Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Kabinetsappreciatie MFK- en EMB voorstellen Europese Commissie (Kamerstuk 21501-20-2268)
2025D42808 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken
en van Financiën d.d. 12 september 2025 inzake Kabinetsappreciatie MFK- en EMB-voorstellen
Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2268) en de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake het Fiche Meerjarig Financieel
Kader Prestatiekader (Kamerstuk 22 112, nr. 4143).
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie lezen in het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer
«Flexibiliteit van de EU-begroting – Bood ruimte voor aanpak van onvoorziene uitdagingen,
maar kader is te complex1» dat het vorige Meerjarig Financieel Kader (MFK)-voorstel niet was gebaseerd op een
toereikende vaststelling en analyse van de behoeften en risico’s die met de EU-begroting
moeten worden afgedekt. Daarnaast constateren zij dat het flexibiliteitskader te complex
is, de volgorde voor het gebruik van de flexibiliteitsinstrumenten onvoldoende duidelijk
is en er soms sprake is van overlapping. In het verslag worden daarom aanbevelingen
gedaan om deze tekortkomingen te verhelpen. Deze leden verzoeken de Minister om per
aanbeveling aan te geven of hij deze ondersteunt, voorzien van een onderbouwing.
De aan het woord zijnde leden constateren dat op 16 juli 2025 de Europese Commissie
een voorstel publiceerde voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van
eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.2 Hierin wordt voorgesteld om extra middelen om de begroting op te hogen op te halen
via nieuwe Europese heffingen. In dit voorstel wordt voorgesteld om extra middelen
voor de EU-begroting te verkrijgen door middel van nieuwe Europese heffingen. Met
name de invoering van een tabaksaccijns van 15% en een jaarlijkse forfaitaire bijdrage
voor bedrijven met een netto-jaaromzet van meer dan € 100 miljoen baren deze leden
zorgen. Deelt de Minister de zorgen van de leden van de PVV-fractie dat de voorgestelde
nieuwe Europese heffingen zullen leiden tot hogere lasten voor burgers en bedrijven
in Nederland? Zo nee, kan de Minister dit standpunt onderbouwen?
De voornoemde leden constateren dat de Minister vindt dat de Europese Unie zich moet
richtten op haar kerntaken en dat het kabinet zich zal gaan inzetten voor een verlaging
van het voorgestelde MFK waarbij de modernisering overeind dient te blijven. Deze
leden vragen de Minister om te beargumenteren wat het kabinet als een acceptabele
omvang van het MFK ziet.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Commissie voorstelt de perceptiekostenvergoeding
te verlagen van 25% naar 10%. De Minister heeft aangegeven zich in te zetten voor
behoud van het huidige niveau van 25%. Deze leden verzoeken de Minister met cijfers
inzichtelijk te maken welke gevolgen een verlaging van de perceptiekostenvergoeding
zou hebben voor de Nederlandse schatkist en op welke manier de Minister dit besluit
binnen het MFK gaat voorkomen.
De aan het woord zijnde leden constateren dat de Commissie voorstelt de bestaande
correctiemechanismen voor de eigen middelen af te schaffen. Dit betekent voor Nederland
dat de korting op de Bruto Nationaal Inkomen (BNI)-afdracht niet wordt voortgezet.
De Minister geeft terecht aan dat Nederland in het voorstel onevenredig veel zou bijdragen
in vergelijking met andere lidstaten. Deze leden vragen de Minister om met cijfers
inzichtelijk te maken welke gevolgen de afschaffing van de huidige correctiemechanismes
voor eigen middelen heeft voor de Nederlandse schatkist en op welke manier de Minister
dit besluit binnen het MFK gaat voorkomen.
De leden van de PVV-fractie constateren dat met het huidige MFK in totaal 1.800 miljard
euro is gemoeid in de periode 2021–2027. Hiervan is 672,5 miljard euro beschikbaar
voor de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit, een eenmalig instrument. De Europese Commissie
wil bij het volgende MFK op grote schaal resultaatfinanciering toepassen. Deze leden
constateren dat de werking van dit instrument ernstig tekortschiet. Zij vragen de
Minister of in het voorgestelde bedrag van 2.000 miljard euro een instrument zoals
de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit is meegenomen, wat Nederland kan doen om dit te
voorkomen, en wat de omvang van het nieuwe MFK zou zijn zonder deze extra kosten.
Daarnaast constateren de leden van de PVV-fractie dat Nederland als lidstaat in de
Raad een vetorecht heeft bij de vaststelling van een nieuw MFK. Zij vragen de Minister
dit vetorecht in te zetten indien de Nederlandse belangen worden ondermijnd, zoals
het huidige voorstel doet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
kabinetsreactie op het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Fiche voor het
Meerjarig Financieel Kader Prestatiekader. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
bij.
In algemene zin zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie van mening dat er modernisering
in het MFK heeft plaatsgevonden, maar dat deze onvoldoende is. Ook heeft het nieuwe
MFK een vergelijkbare omvang in vergelijking met het vorige MFK, terwijl het Europees
Parlement heeft opgeroepen tot een verhoging van de EU-begroting om de groeiende politieke
prioriteiten zoals een sterkere defensiesamenwerking, concurrentiekracht en de energietransitie
te financieren. Hoe reflecteert het kabinet hierop, zijn er met het nieuwe MFK wat
het kabinet betreft voldoende middelen om de grote uitdagingen van deze tijd als een
sterke en verenigde EU het hoofd te bieden? Zo ja, dan zien deze leden graag een gedetailleerde
onderbouwing.
Het kabinet schrijft zelfs dat ze nog steeds de ambitie heeft om de afdrachten van
Nederland te verlagen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat
dit zeer onverstandig is. Hoe haalbaar acht de Minister deze ambitie? Hoe wenselijk
is deze ambitie gezien de noodzaak voor een betere Europese concurrentiekracht, Europese
defensiesamenwerking en de energietransitie waar een grote opgave ligt?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie zijn van mening dat er meer nieuwe eigen middelen
zouden moeten worden aangewend in het nieuwe MFK. Deze leden zien bijvoorbeeld gemiste
kansen op Big Techbelasting, een financiële transactietaks en belasting op pakketjes
uit China. Hoe staat het kabinet ten opzichte van deze ideeën en is ze van mening
dat de mogelijkheden tot nieuwe eigen middelen volledig zijn benut in het nieuwe MFK?
Het samenvoegen van fondsen in de nationale enveloppen is een belangrijk nieuw punt
in dit MFK. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af of het kabinet
voorziet dat deze enveloppen leiden tot minder oormerking van geld. Voorziet het kabinet
dat de nationale enveloppen zullen betekenen dat er minder eendracht is in waar de
landen de fondsen aan uitgeven? Wat betekent dit voor gezamenlijke doelen en de controlerende
mogelijkheid van het Europees Parlement? Ziet het kabinet een risico dat landen deze
flexibele enveloppen zullen inzetten voor financiële dekking voor al bestaande plannen,
in plaats van dat het nieuwe ideeën oplevert?
Het kabinet schrijft in de appreciatie dat het inzet op een verlaging van het voorgestelde
MFK waarbij de modernisering overeind dient te blijven. De aan het woord zijnde leden
zijn van mening dat dat zeer onverstandig is in een tijd waar de veiligheid van Europa
in het geding is en samenwerking nodig is op concurrentievermogen, klimaatverandering
en defensie. Ook benoemt het kabinet verduurzaming en de energietransitie niet als
een prioriteit in het budget, terwijl onze energieonafhankelijkheid juist van groot
belang is voor onze veiligheid. Is het kabinet het hiermee eens? Gaat het kabinet
deze prioriteit in haar inzet opnemen? Is het kabinet van mening dat de prioriteit
van landbouw verlegd moet worden naar de genoemde focus onderdelen die het kabinet
noemt in haar appreciatie?
De voornoemde leden hebben een aantal vragen over de inzet ten aanzien van het concurrentievermogen
en de adviezen van Draghi. In de kabinetsappreciatie van het MFK onderschrijft het
kabinet opnieuw de aanbevelingen van Draghi: «Het kabinet steunt de prioriteit die
via deze pijler (Pijler II: Competitiveness, prosperity and security) wordt gegeven
aan het versterken van het concurrentievermogen, met een sterke interne markt en inzet
op onderzoek en innovatie als fundament, vaardigheden, verduurzaming en (economische)
veiligheid en defensie in het nieuwe MFK. Zoals uit de rapporten van Draghi en Letta
blijkt, is het versterken van de Europese concurrentiepositie essentieel voor de toekomst
van de EU.»
In zijn rapport heeft Draghi aangegeven dat de EU jaarlijks 700–800 miljard euro in
de economie zou moeten investeren om deze versterking van het concurrentievermogen
te bereiken. Historisch gezien wordt 80% van de investeringen privaat gefinancierd
en 20% publiek gefinancierd, ofwel zo’n 150 à 160 miljard euro. Is het concept-MFK
in lijn met deze bedragen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo niet, waarom niet? Gaat
de Minister zich inspannen om het nieuwe MFK in lijn te brengen met dit dringende
advies? Kan de Minister uiteenzetten welke fondsen en/of andere investeringsvehikels
hij hiervoor in wil zetten voor meer publieke investeringen, om hoeveel middelen het
per investeringsvehikel zou gaan en hoeveel middelen er aanvullend nodig zouden zijn
om dit doel te bereiken? Als de Minister zich niet in wil zetten voor eventueel meer
benodigde middelen om dit doel te bereiken, kan hij dan toelichten hoe hij evengoed
denkt de adviezen van Draghi aangaande het concurrerend houden van de Europese economie
op te volgen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet de voorgestelde versterking
van de rechtsstaatconditionaliteit verwelkomt. Deze leden steunen dit standpunt van
het kabinet en vragen of zij bereid is zich ervoor hard te maken dat dit voorstel
niet wordt afgezwakt. Wat zijn de mogelijkheden om juist nog extra stappen te zetten
op de rechtsstaatconditionaliteit bovenop wat de Europese Commissie voorstelt? Is
het kabinet bereid inzet hierop te overwegen? Het is eveneens van belang dat het bevriezen
van fondsen op basis van rechtsstaatconditionaliteit en fundamentele rechten niet
alleen mogelijk is maar deze mogelijkheid ook goed en snel ingezet kan worden. Is
dat wat betreft het kabinet voldoende gewaarborgd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verwelkomen de verhoging van het budget voor
humanitaire hulp gezien de oplopende humanitaire noden in de wereld. In het voorstel
van de Commissie staat echter ook dat budgetten die niet zijn uitgegeven onder Global
Europe vervolgens opnieuw ingedeeld en uitgegeven kunnen worden onder alle budgetlijnen.
Deelt het kabinet de analyse dat het een onwenselijk scenario is dat dit budget uit
het Global Europe budget kan verdwijnen, helemaal als er al geen noodhulpfondsenreserve
is voor humanitaire hulp?
Global Europe is niet alleen van belang voor derde landen maar ook voor landen en
gebieden overzee (LGO’s) zoals het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Deze leden lezen
dat het kabinet aandacht heeft voor de noodzakelijke toegang van de Caribische delen
van het Koninkrijk tot EU-financiering. Hoe gaat het kabinet deze toegang waarborgen?
Ten aanzien van veiligheid en defensie zijn de aan het woord zijnde leden van mening
dat er Europese structuren moeten worden opgezet om de miljarden die aan defensie
worden uitgegeven gezamenlijk te besteden, bijvoorbeeld door gezamenlijke inkoop van
wapens waardoor de prijs wordt gedrukt. Is het kabinet bereid zich hiervoor hard te
maken? Zo nee, waarom niet? Op welke manier wordt er navolging gegeven aan motie van
de leden Timmermans en Dassen over een minimale uitgavennorm voor steun aan Oekraïne
(Kamerstuk 36 045, nr. 218)?
De voornoemde leden zijn van mening dat het Europese landbouwgeld grotendeels ten
goede moet komen aan de benodigde transitie van de Nederlandse landbouw. Deze leden
benadrukken de grote opgave en uitdagingen waar de Nederlandse landbouw voor staat
en roepen het kabinet op zich in te zetten om het beschikbare Europese geld hier zoveel
mogelijk voor in te zetten. Zij vragen zich in het bijzonder af hoe hierbij voldoende
aandacht is voor kleinschalige bedrijven, en hoe wordt voorkomen dat het meeste geld
naar de grootste landbouwbedrijven gaat.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de verslaglegging over klimaatuitgaven
in het vorige MFK heeft geleid tot een overschatting van de bereikte doelen. Zij vragen
zich af hoe ervoor wordt gezorgd dat in de toekomst klimaat- en milieugeld daadwerkelijk
terechtkomt bij die doelen. Ook lezen deze leden dat het kabinet het van belang acht
dat het doel van 35% voor klimaat en milieu nadere uitwerking vereist. Zij vragen
wat hiervoor het tijdpad is en hoe wordt geborgd dat biodiversiteit hier voldoende
in wordt betrokken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de documenten behorend bij de
voorstellen van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader en eigenmiddelenbesluit.
Deze leden hebben hierover nog vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn over het algemeen verheugd met de lijn van het kabinet
omtrent de recente voorstellen van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) en het eigenmiddelenbesluit (EMB). Deze leden streven naar een kleinere
omvang van het MFK dan de Europese Commissie beoogt, zonder af te willen doen aan
de modernisering die is gericht op het versterken van de economie en defensie, net
zoals het kabinet dat wil. Deze leden vinden het zorgwekkend dat Nederland ten opzichte
van het basispad in de Miljoenennota 2026 zo’n € 5 miljard per jaar in lopende prijzen
extra kwijt zou zijn in de plannen van de Europese Commissie.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de Europese Commissie voorstelt gezamenlijke
leningen aan te gaan ten behoeve van nationale en regionale partnerschapplannen en
ten behoeve van een nieuw crisisinstrument. De leden van de VVD-fractie zijn tegen
eurobonds. Het inzetten van het crisisinstrument zou ook nog eens op basis van gekwalificeerde
meerderheid in de Raad gebeuren. Waarom heeft de EC niet op z’n minst gekozen voor
besluitvorming op basis van unanimiteit zodat Nederland niet op dit punt haar veto
verliest, en is het kabinet bereid dit punt op te brengen tijdens de onderhandelingen?
En hoe definieert de EC een «crisis»? Het liefste zien deze leden dit crisisinstrument
met gemeenschappelijke leningen helemaal van tafel gaan. Ook voor nationale en regionale
partnerschapplannen zijn gezamenlijke leningen niet de oplossing, volgens deze leden.
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de Europese Commissie vijf nieuwe
eigen middelen voorstelt. Dit betreft onder andere een belasting op niet-ingezameld
elektrisch en elektronisch afval (e-waste) en een omzetbelasting voor grote ondernemingen.
Heeft Nederland nu veel «e-waste» in vergelijking met andere EU-landen? Oftewel: zou
een dergelijke belasting Nederland onevenredig hard raken, naar schatting van het
kabinet? En hoe past een omzetbelasting volgens de Europese Commissie bij het doel
van een versterking van de Europese concurrentiekracht? Dit is diametraal aan de gezaghebbende
analyse van bijvoorbeeld Mario Draghi over de Europese concurrentiekracht. Bovendien,
zoals het kabinet ook constateert, zegt een omzet van een bedrijf niet zoveel over
de staat van het bedrijf. De leden van de VVD-fractie vinden dit voorstel dan ook
onacceptabel en zijn blij te lezen dat ook het kabinet wil dat de Europese Commissie
van dit voorstel afziet.
De voornoemde leden vinden het daarnaast een slechte zaak dat Nederland in de voorstellen
van de Europese Commissie haar korting op de BNI-afdracht per 2028 niet meer zou ontvangen.
Deze leden verzoeken het kabinet zich met klem in te zetten voor behoud van deze korting.
Nederland is nu al nettobetaler aan de EU. Deze leden constateren gelukkig dat het
kabinet zich in Brussel hier ook hard voor zal maken.
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de EU voorstelt de vergoeding voor
de inningskosten van de douanerechten (de perceptiekostenvergoeding) te verlagen van
25% naar 10%. Nederland staat te boek als groot invoerland van de EU, met bijvoorbeeld
de haven van Rotterdam. Welke gevolgen zou dit voorstel van de Europese Commissie
voor Nederland hebben? En hoe verhoudt zich dit tot de gevolgen van deze voorgenomen
wijziging voor andere lidstaten? Deze leden zijn wederom verheugd te lezen dat het
Kabinet geen voorstander is van deze voorgestelde wijziging van de Europese Commissie.
De leden van de VVD-fractie willen dat Nederland maximaal profiteert van de nieuwe
pijler 2 («competitiveness, prosperity and security») mocht deze verandering materialiseren.
Ziet het kabinet mogelijkheden om daar bij de vormgeving van het MFK al op te sturen?
Zo ja, hoe en is het bereid dit ook te doen? Deze leden vragen daarnaast of het kabinet
mogelijkheden ziet in het MFK aan te sturen op meer grondstofwinning in de EU om zo
de afhankelijkheid van discutabele regimes te verkleinen.
De aan het woord zijnde leden zien dat het kabinet positief is over het voorstel van
de Europese Commissie om het principe te hanteren dat vooraf vastgestelde voorwaarden
of prestaties behaald dienen te worden voordat middelen uit EU-fondsen worden uitgekeerd.
De Europese Rekenkamer was in relatie tot het Herstel- en Veerkrachtplan juist uiterst
kritisch op dit performance framework. Waarom is het kabinet dan toch positief over deze systematiek? En hoe wil het kabinet
voorkomen dat, indien deze systematiek toch wordt gehanteerd, controles op een goede
besteding van middelen niet dubbel plaatsvinden, namelijk door zowel de lidstaat als
door de Europese Commissie, zoals in het geval van het Herstel- en Veerkrachtplan
is gebeurd, wat de Europese Rekenkamer constateerde?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de grote uitdagingen voor de visserij- en landbouwsector
in Nederland op het gebied van stikstof, klimaat en milieu onvoldoende meegewogen
zijn in de berekening van de lidstaatdoelstelling bij de nationale en regionale partnerschapplannen,
volgens het kabinet. Deze leden vinden dit een terecht punt, maar lezen niet wat het
kabinet met deze constatering tijdens de onderhandelingen wil doen. Steunt het kabinet
bijvoorbeeld ook de wens van deze leden om de bestaande hectarepremie in het gemeenschappelijke
landbouwbeleid om te bouwen naar een voorziening voor lidstaten om meer middelen in
te zetten voor nationale doelen, zoals bijvoorbeeld vergoeding voor agrarische natuur-
en landschapsbeheer. Graag ontvangen deze leden daar een reactie op.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de administratiekosten in het voorstel van
de Europese Commissie weliswaar in absolute termen stijgen, maar als percentage van
het budget zouden dalen van 7% naar 6%. Het aantal programma’s in het MFK zou dalen
van 52 verschillende programma’s naar 16. Dalende administratiekosten en een hogere
efficiëntie juichen deze leden als vanzelfsprekend toe. Ziet het kabinet mogelijkheden
in het MFK ambitieuze dwingende afspraken te maken over de efficiëntie van het Europese
ambtelijk apparaat? Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt.
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Europese Commissie voorstelt de rechtsstaatconditionaliteit,
met name via het nationale en regionale partnerschapplannen, te versterken. Ziet het
kabinet mogelijkheden dit rechtsstaatinstrumentarium nog verder uit te breiden en
zo ja, acht het kabinet het wenselijk hiervoor te pleiten tijdens de onderhandelingen?
Is het kabinet daarbij ook bereid om in Raadsverband te pleiten voor meer mogelijkheden
binnen de Raad om lidstaten te houden aan de rechtsstaatprincipes, zoals het vereenvoudigen
van de artikel 7-procedure? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen tot slot dat de Europese Commissie een nieuwe methode
voorstelt om de MFK-uitgavenplafonds en de andere vastgestelde bedragen in de MFK-verordening
om te rekenen van prijzen in 2025 naar lopende prijzen. Dit zou gebeuren met een jaarlijkse
technische aanpassing. De standaard deflator van 2% zou in het voorstel gebruikt worden
wanneer de EU-inflatie tussen de 1% en de 3% ligt. Wanneer de EU-inflatie lager is
dan 1% of hoger dan 3%, zou de deflator gelijk worden aan het verwachte inflatiepercentage.
Wat zou het voordeel zijn van deze nieuwe systematiek?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief met de kabinetsappreciatie
van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en het Eigenmiddelenbesluit
(EMB). Deze leden zijn buitengewoon kritisch over de voorstellen van de Europese Commissie
én op delen van de kabinetsinzet. De voorstellen leiden tot fors hogere afdrachten
voor Nederland, zonder dat daar duidelijke voordelen tegenover staan.
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister allereerst om exact uiteen te zetten
welke financiële consequenties het voorstel heeft voor Nederland. In de stukken wordt
gesproken over een stijging van de jaarlijkse afdrachten met 4,5 tot 5,4 miljard euro.
Kan de Minister dit uitsplitsen naar oorzaken: verhoging van het MFK-plafond, afschaffing
van de korting op de bni-afdracht, verlaging van de perceptiekostenvergoeding en nieuwe
eigen middelen? Hoe zeker zijn deze ramingen en welke bandbreedte is realistisch?
De aan het woord zijnde leden constateren dat het kabinet inzet op een korting op
de BNI-afdracht. Deze leden vragen: welke kans acht de Minister reëel dat een dergelijke
korting ook daadwerkelijk wordt toegekend? Welke bondgenoten ziet Nederland hierin?
Hoe voorkomt de Minister dat Nederland opnieuw te boek komt te staan als «nettobetaler
zonder tegenprestatie»?
De voornoemde leden hebben ernstige zorgen over de voorgestelde verlaging van de perceptiekostenvergoeding
van 25% naar 10%. Dit terwijl de Douane steeds meer en complexere taken krijgt. Hoe
denkt de Minister dat de Douane deze taken kan uitvoeren met fors minder vergoeding?
Is de Minister bereid hiertegen een veto uit te spreken?
De leden van de BBB-fractie zijn ook kritisch over de nieuwe eigen middelen die de
Commissie voorstelt: inkomsten uit Emission Trade System (ETS), Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), e-waste, tabaksproducten en een omzetbijdrage van grote ondernemingen (CORE).
Kan de Minister voor elk van deze vijf nieuwe middelen aangeven wat de gevolgen zijn
voor Nederlandse bedrijven en huishoudens? Wat is de verwachting van de opbrengst
per lidstaat en wat zijn de neveneffecten voor nationale belastingopbrengsten? Hoe
voorkomt de Minister dat het Nederlandse bedrijfsleven onevenredig hard geraakt wordt?
De aan het woord zijnde leden hebben daarnaast ook vragen over de nationale en regionale
partnerschapsprogramma’s. Waarom kiest de Commissie ervoor om fondsen als Gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB) en Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) samen te voegen in
één kader? Leidt dit er niet toe dat landbouw en visserij verder weggedrukt raken
door andere prioriteiten? Hoe garandeert de Minister dat de specifieke uitdagingen
van de Nederlandse landbouw- en visserijsector voldoende worden meegewogen in de berekening
van de nationale enveloppes?
De voornoemde leden hebben vragen bij het voorgestelde performance framework. Er wordt gesproken over meer resultaatgericht begroten en geharmoniseerde indicatoren.
Hoe gaat dit in de praktijk werken? Hoeveel extra rapportagelast levert dit op voor
boeren, bedrijven en medeoverheden? Kan de Minister garanderen dat de administratieve
lasten daadwerkelijk afnemen in plaats van toenemen?
De leden van de BBB-fractie wijzen erop dat de Commissie opnieuw een minimumpercentage
voor klimaatuitgaven (35%) introduceert. Het verbaast deze leden dat het kabinet hier
positief tegenover staat. Waarom kiest het kabinet er niet voor om dit ter discussie
te stellen? Leidt dit niet tot verkokering en symboolbeleid, zoals de Europese Rekenkamer
eerder waarschuwde bij de klimaatuitgaven in het huidige MFK? Is de Minister bereid
om alsnog het kabinetstandpunt te heroverwegen?
De aan het woord zijnde leden hebben daarnaast grote zorgen over de voorgestelde leeninstrumenten.
Waarom acht de Commissie een crisisinstrument nodig waarbij opnieuw gezamenlijke schulduitgifte
plaatsvindt? Bestaan er niet al voldoende verdragsbepalingen om lidstaten te helpen
in crisissituaties? Deelt de Minister dat dit in feite een stap is richting een schuldenunie,
waar Nederland zich altijd tegen heeft uitgesproken?
De leden van de BBB-fractie hebben ook nog een vraag over de Oekraïne Reserve van
100 miljard euro. Hoeveel hiervan betreft leningen en hoeveel giften? Wat is de inzet
van het kabinet bij de verhouding tussen leningen en niet-terugbetaalbare steun? Hoe
groot is het risico dat de Nederlandse afdrachten verder oplopen als er meer giften
dan leningen verstrekt worden?
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister om in te gaan op de gevolgen van de
modernisering van de fondsenstructuur. Het aantal programma’s gaat van 52 naar 16.
Kan de Minister inzichtelijk maken hoe dit uitpakt voor de Nederlandse positie bij
landbouw, visserij, regionale fondsen en onderzoek en innovatie? Betekent dit dat
Nederland relatief minder invloed heeft op de invulling van deze fondsen?
De leden van de BBB-fractie vragen ten slotte naar de democratische controle. Hoe
garandeert de Minister dat de Tweede Kamer tijdig en volledig betrokken wordt bij
de onderhandelingen? Kan de Minister toezeggen dat elke substantiële wijziging in
de kabinetsinzet voorafgaand aan een Europese Raad of Raad Algemene Zaken aan de Kamer
wordt voorgelegd?
II. Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.