027 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.
ARTIKEL XX
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 883.
ARTIKEL XXI
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2029 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 878.
ARTIKEL XXII
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 863.
ARTIKEL XXIII
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 822.
ARTIKEL XXIV
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 11, vierde lid» vervangen door
«artikel 11, zesde lid».
B
In artikel 9, tweede lid, onderdeel a, wordt «6 percent» vervangen door «9 percent».
C
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding
en die door instellingen worden verricht voor personen die aan sport of lichamelijke
opvoeding doen, met uitzondering van:
1°. het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;
2º. het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond
van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening;.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De nauw samenhangende leveringen en diensten, bedoeld in het eerste lid, aanhef en
onderdelen c, e, o en t, zijn van de vrijstelling uitgesloten wanneer zij:
a. niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; of
b. in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door
de uitvoering van handelingen welke worden verricht in rechtstreekse mededinging met
aan de heffing van belasting onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen.
3. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met achtste
lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e en t, zijn
slechts van toepassing, indien de ondernemer geen winst beoogt. Onder het beogen van
winst wordt mede verstaan het behalen van exploitatieoverschotten, tenzij deze worden
aangewend voor de instandhouding of verbetering van de diensten die worden verricht.
4. Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel e, is geen sprake van een instelling
die winst beoogt, indien:
a. de instelling direct of indirect bijdragen ontvangt die geen vergoeding vormen of
een vergoeding vormen hoger dan de normale waarde voor een prestatie en de instelling
zonder die bijdragen geen overschot zou behalen; of
b. aan de instelling direct of indirect een sportaccommodatie of een gedeelte daarvan
ter beschikking wordt gesteld door een publiekrechtelijk lichaam dat ter zake van
die terbeschikkingstelling niet ten minste de aan die accommodatie of het gedeelte
daarvan toerekenbare integrale kosten aan zijn afnemer in rekening brengt.
D
In artikel 20, tweede lid, onderdeel a, wordt «6 percent» vervangen door «9 percent».
ARTIKEL XXV
1. Ingeval een koop-/aannemingsovereenkomst ter zake van een sportaccommodatie is gesloten
voor 1 januari 2019 en de bouw daarvan ook voor die datum is aangevangen, vindt in
afwijking van artikel 15, vierde lid, eerste zin, van de Wet op de omzetbelasting
1968 de aftrek van belasting die na 1 januari 2019 ter zake van de bouw van de sportaccommodatie
in rekening wordt gebracht dan wel na 1 januari 2019 wordt verschuldigd, plaats overeenkomstig
de bestemming van de goederen en diensten op het tijdstip waarop de koop-/aannemingsovereenkomst
is gesloten. Vorenstaande zin is slechts van toepassing indien het in aftrek brengen
van belasting niet mogelijk zou zijn als gevolg van de wijziging van artikel 11 van
de Wet op de omzetbelasting 1968 bij artikel XXIV, onderdeel C, van deze wet.
2. Een herziening van de aftrek van belasting als bedoeld in artikel 15, vierde lid,
tweede volzin, van de Wet op de omzetbelasting 1968 vindt niet plaats voor onroerende
en roerende zaken die in gebruik zijn genomen na 1 januari 2019 voor zover de herziening
het gevolg is van de wijziging van artikel 11 van die wet bij artikel XXIV, onderdeel
C, van deze wet.
3. Een herziening van de aftrek van belasting als bedoeld in artikel 15, zesde lid,
van de Wet op de omzetbelasting 1968 vindt niet plaats voor onroerende en roerende
zaken die in gebruik zijn genomen vóór 1 januari 2019 voor zover de herziening het
gevolg is van de wijziging van artikel 11 van die wet bij artikel XXIV, onderdeel
C, van deze wet.
ARTIKEL XXVI
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 30f, vierde lid, komt te luiden:
4. Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de voorlopige aanslag inkomstenbelasting
of vennootschapsbelasting is vastgesteld overeenkomstig een op de door de inspecteur
aangegeven wijze ingediend verzoek dat is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde
maand of overeenkomstig een ingediende aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting
die is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde, onderscheidenlijk vierde, maand
na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
B
Artikel 30fc, vierde lid, komt te luiden:
4. Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de aanslag inkomstenbelasting
of vennootschapsbelasting is vastgesteld overeenkomstig een ingediende aangifte die
is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde, onderscheidenlijk vierde, maand na
afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
C
In artikel 30g wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en
zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de belastingaanslag ter zake
van een overlijden is vastgesteld overeenkomstig een verzoek of overeenkomstig een
ingediende aangifte indien het verzoek, onderscheidenlijk de aangifte, is ontvangen
voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden.
ARTIKEL XXVII
Artikel XXVI, onderdelen A en B, vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot
belastingaanslagen die betrekking hebben op belastingtijdvakken die zijn aangevangen
op of na 1 januari 2018.
ARTIKEL XXVIII
Artikel XXVI, onderdeel C, vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot belastingaanslagen
erfbelasting ter zake van overlijdens die op of na 1 januari 2019 plaatsvinden.
ARTIKEL XXIX
De Invorderingswet 1990 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25, achtste lid, onderdeel b, wordt «25 percent van» vervangen door «het
in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde percentage vermenigvuldigd
met».
B
In artikel 26, vijfde lid, onderdeel a, wordt «een vierde van» vervangen door «het
in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde percentage vermenigvuldigd
met».
ARTIKEL XXX
De Wet op de vaste boekenprijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid kunnen de uitgever en de importeur de vaste prijs
eerder dan na verloop van een half jaar aanpassen met ingang van een daarbij te bepalen
tijdstip ter verdiscontering van een wijziging van het belastingpercentage, genoemd
in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
B
In artikel 9 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd,
luidende:
5. Op de boekenclubprijs is artikel 5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL XXXI
De Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk II, artikel XVI, onderdeel E, vervalt.
B
Hoofdstuk III, artikel II, vierde lid, vervalt.
ARTIKEL XXXII
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 3.9 tot en met 3.31 vervallen.
B
De artikelen 3.32 en 3.33 vervallen.
C
De artikelen 5.7 tot en met 5.29 vervallen.
D
De artikelen 8.1 en 8.2 vervallen.
ARTIKEL XXXIII
In de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt met ingang van 1 januari 2044 na hoofdstuk
7 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 7A OVERGANGSRECHT STARTERSLENINGEN
Artikel 7a.1 Overgangsrecht startersleningen
Voor leningen als bedoeld in artikel 10bis.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 zoals dat luidde op 31 december 2043, blijft hoofdstuk 10bis
van die wet zoals dat luidde op 31 december 2043, van toepassing voor de belastingjaren
2044 tot en met 2046.
ARTIKEL XXXIV
In het Belastingplan 2016 vervallen de artikelen V tot en met XVI en de artikelen
XXI tot en met XXXII.
ARTIKEL XXXV
1. Bij de toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 14 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen blijft op verzoek van de belanghebbende het bestanddeel
van het toetsingsinkomen buiten beschouwing dat het gevolg is van de verlening van
bijstand aan zelfstandigen bij of krachtens artikel 78f van de Participatiewet die
eerst in de vorm van een renteloze geldlening is verstrekt en daarna is omgezet in
een bedrag om niet.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op tegemoetkomingen
over de berekeningsjaren 2014, 2015 of 2016 en kan worden gedaan tot en met 31 december
2019.
ARTIKEL XXXVI
In afwijking van artikel 4.49, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt
een verlies uit aanmerkelijk belang:
a. dat wordt geleden in het kalenderjaar 2019 verrekend vóór verliezen uit aanmerkelijk
belang die zijn of worden geleden in de kalenderjaren 2017 en 2018;
b. dat wordt geleden in het kalenderjaar 2020 verrekend vóór een verlies uit aanmerkelijk
belang dat is of wordt geleden in het kalenderjaar 2018.
ARTIKEL XXXVII
1. Artikel 8.1, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals die
bepaling luidde op 31 december 2019, blijft van toepassing met betrekking tot de belastingplichtige
die vóór 1 januari 2020 voldeed aan de voorwaarden om een uitkering ingevolge de Ziektewet
te genieten voor zover de belastingplichtige zonder onderbreking een uitkering ingevolge
de Ziektewet blijft genieten.
2. Artikel 22a, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals die
bepaling luidde op 31 december 2019, blijft van toepassing met betrekking tot de belastingplichtige
die vóór 1 januari 2020 voldeed aan de voorwaarden om een uitkering ingevolge de Ziektewet
te genieten voor zover de belastingplichtige zonder onderbreking een uitkering ingevolge
de Ziektewet blijft genieten.
ARTIKEL XXXVIII
Bij de toepassing van artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d
van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2019 met betrekking
tot het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964
als tweede vermelde bedrag wordt dat bedrag berekend door het vóór toepassing van
artikel I, onderdeel H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel
b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen
met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting
2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel I, onderdeel H, onder 1, vermelde
bedrag.
ARTIKEL XXXIX
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op
de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2020 worden toegepast, wordt:
a. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964
als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel II, onderdeel
H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld
in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met
het in artikel II, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag;
b. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964
als tweede vermelde bedrag berekend door het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin,
onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag met € 259
te verminderen en vervolgens te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld
in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarna dat bedrag wordt verhoogd
met € 259.
ARTIKEL XL
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar
2020 wordt toegepast, worden met overeenkomstige toepassing van dat artikel bij het
begin van dat kalenderjaar bij ministeriële regeling eveneens gewijzigd:
a. de in de eerste en tweede kolom van de in artikel III, onderdelen A en B, en artikel
XVI, onderdelen A en B, opgenomen tabellen vermelde bedragen;
b. het in artikel III, onderdeel G, en artikel XVI, onderdeel C, laatstvermelde bedrag.
ARTIKEL XLI
Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op
de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 worden toegepast, wordt:
a. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964
als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel
H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld
in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met
het in artikel III, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag.
b. het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964
als tweede vermelde bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel III, onderdeel
H, onder 2, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting
2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld
in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met
het in artikel III, onderdeel H, onder 2, vermelde bedrag.
ARTIKEL XLII
Na toepassing van de artikelen VI tot en met XII of XVII tot en met XXIII worden de
bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij ministeriële regeling gewijzigd in de bedragen die na toepassing van die
artikelen voortvloeien uit de aan het begin van de betreffende jaren in de kolommen
I en II van die tabel vermelde bedragen en de in kolom IV van die tabel vermelde percentages.
De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de bedragen in kolom III van de
tabel in artikel 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, op de bedragen
in kolom III van de tabel in artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting
1964 en op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20b, eerste lid, van de
Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL XLIII
Ingeval de samenloop van wetten die in 2018 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd
en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld,
of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van
artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten,
kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
ARTIKEL XLIV
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdelen C, D en G, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de
Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2019 is toegepast;
b. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar
2020 wordt toegepast: artikel II, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadat genoemd
artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
c. indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar
2021 wordt toegepast: artikel III, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadat genoemd
artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
d. artikel II, onderdeel A, onder 2, en onderdeel B, onder 2, eerst toepassing vindt
nadat artikel 10.2a van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar
2020 is toegepast;
e. artikel II, onderdeel D, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.3 van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij het begin van het kalenderjaar 2020 is toegepast;
f. artikel III, onderdeel D, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.3 van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij het begin van het kalenderjaar 2021 is toegepast;
g. artikel V, onderdeel A, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.3 van de Wet inkomstenbelasting
2001 bij het begin van het kalenderjaar 2023 is toegepast;
h. artikel XIII, onderdelen B, C en D, eerst toepassing vindt nadat de artikelen 20a,
tweede lid, 20b, tweede lid, en 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin
van het kalenderjaar 2019 zijn toegepast;
i. indien artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar
2020 wordt toegepast: artikel XV, onderdeel C, eerst toepassing vindt nadat genoemd
artikel 22d bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
j. indien artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar
2021 wordt toegepast: artikel XVI, onderdeel C, eerst toepassing vindt nadat genoemd
artikel 22d bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
k. artikel XXXI toepassing vindt voordat hoofdstuk II, artikel XVI, onderdeel E, en hoofdstuk
III, artikel II, vierde lid, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES worden toegepast.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXXVII in werking met ingang van 1 januari
2020.
ARTIKEL XLV
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2019.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.