Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 844 Regels voor handelingen met lichaamsmateriaal, welke worden verricht voor andere doeleinden dan geneeskundige behandeling of diagnostiek van de donor (Wet zeggenschap lichaamsmateriaal)
Nr. 15
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 18 juni 2025 en het nader rapport d.d. 9 oktober 2025, aangeboden aan de Koning
door de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 25 maart 2025, no. 2020002109,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
de bovenvermelde nota van wijziging rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 18 juni 2025, no. W13.25.00066/III, bied ik U, mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder cursief aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 25 maart 2025, no. 2020002109, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de tweede nota van wijziging
bij het voorstel van wet houdende Regels voor handelingen met lichaamsmateriaal, welke
worden verricht voor andere doeleinden dan geneeskundige behandeling of diagnostiek
van de donor (Wet zeggenschap lichaamsmateriaal), met memorie van toelichting.
Deze tweede nota van wijziging wijzigt (onder meer) de voorwaarden waaronder lichaamsmateriaal
dat is afgestaan voor medische behandeling of diagnose, zonder toestemming van de
donor, nader gebruikt mag worden voor wetenschappelijk onderzoek.1 Ook wordt een regeling geïntroduceerd voor de (verdere) verwerking van persoonsgegevens
(over de gezondheid) voor deze situatie.2
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om in de toelichting te verhelderen
hoe de voorgestelde gegevensregeling zich verhoudt tot de verordening betreffende
de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens en het daarin voorgeschreven (vergunningen)regime voor het nader gebruik van persoonsgegevens over de gezondheid (hierna: de
European Health Data Space (EHDS)-verordening).3
De EHDS-verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten. Voor zover met de
voorgestelde gegevensregeling is beoogd het regime van de EHDS-verordening om te zetten
door middel van nationaal-wettelijke bepalingen, merkt de Afdeling op dat dit in beginsel
niet is toegestaan vanwege het zogenoemde overschrijfverbod. En voor zover in dat
kader de voorgestelde regeling minder strenge of strengere eisen stelt aan het nader
gebruik van gezondheidsgegevens voor wetenschappelijk onderzoek, moet in de toelichting
worden ingegaan op de vraag hoeveel ruimte de verordening biedt voor dergelijke minder
strenge of strengere eisen.
Voor zover de voorgestelde regeling niet is bedoeld ter omzetting van de EHDS-verordening,
moet in de toelichting worden ingegaan op de vraag of de verordening ruimte laat om
de voorgestelde toegangsmogelijkheid tot gezondheidsgegevens voor nader gebruik te
handhaven naast het Europese mechanisme voor toegang tot dergelijke gegevens, en wat
nut en noodzaak zijn van een dergelijke aanvullende toegangsmogelijkheid.
Ten slotte maakt de Afdeling een opmerking over de grondslag voor de verdere verwerking
van persoonsgegevens uit het patiëntendossier door de beheerder en de gebruiker van
het lichaamsmateriaal, alsook voor de verwerkingen die zien op gegevens die zijn voortgekomen
uit het onderzoek.
In verband hiermee is aanpassing van de toelichting en zo nodig van de tweede nota
van wijziging wenselijk.
Ik ben de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) erkentelijk
voor het uitgebrachte advies. De adviesopmerkingen van de Afdeling hebben geleid tot
verbetering van onderdelen van de toelichting van de nota van wijziging. In het navolgende
wordt uiteengezet hoe de adviesopmerkingen zijn verwerkt.
1. Achtergrond en inhoud van de tweede nota van wijziging
De Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) bevat een aanvullende wettelijke regeling
over het nader gebruik van lichaamsmateriaal voor bepaalde doeleinden die geen direct
verband houden met de geneeskundige behandeling of diagnostiek van degene om wiens
lichaamsmateriaal het gaat (de donor). Het gaat dan vooral om nader gebruik voor wetenschappelijk
onderzoek.
De Afdeling heeft over dit wetsvoorstel geadviseerd, waarna het voorstel met een eerste
nota van wijziging is gewijzigd.4 Vervolgens is de EHDS-verordening in werking getreden. Deze verordening stelt regels
voor het nader gebruik van zorggegevens. Om de beoogde Wzl en de EHDS-verordening
meer op elkaar af te stemmen, is er voor gekozen om met deze tweede nota van wijziging
het Wzl-voorstel ingrijpender te wijzigen.5
De tweede nota van wijziging bevat, onder meer, een heroverweging van het zeggenschapsregime
voor nader gebruik van lichaamsmateriaal. Daartoe wijzigt het de voorwaarden waaronder
lichaamsmateriaal dat is afgestaan voor medische behandeling of diagnose, zonder toestemming
van de donor, nader gebruikt mag worden voor wetenschappelijk onderzoek.
Nu wordt daaraan de voorwaarde gesteld dat het vragen van toestemming van de donor onmogelijk is of een onevenredige inspanning vergt. Die voorwaarde
vervalt. In plaats daarvan wordt als eis gesteld dat voldaan is aan de informatieverplichtingen
die met deze nota van wijziging in de Wzl worden geïntroduceerd en dat de (aldus geïnformeerde)
donor geen bezwaar heeft gemaakt tegen de voorgenomen handelingen met zijn lichaamsmateriaal.
Ook introduceert deze nota van wijziging een regeling voor de (verdere) verwerking
van persoonsgegevens (over de gezondheid) in de situatie dat lichaamsmateriaal van
een donor, met toepassing van de voormelde uitzondering op het toestemmingvereiste,
nader gebruikt wordt voor wetenschappelijk onderzoek.6
2. Gegevensverwerking bij nader gebruik voor wetenschappelijk onderzoek
De Afdeling plaatst kanttekeningen bij de voorgestelde regeling voor de (verdere)
verwerking van persoonsgegevens (over de gezondheid) als lichaamsmateriaal van een
donor nader gebruikt wordt voor wetenschappelijk onderzoek.
a. Verhouding tot de EHDS-verordening
De EHDS-verordening heeft als doel een Europese gemeenschappelijke ruimte voor elektronische
gezondheidsgegevens tot stand te brengen.7 Onderdeel daarvan is het creëren van een consistent kader voor het nader gebruik
van gegevens over de gezondheid voor andere doeleinden dan medische behandeling of
diagnose, zoals voor wetenschappelijk onderzoek.
Zo worden gegevenshouders verplicht om elektronische persoonsgegevens over de gezondheid
in een beveiligde digitale omgeving beschikbaar te stellen op verzoek van een (nationaal
aan te wijzen) instantie voor toegang tot gezondheidsgegevens (hierna: Health Data
Access Body, HDAB-NL).8
De HDAB-NL verzoekt hierom als de HDAB-NL desgevraagd aan een gegevensgebruiker, zoals
een onderzoeker, een gegevensvergunning heeft verleend.9 Deze vergunning wordt alleen verleend als aan strenge, cumulatieve eisen is voldaan.
Is de vergunning verleend, dan werkt de HDAB-NL in die vergunning (onder meer) uit
tot welke (geanonimiseerde of gepseudonimiseerde) gegevens toegang kan worden verkregen,
de duur van die toegang en welke vergoeding daarvoor moet worden betaald.10
Het voorgaande roept de vraag op hoe de nieuwe gegevensregeling in deze nota van wijziging
zich verhoudt tot de hiervoor beschreven regeling in de EHDS-verordening, waaraan
lidstaten uiterlijk op 26 maart 2029 moeten voldoen.
De toelichting vermeldt hierover alleen dat beide regelingen naast elkaar blijven
bestaan. Alleen als de gegevensgebruiker een gegevensvergunning bij de HDAB-NL heeft
aangevraagd, geldt de nieuwe gegevensregeling in deze nota van wijziging niet.11
De EHDS-verordening is als Europese verordening rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten.
Voor zover met de voorgestelde regeling voor de gegevensdeling is beoogd het regime
van de EHDS-verordening om te zetten door middel van nationaal-wettelijke bepalingen,
merkt de Afdeling op dat dit in beginsel niet is toegestaan vanwege het zogenoemde
overschrijfverbod. Dit is alleen anders als daar een bijzondere reden voor bestaat.12
En voor zover in dat kader de voorgestelde regeling, in vergelijking met de EHDS-verordening,
minder strenge of strengere eisen stelt aan het nader gebruik van persoonsgegevens
over de gezondheid voor wetenschappelijk onderzoek, moet in de toelichting worden
ingegaan op de vraag hoeveel ruimte de verordening biedt voor dergelijke minder strenge
of strengere eisen.
Voor zover de voorgestelde regeling niet is bedoeld ter omzetting van de EHDS-verordening,
moet in de toelichting worden ingegaan op de vraag of de verordening ruimte laat om
de voorgestelde toegangsmogelijkheid tot gezondheidsgegevens voor nader gebruik te
handhaven naast het Europese mechanisme voor toegang tot dergelijke gegevens. Ook
dienen het wat nut en noodzaak zijn van een dergelijke aanvullende toegangsmogelijkheid
te worden beschreven. Een dergelijke toelichting ontbreekt nu.
De Afdeling adviseert de toelichting op deze punten te verduidelijken en aan te vullen
en zo nodig de tweede nota van wijziging te wijzigen.
Naar aanleiding van de adviesopmerkingen van de Afdeling over de verhouding van de
nieuwe gegevensregeling (artikel 17a Wzl) tot de EHDS-verordening, merk ik nadrukkelijk
op dat artikel 17a Wzl géén omzetting is van bepalingen van de EHDS-verordening die
betrekking hebben op het secundair gebruik van elektronische gezondheidsgegevens.
Artikel 17a Wzl voorziet voor de verwerking van persoonsgegevens over gezondheid,
die gepaard gaat met onderzoek als bedoeld in artikel 17 Wzl, in de nodige ontheffing
van het verwerkingsverbod, bedoeld in artikel 9 van de Algemene Verordening gegevensbescherming
(hierna: AVG) en in een grondslag voor de doorbreking van het medisch beroepsgeheim.
De ontheffing van het verwerkingsverbod is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, onderdeel
j, AVG (verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens ten behoeve van
wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doelen). Hieronder wordt
eerst ingegaan op het nut en de noodzaak van artikel 17a Wzl, en daarna op de verhouding
tot de EHDS-verordening.
Nut en noodzaak van artikel 17a Wzl
Het doel van de Wzl is het waarborgen van de zorgvuldige omgang met lichaamsmateriaal.
Lichaamsmateriaal mag slechts worden afgenomen, bewaard en gebruikt met toestemming
van de donor of een andere beslissingsbevoegde. Om die zeggenschap te kunnen uitoefenen
moet de (potentiële) donor (of een eventuele andere beslissingsbevoegde) informatie
tot zijn beschikking hebben over aspecten die voor de beslissing van belang zijn.
In uitzonderlijke gevallen, die in de Wzl zijn vastgelegd, is geen toestemming nodig.
Onderzoek als bedoeld in artikel 17 Wzl betreft zo’n geval. Artikel 17a Wzl hangt
daarmee samen.
Artikel 17 Wzl maakt het mogelijk dat lichaamsmateriaal onder de in dat artikel gestelde
waarborgen, zonder toestemming van de donor of eventuele andere beslissingsbevoegde
mag worden bewaard en nader gebruikt voor medisch- of biologisch-wetenschappelijk
onderzoek in het algemeen belang van de volksgezondheid. Bij dit nader gebruik gaat
het om lichaamsmateriaal dat primair was afgenomen in het kader van de zorgverlening,
en waarvan het restmateriaal (materiaal dat na de zorgverlening overblijft) gebruikt
wordt voor een ander doeleinde, namelijk medisch- of biologisch-wetenschappelijk onderzoek
in het algemeen belang van de volksgezondheid.
Bij dit nader gebruik worden ook gegevens over de gezondheid van de donor verwerkt.
Daartoe behoort ook de verstrekking van bepaalde persoonsgegevens uit het patiëntendossier,
aan de beheerder van het lichaamsmateriaal of aan de onderzoeker, voor zover dat noodzakelijk
is. Deze gegevens zeggen iets over het afgenomen lichaamsmateriaal dat nader wordt
gebruikt; te denken valt aan de diagnose, de ziektetypering, de leeftijd van de donor,
of andere gegevens die iets zeggen over de conditie van de donor. Artikel 17a Wzl
maakt het mogelijk dat ook de persoonsgegevens die betrekking hebben op het lichaamsmateriaal,
zonder toestemming van de donor of andere beslissingsbevoegde, kunnen worden verwerkt,
mits voldaan wordt aan de in dat artikel opgenomen waarborgen.13
Met deze gegevensregeling wordt gewaarborgd dat er voor het veld een aansluitend regime
is voor de handelingen met het lichaamsmateriaal èn voor de verwerking van de op dat
lichaamsmateriaal betrekking hebbende persoonsgegevens; dit is noodzakelijk voor de
praktische uitvoerbaarheid van het wetenschappelijk onderzoek met het lichaamsmateriaal.
Verhouding tot de EHDS-verordening
Eén van de doelen van de EHDS-verordening is een betere mogelijkheid te bieden voor
hergebruik van gezondheidsgegevens. Hoofdstuk IV van de verordening bevat daarom een
mechanisme voor de toegang tot elektronische gezondheidsgegevens voor secundair gebruik.
Dit hergebruik in de EHDS betreft de elektronische verwerking van gezondheidsgegevens
voor de in de verordening genoemde doeleinden, anders dan de oorspronkelijke doeleinden
waarvoor zij zijn verzameld of gegenereerd. Deze doeleinden betreffen naast wetenschappelijk
onderzoek in het algemeen belang, ook de innovatie en beleidsvorming in het algemeen
belang. Voorop staat dat het secundaire gebruik moet bijdragen aan het belang van
de volksgezondheid en gezondheidszorg. Op grond van de EHDS-verordening zijn houders
van gezondheidsgegevens verplicht de gegevens waarover zij beschikken, beschikbaar
te stellen aan de instantie voor toegang tot gezondheidsgegevens, op basis van een
gegevensvergunning die een dergelijke instantie aan een gegevensgebruiker (lees: aanvrager
van de vergunning) heeft verleend. Het mechanisme van de EHDS voorziet aldus in verplichte
verstrekking van elektronische gezondheidsgegevens door gegevenshouders, indien en
voor zover daartoe aan een gegevensgebruiker een vergunning is verleend. Met het verlenen
van een vergunning door de instantie voor toegang tot gezondheidsgegevens krijgen
gegevensgebruikers bovendien een recht op (het gebruik van) elektronische gezondheidsgegevens
(in anonieme of pseudo-anonieme vorm en via een beveiligde verwerkingsomgeving).
Het mechanisme van de verordening laat bestaande contractuele regelingen of andere
bestaande mechanismen voor het gebruik van elektronische gezondheidsgegevens ongemoeid
(overweging 52, eerste zin, van de EHDS-verordening). In dat kader bepaalt artikel
1, derde lid, van de EHDS-verordening bovendien dat deze verordening geen afbreuk
doet aan andere rechtshandelingen van de Unie betreffende de toegang tot, het delen
van of het secundaire gebruik van elektronische gezondheidsgegevens of aan vereisten
voor de verwerking van persoonsgegevens, met name de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG).
Dit alles betekent dat het huidige wettelijke regime voor het verwerken van (bijzondere)
persoonsgegevens voor secundair gebruik – in het bijzonder de AVG en de Uitvoeringswet
AVG – blijft gelden, indien (en voor zover) de onderzoeker er niet voor kiest (kort
weergegeven) om een aanvraag van een vergunning in te dienen op grond van de EHDS-verordening ter verkrijging van de relevante elektronische gezondheidsgegevens. Voor
onderzoek met lichaamsmateriaal als bedoeld in artikel 17 Wzl betekent dit het volgende.
Als een gebruiker (onderzoeker) géén gebruik maakt van de mogelijkheid om elektronische
gegevens uit het patiëntendossier te verkrijgen via het regime van de EHDS-verordening,
kan gebruik worden gemaakt van het nationale regime (d.w.z. de artikelen 6 en 9 AVG
en 17a Wzl).
De toelichting in de nota van wijziging is naar aanleiding van deze adviesopmerkingen
van de Afdeling verduidelijkt (het figuur in paragraaf 2.1.1., paragraaf 2.1.2, paragraaf 2.5.3
en het tekskader in paragraaf 2.3.5).
b. Grondslag voor (verdere) gegevensverwerking
De nota van wijziging introduceert een sectorspecifieke bepaling voor de doorbreking
van het medisch beroepsgeheim en voor een ontheffing van het in de AVG neergelegde
verwerkingsverbod van gezondheidsgegevens.14 Daarmee is toegestaan om gezondheidsgegevens van de donor nader te verwerken voor
wetenschappelijke doeleinden.15
De toelichting vermeldt daarnaast dat voor de (verdere) gegevensverwerkingen voor
wetenschappelijk onderzoek een zelfstandige rechtsgrondslag is vereist in de zin van
artikel 6 AVG. Volgens de toelichting kan de behandelovereenkomst die is gesloten
tussen de patiënt (hierna: de donor) en de zorgverlener in het kader van de zorgverlening
als grondslag dienen.16 Als dit niet kan, bijvoorbeeld als het gaat om de verwerking van gegevens die zijn
voortgekomen uit het onderzoek, dan kan de noodzaak van het behartigen van een gerechtvaardigd
belang van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde als grondslag dienen.17
De Afdeling merkt op dat de toelichting op dit punt niet toereikend is. De grondslag
voor de verdere verwerking van gegevens door de beheerder en de gebruiker van het
lichaamsmateriaal en de verwerking van gegevens die voortkomen uit het onderzoek,
kan niet worden gevonden in de tussen de donor en de zorgverlener gesloten behandelovereenkomst.
Deze (verdere) verwerking is immers niet noodzakelijk voor de uitvoering van de behandelovereenkomst.
Die overeenkomst heeft primair het diagnosticeren en behandelen tot doel.
De grondslag voor de (verdere) verwerkingen die aan de orde zijn, lijkt eerder te
liggen in de noodzaak van het behartigen van een gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke
of van een derde.18 Met het oog op de rechtszekerheid geeft de Afdeling in overweging hiervoor in de
wet in een zelfstandige grondslag te voorzien. Gezien het daarvoor geldende kader
moet in de toelichting nader worden gemotiveerd dat aan de voor die verwerkingen geldende
voorwaarden, waaronder noodzaak en proportionaliteit, is voldaan.
De Afdeling adviseert de toelichting hierop aan te vullen en te verduidelijken en,
zo nodig, de tweede nota van wijziging te wijzigen.
Alvorens in te gaan op deze adviesopmerkingen van de Afdeling, benadruk ik dat het
aan de betrokken zorgverlener, beheerder en gebruiker (onderzoeker) is om te bepalen
op welke rechtsgrondslag uit artikel 6, eerste lid, AVG zij zich in het concrete geval
beroepen en om zich daarover te (kunnen) verantwoorden.
Artikel 17a Wzl betreft kort gezegd drie situaties waarin (los van de doorbreking
van het medisch beroepsgeheim) een ontheffing van het verwerkingsverbod als bedoeld
in artikel 9 AVG nodig is:
− verstrekking door zorgverleners van persoonsgegevens over de gezondheid van de donor
uit het patiëntendossier, aan beheerders in de zin van de Wzl (artikel 17a, eerste
lid, onderdeel a);
− verstrekking en verwerking van de ontvangen persoonsgegevens door de beheerder of
gebruiker (onderzoeker) (artikel 17a, eerste lid, onderdeel b) ten behoeve van het
wetenschappelijk onderzoek met lichaamsmateriaal;
− verwerking en verstrekking door de gebruiker (onderzoeker) van nieuwe persoonsgegevens
die voortkomen uit het onderzoek met het lichaamsmateriaal (artikel 17a, derde lid).
De in artikel 17a, eerste lid, onderdeel a en b, bedoelde verstrekking van gezondheidsgegevens
door zorgverleners aan beheerders en door beheerders aan gebruikers (onderzoekers)
betreffen verwerkingen van persoonsgegevens die sowieso kunnen worden gerechtvaardigd
omdat dit wetsvoorstel voorziet in de lidstaatrechtelijke bepalingen die de verwerking
buiten de doelbinding mogelijk maken. Ter toelichting daarop het volgende.
Voorop staat dat persoonsgegevens ingevolge artikel 5, eerste lid, onder b, AVG uitsluitend
mogen worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde
doeleinden en dat die gegevens vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare
wijze mogen worden verwerkt («doelbindingsbeginsel»). Als een zorgverlener gezondheidsgegevens,
die voor de zorgverlening aan patiënten zijn verzameld, (uit het patiëntendossier)
verstrekt aan een derde, zoals een beheerder of een gebruiker, dan is dat in principe
in strijd met het doelbindingsbeginsel. De AVG maakt het echter mogelijk om in dergelijke
gevallen toch persoonsgegevens te verwerken c.q. te verstrekken, buiten de oorspronkelijke
doeleinden om. De AVG maakt immers een uitzondering voor de situatie waarin lidstaatrechtelijke
bepalingen (dus via nationale wet- en regelgeving) in een dergelijke verwerking –
buiten de oorspronkelijke doelbinding – voorzien (artikel 6, vierde lid, AVG).
Dit wetsvoorstel (artikel 17a) voorziet in zo’n lidstaatrechtstatelijke bepaling.
In de toelichting van de nota van wijziging is al toegelicht dat de in dit wetsvoorstel
vervatte bevoegdheid om gezondheidsgegevens te verstrekken noodzakelijk en evenredig
is in het belang van de patiënt, wetenschappelijk onderzoek en de volksgezondheid
(paragraaf 2.5.2). Reeds op deze grond zijn de in dit wetsvoorstel vervatte bevoegdheden
tot het verstrekken van gezondheidsgegevens rechtmatig.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat persoonsgegevens daarnaast, op grond van artikel
6, vierde lid, AVG, verder mogen worden verwerkt voor een ander doeleinde, indien
die verwerking verenigbaar is met het initiële doeleinde, waarbij de verwerkingsverantwoordelijke
in elk geval rekening moet houden met de aspecten die genoemd zijn in die bepaling
(artikel 6, vierde lid).19
Die verenigbaarheid wordt verondersteld als sprake is van wetenschappelijk onderzoek
(artikel 5, eerste lid, onder b, laatste zin, AVG). Overweging 50 bij de AVG bepaalt
dat als sprake is van een «verenigbare verdere verwerking» geen andere afzonderlijke
rechtsgrond vereist is dan die op grond waarvan de verzameling van persoonsgegevens
werd toegestaan. Zodoende is het bijvoorbeeld denkbaar dat verstrekkingen van gezondheidsgegevens
door zorgverleners ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek kunnen worden gebaseerd
op artikel 6, eerste lid, onderdeel b, AVG (uitvoering behandelovereenkomst).
De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde verwerkingen van gezondheidsgegevens door
de beheerder of gebruiker ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek met lichaamsmateriaal
kan op diverse grondslagen uit artikel 6, eerste lid, AVG worden gebaseerd. Eén daarvan
is naar mijn oordeel dat de verwerking noodzakelijk is voor het behartigen van een
gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde (artikel
6, eerste lid, onderdeel f, AVG). Anders dan de Afdeling suggereert, hoeft deze grondslag
niet uitgewerkt of verduidelijkt te worden in nationale wetgeving. Verwerkingsverantwoordelijken
kunnen rechtstreeks een beroep doen op deze grondslag voor gegevensverwerking, ook
al is die grondslag niet in wetgeving nader uitgewerkt. Dit wetsvoorstel beoogt als
zodanig geen rechtsgrondslagen uit artikel 6, eerste lid, AVG uit te werken voor gegevensverwerkingen
(voor de eigen doeleinden) door zorgverleners, beheerders of gebruikers.
Voor de in het derde lid bedoelde verwerkingen van persoonsgegevens geldt hetzelfde
als hetgeen in de voorgaande alinea is opgemerkt over de verwerkingen die bedoeld
zijn in artikel 17a, eerste lid, onderdeel b, Wzl. Kort gezegd, kan de rechtsgrondslag
voor die verwerkingen naar mijn oordeel en zoals ook de Afdeling aangeeft, inderdaad
worden gevonden in de noodzaak van het behartigen van een gerechtvaardigd belang van
de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde. Dit is ook aangegeven in de toelichting
van de nota van wijziging.
Naar aanleiding van deze adviesopmerkingen is de toelichting van de nota van wijziging
verduidelijkt (paragraaf 2.5.3).
3. Wijzigingen los van het advies van de Afdeling
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om in de onderdelen K, L en AL, een zuiver tekstuele
omissie te herstellen en in de toelichting een aantal redactionele verbeteringen door
te voeren (de figuur in paragraaf 2.1.1, paragraaf 2.1.2, paragraaf 2.3.6, het derde
tekstkader in 2.4.3, en paragraaf 4.20).
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik verzoek U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota van wijziging aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.Z.C.M. Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.