Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van rijkswet
36 809 (R2210) Voorstel van rijkswet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba houdende voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen)
Nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 12a van het Statuut voor
het Koninkrijk der Nederlanden voorzieningen dienen te worden getroffen voor de behandeling
van bij rijkswet aangewezen geschillen tussen het Koninkrijk en de landen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut
voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepaling
Artikel 1. Ontstaan van een geschil
Indien tijdens een voortgezet overleg als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden naar aanleiding van een voorgenomen beslissing
een geschil tussen het Koninkrijk en een of meer landen rijst ter zake van de interpretatie
van het bepaalde bij of krachtens het Statuut en het bezwaar tegen de voorgenomen
beslissing niet in het voortgezet overleg wordt weggenomen, wordt dit geschil op verzoek
van de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten aan de Raad van
State van het Koninkrijk voorgelegd, tenzij sprake is van een geschil over:
a. een beslissing of voorgenomen beslissing waarvoor bij rijkswet of algemene maatregel
van rijksbestuur in een bijzondere procedure voor de beslechting van geschillen is
voorzien;
b. een voorstel van rijkswet of een ontwerp van algemene maatregel van rijksbestuur;
of
c. een beslissing of voorgenomen beslissing die op grond van een bijzondere regeling
aan de Raad van State van het Koninkrijk wordt voorgelegd.
§ 2. Het verzoek om een oordeel van de Raad van State van het Koninkrijk
Artikel 2. Aanhangig maken
1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid
van Minister van het Koninkrijk legt een verzoek om een oordeel over het geschil aan
de Raad van State van het Koninkrijk binnen twee weken na de dag waarop de Gevolmachtigde
Minister in het voortgezet overleg heeft verklaard dat zijn bezwaar is blijven bestaan
voor.
2. Bij het verzoek voegt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk in ieder geval:
a. de stukken betreffende de voorgenomen beslissing waarover het geschil is ontstaan;
b. een schriftelijke en ondertekende weergave van zijn visie op het geschil; en
c. een schriftelijke verklaring, ondertekend door Onze Minister-President van het betrokken
land, waarin het bezwaar tegen de voorgenomen beslissing wordt gemotiveerd.
3. Onze Minister-President van het betrokken land en Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk
kunnen binnen twee weken na verzending van het verzoek, bedoeld in het eerste lid,
hun verklaringen, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, aanvullen. Zij verstrekken
gelijktijdig met de verzending aan de Raad van State van het Koninkrijk elkaar daarvan
een afschrift.
§ 3. Het oordeel van de Raad van State van het Koninkrijk
Artikel 3. Bindend oordeel en procesreglement
1. De Raad van State van het Koninkrijk brengt op verzoek van Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk,
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, een met redenen omkleed bindend oordeel uit
over het geschil.
2. De Raad van State van het Koninkrijk kan een procesreglement vaststellen voor de
behandeling van het verzoek van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk, als bedoeld in artikel 2, eerste
lid. Het procesreglement behoeft de voorgaande goedkeuring van de Landen.
3. Het procesreglement wordt bekendgemaakt in de Staatscourant, in het Afkondigingsblad
van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten.
Artikel 4. Procesgang
1. De Raad van State van het Koninkrijk stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk in de gelegenheid
om binnen twee weken nadat de Raad het verzoek heeft ontvangen of, indien van toepassing,
binnen twee weken nadat Onze Minister-President van het betrokken land op grond van
artikel 2, derde lid, zijn bezwaren heeft aangevuld, zijn reactie op de bezwaren van
het betrokken land schriftelijk kenbaar te maken.
2. De Raad van State van het Koninkrijk stelt Onze Minister-President van het betrokken
land in de gelegenheid om binnen twee weken nadat de Raad het verzoek heeft ontvangen
of, indien van toepassing, binnen twee weken nadat Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk
op grond van artikel 2, derde lid, zijn visie op het geschil heeft aangevuld, zijn
reactie daarop schriftelijk kenbaar te maken.
3. Partijen verstrekken gelijktijdig met de verzending aan de Raad van State van het
Koninkrijk elkaar een afschrift van de in het eerste en tweede lid bedoelde reactie.
4. De Raad van State van het Koninkrijk stelt partijen in de gelegenheid hun standpunt
mondeling toe lichten.
Artikel 5. Voeging
1. De Raad van State van het Koninkrijk kan tot twee weken na ontvangst van het verzoek,
een ander land dat belang heeft bij het geschil ambtshalve, op verzoek van een partij
of op eigen verzoek in de gelegenheid stellen als partij aan het geschil deel te nemen.
2. Het land brengt binnen twee weken nadat het als partij is toegelaten in het geschil
een schriftelijke verklaring met zijn opvattingen over het geschil en die is ondertekend
door Onze Minister-President van dat land ter kennis van de Raad van State van het
Koninkrijk en de andere partijen in het geschil.
Artikel 6. Eenmalig voorleggen geschil aan de Raad van State van het Koninkrijk
Aan de Raad van State van het Koninkrijk wordt het geschil niet meer dan eenmaal voorgelegd.
Artikel 7. Inlichtingenplicht
1. De raad van ministers van het Koninkrijk, de Gouverneur als koninkrijksorgaan, de
landsorganen en de onder hen ressorterende diensten en ambtenaren verstrekken aan
de Raad van State van het Koninkrijk alle inlichtingen die in verband met de uitoefening
van haar taak vereist worden.
2. De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk kan personen oproepen
om aan de Raad van State van het Koninkrijk voorlichting en advies te geven.
Artikel 8. Beraadslaging
De Raad van State van het Koninkrijk beraadslaagt met Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk
en de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gezamenlijk, indien
de Raad van State van het Koninkrijk zulks mocht verlangen.
Artikel 9
1. De Raad van State van het Koninkrijk beslist bij meerderheid van stemmen.
2. Indien de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter der vergadering. Van
die omstandigheid wordt in het oordeel melding gemaakt.
3. De Raad van State van het Koninkrijk beslist niet, indien minder dan de helft van
de leden aanwezig is.
Artikel 10. Dissenting opinion
1. Degene die in de vergadering een van de meerderheid afwijkende mening heeft kenbaar
gemaakt, kan een afzonderlijk met redenen omkleed oordeel uitbrengen.
2. Dit oordeel wordt bij het oordeel van de Raad van State van het Koninkrijk gevoegd.
Artikel 11. De beslissing over het geschil
De raad van ministers van het Koninkrijk oordeelt overeenkomstig het oordeel van de
Raad van State van het Koninkrijk.
§ 4. Openbaarmaking
Artikel 12. Openbaarmaking
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van
Minister van het Koninkrijk draagt zorg voor de gelijktijdige openbaarmaking in de
Staatscourant van de beslissing van de raad van ministers van het Koninkrijk over
de uitkomst van het voortgezet overleg alsmede van het oordeel van de Raad van State
van het Koninkrijk.
§ 5. Slotbepalingen
Artikel 13. Evaluatiebepaling
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van
Minister van het Koninkrijk zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze
rijkswet aan de vertegenwoordigende lichamen van de landen van het Koninkrijk een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze rijkswet in de praktijk.
Artikel 14. Inwerkingtreding
Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 15. Citeertitel
Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijkswet Koninkrijksgeschillen
Lasten en bevelen dat deze rijkswet in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van
Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten
zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren
die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.