Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Verordeningen wijziging Europees securitisatieraamwerk (Kamerstuk 22112-4101)
2025D41639 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 25 september 2025 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over de door de Minister van Buitenlandse
Zaken op 17 juli 2025 toegezonden brief inzake het fiche over verordeningen wijzigingen
Europees securisatieraamwerk (Kamerstuk 22 112, nr. 4101).
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen van de Europese
Commissie tot wijziging van het securitisatieraamwerk en de prudentiële regels voor
banken. Naar aanleiding hiervan brengen deze leden het volgende naar voren.
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Commissie van plan is om de
kapitaaleisen voor bepaalde securitisaties te verlagen. Deze leden vragen of het kabinet
kan uitsluiten dat dit leidt tot grotere risico’s voor de financiële stabiliteit,
en of het kabinet bereid is in de Raad duidelijk stelling te nemen tegen een vergaande
verlaging van prudentiële eisen. Hoe garandeert het kabinet dat banken niet opnieuw
bij problemen door de belastingbetaler moeten worden gered?
Voorts constateren de leden van de PVV-fractie dat de Commissie het voornemen heeft
om het toezicht verder te centraliseren bij Europese instanties zoals de Europese
Bankenautoriteit en het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme. Deze leden vragen het
kabinet of dit niet leidt tot een verdere uitholling van de nationale zeggenschap
over onze banken. Is het kabinet bereid om zich te verzetten tegen het overdragen
van nog meer bevoegdheden aan Brussel en ervoor te pleiten dat Nederland zelf toezicht
houdt op de eigen financiële sector?
Daarnaast constateren de leden van de PVV-fractie dat de Commissie stelt dat securitisatie
kan bijdragen aan de financiering van de reële economie, waaronder het midden- en
kleinbedrijf. Deze leden vragen of het kabinet kan aantonen dat eerdere versoepelingen
van Europese financiële regels daadwerkelijk hebben geleid tot meer kredietverlening
aan het Nederlandse mkb. Welke harde garanties zijn er dat de voordelen van het voorliggende
voorstel niet enkel neerslaan bij internationale banken en investeerders?
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie het kabinet waarom het kabinet zich in
het fiche wel kritisch opstelt over al te grote versoepelingen, maar toch in algemene
zin positief is over de voorstellen. Is het kabinet bereid om in de onderhandelingen
de Nederlandse belangen voorop te stellen en indien nodig een veto uit te spreken
om te voorkomen dat financiële stabiliteit en nationale zeggenschap worden opgeofferd
aan de Brusselse wens om de kapitaalmarktunie koste wat kost te verdiepen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de voorstellen
van de Europese Commissie met betrekking tot securitisaties en van de beoordeling
van het kabinet daarop. Deze leden benadrukken dat securitisatie als financieel instrument,
zeker na de diepe financiële en maatschappelijke crisis van 2008, blijvend kritisch
moet worden bezien. Deze leden vinden dat dit instrument fundamentele risico’s met
zich meebrengt voor de financiële stabiliteit én voor de samenleving als geheel. Deze
leden vragen de Minister of hij erkent dat securitisatie destijds een belangrijke
rol speelde in de crisis, welke lessen daaruit volgens hem nog steeds relevant zijn
en hoe deze lessen concreet zijn geborgd in de huidige voorstellen.
Het kabinet spreekt in positieve termen over het stimuleren van securitisaties om
de kapitaalmarktunie te verdiepen, investeringen aan te jagen en de financiering van
de groene en digitale transitie te bevorderen, constateren deze leden. De leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie vinden dit een al te bekende en riskante redenering. Deze
leden vragen de Minister of de Minister met hen van mening is dat securitisaties niet
opnieuw mogen worden gepresenteerd als een wondermiddel om economische groei te stimuleren.
Is de Minister het met deze leden eens dat er in plaats daarvan beter kan worden ingezet
op robuuste publieke investeringen en een het integreren van Europese kapitaalmarkten?
Voorts maken deze leden zich zorgen dat het versoepelen van zorgvuldigheids- en transparantie-eisen,
evenals het verlagen van kapitaaleisen, vooral banken en financiële instellingen ten
goede zal komen, terwijl de risico’s opnieuw bij de samenleving komen te liggen. Hoe
kan de Minister garanderen dat dergelijke versoepelingen niet leiden tot verhoogde
systeemrisico’s binnen de Europese Unie? Kan de Minister uitsluiten dat door de introductie
van de nieuwe categorie «weerbare securitisaties» de drempel voor risicovolle producten
in de praktijk niet te laag komt te liggen? Wat zijn de precieze maatschappelijke
baten en hoe verhouden die zich tot de baten voor de financiële sector?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie plaatsen ook vraagtekens bij de internationale
dimensie. Het kabinet stelt dat het «materiële afwijkingen van de Bazel-standaarden
zoveel mogelijk wil voorkomen». Waarom kiest het kabinet er niet voor zich hier principieel
tegen te verzetten? Erkent de Minister dat afwijkingen van internationale afspraken
het risico van financiële instabiliteit kunnen vergroten?
Tot slot vragen deze leden welke alternatieven het kabinet heeft overwogen voor het
financieren van de reële economie, zoals versterkte publieke investeringsprogramma’s
of directe kredietverlening aan het MKB. Is de Minister bereid om in Europees verband
te pleiten voor minder afhankelijkheid van complexe financiële instrumenten als securitisatie,
en juist voor meer robuuste en transparante vormen van financiering?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de documenten behorend bij de
Verordeningen wijziging Europees securitisatieraamwerk. Deze leden hebben hierover
nog vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie staan positief tegenover het aanjagen van securitisatie,
iets wat met de voorliggende wijzigingen vanuit de Europese Commissie wordt beoogd.
De omvang van securitisatie blijft in de Europese Unie momenteel fors achter bij andere
landen in de wereld waarmee we graag mee willen komen, zoals de Verenigde Staten.
De leden van de VVD-fractie geloven dat securitisatie een rol kan spelen in een betere
kredietverlening voor het Nederlandse bedrijfsleven. Desalniettemin mag niet vergeten
worden dat problemen rondom securitisatie een hoofdrol speelde in het ontstaan van
de financiële crisis in 2007/2008.
De leden van de VVD-fractie constateren ten aanzien van de opvolging van de aanbevelingen
uit de rapporten dat het versoepelen van het raamwerk voor securitisatie is voorgesteld
in meerdere gezaghebbende rapporten. Denk aan het Draghi-rapport, het Letta-rapport
en het rapport van de Europese toezichthouders EBA, ESMA en EIOPA. In hoeverre verschillen
de voorstellen die nu voorliggen van de wijzigingen die in deze rapporten worden aanbevolen?
Deze leden ontvangen daarop graag een uitgebreide toelichting. Indien er is gekozen
voor afwijkingen tussen de rapporten en de voorliggende voorstellen, waarom meent
het kabinet dat de Europese Commissie daar dan voor heeft gekozen en hoe verhoudt
het standpunt van het Nederlandse kabinet zich dan ten opzichte van die afwijking?
De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van de kansen van securisatie en de
internationale concurrentiepositie hoeveel extra kredietverlening het kabinet denkt
vrij te maken door de voorliggende versoepeling van regelgeving voor securitisatie.
Indien bekend, ontvangen deze leden daarbij eveneens graag een schatting in hoeverre
dit ten goede komt aan het midden- en kleinbedrijf (mkb).
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel wat nu voorligt op punten afwijkt
van de Bazelstandaarden. Welke verschillen betreft dit precies? Waarom denkt het kabinet
dat er door de Europese Commissie, per punt, voor is gekozen dat verschil met de Bazelstandaarden
voort te laten bestaan? Is dat voorstel dan ruimer of juist minder ruim dan de Bazelstandaarden
voorschrijven?
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast in hoeverre de regelgeving rondom securitisatie
in Nederland bij het aannemen van het voorliggende voorstel zou verschillen van regelgeving
hieromtrent in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet inzet bij een staande evaluatiebepaling
mee te nemen of internationale ontwikkelingen aansporen tot herziening van de securitisatie-regelgeving.
Deze leden juichen dit toe.
De leden van de VVD-fractie lezen in de nota behorend bij het BNC-fiche, dat het voorstel
van de Europese Commissie is besproken met de financiële sector. Er wordt daarin gesteld
dat de sector zich op hoofdlijnen kan vinden in het voorstel. Wat had de sector zelf graag anders gezien?
De leden van de VVD-fractie constateren ten aanzien van de risico’s dat securitisatie
in de Verenigde Staten een vlucht neemt, soms met eigenaardige constructies.1 In hoeverre is het kabinet van mening dat dit een gevaar vormt voor de financiële
en economische stabiliteit in Europa en in Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat risicoretentie-eisen worden afgeschaft
voor securitisaties waarbij de eerste verliezen door overheden, centrale banken en
multilaterale of nationale ontwikkelingsbanken worden gedragen. In hoeverre lopen
deze instituten door de aanpassing in regelgeving volgens het kabinet risico’s? Indien
dit gaat om verwaarloosbare risico’s, waarom denkt het kabinet dat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de voorstellen
tot wijziging van het Europees securitisatieraamwerk. Deze leden hebben daarbij de
volgende vragen en opmerkingen.
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat het doel van de voorstellen is om het
gebruik van securitisatie als financieringsinstrument te versterken en barrières om
te investeren in deze instrumenten weg te nemen. Deze leden vragen waarom de huidige
barrières als zodanig zijn vorm gegeven. Wat is het doel van huidige barrières en
sinds wanneer zijn deze opgeworpen?
De leden van de NSC-fractie merken op dat de voorgestelde aanpassing van de SECR diverse
veranderingen met zich meebrengt. Zo worden zorgvuldigheidseisen versoepeld (waarbij
in bepaalde gevallen controlevereisten vervallen), transparantievereisten aangepast,
private securitisaties vereenvoudigd, rapportageverplichtingen verlicht voor partijen
met kortlopende verplichtingen, private securitisaties geregistreerd, STS-criteria
versoepeld en risicoretentie afgeschaft bij overheidsgedekte securitisaties. Daarnaast
worden de toezicht- en sanctiebevoegdheden van de EBA uitgebreid. Deze leden vragen
hoe het kabinet het risico beoordeelt dat de versoepeling van zorgvuldigheidseisen
en STS-criteria leidt tot minder robuuste securitisaties en daarmee tot grotere kwetsbaarheid
van het financiële stelsel. Verder vragen deze leden of het kabinet kan toelichten
waarom risicoretentie mag vervallen bij overheidsgedekte securitisaties? Acht het
kabinet dit niet problematisch, omdat juist risicodeling een belangrijke les uit de
financiële crisis was? Hoe beoordeelt het kabinet de uitbreiding van de toezichts-
en sanctiebevoegdheden van de EBA in relatie tot de rol van nationale toezichthouders?
Welke gevolgen heeft dit voor de democratische controle vanuit de Kamer?
Verder valt het de leden van de NSC-fractie op dat de kapitaaleisen uit de CRR op
drie punten worden gewijzigd. Allereerst wordt de minimumvloer voor de risicogewichten
bij securitisaties onder voorwaarden verlaagd en afhankelijk gemaakt van het risicoprofiel
van de onderliggende activa (gunstigere behandeling voor STS-securitisaties). Daarnaast
worden de berekeningsmethodes voor kapitaalvereisten aangepast, waarbij voor een nieuwe
categorie (weerbare securitisaties) voordeligere regels gaan gelden. Tot slot wordt
het beoordelingsraamwerk voor zogenoemde significant risk transfer-transacties herzien
(toezicht wordt minder mechanisch en meer principe-gebaseerd).
De leden van de NSC-fractie hebben hierover de volgende vragen. Hoe wordt voorkomen
dat versoepeling van parameters voor kapitaalberekening opnieuw prikkels creëert om
risico’s buiten de balans te plaatsen, zoals voor de crisis van 2008 gebeurde? Kan
het kabinet nader toelichten hoe een meer principe-gebaseerd beoordelingsraamwerk
voor significant risk transfer transacties zich verhoudt tot rechtszekerheid voor
banken en investeerders? Acht het kabinet het wenselijk dat de details pas later via
technische standaarden worden uitgewerkt? Hoe beoordeelt het kabinet het risico dat
verlaging van de minimumvloer leidt tot onderkapitalisatie van banken in een neerwaartse
conjunctuur?
De leden van de NSC-fractie merken op dat het kabinet kritisch is over de voorgestelde
versoepeling van de STS-criteria, omdat dit volgens het kabinet onvoldoende is onderbouwd
met een gedegen risicoanalyse. Kan het kabinet toelichten waarom het kabinet meent
dat de voorstellen van de Commissie onvoldoende zijn onderbouwd en welke aanvullende
voorwaarden noodzakelijk zijn voordat versoepeling verantwoord kan plaatsvinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche Verordeningen wijziging
Europees securitisatieraamwerk. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Het kabinet schrijft het volgende over zijn inzet ten aanzien van de verordening:
«De voorstellen voor versterking van het toezicht kunnen bijdragen aan een meer uniforme
toepassing van de regelgeving.» Het kabinet hecht er daarbij aan dat deze versterking
van het toezicht proportioneel is en niet leidt tot onnodige administratieve lasten
voor marktpartijen.» Is daar in de huidige voorstellen sprake van wat het kabinet
betreft? Hoe wordt voorkomen dat instellingen en marktpartijen worden geconfronteerd
met dubbele regelgeving zowel centraal als nog steeds nationaal?
De voorgestelde versoepeling van STS-criteria, zoals het verlagen van de homogeniteitseis
voor MKB-leningen, kan mogelijk bijdragen aan een betere toegang tot financiering
voor deze sector, zo constateren de leden van de BBB-fractie. Is de verwachting van
het kabinet dat deze maatregel ook daadwerkelijk zal leiden tot een verbetering van
MKB-financiering?
In het kader van de kapitaalmarktunie pleitte Nederland al voor herziening van het
raamwerk voor securitisaties om de barrières te verlagen voor een bredere doelgroep
van institutionele beleggers, met name door meer proportionele regelgeving, zo constateren
deze leden. Wat is volgens het kabinet het specifieke probleem dat de Kapitaalmarktunie
moet oplossen? Hoe zijn problemen rond MKB-financiering volgens het kabinet ontstaan?
Welke nationale maatregelen kan het huidige of toekomstige kabinet nemen om MKB-financiering
te verbeteren?
Voorts hebben de leden van de BBB-fractie een vraag over de volgende passage op pagina
6: «Om deze reden volgt het kabinet het oordeel van de Europese toezichthouders in
bovengenoemd rapport, waaruit volgt dat versoepeling slechts mogelijk is onder strenge
voorwaarden en vergezeld van een gedegen risicoanalyse. Het kabinet is er niet van
overtuigd dat dit voldoende het geval is in het voorstel. Tot slot vindt het kabinet
het belangrijk dat kernprincipes zoals risicoretentie en het verbod op hersecuritisatie
behouden blijven.» Aan welke strenge voorwaarden is volgens het kabinet niet voldaan?
Leiden de voorstellen wat het kabinet betreft tot destabilisatie van de securitisatiemarkt?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.