Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Ceder over het bericht dat investeren in ontwikkelingssamenwerking gunstig is voor de Nederlandse economie
Vragen van de leden Hirsch (GroenLinks-PvdA) en Ceder (ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën over het bericht dat investeren in ontwikkelingssamenwerking gunstig is voor de Nederlandse economie (ingezonden 18 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Aukje de Vries (Buitenlandse Zaken), mede namens de
Minister van Financiën (ontvangen 19 september 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Nederlandse economie heeft baat bij ontwikkelingssamenwerking»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusies uit het rapport van de Universiteit van Göttingen,
waarnaar dit artikel verwijst? Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische
berekening, dat elke euro ontwikkelingshulp de Nederlandse export en economie flink
doet groeien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik ben bekend met het rapport van de Universiteit van Göttingen «Domestic effects of foreign aid» (2025) waarnaar u verwijst. Het onderzoek maakt gebruik van een econometrisch model
om mogelijke verbanden te schatten tussen Nederlandse ontwikkelingshulp en de Nederlandse
export van goederen en diensten. De auteurs concluderen dat er, op basis van hun model,
een positief verband bestaat tussen de omvang van Nederlandse hulp en Nederlandse
export en werkgelegenheid. Het kabinet onderkent dat deze studie een interessant perspectief
biedt op positieve neveneffecten van ontwikkelingssamenwerking voor de Nederlandse
economie.
De uitkomsten sluiten aan op de bevindingen van de IOB-studie2 «Good things come to those who make them happen, return on aid for Dutch exports» die verscheen in 2014, en andere onderzoeken3, 4, 5, 6. Wel worden de effecten in dit nieuwe rapport aanzienlijk hoger ingeschat dan in
de IOB-studie. Dit verschil kan mogelijk worden verklaard doordat het gaat om een
scenarioanalyse, en omdat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over hoe dit
effect te berekenen. De resultaten zijn daardoor afhankelijk van aannames, parameterkeuzes
en de gehanteerde modellering van auteurs, en vormen daarmee een onderbouwde indicatie
en geen eenduidig bewijs.
Uit de IOB-studie van 2014 bleek dat elke euro bilaterale hulp € 0,70–€ 0,90 extra
export oplevert en dat hiermee circa 15.000 banen gemoeid zijn. In haar reactie heeft
de toenmalige Minister (Kamerstuk 33 625, nr. 123, 12 september 2014) aangegeven veel waarde te hechten aan onderzoek naar de effecten
van de Nederlandse ontwikkelingshulp voor de Nederlandse handel en economie. Het Centraal
Planbureau (CPB) berekent het effect van ontwikkelingshulp op de Nederlandse export
al jaren op basis van de uitkomsten van deze IOB-studie.
Het kabinet heeft ervoor gekozen om investeren in ontwikkelingssamenwerking nog sterker
te verbinden aan Nederlandse belangen, ook op economisch terrein. Dit komt ook nadrukkelijk
naar voren in de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp van 20 februari 2025.
Vraag 3
Deelt u de conclusies, gebaseerd op econometrische berekening, dat elke sinds 2010
via ontwikkelingssamenwerking geïnvesteerde euro, bijna vier euro aan Nederlandse
exportgroei opleverde? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat deze bevindingen in lijn zijn met eerdere
gepubliceerde onderzoeken, waaronder door de IOB van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken in 2014? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja. Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Deelt de Minister van Buitenlandse Zaken de conclusie dat de positieve impact van
ontwikkelingssamenwerking op de Nederlandse werkgelegenheid en economie steeds groter
wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot uitspraken van uw voorganger
– Minister Klever – dat bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking in het Nederlandse
belang zouden zijn?
Antwoord 5
Het rapport Domestic Effects of Foreign Aid van de Universiteit van Göttingen concludeert niet dat de positieve impact van ontwikkelingssamenwerking
op de Nederlandse werkgelegenheid en economie «steeds groter» wordt. In het onderzoek
wordt een vergelijking gemaakt tussen verschillende perioden. Daarbij worden voor
de periode na 2010 gemiddeld hogere effecten gevonden dan voor de periode daarvoor.
Dit betreft gemiddelden over meerdere jaren, geen doorlopende stijgende trend.
De uitspraken van mijn voorganger moeten gezien worden in het licht van het regeerprogramma,
waarin een substantiële afname van het budget voor ontwikkelingshulp werd aangekondigd,
als onderdeel van de financiële keuzes die het kabinet heeft gemaakt.
Vraag 6
Deelt u de zorgen, geuit door de experts in het artikel, dat de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking
ten koste gaan van banen en economische ontwikkeling in Nederland?
Antwoord 6
Nee. Het nieuwe beleid is sterker dan voorheen gericht op wederzijdse economische
belangen en verwachting is dat het een positief effect heeft op economische ontwikkeling
in partnerlanden en Nederland.
Vraag 7
Bent u bekend met het ODI-onderzoek naar de terugverdieneffecten van Europese ontwikkelingssamenwerking,
waarin geconcludeerd wordt dat investeren in ontwikkelingssamenwerking een positieve
impact heeft op Europese economieën? Hoe beoordeelt u de conclusies uit dit onderzoek?7
Antwoord 7
Ja, ik ben bekend met het onderzoek van het Overseas Development Institute (ODI) getiteld
«The Economic Impact of EU Aid on EU Economies» (mei 2025). In deze studie concludeert ODI dat investeringen in Europese ontwikkelingssamenwerking
niet alleen bijdragen aan armoedebestrijding en mondiale stabiliteit in partnerlanden,
maar ook economische voordelen kunnen opleveren binnen de EU, onder meer via toegenomen
export en werkgelegenheid.
Dit rapport betreft een scenarioanalyse, gebaseerd op simulaties met het Global Trade
Analysis Project model (GTAP). GTAP is algemeen evenwichtsmodel (een Computable General
Equilibrium model), en dergelijke modellen zijn sterk afhankelijk van de gekozen aannames,
parameters en modelleringstechniek van de auteurs. Bovendien is deze studie niet peer-reviewed,
en dus niet wetenschappelijk gevalideerd volgens de gebruikelijke academische standaarden.
De conclusies dragen bij aan het bredere inzicht in de potentiële neveneffecten van
ontwikkelingssamenwerking, maar vormen op dit moment geen sluitend bewijs. Ze dienen
dan ook te worden geïnterpreteerd als een beleidsmatig interessant signaal, niet als
wetenschappelijk hard onderbouwde uitkomst.
Vraag 8
Deelt u de opvatting dat bij goed bestuur vereist dat de gevolgen van relatief grote
bezuinigingen voor de Nederlandse economie, werkgelegenheid, veiligheid en samenleving
vooraf in kaart gebracht zouden moeten zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het kabinet acht het van belang om bij beleidsvoorstellen, inclusief bezuinigingen,
de relevante effecten en risico’s zoveel mogelijk in beeld te brengen. Het kabinet
weegt budgettaire keuzes integraal af, hierbij neem het kabinet de verwachte gevolgen
van dergelijke keuzes mee in de afweging.
In de praktijk is het methodologisch lastig om vooraf alle maatschappelijke effecten
volledig in kaart te brengen, zeker wanneer deze afhankelijk zijn van complexe internationale
en economische factoren.
Vraag 9
Hebben uw ministeries onderzoek laten doen om de brede maatschappelijke kosten en
baten van de miljardenbezuinigingen van uw kabinet op ontwikkelingssamenwerking in
kaart te laten brengen om zodoende een goed geïnformeerde afweging te kunnen maken?
Zo nee, waarom niet? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen?
Zo ja, welke kosten en baten voor het Nederlandse eigenbelang zijn onderzocht? Zijn
ook de gevolgen buiten Nederland onderzocht? Zo ja, kunt u deze onderzoeken voor het
einde van het zomerreces delen met de Kamer?
Antwoord 9
Het kabinet ziet om voornoemde reden geen toegevoegde waarde van een onderzoek naar
de brede maatschappelijke kosten en baten van de recente bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking
in Nederland. Wel gaat het ministerie met het CPB in gesprek over de manier waarop
de effecten van ontwikkelingshulp worden meegenomen in de prognoses over de groei
van de Nederlandse economie.
De OESO-DAC heeft recentelijk (d.d. 26 juni 2025) een rapport8 gepubliceerd waarin de effecten van de internationale bezuinigingen op ontwikkelingshulp
in kaart worden gebracht. In de Kamerbrief9 «Effecten bezuinigingen» (welke gelijktijdig met deze beantwoording is verstuurd)
wordt ingegaan op het OESO-rapport en een toelichting gegeven op de effecten van de
Nederlandse bezuinigingen op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
(BHO).
Vraag 10
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het einde van het zomerreces beantwoorden?
Antwoord 10
Dat is niet gelukt vanwege de wisseling van bewindspersonen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. de Vries, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
E. Heinen, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.