Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 534 (R2193) Goedkeuring van de op 28 mei 2022 te Genève aangenomen wijzigingen van de op 23 mei 2005 te Genève tot stand gekomen Internationale Gezondheidsregeling (2005) (Trb. 2022, 135)
Nr. 8
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 16 september 2025
Met veel interesse heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik dank de leden van de verschillende fracties
voor hun inbreng. In deze nota ga ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken,
in op de vragen en opmerkingen in het verslag.1 Bij de beantwoording daarvan is de volgorde van het verslag aangehouden.
I. Algemeen deel
1. Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel betreffende wijzigingen van
de Internationale Gezondheidsregeling (International Health Regulations, IHR) die
tijdens de 75e Wereldgezondheidsvergadering (World Health Assembly, WHA)-vergadering
in mei 2022 zijn aangenomen door de leden van de Wereldgezondheidsorganisatie (World
Health Organization, WHO). De leden van de PVV-fractie hebben moeite met de inkorting
van de reactietermijn naar tien maanden en de halvering van de termijn van inwerkingtreding
en hebben daarom de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie willen weten wat tot nu toe de gemiddelde reactietermijn van Nederland is geweest
bij eerdere wijzigingsvoorstellen van de IHR, alsmede het gemiddelde van de overige
aangesloten lidstaten.
De IHR is sinds 2005 éénmaal eerder aangepast, namelijk in 2014 met een inwerkingtreding
in 20162. Het betrof hier een beperkte wijziging van bijlage 7 van de IHR. 3 Er is geen informatie beschikbaar over de gemiddelde reactietijd van lidstaten bij
deze eerdere wijziging van de IHR. In zijn algemeenheid is het echter wenselijk dat
wijzigingen zo snel mogelijk ter beoordeling worden voorgelegd via de nationale goedkeuringsprocessen,
om zo de effectiviteit en coherentie bij de implementatie van een uitvoeringsverdrag
als de IHR te waarborgen.
Kan de regering tevens aangeven wanneer, hoe vaak en waarom de reactietermijn van
achttien maanden te kort is gebleken en deze termijn werd overschreden?
Zoals hierboven aangegeven is de IHR (2005) sinds 2005 naast de voorliggende wijziging
nog maar éénmaal eerder aangepast en dat betrof een beperkte wijziging van bijlage
7 bij de IHR (2005). De voorliggende wijzigingen van 2022 zijn de eerste wijzigingen
van artikelen van de IHR (2005) zelf.
De leden van de PVV-fractie achten een reactietermijn van tien maanden erg kort om een voorbehoud te maken of
een voorstel te verwerpen. Het kan immers voorkomen dat een regering een groot deel
van die termijn of misschien wel de gehele termijn demissionair is. Is de regering
het hiermee eens?
Een reactietermijn van tien maanden moet normaal gesproken voldoende zijn om de wijzigingen
op de IHR (2005) aan de Staten-Generaal voor te leggen. In principe gebeurt dat door
middel van de voorhangprocedure van 30 dagen conform artikel 7, aanhef en onderdeel
b, en artikel 8 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Rgbv) voor
(wijzigingen van) uitvoeringsverdragen zoals de IHR (2005). Als de voorhang niet overeenkomstig
artikel 8, tweede lid, Rgbv wordt doorbroken door de Staten-Generaal, zal aan de reactietermijn
van tien maanden voldaan kunnen worden. Als de voorhang wel overeenkomstig artikel
8, tweede lid Rgbv, binnen 30 dagen wordt doorbroken door de Staten-Generaal, wordt
alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure gevolgd. Omdat in dat geval, net als
met de voorliggende wijzigingen het geval is, het zeer waarschijnlijk is dat de goedkeuring
van de Staten-Generaal niet verkregen zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn,
zullen wijzigingen hangende de goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen
door middel van een kennisgeving aan de WHO. Het Koninkrijk zal dus ook met een reactietermijn
van tien maanden in plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe
wijzigingen van de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd.
Wanneer de Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure
alsnog akkoord gaan met de wijzigingen dan kan de verwerping weer worden ingetrokken.
Wanneer de Staten-Generaal na afronding van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
akkoord gaan met de wijzigingen, maar een eventueel voorbehoud willen maken bij een
of meer van de wijzigingen, dan kan dit gelijktijdig met het intrekken van de eerdere
verwerping van de wijzigingen via een kennisgeving aan de WHO worden bericht.4 Ook een demissionair kabinet kan nog steeds verdragen voorleggen, waarbij het aan
de Kamers is om te besluiten op welke wijze deze al dan niet in behandeling wordt
genomen.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering wat voor gevolgen de verkorting van de inwerkingtreding van vierentwintig
maanden naar twaalf maanden met zich meebrengt.
De Internationale Gezondheidsregeling heeft tot doel het voorkomen van, beschermen
tegen en controleren en reageren op internationale gezondheidscrises volgens een zogenaamde
«all-hazards approach», waaronder ook het voorkomen dan wel inperken van de verspreiding
van infectieziekten met risico’s voor de volksgezondheid. De in dit wetsvoorstel voorliggende
wijzigingen volgen uit de nasleep van de COVID-19-pandemie en de daaruit geleerde
lessen. Een belangrijke les was dat het internationale systeem effectiever kan werken
door samenwerking en reactiesnelheid te vergroten.
Met de voorliggende wijziging wordt de inwerkingtreding van wijzigingen (amendementen)
van de IHR (2005) verkort van vierentwintig naar twaalf maanden. Hiermee kan worden
bereikt dat toekomstige wijzigingen of verbeteringen op de IHR (2005) sneller geïmplementeerd
kunnen worden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan wijzigingen waarmee nieuwe
technologieën sneller ingebed kunnen worden in surveillance en monitoringsystemen
waarmee nieuwe ziekmakende pathogenen beter gedetecteerd kunnen worden. Ook kunnen
hiermee technische aanpassingen aan de bijlagen van de IHR (2005) sneller worden doorgevoerd.
Hoeveel tijd is er doorgaans gemoeid met de implementatie van IHR-voorstellen en wijzigingen?
Wat betekent deze halvering voor de uitvoerbaarheid van het implementatieproces en
welke knelpunten worden mogelijkerwijs verwacht?
De IHR is in 2005 tot stand gekomen als opvolger van de International Sanitary Regulations
uit 1951. De regeling is toen (onder andere) geïmplementeerd middels de Wet publieke
gezondheid. Het is lastig het implementeren van wijzigingen van de bepalingen van
de IHR te vergelijken met deze eerdere implementatie. Immers, destijds betrof het
de implementatie van een geheel herziene regeling. Toentertijd ging het om een grondige
herziening van de Nederlandse wetgeving op het terrein van infectieziekten5. De nieuwe IHR is eind mei 2005 aangenomen op de 58e WHA. De herziening van de nationale regelgeving en implementatie van de regeling
is drie en half jaar later voltooid en in werking getreden6. Na 2005 is de IHR nog maar éénmaal aangepast, namelijk in 2014 met een inwerkingtreding
in 20167. Het betrof hier een beperkte wijziging van bijlage 7 van de IHR (2005). Sinds de
totstandkoming van de IHR in 2005, is er dus nog maar beperkte ervaring met het implementeren
van wijzigingen. Het is dus niet mogelijk om op basis van eerdere ervaringen een accurate
inschatting te geven van hoeveel tijd er doorgaans gemoeid is met de implementatie
van wijzigingen van de IHR (2005).
Wanneer de voorliggende wijzigingen worden goedgekeurd, zal de termijn voor de inwerkingtreding
(en daarmee de termijn waarop wijzigingen moeten worden geïmplementeerd) worden verkort
van 24 naar twaalf maanden.8 Als een Staat de wijzigingen niet binnen twaalf maanden heeft geïmplementeerd, kan
zij uitstel vragen tot twaalf maanden na de inwerkingtreding van het verdrag.9 Over het algemeen zal een termijn van twaalf maanden, verlengbaar tot maximaal 24
maanden voldoende zijn om wijzigingen te implementeren, omdat de IHR al zo’n 20 jaar
in werking is en veel structuren, mechanismen en samenwerkingen al bestaan. Vanzelfsprekend
hangt dit in een concreet toekomstig geval van een nieuwe wijziging mede af van de
vraag hoe ingrijpend die wijziging is en/of dat er daardoor ook wijziging van nationale
wetgeving nodig is.
De leden van de PVV-fractie willen tot slot weten wat de verkorting van de reactiesnelheid en de verkorting van
de implementatietijd betekent voor lopende wijzigingen van de IHR.
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft de wijzigingen die zien op de reactietermijn
en de termijn voor inwerkingtreding, verworpen in augustus 2023, hangende de nationale
goedkeuringsprocedure die nu doorlopen wordt. 10 Dat betekent dat momenteel deze wijzigingen niet voor het Koninkrijk gelden. Het
Koninkrijk is daarom niet gebonden aan deze wijzigingen en deze hebben dus ook geen
betekenis voor de wijzigingen van de IHR die op 1 juni 2024 door de 77e WHA zijn vastgesteld. Uw Kamer is op 20 december 2024 geïnformeerd over deze nieuwe
wijzigingen.11
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben ten positieve geconstateerd
dat de Raad van State geen opmerkingen heeft. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
hebben enkel nog wat vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering de termijn van tien
maanden, in plaats van achttien maanden, bij wijziging van het IHR realistisch acht
om bezwaar te maken dan wel wijzigingen te verwerpen?
Een reactietermijn van tien maanden zou voldoende moeten zijn voor het goedkeuren
van wijzigingen op de IHR (2005) in die situaties waarbij de voorhangprocedure, die
conform artikel 7, aanhef en onderdeel b, en artikel 8, eerste lid, van de Rgbv voor
(wijzigingen van) uitvoeringsverdragen zoals de IHR (2005) beschikbaar is, succesvol
doorlopen wordt.
Als de voorhang overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv, binnen 30 dagen wordt
doorbroken door de Staten-Generaal, wordt alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
gevolgd. Omdat in dat geval, net als met de voorliggende wijzigingen het geval is
geweest, het zeer waarschijnlijk is dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet
verkregen zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn, zullen wijzigingen hangende
de goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen door middel van een
kennisgeving aan de WHO. Het Koninkrijk zal dus ook met een reactietermijn van tien
maanden in plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe wijzigingen
van de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd. Wanneer de
Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure alsnog akkoord
gaan met de wijzigingen dan kan de verwerping weer worden ingetrokken.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie concluderen dat dit bijna een halvering is van de reactiesnelheid. Kan de regering
garanderen dat deze ingekorte reactietijd niet tot kwalitatieve achteruitgang van
bezwaren dan wel wijzigingen leidt?
De regering zet er altijd op in om de kwaliteit van de wijzigingen te bewaken en bewaren.
Daarbij zijn er voorafgaand aan het definitief worden van nieuwe wijzigingen onderhandelingen
tussen de lidstaten van de WHO. Ook daarbij zullen de lidstaten die partij zijn bij
de IHR (2005) toezien op de kwaliteit van wijzigingen alsook op de (nationale) belangen
die daarbij spelen.
Mogelijke nieuwe wijzigingen van de IHR (2005) zullen daarnaast altijd voorgelegd
worden aan de Staten-Generaal door middel van de hierboven genoemde voorhangprocedure.
Zoals in de Rgbv is bepaald, kan elk van de Kamers van de Staten-Generaal of een vijfde
van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers of de Gevolmachtigde Minister
van Aruba, Curaçao of Sint Maarten de wens kenbaar maken dat de uitdrukkelijke parlementaire
goedkeuringsprocedure wordt gevolgd. In dat geval zullen, hangende de goedkeuringsprocedure,
de wijzigingen door middel van een kennisgeving aan de Directeur-Generaal van de WHO
door de regering worden verworpen. Hierdoor zullen de wijzigingen (nog) niet voor
het Koninkrijk in werking treden, totdat zo’n verwerping – na goedkeuring door de
Staten-Generaal – eventueel weer wordt ingetrokken.
Daarnaast wordt voorgesteld om de implementatie tijd van vierentwintig maanden terug
te brengen naar achttien maanden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering of zij dit haalbaar acht op het gebied van uitvoerbaarheid. Wat
is de huidige gemiddelde implementatietijd van wijzingen van de IHR?
Wanneer de voorliggende wijzigingen worden goedgekeurd, zal de implementatietermijn
worden verkort van 24 maanden naar twaalf maanden.12. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met twaalf maanden.13 Over het algemeen zal een termijn van twaalf maanden, verlengbaar tot maximaal 24
maanden voldoende zijn om wijzigingen te implementeren, omdat de IHR (2005) al zo’n
20 jaar in werking is en veel structuren, mechanismen en samenwerkingen al bestaan.
Vanzelfsprekend hangt dit in een concreet toekomstig geval van een nieuwe wijziging
mede af van de vraag hoe ingrijpend die wijziging is en/of dat er daardoor ook wijziging
van nationale wetgeving nodig is.
De IHR is in 2005 tot stand gekomen. Na 2005 is de IHR nog maar éénmaal aangepast,
namelijk in 2014 met een inwerkingtreding in 201614. Het betrof hier een beperkte wijziging van bijlage 7 van de IHR (2005). Na de totstandkoming
van de IHR in 2005, is er dus nog maar zeer beperkte ervaring met het implementeren
van wijzigingen van de IHR (2005).
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging. Zij danken de Minister voor
de stukken en benadrukken graag het belang van internationale samenwerking op het
gebied van gezondheid en specifiek het voorkomen en bestrijden van pandemieën. De
leden van de D66-fractie hebben daarbij nog enkele vragen.
Op welke wijze zal de voorliggende wijziging de pandemische paraatheid versterken,
zo vragen deze leden de regering. En op welke wijze zou het niet aannemen van dit
voorstel de pandemische paraatheid beïnvloeden?
De voorgestelde wijzigingen zullen op zichzelf geen grote bijdrage leveren aan pandemische
paraatheid, aangezien het een procedurele aanpassing betreft. Wel kan een snellere
inwerkingtreding ertoe bijdragen dat toekomstige belangrijke wijzigingen of verbeteringen
van de IHR (2005) sneller geïmplementeerd kunnen worden. Het kan hierbij gaan om wijzigingen
die tijdens een internationale gezondheidscrisis door de landen die partij zijn bij
de IHR (2005) essentieel gevonden worden om de crisis beter aan te pakken. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen waarmee nieuwe technologieën sneller
ingebed kunnen worden in surveillance en monitoringsystemen waarmee nieuwe ziekmakende
pathogenen beter gedetecteerd kunnen worden. Ook kunnen hiermee technische aanpassingen
aan de bijlagen van de IHR (2005) sneller worden doorgevoerd.
De invloed van het niet aannemen van dit voorstel op de pandemische paraatheid zal
in zijn algemeenheid beperkt zijn. Wel zal er bij toekomstige wijzigingen voor het
Koninkrijk dan een ander tijdpad gelden voor reageren en in werking treden van wijzigingen
dan voor de 190 lidstaten die de wijziging niet hebben verworpen. Wanneer meerdere
lidstaten afwijkende afspraken en regels hanteren met betrekking tot de IHR (2005),
dan kan dat een efficiënte en coherente aanpak van gezondheidscrises bemoeilijken.
Wanneer specifieke wijzigingen in afspraken, bijvoorbeeld rondom het internationale
reisverkeer, voor andere landen al wel van kracht zijn maar voor ons land niet dan
kan dat tot onduidelijkheid en/of extra administratieve handelingen leiden voor bedrijven
en reizigers in die sector. Naast het Koninkrijk hebben Nieuw-Zeeland, Slowakije en
Iran de vastgestelde wijziging verworpen, waarbij wordt opgemerkt dat Nieuw-Zeeland
dit net als het Koninkrijk heeft gedaan vanwege de lopende parlementaire goedkeuringsprocedure.
Ook vernemen de leden van de D66-fractie graag van de regering wat de gevolgen zouden zijn voor de pandemische paraatheid in
Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Voor de Caribische landen van het Koninkrijk zullen de gevolgen van het niet accepteren
van de voorliggende wijzigingen voor de pandemische paraatheid beperkt zijn, net als
voor Nederland. Bij toekomstige wijzigingen zal in de besluitvorming over het al dan
niet eerst verwerpen van een wijziging op de IHR (2005) de implementatie in het gehele
Koninkrijk worden meegewogen. Voor het op goede wijze implementeren van de IHR (2005)
in Caribisch Nederland en de Caribische landen van het Koninkrijk is ook een onderlinge
regeling rondom de samenwerking hieromtrent opgesteld. 15
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of de regering verder kan uitweiden over de verhoudingen tussen de Wet publieke gezondheid
(Wpg)-tranches en het voorliggende voorstel.
De Wet publieke gezondheid wordt ter verbetering van de pandemische paraatheid in
tranches aangepast. Het voorliggend voorstel heeft geen impact op de Wet publieke
gezondheid. Een wijziging van de Wpg ten gevolge van voorliggend voorstel is daarom
niet aan de orde.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de BBB-fractie
zijn hier kritisch op en hebben nog een aantal vragen over de memorie van toelichting
aan de regering.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen en
opmerkingen. De leden van de SP-fractie vragen de regering ook wat precies de noodzaak
is van dit wetsvoorstel. Wat zijn de risico’s als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen?
De IHR (2005) is het juridisch bindende samenwerkingsinstrument tussen staten om een
internationale gezondheidscrisis te bestrijden. Wanneer er zich een ernstige internationale
gezondheidscrisis voordoet, zoals een pandemie, kan de noodzaak zich voordoen om de
IHR (2005) aan te passen, zodat er effectiever en accurater gereageerd kan worden
op zo’n crisis. Een sneller wijzigingsproces kan dan van belang zijn voor de bestrijding
van de crisis. Hierbij kan gedacht worden aan wijzigingen waarmee nieuwe technologieën
sneller ingebed kunnen worden in surveillance en monitoringsystemen waarmee nieuwe
ziekmakende pathogenen beter gedetecteerd kunnen worden. Ook kunnen hiermee technische
aanpassingen aan de bijlagen van de IHR (2005) sneller worden doorgevoerd.
Het risico van het niet aannemen van dit wetsvoorstel zal beperkt zijn, want het Koninkrijk
kan indien nodig altijd sneller reageren of implementeren dan de bestaande termijnen
die bij niet aannemen van dit wetsvoorstel blijven gelden. Andersom is dat ook het
geval: wanneer het Koninkrijk meer tijd wenst te nemen voor het parlementaire goedkeuringsproces,
dan is dat ook mét deze wijziging altijd mogelijk door het verwerpen van een toekomstige
wijziging en vervolgens – indien de Staten-Generaal die wijziging hebben goedgekeurd
– de verwerping weer in te trekken.
In zijn algemeenheid geldt echter, dat wanneer meerdere landen afwijkende afspraken
en regels hanteren met betrekking tot de IHR (2005), dit een efficiënte en coherente
aanpak van gezondheidscrises kan bemoeilijken, Wanneer specifieke wijzigingen in afspraken,
bijvoorbeeld rondom het internationale reisverkeer zoals de luchtvaart, voor andere
landen al wel van kracht zijn maar voor ons land niet dan kan dat tot onduidelijkheid
en/of extra administratieve handelingen leiden voor bedrijven en reizigers in die
sector.
De leden van de SP-fractie vragen de regering daarnaast wat het effect zal zijn van de verkorte termijn om een
voorbehoud te maken bij nieuwe wijzigingen van de IHR of deze te verwerpen op de democratische
controle van deze wijzigingen door het parlement.
De democratische controle van het parlement zal toekomstige wijzigingen na aanvaarding
van de verkorte termijnen altijd worden geborgd. Toekomstige wijzigingen van de IHR
(2005) zullen – conform de bepalingen in de Rgbv – altijd voorgelegd worden aan de
Staten-Generaal, waarbij deze in de daarvoor gebruikelijke voorhangprocedure van 30
dagen aan kan geven dat de uitdrukkelijke procedure doorlopen dient te worden. Indien
de Eerste of Tweede Kamer of tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden
van de Eerste of de Tweede Kamer, of de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao
of Sint Maarten de wens kenbaar maakt dat een wijziging van de IHR (2005) aan de goedkeuring
van de Staten-Generaal zal worden onderworpen, is de goedkeuring van de Staten-Generaal
vereist en zal dus de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure doorlopen worden voor die
wijziging.16 In die gevallen zal de regering de betreffende wijziging door middel van een kennisgeving
aan de Directeur-Generaal van de WHO verwerpen, waardoor deze niet voor het Koninkrijk
in werking treedt. Pas als de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure vervolgens is doorlopen
en de Staten-Generaal hebben ingestemd met de wijziging, zal de verwerping kunnen
worden ingetrokken en zal de wijziging voor het Koninkrijk in werking treden.
Blijft de expliciete goedkeuringsprocedure van deze wijzigingen wel in stand en wat
gebeurt er als de parlementaire behandeling daarvan nog niet is afgerond binnen die
tien maanden?
De IHR (2005) is een uitvoeringsverdrag. Conform artikel 7, aanhef en onderdeel b,
en artikel 8 van de Rgbv behoeft een wijziging van de IHR (2005) geen goedkeuring
van de Staten-Generaal en kan worden volstaan met de voorhangprocedure. Indien de
Eerste of de Tweede Kamer of tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden
van de Eerste of de Tweede Kamer, of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao
of Sint Maarten daarbij op grond van artikel 8, tweede lid, van de Rgbv de wens kenbaar
maakt om de wijzigingen aan de goedkeuring van de Staten-Generaal te onderwerpen,
zal de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure gevolgd worden. Hangende de goedkeuringsprocedure,
zullen de wijzigingen door de regering door middel van een kennisgeving aan de Directeur-Generaal
van de WHO worden verworpen, waardoor ze niet voor het Koninkrijk in werking zullen
treden. De huidige wijzigingen van de IHR (2005) doen daar niets aan af.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie
constateren dat de voorgestelde wijzigingen betrekking hebben op procedure die geldt
voor inhoudelijke wijzigingen van de IHR. Zij hebben hierover enkele vragen. In algemene
zin vragen de leden van de SGP-fractie of de regering het voorstel dat op 28 mei 2022
tot stand is gekomen heeft gesteund. Zij zien in de toelichting vooral een uiteenzetting
van de verschillende onderdelen van de voorgestelde wijziging van artikel 59 van de
IHR en daaraan gerelateerde wijzigingen in andere artikelen. Zij kunnen hieruit echter
niet opmaken of de regering zelf enthousiast is over deze voorstellen. Graag ontvangen
de leden van de SGP-fractie op dit punt verduidelijking.
Nederland heeft zich bij de beoordeling van de wijzigingsvoorstellen die in januari
2022 zijn gedaan aangesloten bij de positie van de EU, die een verkorting van de goedkeuringsprocedure
steunde. Rondom de voorliggende wijzigingsvoorstellen had de regering geen sterke
voor- of afkeur. Immers, de wijziging van de termijnen laat onverlet dat een partij
bij de IHR (2005) een voorbehoud kan maken bij een wijziging of die kan verwerpen.17 Dit betekent ook dat hangende een parlementaire goedkeuringsprocedure de regering
voorliggende wijzigingen kan verwerpen in een kennisgeving aan de Directeur-Generaal
van de WHO, waardoor de wijzigingen niet voor het Koninkrijk in werking zullen treden
voordat de goedkeuringsprocedure is afgerond. De regering zag wel het voordeel van
de mogelijkheid om in bijzondere situaties, zoals tijdens een internationale gezondheidscrisis,
specifieke wijzigingen op de IHR (2005) sneller in werking te kunnen laten treden.
Hoe was de stemverhouding ten aanzien van de wijzigingsvoorstellen die een meerderheid
hebben gehaald? Waren er landen die tegen de wijzigingen stemden en zo ja, wat was
hun argumentatie?
Vooruitlopend op de discussie binnen de WHO over de te leren lessen vanuit de Covid-19-pandemie
hebben de Verenigde Staten begin 2022 alvast meerdere wijzigingen op de IHR (2005)
voorgesteld. Het merendeel van die voorstellen werd op dat moment niet overgenomen
door de WHO-lidstaten; alleen de voorliggende wijziging van artikel 59 (met doorwerking
in artikelen 55, 61, 62 en 63) is door de WHA aangenomen, waarbij in het oorspronkelijke
voorstel van de Verenigde Staten nog een kortere reactie- en implementatietermijn
stonden opgenomen. Deze wijziging is in mei 2022 met consensus aangenomen door de
75e WHA-vergadering. Nadien hebben Iran, Slowakije, Nieuw-Zeeland en het Koninkrijk aangegeven
de wijzigingen te verwerpen, waarbij wordt opgemerkt dat Nieuw-Zeeland – net als het
Koninkrijk – dit heeft
gedaan hangende het nationale parlementaire goedkeuringsproces. De overige 190 lidstaten
die partij zijn bij de IHR (2005) hebben geen voorbehoud gemaakt bij het voorstel,
noch het voorstel verworpen.
De leden van de FVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen aan de regering
of zij een termijn van tien maanden bij toekomstige wijzigingen van de IHR voldoende
acht om een voorbehoud te maken dan wel de wijzigingen te verwerpen.
Een reactietermijn van tien maanden moet normaal gesproken voldoende zijn om de wijzigingen
op de IHR (2005) aan de Staten-Generaal voor te leggen. In principe gebeurt dat door
middel van de voorhangprocedure van 30 dagen conform artikel 7, aanhef en onderdeel
b, en artikel 8 van de Rgbv voor (wijzigingen van) uitvoeringsverdragen zoals de IHR
(2005). Als de voorhang niet overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv wordt doorbroken
door de Staten-Generaal, zal aan de reactietermijn van tien maanden voldaan kunnen
worden.
Als de voorhang wel overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv, binnen dertig dagen
wordt doorbroken door de Staten-Generaal, wordt alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
gevolgd. Omdat in dat geval, net als met de voorliggende wijzigingen het geval is
geweest, het zeer waarschijnlijk is dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet
verkregen zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn, zullen wijzigingen hangende
de goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen door middel van een
kennisgeving aan de WHO. Het Koninkrijk zal dus ook met een reactietermijn van tien
maanden in plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe wijzigingen
van de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd. Wanneer de
Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure alsnog akkoord
gaan met de wijzigingen dan kan de verwerping weer worden ingetrokken.
Wanneer de Staten-Generaal bij de goedkeuring hebben aangegeven op grond van artikel
63, eerste lid, van de IHR (2005) een eventueel voorbehoud te willen maken bij deze
wijzigingen, dan kan deze samen met de intrekking van de verwerping via een kennisgeving
aan de WHO worden bericht.
De leden van de FVD-fractie stellen ook de vraag of de aanpassing van de termijn van achttien maanden naar tien
maanden invloed heeft op het Nederlandse goedkeuringsproces ten aanzien van wijzigingen
van de IHR die mogelijk worden aangenomen tijdens de 77e WHA-vergadering?
Het Koninkrijk der Nederlanden heeft de wijzigingen die onder andere zien op de reactietermijn
en de termijn voor inwerkingtreding,18 verworpen in augustus 2023, hangende de nationale goedkeuringsprocedure die nu doorlopen
wordt. Dat betekent dat momenteel deze wijzigingen niet voor het Koninkrijk gelden.
Het Koninkrijk is daarom niet gebonden aan deze wijzigingen en deze hebben dus ook
geen betekenis voor de wijzigingen van de IHR (2005) die op 1 juni 2024 door de 77e WHA zijn vastgesteld en die op 19 september 2024 door de Directeur-Generaal van de
WHO aan de lidstaten zijn genotificeerd. In deze notificatie is deze voor het Koninkrijk
afwijkende reactietermijn bevestigd door de Directeur-Generaal van de WHO.19 Uw Kamer is in december 2024 nader geïnformeerd over deze nieuwe wijzigingen.20
De leden van de FVD-fractie vragen voorts of de regering verder kan aangeven of zij een implementatietermijn van
twaalf maanden uitvoerbaar acht? Kan de regering daarbij ook specifiek ingaan op de
uitvoerbaarheid van de implementatie binnen twaalf maanden van de wijzigingen van
de IHR die mogelijk worden aangenomen tijdens de 77e WHA-vergadering?
Wanneer de voorliggende wijziging wordt goedgekeurd, zal de termijn voor inwerkingtreding
(en daarmee de termijn waarop wijzigingen moeten worden geïmplementeerd) worden verkort
van 24 naar twaalf maanden.21 Als een Staat de wijzigingen niet binnen twaalf maanden heeft geïmplementeerd, kan
zij uitstel vragen tot twaalf maanden na de inwerkingtreding van het verdrag.22 Over het algemeen zal een termijn van twaalf maanden, verlengbaar tot maximaal 24
maanden voldoende zijn om wijzigingen te implementeren, daar de IHR (2005) al zo’n
20 jaar in werking is en veel structuren, mechanismen en samenwerkingen al bestaan.
Vanzelfsprekend hangt dit in een concreet toekomstig geval van een nieuwe wijziging
mede af van de vraag hoe ingrijpend die wijziging is en/of dat er daardoor ook wijziging
van nationale wetgeving nodig is.
Voor de wijzigingen die tijdens de 77e WHA-vergadering zijn aangenomen zal nog de oude implementatietermijn gelden van 24
maanden, die ook hier eenmalig verlengd kan worden met twaalf maanden dus tot maximaal
36 maanden.23 De verwachting is dat dit ruim voldoende is voor de implementatie van de wijzigingen.
Daarnaast zouden genoemde leden van de FVD-fractie graag nog willen weten wat, bij de nieuwe termijn van tien maanden, de reactietijd
van de Tweede Kamer wordt? Heeft de Tweede Kamer dan bijvoorbeeld negen maanden de
tijd om in het geweer te komen? Of duurt het langer voordat de regering de Kamer kan
informeren, wat betekent dat de Kamer minder tijd heeft om bezwaar te maken?
Ook bij het van kracht worden van de nieuwe reactietermijn van tien maanden, zal de
Staten-Generaal genoeg tijd hebben om te reageren op een wijziging van de IHR (2005).
Op het moment dat een nieuwe wijziging door de Directeur-Generaal van de WHO wordt
genotificeerd, zal de regering zo snel mogelijk de voorhangprocedure van 30 dagen
opstarten. Als de voorhang niet wordt doorbroken door de Staten-Generaal, zal aan
de reactietermijn van tien maanden voldaan kunnen worden. Als de voorhang wel wordt
doorbroken door de Staten-Generaal, wordt alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
gevolgd. Omdat in dat geval, net als met de voorliggende wijzigingen het geval is
geweest, de goedkeuring van de Staten-Generaal zeer waarschijnlijk niet verkregen
zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn, zullen de wijzigingen hangende de
goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen door middel van een kennisgeving
aan de WHO. Het Koninkrijk kan dus ook met een reactietermijn van tien maanden in
plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe wijzigingen van
de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd.
2. Een ieder verbindende bepalingen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de wijzigingen naar het oordeel van de regering geen bepalingen bevatten
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks
rechten toekennen of plichten opleggen. Zij missen op dit punt een onderbouwing. Kan
de regering dit alsnog toelichten?
Artikel 2, tweede lid, van de Rgbv schrijft voor dat bij de voorlegging van een verdrag
ter goedkeuring aan de Staten-Generaal wordt aangegeven of het verdrag naar het oordeel
van de regering bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden en,
indien dit het geval is, welke bepalingen het betreft. De regering heeft op grond
van die wettelijke bepaling in de memorie van toelichting gesteld dat de voorliggende
wijzigingen geen een ieder verbindende bepalingen bevatten. Dit oordeel is gegeven
omdat met de voorliggende wijzigingen alleen artikelen van de slotbepalingen van de
IHR (2005) worden gewijzigd, die zien op de procedures voor wijziging van de IHR (2005)
en de bijbehorende procedures voor het verwerpen en/of het maken van voorbehouden
ten aanzien van die wijzigingen. Voor al deze artikelen geldt dat ze alleen zien op
de rechten en plichten van de staten die partij zijn bij de IHR (2005). Het is dus
naar het oordeel van de regering niet zo dat de gewijzigde bepalingen aan rechtssubjecten
rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. De Afdeling advisering van de
Raad van State van het Koninkrijk heeft dit oordeel onderschreven.
3. Koninkrijkspositie
Over dit hoofdstuk zijn geen vragen van de leden.
4. Hoofdlijnen van het voorstel
4.1 Algemeen
De leden van de PVV-fractie vragen de regering op welk moment tijdens de coronacrisis bleek dat de huidige reactietermijn
of de termijn van inwerkingtreding van de IHR tekort schoot. In welk opzicht was dit
zo? Graag krijgen genoemde leden hier concrete voorbeelden van.
Tijdens de coronapandemie zijn er geen voorstellen tot wijziging van de IHR (2005)
gedaan. Wel is uit diverse evaluatierapporten en studies die tijdens en vlak na de
Covid-19-pandemie zijn geschreven geconstateerd, dat het internationale systeem van
pandemische paraatheid en respons baat zou hebben bij meer snelheid en flexibiliteit.24
De termijnen voor nationale goedkeuring en inwerkingtreding zijn geruime tijd geleden
vastgesteld (voordat de digitalisering ook bij lidstaten goed post had gevat) en maakten
geen onderscheid tussen aanvaarding van een geheel nieuw instrument en een (beperkte)
wijziging. Zoals hierboven aangegeven, biedt de kortere reactietermijn en verkorte
termijn van inwerkingtreding de mogelijkheid om sneller noodzakelijke wijzigingen
te kunnen doorvoeren.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering aan kan geven wat het internationale krachtenveld is rondom
onderhavig wetsvoorstel.
De wijzigingen van de IHR (2005) die voorliggen in dit wetsvoorstel zijn door de Verenigde
Staten in januari 2022 ingediend, tijdens de daaropvolgende onderhandelingen in Genève
door de lidstaten die partij zijn bij de IHR (2005) aangepast en vervolgens in mei
2022 met consensus aangenomen door de 75e WHA-vergadering. Nadien hebben Iran, Slowakije, Nieuw-Zeeland en het Koninkrijk aangegeven
de wijzigingen te verwerpen, waarbij wordt opgemerkt dat Nieuw-Zeeland – net als het
Koninkrijk – dit heeft gedaan hangende het nationale parlementaire goedkeuringsproces.
De overige 190 lidstaten die partij zijn bij de IHR (2005) hebben geen voorbehoud
gemaakt bij het voorstel, noch het voorstel verworpen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat omdat de discussies in de WGPR nog niet direct resulteerden in concrete
amendementen, de Verenigde Staten in januari 2022 parallel een serie wijzigingsvoorstellen
indienden waarmee de effectiviteit van samenwerking en de reactiesnelheid van het
internationaal systeem zou moeten worden vergroot. De leden van de BBB-fractie vragen
de regering of deze termijnwijzigingen niet zijn voorgesteld om sneller wijzigingen
erdoorheen te drukken. Kan de regering haar antwoord toelichten?
De regering beaamt dat met deze wijzigingen toekomstige aanpassingen van de IHR (2005)
sneller ingevoerd kunnen worden. Echter, wijzigingen moeten in de eerste plaats door
de lidstaten die partij zijn bij de IHR (2005) worden aangenomen in de WHA. Dit gebeurt
in de regel met consensus. Het onderhandelingsproces daartoe wordt niet versneld.
De voorliggende wijziging is vier maanden voor de 75e WHA aan de partijen bij de IHR (2005) voorgelegd.25 In het geval van de voorliggende wijzigingen hebben de lidstaten die partij zijn
bij de IHR het VS-voorstel ook niet zonder meer geaccordeerd, maar is tijdens de onderhandelingen
tussen het indienen van het voorstel en de 75e WHA het voorstel geamendeerd. Elf van de twaalf wijzigingsvoorstellen die de Verenigde
Staten begin 2022 hadden gedaan zijn na consultaties met de staten die partij zijn
bij de IHR niet voor vaststelling aan de 75e WHA voorgelegd.
Voor staten die partij zijn bij de IHR (2005) en die de onderhavige wijzigingen aanvaard
hebben, wordt voor toekomstige wijzigingen de reactietermijn om een voorbehoud te
maken of een wijziging te verwerpen verkort van achttien naar tien maanden na notificatie
van de wijziging door de Directeur-Generaal van de WHO. Dat neemt niet weg dat als
bij een toekomstige nieuwe wijziging van de IHR (2005) het Koninkrijk de nationale
goedkeuringsprocedure nog niet (geheel) doorlopen heeft binnen die tien maanden en
er dus nog geen goedkeuring is van de Staten-Generaal op zulke wijzigingen, de betreffende
wijzigingen hangende de nationale goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk zullen
worden verworpen. Op het moment dat er goedkeuring is van de Staten-Generaal op de
wijzigingen, zullen deze door het Koninkrijk kunnen worden aanvaard. Pas op dat moment
zullen de wijzigingen dan voor het Koninkrijk in werking treden.
Ook lezen de leden van de BBB-fractie dat deze wijzigingen werden voorgesteld in het belang van het versterken van de IHR
en het verbeteren van de mogelijkheden en capaciteit om accuraat en snel te kunnen
reageren op toekomstige noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid van
internationaal belang. De leden van de BBB-fractie vragen de regering hoe deze wijzigingen
in verband staan met het zorgvuldige proces die een lidstaat aflegt bij een voorgestelde
wijziging. Zorgen deze termijnwijzigingen er niet voor dat dit zorgvuldige proces
wordt verstoord?
Wanneer er zich een ernstige internationale gezondheidscrisis voordoet, zoals een
pandemie, kan de noodzaak zich voordoen om de IHR (2005) te wijzigen om accurater
en effectiever op de gezondheidscrisis te reageren. Een relatief snel wijzigingsproces
kan dan van belang zijn voor de bestrijding van de crisis. Een reactietermijn van
tien maanden moet normaal gesproken voldoende zijn voor het goedkeuren van wijzigingen
op de IHR (2005). De reactietermijn is de termijn die een Staat die partij is bij
de IHR (2005) heeft om een wijziging te verwerpen of hier een voorbehoud bij te maken.
Binnen deze termijn zullen de wijzigingen dus moeten worden voorgelegd aan de Staten-Generaal,
waarop zij 30 dagen hebben om de wens kenbaar maken de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
te volgen. Doen zij dit niet, dan kunnen de wijzigingen worden aangenomen en kan aan
de reactietermijn worden voldaan. Dit betreft de voorhangprocedure.26Als de voorhang wel wordt doorbroken doordat de Staten-Generaal binnen 30 dagen kenbaar
maken dat zij de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure willen volgen dan is het zeer
waarschijnlijk dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet wordt verkregen binnen
de reactietermijn.27 Ook in deze gevallen kan het Koninkrijk voldoen aan de reactietermijn van tien maanden,
door binnen die termijn een kennisgeving aan de WHO te zenden waarin de wijzigingen
worden verworpen opdat de goedkeuringsprocedure kan worden doorlopen.
Wanneer de Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure
alsnog akkoord gaan met toekomstige wijzigingen dan kan de verwerping weer worden
ingetrokken. Wanneer de Staten-Generaal bij de goedkeuring hebben aangegeven op grond
van artikel 63, eerste lid, van de IHR (2005) een eventueel voorbehoud te willen maken
bij de uitvoering van deze wijzigingen, dan kan deze samen met de intrekking van de
verwerping via een kennisgeving aan de WHO worden bericht. De regering is derhalve
van mening dat de wijzigingen een zorgvuldig onderhandelingsproces en goedkeuringsproces
niet in de weg zullen staan.
4.2 Artikelsgewijze toelichting
De leden van de SGP-fractie constateren dat het voorstel is om de termijn voor het maken van een bezwaar of voorbehoud
te verkorten van achttien naar tien maanden. Zij vragen of de regering kan toelichten
of zij een termijn van tien maanden bij toekomstige wijzigingen van de IHR voldoende
acht om een voorbehoud te maken dan wel de wijzigingen te verwerpen?
Een reactietermijn van tien maanden moet normaal gesproken voldoende zijn om de wijzigingen
op de IHR (2005) aan de Staten-Generaal voor te leggen. In principe gebeurt dat door
middel van de hierboven genoemde voorhangprocedure van 30 dagen. Als de voorhang niet
overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv wordt doorbroken door de Staten-Generaal,
zal aan de reactietermijn van tien maanden voldaan kunnen worden.
Als de voorhang wel overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv, binnen dertig dagen
wordt doorbroken door de Staten-Generaal, wordt alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
gevolgd. Omdat in dat geval, net als met de voorliggende wijzigingen het geval is
geweest, het zeer waarschijnlijk is dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet
verkregen zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn, zullen wijzigingen hangende
de goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen door middel van een
kennisgeving aan de WHO. Het Koninkrijk zal dus ook met een reactietermijn van tien
maanden in plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe wijzigingen
van de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd. Wanneer de
Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure alsnog akkoord
gaan met de wijzigingen dan kan de verwerping weer worden ingetrokken.
Wanneer de Staten-Generaal bij de goedkeuring hebben aangegeven op grond van artikel
63, eerste lid, van de IHR (2005) een eventueel voorbehoud te willen maken bij deze
wijzigingen, dan kan deze samen met de intrekking van de verwerping via een kennisgeving
aan de WHO worden bericht.
De leden van de SGP-fractie vragen tevens of de regering kan toelichten waarom gekozen is voor een termijn van
tien maanden en niet bijvoorbeeld voor zestien, twaalf of acht maanden? Wat is de
onderbouwing van dit specifieke aantal maanden? Kan de regering toelichten waarom
oorspronkelijk gekozen is voor achttien maanden? De leden van de SGP-fractie vragen
de regering om toe te lichten hoe de discussie over de oorspronkelijke termijn van
achttien maanden verliep.
Bij de behandeling van dit specifieke wijzigingsvoorstel door de WHO-lidstaten die
partij zijn bij de IHR (2005) was er consensus over de wenselijkheid tot inkorting
van de reactietermijn en termijn voor inwerkingtreding van wijzigingsvoorstellen op
de IHR (2005). Het oorspronkelijke voorstel van de Verenigde Staten dat in januari
2022 werd gepresenteerd ging uit van zowel een reactietermijn als een termijn voor
inwerkingtreding van 6 maanden. Hiervoor bestond geen steun onder de partijen bij
de IHR (2005). Tijdens de onderhandelingen in Genève is er overeenstemming bereikt
over een verkorting van de reactietermijn van achttien naar tien maanden en een halvering
van de termijn waarbinnen wijzigingen van kracht gaan van 24 naar twaalf maanden.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat een verwerping of voorbehoud die na tien maanden door de Directeur-Generaal
van de WHO wordt ontvangen, geen opschortend gevolg zal hebben. Zij vragen de regering
om toe te lichten of het zo is dat als Nederland binnen tien maanden een voorbehoud
plaatst, dit voorbehoud geldt totdat er een definitief besluit is genomen door het
Nederlandse parlement over verwerping of bekrachtiging van de wijzigingen, ook al
duurt dit langer dan tien maanden. Of geldt er voor de opschortende werking ook een
maximale termijn?
Op het moment dat een wijziging wordt verworpen, zal dit betekenen dat het Koninkrijk
der Nederlanden niet aan gebonden zal zijn aan die specifieke wijziging. Verder geldt
geen maximale termijn voor de opschortende werking van de verwerping van een wijziging
van de IHR (2005). Een voorbehoud plaatsen bij een artikel brengt met zich mee dat
het Koninkrijk der Nederlanden verklaart gedeeltelijk of geheel niet gebonden te zijn
aan een bepaald artikel van een verdrag.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat de implementatietermijn voor toekomstige wijzigingen wordt teruggebracht
van vierentwintig maanden tot twaalf maanden. De leden van de SGP-fractie vragen de
regering om een nadere onderbouwing te geven van deze twaalf maanden. Waarom is voor
deze periode gekozen?
Bij de behandeling van dit specifieke wijzigingsvoorstel door de WHO-lidstaten die
partij zijn bij de IHR (2005) was er consensus over de wenselijkheid tot inkorting
van de reactietermijn en termijn voor inwerkingtreding van wijzigingsvoorstellen op
de IHR (2005). Het oorspronkelijke voorstel van de Verenigde Staten dat in januari
2022 werd gepresenteerd ging uit van zowel een reactietermijn en een termijn voor
inwerkingtreding van ieder zes maanden. Hiervoor bestond geen steun onder de lidstaten
die partij zijn bij de IHR (2005). Tijdens de onderhandelingen in Genève is er overeenstemming
bereikt over een verkorting van de reactietermijn van achttien naar tien maanden en
een halvering van de termijn waarbinnen wijzigingen van kracht gaan van 24 naar twaalf
maanden. De gekozen termijn van twaalf maanden is dus de uitkomst van de onderhandelingen
tussen de lidstaten.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan aangeven of zij een implementatietermijn van twaalf maanden
uitvoerbaar acht? Kan de regering daarbij in het bijzonder ingaan op de uitvoerbaarheid
van de implementatie binnen twaalf maanden van de wijzigingen van de IHR die mogelijk
worden aangenomen tijdens de 77e WHA-vergadering?
Wanneer de voorliggende wijzigingen worden goedgekeurd, zal de implementatietermijn
worden verkort van 24 maanden naar twaalf maanden.28 Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met twaalf maanden.29 Over het algemeen zal een termijn van twaalf maanden, verlengbaar tot maximaal 24
maanden voldoende zijn om wijzigingen te implementeren, daar de IHR (2005) al ruim
20 jaar in werking is en veel structuren, mechanismen en samenwerkingen al bestaan.
Vanzelfsprekend hangt dit in een concreet geval mede af van de vraag hoe ingrijpend
die wijziging is en/of dat er daardoor ook wijziging van nationale wetgeving nodig
is. Dit geldt voor zowel de voorliggende wijzigingen als voor de wijzigingen die op
1 juni 2024 tijdens de 77e WHA-vergadering zijn aangenomen. Voor deze laatste wijzigingen geldt bovendien voor
Nederland nog de oorspronkelijke termijn uit de IHR (2005) van 24 maanden voor de
implementatie met een mogelijkheid van twaalf maanden verlenging.
Artikel 59: Inwerkingtreding, tijdvak voor verwerping of voorbehouden
Het onderhavige wetsvoorstel heeft als gevolg dat de termijn om een voorbehoud te
maken dan wel te verwerpen bij toekomstige wijzigingen wordt ingekort van achttien
maanden naar tien maanden na de notificatie van de wijziging door de Directeur-Generaal
van de WHO, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Kan de regering aangeven welke gevolgen dit heeft voor het Nederlandse goedkeuringsproces?
Het goedkeuringsproces binnen het Koninkrijk zal niet veranderen door de verkorting
van de termijn waarbinnen bij toekomstige wijzigingen een voorbehoud kan worden gemaakt
dan wel de wijzigingen kunnen worden verworpen.
Een reactietermijn van tien maanden moet normaal gesproken voldoende zijn om de wijzigingen
op de IHR (2005) aan de Staten-Generaal voor te leggen. In principe gebeurt dat door
middel van de hierboven genoemde voorhangprocedure van 30 dagen. Als de voorhang niet
doorbroken wordt door de Staten-Generaal, zal aan de reactietermijn van tien maanden
voldaan kunnen worden.
Als de voorhang wel overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv, binnen dertig dagen
wordt doorbroken door de Staten-Generaal, wordt alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
gevolgd. Omdat in dat geval, net als met de voorliggende wijzigingen het geval is
geweest, het zeer waarschijnlijk is dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet
verkregen zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn, zullen wijzigingen hangende
de goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen door middel van een
kennisgeving aan de WHO. Het Koninkrijk zal dus ook met een reactietermijn van tien
maanden in plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe wijzigingen
van de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd. Wanneer de
Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure alsnog akkoord
gaan met de wijzigingen dan kan de verwerping weer worden ingetrokken.
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat bij bekrachtiging van onderhavig wetsvoorstel toekomstige wijzigingen van de IHR
sneller van kracht zullen worden, namelijk na twaalf maanden in plaats van vierentwintig
maanden. Is er een analyse gemaakt van de uitvoerbaarheid van een snellere bekrachtiging
van eventuele wijzigingen?
Over het algemeen zal een termijn van twaalf maanden, verlengbaar tot maximaal 24
maanden voldoende zijn om wijzigingen te implementeren, daar de IHR (2005) al ruim
20 jaar in werking is en veel structuren, mechanismen en samenwerkingen al bestaan.
In een concreet toekomstig geval van een nieuwe wijziging mede af van de vraag hoe
ingrijpend die wijziging is en/of dat er daardoor ook wijziging van nationale wetgeving
nodig is.
De leden van de BBB-fractie lezen dat ten opzichte van het bepaalde rondom wijzigingen in het oorspronkelijke
artikel 1 de termijn van bezwaar verkort van is van achttien naar tien maanden. Zij
vragen de regering of deze verkorting van acht maanden om bezwaar te maken niet zal
zorgen voor een onzorgvuldig proces. Dit aangezien voorgestelde wijzigingen goed en
zorgvuldig bekeken moeten worden door lidstaten om hier een goed oordeel over te vellen.
In het tweede lid van artikel 59 wordt nu een gedeelte toegevoegd met betrekking tot
wijzigingen van de IHR (2005). Dat stelt dat een wijziging van de IHR twaalf maanden
na notificatie van de wijziging door de Directeur-Generaal van de WHO, zoals neergelegd
in het nieuwe lid 1 bis, van kracht wordt. Ook hier vragen genoemde leden de regering
of deze verkorting niet zal zorgen voor een onzorgvuldig proces omdat de wijzigingen
na twaalf maanden in werking zal treden en de lidstaten maar tien maanden hebben om
bezwaar te maken?
De regering zet er altijd op in om de kwaliteit van de wijzigingen te bewaken en bewaren.
Daarbij zijn er altijd voorafgaand aan het definitief worden van de wijzigingen onderhandelingen
tussen de lidstaten van de WHO, waaronder dus ook het Koninkrijk, zoals hierboven
uiteengezet. Een wijziging van de IHR (2005) ontstaat dan ook niet spontaan. Er wordt
veel en intensief onderhandeld over een mogelijke wijziging of wijzigingen. Zo is
er voorafgaand aan het ingaan van de gerefereerde termijn van twaalf maanden vaak
al meerdere maanden tot jaren onderhandeld tussen de verschillende verdragspartijen
over de wijziging. Hierbij worden veel verschillende afwegingen gemaakt, waarbij er
onder andere ook naar de praktische uitwerking van een wijziging wordt gekeken. Dit
wordt dus meegenomen in de onderhandelingen en al voordat er een overeenstemming wordt
bereikt tussen de verschillende verdragspartijen over de wijziging is er dus veelvuldig
en zorgvuldig nagedacht over de haalbaarheid en wenselijkheid van een mogelijke wijziging.
Wanneer er zich een ernstige internationale gezondheidscrisis voordoet, zoals een
pandemie, kan de noodzaak zich voordoen om het bestaande juridisch kader van de IHR
(2005) uit te breiden met nieuwe bepalingen of bijlagen. Een relatief snel wijzigingsproces
kan dan van belang zijn voor de bestrijding van de crisis.
Een reactietermijn van tien maanden moet normaal gesproken voldoende zijn om de wijzigingen
op de IHR (2005) aan de Staten-Generaal voor te leggen. In principe gebeurt dat door
middel van de hierboven genoemde voorhangprocedure. Als de voorhang niet wordt doorbroken
door de Staten-Generaal, zal aan de reactietermijn van tien maanden voldaan kunnen
worden.
Als de voorhang wel overeenkomstig artikel 8, tweede lid, Rgbv, binnen dertig dagen
wordt doorbroken door de Staten-Generaal, wordt alsnog de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure
gevolgd. Omdat in dat geval, net als met de voorliggende wijzigingen het geval is
geweest, het zeer waarschijnlijk is dat de goedkeuring van de Staten-Generaal niet
verkregen zal zijn voor het aflopen van de reactietermijn, zullen wijzigingen hangende
de goedkeuringsprocedure door het Koninkrijk worden verworpen door middel van een
kennisgeving aan de WHO. Het Koninkrijk zal dus ook met een reactietermijn van tien
maanden in plaats van achttien maanden niet gebonden worden aan enige nieuwe wijzigingen
van de IHR (2005) zonder dat de Staten-Generaal daarmee heeft ingestemd. Wanneer de
Staten-Generaal na afronding van de parlementaire goedkeuringsprocedure alsnog akkoord
gaan met de wijzigingen dan kan de verwerping weer worden ingetrokken.
De regering is derhalve van mening dat de wijzigingen een zorgvuldig onderhandelingsproces
en goedkeuringsproces niet in de weg zullen staan.
De leden van de BBB-fractie vragen tevens hoe de regering aankijkt tegen de matige overlap van twee maanden tussen
het bezwaar maken en in werking treden? Lijkt het hierdoor niet alsof het onzorgvuldig
erdoorheen wordt gedrukt?
Indien de regering in het geval van een toekomstige wijziging op voorhand de termijnen
van aanvaarding en inwerkingtreding niet voldoende acht, kan de wijziging altijd worden
verworpen hangende de nationale goedkeuringsprocedure. Het is mogelijk deze verwerping
te doen gedurende een periode van, op basis van de voorliggende wijzigingen, tien
maanden. Indien in deze tien maanden dus al duidelijk is dat er meer tijd gewenst
is om tot een mogelijke goedkeuring dan wel implementatie van de wijzigingen te komen,
zullen de wijzigingen hangende de nationale goedkeuringsprocedure worden verworpen.
Het is ook mogelijk dat de tien maanden niet voldoende worden geacht ten aanzien van
mogelijk nodige implementatie van de wijzigingen in nationale wet- en regelgeving.
Ook dan kunnen de wijzigingen op voorhand worden verworpen, ongeacht de vraag of deze
via een voorhangprocedure of via een uitdrukkelijke parlementaire goedkeuringsprocedure
aan de Staten-Generaal worden voorgelegd.
Wanneer de wijzigingen door het Koninkrijk verworpen worden hangende de nationale
goedkeuringsprocedure, zullen de wijzigingen totdat die verwerping door het Koninkrijk
wordt ingetrokken niet in werking treden voor het Koninkrijk. Vervolgens kan in alle
rust het goedkeuringsproces worden doorlopen en de implementatie van de wijzigingen
worden geregeld.
De leden van de BBB-fractie lezen dat in het geval dat een staat zijn nationale wetgeving of regelingen niet op
tijd, dat wil zeggen binnen de periode genoemd in het tweede lid, aan kan passen in
lijn met de IHR (2005) de staat binnen de termijn genoemd in het eerste lid van het
artikel, de termijn gekoppeld aan een verwerping of voorbehoud, een verklaring gericht
aan de Directeur-Generaal te sturen. Waarom is hier gekozen voor een verklaring aan
de Directeur-Generaal?
De Directeur-Generaal van de WHO is volgens artikel 32 van het Statuut van de WHO
ambtshalve secretaris van de WHO, van het bestuur van de WHO, van alle commissies
en comités van de organisatie en van door de organisatie bijeengeroepen conferenties.
De Directeur-Generaal is
conform de bepalingen in de IHR (2005) ook de ambtshalve secretaris voor de communicatie
vanuit het WHO-secretariaat aan de lidstaten die partij zijn bij de IHR (2005) en
andersom voor de communicatie vanuit die partijen naar de WHO toe.
De leden van de BBB-fractie vragen tevens waarom het zorgvuldige proces om nationale wetgeving of regelingen aan
te passen in lijn met de IHR zo onder druk wordt gezet met deadlines?
De IHR (2005) heeft tot doel het voorkomen van, beschermen tegen en controleren en
reageren op internationale gezondheidscrises volgens een zogenaamde «all-hazards-approach»,
waaronder ook het voorkomen dan wel inperken van de verspreiding van ziekten met risico’s
voor de volksgezondheid.
Zowel bij deze voorliggende wijzigingen als bij toekomstige wijzigingen waren respectievelijk
zijn er altijd onderhandelingen tussen de lidstaten van de WHO, waaronder dus ook
het Koninkrijk voordat de wijzigingen door de WHA worden aangenomen. Hierbij worden
veel verschillende afwegingen gemaakt, waarbij er onder andere ook naar de praktische
uitwerking van een wijziging wordt gekeken.
De Covid-19-crisis heeft laten zien dat het internationale systeem van paraatheid
en respons, waar de IHR (2005) centraal in staat, verbeterd diende te worden om beter
voorbereid te zijn en sneller te kunnen reageren op toekomstige gezondheidscrises.
Mede daarom hebben de Verenigde Staten het voorstel ingediend om de inwerkingtreding
van wijzigingen (amendementen) van de IHR (2005) te verkorten van 24 naar twaalf manden.
Dit alles laat onverlet dat lidstaten ervoor kunnen kiezen om – wanneer het nationale
parlementaire goedkeuringsproces meer tijd kost dan de in de voorliggende wijzigingen
vastgelegde tien maanden – door de WHA aangenomen wijzigingen te verwerpen totdat
het parlementaire goedkeuringsproces is afgerond.
Artikel 62: Voorbehouden
De leden van de BBB-fractie lezen dat een voorbehoud van een partij ten opzichte van een wijziging, dit binnen
drie maanden na de datum waarop het voorbehoud is gemaakt bij Directeur-Generaal van
de WHO moeten melden. Partijen die bezwaar willen maken tegen een voorbehoud ten opzichte
van een wijziging van deze Regeling dienen de Directeur-Generaal te voorzien van redenen
voor dit bezwaar. Kan de regering aangeven hoe de Directeur-Generaal deze redenen
voor bezwaar afweegt?
Partijen kunnen een voorbehoud maken bij mogelijke wijzigingen van de Regeling.30 Zij dienen daarover de Directeur-Generaal van de WHO te notificeren. De Directeur-Generaal
zal vervolgens alle lidstaten die partij zijn bij de IHR (2005) van het voorbehoud
op de hoogte stellen. Hij maakt daarbij geen inhoudelijke afweging met betrekking
tot het voorbehoud. Die afweging en een mogelijk bezwaar tegen het voorbehoud door
andere staten die partij zijn bij de IHR is ook aan de andere partijen.
Genoemde leden lezen verder dat specifiek is toegevoegd dat een voorbehoud van een
partij ten aanzien van een wijziging van de IHR wordt geacht te zijn aanvaard, tenzij
een derde deel van de staten die partij zijn bij de IHR hiertegen binnen drie maanden
bezwaar heeft gemaakt. Zij vragen de regering of het klopt dat een lidstaat die uitstel
verzoekt met dit vijfde lid buitenspel kan worden gezet door een derde van de staten?
Een lidstaat die een wijziging van de IHR (2005) tijdig verwerpt en daarmee de facto
uitstel verkrijgt, bijvoorbeeld voor het voltooien van de nationale parlementaire
goedkeuringsprocedure ten aanzien van die wijziging, kan niet door artikel 62, vijfde
lid, buitenspel worden gezet. Artikel 62 ziet op het maken van voorbehouden ten aanzien
van wijzigingen van de IHR (2005) en niet op het verwerpen van wijzigingen van de
IHR (2005). Artikel 61 van de IHR (2005) ziet op verwerping en ten aanzien daarvan
bestaat geen bezwaarprocedure.
Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat in het geval dat een derde deel van de staten die partij zijn bij de IHR bezwaar
maakt tegen een door een partij bij de IHR gemaakt voorbehoud ten aanzien van een
voorbehoud of een wijziging van de IHR, aan het einde van de periode van drie maanden
vanaf de datum waarop het voorbehoud middels een kennisgeving van de Directeur-Generaal
van de WHO bekend is gemaakt, de Directeur-Generaal van de WHO de betreffende partij
bij de IHR van dit bezwaar op de hoogte zal stellen opdat deze diens voorbehoud in
overweging neemt. Kan de regering hier een concreet voorbeeld van geven? Wanneer wordt
een voorbehoud geschrapt doordat een derde bezwaar maakt en wie maakt de overweging?
En als dat de WHO is hoe maakt de WHO deze overweging, want uiteindelijk kan een lidstaat
zijn uitstel hiermee buitenspel worden gezet?
Zoals hierboven aangegeven, kunnen lidstaten die Partij zijn bij de IHR (2005) een
voorbehoud maken tegen een wijziging van de Regeling. Andere Partijen kunnen bezwaar
maken tegen zo’n voorbehoud.31 Wanneer binnen de gestelde termijn van zes maanden na notificatie van het voorbehoud
door de Directeur-Generaal aan de andere Partijen, tenminste een-derde deel van die
partijen bezwaar maakt tegen het voorbehoud, dan zal de Directeur-Generaal de Partij
die het voorbehoud gemaakt heeft daarvan in kennis stellen met het verzoek intrekking
van dit voorbehoud in overweging te nemen. Wanneer deze Partij zijn voorbehoud wil
aanhouden, zal de Directeur-Generaal de Toetsingscommissie van de IHR (2005), bestaande
uit onafhankelijke wetenschappelijke experts, om een advies vragen over de praktische
gevolgen van het voorbehoud op de werking van de IHR (2005) als geheel.
De Directeur-Generaal van de WHO zal vervolgens het voorbehoud en het eventuele advies
van de Toetsingscommissie ter beoordeling voorleggen aan de Wereldgezondheidsvergadering
(WHA). De WHA kan vervolgens met meerderheid van stemmen beslissen of het voorbehoud
wordt geaccepteerd of – indien zij van mening is dat het voorbehoud in strijd is met
doelstellingen en werking van de IHR (2005) – dient te worden verworpen. Dit laatste
zou het geval kunnen zijn wanneer een Partij fundamentele bepalingen van de IHR (2005)
naast zich wil neerleggen, zoals het opzetten van een nationaal coördinatiepunt, de
afspraak om nieuwe gezondheidsrisico’s zoals gedetecteerde ziekmakende pathogenen
zo snel mogelijk bij de WHO te melden of het weigeren om nationale capaciteiten te
ontwikkelen op het vlak van preventie, paraatheid en respons.
Een voorbehoud van het Koninkrijk ten aanzien van een wijziging van de IHR (2005)
kan dus door een meerderheid van de WHA worden afgewezen, maar alleen wanneer de WHO-lidstaten
van mening zijn dat het voorbehoud onverenigbaar is met de doelstellingen en werking
van de IHR (2005). Evengoed treedt de betreffende wijziging dan pas voor het Koninkrijk
in werking nadat het Koninkrijk zijn voorbehoud inzake die wijziging heeft ingetrokken.
Dus ook als een meerderheid van de andere partijen een voorbehoud van het Koninkrijk
bij een wijziging niet toelaatbaar acht, is het Koninkrijk pas gebonden aan die wijziging
wanneer het Koninkrijk het gemaakte voorbehoud intrekt.
5. Overig
De leden van de BBB-fractie zijn tot slot tegen het verkorten van de termijnen van het maken van bezwaar en in
werking treden van wijzigingen. Zij hechten waarde aan het waarborgen van een zorgvuldig
proces waarin de lidstaten de wijzigingen en de gevolgen hiervan goed en met voldoende
tijd kunnen afwegen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.A. Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.