Brief Algemene Rekenkamer : Onderzoek EU-resultaatfinanciering
21 501-03 Begrotingsraad
Nr. 195
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2025
Dit najaar starten de onderhandelingen over de volgende meerjarenbegroting (MFK) van
de Europese Unie (EU). De EU ziet zich daarbij gesteld voor grote (financiële) uitdagingen.
Denk aan de benodigde versterking van de Europese defensie, de achterstand in concurrentievermogen
en de leningen uit de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF) die vanaf 2028 moeten
worden terugbetaald.
Met het huidige MFK is in totaal € 1.800 miljard gemoeid in de periode 2021–2027.
Een substantieel deel daarvan, € 672,5 miljard, is beschikbaar voor de Herstel- en
veerkrachtfaciliteit.1 De EU stelde dit instrument in 2020 in om sterker en veerkrachtiger uit de coronacrisis
te komen. Met deze faciliteit zet de EU voor het eerst op grote schaal resultaatfinanciering in. Geld wordt dan pas betaald als de lidstaat heeft aangetoond dat het afgesproken
resultaat is bereikt. De Europese Commissie wil, volgens haar op 16 juli 2025 gepubliceerde
voorstel, resultaatfinanciering op grote schaal toepassen bij het volgende MFK, dat
in 2028 ingaat.
De Europese Commissie wijst erop dat de lidstaten door de HVF meer hervormingen in
gang hebben gezet.2 Uit het HVF-scoreboard blijkt dat de Europese Commissie inmiddels voor meer dan € 350 miljard
aan lidstaten heeft betaald om de afgesproken mijlpalen en doelstellingen te realiseren.3 Kritiek op de HVF is er ook: de Europese Rekenkamer heeft diverse rapporten gepubliceerd
over de HVF. Zij is, bijvoorbeeld in haar rapport van mei 2025, kritisch over de werking
van dit instrument.4 Ook in het algemeen is de Europese Rekenkamer al jaren kritisch over de rechtmatige
besteding van EU-geld,5 en levert zij kritiek op de werking van het systeem van verantwoording en controle.6 Een goede besteding van EU-geld is van belang voor het vertrouwen van inwoners in
de EU.
Aanleiding voor deze brief
In mei 2025 publiceerden we in het Rapport bij het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ons onderzoek naar de uitvoering van de HVF in Nederland. We keken daarbij naar de
risico’s voor toekomstige betaalverzoeken van Nederland.
Wij hebben onderzocht hoe resultaatfinanciering in Nederland uitwerkt en wat we daarvan
kunnen leren voor het volgende MFK. Doel van dit onderzoek is om lessen te leren van
de HVF – en de toepassing van de HVF in Nederland – voor de inzet van resultaatfinanciering
in de toekomst.
De Tweede Kamer heeft rapporteurs benoemd voor de voorbereiding van de behandeling
van het nieuwe MFK in de Tweede Kamer. Deze brief is bedoeld om de lessen onder de
aandacht te brengen van uw Kamer en in het bijzonder een bijdrage te kunnen leveren
aan het eindrapport van de rapporteurs, dat naar verwachting eind september 2025 wordt
vastgesteld.
De bevindingen in deze brief zijn gebaseerd op:
– gepubliceerde documenten, waaronder EU-verordeningen, het Nederlandse Herstel- en
veerkrachtplan en het Strategisch Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Plan Nederland
(GLB) en relevante documenten over de HVF en de fondsen in gedeeld beheer;
– interviews met medewerkers van betrokken ministeries en organisaties;7
– reflectiebijeenkomst met medewerkers van betrokken ministeries en organisaties om
bevindingen te duiden;
– eerder onderzoek van de Algemene Rekenkamer (Rapport bij het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Financiën, Toegevoegde waarde EU-subsidies) en de Europese Rekenkamer.
Verschil tussen resultaatfinanciering en op kosten gebaseerde financiering
De EU kent 2 manieren van financiering: de op kosten gebaseerde financiering, gebruikelijk
bij de fondsen in gedeeld beheer, en resultaatfinanciering.8 De HVF wordt uitgevoerd in direct beheer van de Europese Commissie en is gebaseerd
op resultaatfinanciering. Figuur 1 toont het verschil tussen deze twee manieren.
Figuur 1: Twee manieren van financieren
Bij financiering op basis van kosten zijn – zoals de naam al zegt – de gemaakte kosten de basis voor de betaling door de EU. Deze wijze van financieren wordt toegepast
bij onder andere het Europees Sociaal Fonds (ESF) en de landbouwfondsen. Bij het ESF
gaat het bijvoorbeeld om subsidie voor het volgen van een opleiding, waarbij subsidie
wordt betaald op basis van een bewijs dat voor de opleiding is betaald.
Bij resultaatfinanciering vormen de geleverde prestaties (bijvoorbeeld de beëindiging van een varkenshouderij) en/of de bereikte effecten (bijvoorbeeld de vermindering van de ammoniakuitstoot) de basis voor subsidievaststelling.
Voor de betaling zijn onderbouwende documenten nodig die het resultaat aantonen. Bij
de HVF zijn de resultaten uitgedrukt in mijlpalen en doelstellingen.
Er is bij de op kosten gebaseerde financiering in verschillende varianten ook aandacht
voor resultaten, maar de kosten vormen daarbij nog steeds de basis voor betalingen.
In de kern zijn er dus twee primaire uitgangspunten voor het doen van betalingen:
financiering op basis van kosten enerzijds en resultaatfinanciering anderzijds. Van
beide varianten vindt de Algemene Rekenkamer het belangrijk dat voldaan wordt aan
de uitgangspunten van rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid.
De HVF in Nederland
Het Nederlandse Herstel- en veerkrachtplan is in 2022 vastgesteld en bestaat uit 22 hervormingen
en 28 investeringen, en omvat 131 mijlpalen en doelstellingen. Deze moeten uiterlijk
in augustus 2026 zijn bereikt. Het gaat om uiteenlopende maatregelen, zoals de uitvoering
van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen, de Woningbouwimpuls en Wind op
Zee (investeringen) en hervormingen zoals Hervorming pensioenstelsel tweede pijler
en de Aanpak schijnzelfstandigheid. Nederland heeft daarbij ingezet op bestaand en
financieel gedekt beleid, oftewel op bestaande maatregelen.
Nederland komt in aanmerking voor € 5,4 miljard aan HVF-subsidies. Daarvan heeft het
inmiddels € 2,5 miljard ontvangen. In ons Rapport bij het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van mei 2025 concluderen we dat er risico’s zijn voor het ontvangen van het resterende
bedrag van € 2,9 miljard, omdat Nederland moeite heeft alle afgesproken mijlpalen
en doelstellingen tijdig te halen. We merkten daarbij op dat de Minister van Buitenlandse
Zaken dit financiële risico niet duidelijk maakt in de begroting.
In figuur 2 hebben we de EU-middelen voor Nederland naast elkaar gezet, zowel uit
de fondsen in gedeeld beheer als de HVF.9
Figuur 2: Ontvangsten Nederland EU-geld in periode 2021–20271
1 Bedragen op basis van diverse documenten (nationale programma’s, uitvoeringsbesluiten
EC en Raad) of websites van de rijksoverheid, over de fondsen in gedeeld beheer en
het Nederlandse Herstel- en veerkrachtplan. De bedragen betreffen de stand van zaken
in maart 2025 en zijn afgestemd met de verantwoordelijke ministeries.
Het systeem van verantwoording en controle bij de HVF
De HVF-verordening geeft de regels waaraan de verantwoording en controle van de HVF-uitgaven
moeten voldoen.10 Daarbij staat de verantwoording over resultaten centraal, maar de lidstaten moeten
ook zorgen dat het gebruik van het HVF-geld voldoet aan het toepasselijke EU- en nationale
recht. Zij moeten daarvoor een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem inrichten.
De lidstaten kunnen een beroep doen op hun «nationale begrotingsbeheersystemen» (hierna
aangeduid als nationale controlesysteem). De Europese Commissie toetst de kwaliteit
van de nationale controlesystemen bij de indiening van de plannen.
Nederland draagt er zorg voor, met het three lines model (beleidsdirectie, FEZ, ADR), dat op nationaal niveau de rechtmatigheid van de nationale
uitgaven wordt verzekerd. Datzelfde systeem wordt ingezet voor de uitgaven met EU-geld,
en vormt daarmee de basis voor de verantwoording van het HVF-geld.
De HVF-verordening vereist dat een verzoek tot betaling van de lidstaat vergezeld
gaat van:
– een beheersverklaring die bevestigt dat de middelen zijn ingezet voor hun beoogde
doel, dat de samen met de betalingsaanvraag ingediende informatie volledig, nauwkeurig
en betrouwbaar is en dat de ingevoerde controlesystemen de nodige garanties bieden
dat de middelen zijn beheerd volgens alle toepasselijke regels. In het bijzonder gaat
het dan om het voorkomen van belangenconflicten, fraude, corruptie, en dubbele financiering
(in EU documenten ook wel de 4 hoofdzonden genoemd);
– een samenvatting van de uitgevoerde audits, met inbegrip van vastgestelde zwakke punten
en eventuele genomen corrigerende maatregelen.
Naast nationale inspanningen vinden er ook controles op EU-niveau plaats. De Europese
Commissie is er verantwoordelijk voor dat de betalingen die zij aan de lidstaat doet
rechtmatig zijn. De Europese Commissie toetst daarom voordat zij tot betaling overgaat
of aan de eisen is voldaan. Zij kan om die reden de ingediende verantwoordingsstukken
diepgaand controleren. Controles van de Europese Commissie zien bij HVF daarmee niet
alleen toe op de resultaten, maar ook op de naleving van EU- en nationale regelgeving.
De Europese Rekenkamer geeft achteraf (in haar jaarverslag) een oordeel over de rechtmatigheid
van de betalingen van de Europese Commissie aan de lidstaten.
De betrokkenheid van twee bestuurslagen (lidstaat en EU) maakt dat een dubbeling van
controles kan optreden, net zoals bij de fondsen in gedeeld beheer het geval is.
Beoordeling rechtmatigheid
Van rechtmatige betalingen van EU-geld is sprake als de betaling voldoet aan de afgesproken
voorwaarden. De beoordeling daarvan verschilt tussen de beide vormen van financiering:
– Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de op kosten gebaseerde financiering geldt dat de kosten volgens de subsidieregels moeten zijn gemaakt. Dat wil zeggen
dat zowel de aanvrager als de activiteiten aan de subsidievoorwaarden moeten voldoen
en aan toepasselijke regels zoals op het gebied van staatssteun en aanbesteding.
– Bij resultaatfinanciering onder de HVF wordt de rechtmatigheid van de bestedingen
gekoppeld aan het bereiken van de afgesproken mijlpalen en doelstellingen. Daarnaast is het bij de HVF van belang dat al gerealiseerde streefdoelen en mijlpalen
niet op een later moment zijn teruggedraaid, en dat het beginsel van dubbele financiering
(dat wil zeggen dat er geen financiering voor eenzelfde activiteit uit verschillende
EU-bronnen mag plaatsvinden) niet wordt geschonden.
De Raad van de Europese Unie heeft inmiddels de twee betaalverzoeken van Nederland
goedgekeurd (in 2024 en 2025) en de bijbehorende € 2,5 miljard aan Nederland betaald.
De Europese Commissie en de Raad oordeelden dat de Nederlandse betaalverzoeken in
voldoende mate aantoonden dat de afgesproken resultaten voor deze betaalverzoeken
waren behaald.
Op het niveau van de EU blijkt dat de Europese Rekenkamer in de jaren 2021–2023 over
de rechtmatigheid van de HVF-betalingen positiever oordeelt dan over de betalingen
bij de op kosten gebaseerde financiering. De fondsen in gedeeld beheer krijgen namelijk
al jarenlang een afkeurende verklaring wegens het te grote aantal fouten. De betalingen
voor de HVF in 2021 waren rechtmatig volgens de Europese Rekenkamer (maar betroffen
alleen Spanje, als enige ontvanger in dat jaar). In 2022 en 2023 gaf de Europese Rekenkamer
een oordeel met beperking af. Dit houdt in dat de geconstateerde tekortkomingen van
materieel belang zijn, maar niet van diepgaande invloed. De tekortkomingen die de
Europese Rekenkamer in 2022 en 2023 heeft geconstateerd hingen onder meer samen met
het niet bereiken van afgesproken mijlpalen en doelstellingen terwijl de Europese
Commissie wel uitbetaalde. Ook heeft zij betaald voor activiteiten die al voor de
ingangsdatum van februari 2020 waren gestart.
We plaatsen daarbij de volgende kanttekeningen:
– Het oordeel over de rechtmatigheid bij de HVF heeft een andere inhoud. Het betreft
namelijk een oordeel over de bewijslast bij de afgesproken resultaten en geeft geen
inzicht in de naleving van EU- en nationale regelgeving. Het is dus denkbaar dat een
lidstaat bij de uitvoering van de HVF wel resultaat behaalt en er sprake is van rechtmatige
betaling, maar tegelijkertijd fouten maakt bij bijvoorbeeld een aanbesteding of onterecht
staatssteun verleent. Dergelijke fouten hebben bij de HVF geen invloed op het rechtmatigheidsoordeel.
– Het feit dat veel maatregelen in Nederland al waren gestart voordat ze onderdeel werden
van het Nederlandse Herstel- en veerkrachtplan maakte het lastig om ze volledig in
lijn te brengen met de eisen van de HVF. Uit de samenvatting van de uitgevoerde audits
blijkt dat de Auditdienst Rijk (ADR) onder meer heeft vastgesteld dat niet al het
benodigde bewijsmateriaal beschikbaar was bij de ministeries. Ook was de informatie
over de eindontvangers van de HVF-subsidie niet voor alle maatregelen volledig en
juist.
– Er zijn beperkingen aan de transparantie over de inzet van middelen onder de HVF.
Anders dan bij de fondsen in gedeeld beheer vraagt de Europese Commissie niet aan
de ADR om bij het betaalverzoek een algehele conclusie uit te spreken of de verantwoording
aan de voorwaarden voldoet (assurance). Wij vinden het belangrijk dat het parlement inzicht heeft in de bevindingen van
de ADR zodat duidelijk is welke risico’s er zijn voor het voldoen aan de voorwaarden.
De Minister heeft het parlement geïnformeerd na het indienen van de betaalverzoeken
over de bevindingen van de ADR. In andere EU-landen ontbreekt overigens in de meeste
gevallen een rapportage aan het parlement over de fondsen in gedeeld beheer, zodat
daar de transparantie te wensen overlaat.11
Beoordeling doeltreffendheid
Van doeltreffende resultaatfinanciering is sprake als met het ingezette geld de afgesproken
doelen worden bereikt.
De Europese Commissie betaalt bij resultaatfinanciering voor bewezen resultaten: zowel
in de voorbereiding, uitvoering als verantwoording staan resultaten centraal. Daardoor
lijkt van doeltreffendheid bijna automatisch sprake te zijn. Dat is op het eerste
gezicht winst ten opzichte van financiering op basis van kosten: daarbij spelen resultaten
vrijwel geen rol bij de uitbetaling van geld.12 Wij maken bij deze vorm van financiering de volgende kanttekeningen:
– Nederland heeft gekozen bij de inzet van HVF voor maatregelen die al in de begrotingen
waren opgenomen (zoals de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Wind op zee). Dat
ondermijnt de doeltreffendheid omdat de maatregelen ook zonder het EU-geld uitgevoerd
zouden zijn. Daardoor is er in Nederland niet of nauwelijks sprake van toegevoegde
waarde van de inzet van het EU geld uit de HVF. Dit is overigens wel toegestaan volgens
de HVF-verordening. HVF-geld mocht worden ingezet voor activiteiten die vanaf februari
2020 in gang zijn gezet. Bij de inzet van geld voor de fondsen in gedeeld beheer stelden
we in 2022 nog vast dat die toegevoegde waarde van deze fondsen er in Nederland wel
was. Zonder het EU-geld was een aanzienlijk deel van de projecten niet of met minder
kwaliteit tot stand gekomen.13
– De indicatoren waaraan de betalingen zijn gekoppeld, gaan niet over bereikte effecten
(bijvoorbeeld afname werkloosheid), maar over gerealiseerde prestaties of activiteiten
(bijvoorbeeld aantal aangeboden cursussen, of aantal deelnemers aan cursussen).14 Evaluaties zijn nodig om te weten wat de uiteindelijke maatschappelijke effecten
zijn van de inzet van het geld. Deze evaluaties zijn voor HVF op lidstaatniveau niet
verplicht gesteld.
Het inzicht in de doeltreffendheid van de subsidies in gedeeld beheer kent overigens
dezelfde beperkingen als de HVF. Ook daar is beperkt zicht op de maatschappelijke
effecten van de inzet van het geld. Indicatoren geven niet het volledige beeld en
evaluaties volgen pas ruim na afronding van een programma, waardoor de informatie
te laat beschikbaar is om benut te worden voor de volgende programmaronde.15 De financieringssystematiek van de HVF is dus wat dat betreft geen achteruitgang,
maar ook geen vooruitgang. Bij de fondsen in gedeeld beheer geldt echter wel een evaluatieverplichting
op het niveau van de lidstaat.
Beoordeling doelmatigheid
Bij de doelmatige besteding van geld gaat het om de vraag of met het geld het maximale
resultaat is bereikt, of dat het resultaat met zo weinig mogelijk publieke financiële
middelen is bereikt. Doordat zowel bij de fondsen in gedeeld beheer als bij de HVF
de maatschappelijke effecten niet goed in beeld zijn, is bij beide vormen van financiering
de doelmatigheid van de uitgaven niet goed te bepalen.
Bij resultaatfinanciering onder de HVF gelden aanvullend de volgende kanttekeningen:
– Er is geen volledig inzicht in de gemaakte kosten, omdat de kosten van de uitgevoerde
activiteiten bij resultaatfinanciering geen onderdeel uitmaken van de verantwoording
aan de Europese Commissie.16 Ook in Nederland is er om die reden weinig inzicht in de relatie tussen de behaalde
resultaten en de werkelijke kosten van de maatregelen in het Nederlandse Herstel-
en veerkrachtplan. Wel beoordeelt de Europese Commissie de geraamde kosten vooraf.
Er is geen verplichting om over de kosten of de doelmatigheid achteraf te rapporteren.
De betrokken ministeries geven aan wel te kunnen beredeneren wat ongeveer de kosten
van maatregelen zijn geweest.
– Daar komt bij dat de betalingen door de Europese Commissie en de bereikte mijlpalen
en doelstellingen niet met elkaar in de pas lopen. De Europese Rekenkamer rapporteerde
dat eind 2023 de Commissie 37% van de totale HVF-toewijzing (subsidies en leningen)
had uitbetaald in ruil voor de verwezenlijking van 19% van alle mijlpalen en streefdoelen.17 Dat betekent dat deze wijze van resultaatfinanciering het risico met zich meebrengt
dat een deel van de HVF-financiering wordt uitbetaald zonder dat de lidstaten de maatregelen
uiteindelijk volledig hebben uitgevoerd.
Verantwoording en controle
De administratieve lasten zijn in Nederland bij de HVF als hoog ervaren. In ons Rapport bij het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van mei 2025 gaven we daarvoor 4 redenen:
– De keuze van het kabinet om in te zetten op bestaande maatregelen betekende in de
praktijk dat met terugwerkende kracht onderbouwing voor al behaalde mijlpalen en doelstellingen
moest worden verzameld.
– Het kabinet ging ervan uit dat de aanvullende eisen van de Europese Commissie voor
controle en verantwoording beperkt zouden zijn. Dit kwam door een bepaling in de HVF-verordening
waarin staat dat lidstaten gebruik kunnen maken van hun nationale begrotingssystemen.
Toch vroeg de Europese Commissie extra informatie boven op de nationale verantwoording.
– In aanloop naar het eerste betaalverzoek van Nederland was er onduidelijkheid over
de verantwoordingsinformatie die de Europese Commissie als eis stelde.
– De Europese Commissie stemt haar eigen controlewerkzaamheden in de voorbereidingsfase
van een betaalverzoek niet af op de controles die de lidstaat zelf uitvoert.
In potentie biedt resultaatfinanciering de mogelijkheid van vereenvoudiging en vermindering
van administratieve lasten. Het behaalde resultaat is namelijk eenvoudiger aan te
tonen dan dat de kosten aan de voorwaarden voor subsidie voldoen, zoals bij gedeeld
beheer het geval is. Bij die vorm van verantwoorden ervaren subsidieontvangers overigens
ook hoge administratieve lasten.18
We tekenen daarbij het volgende aan:
– Hoewel Nederland een goed werkend verantwoordingssysteem heeft, zijn de controles
van de Europese Commissie intensiever bij de HVF dan werd verwacht. Ook andere EU-lidstaten
ervaren de verantwoordingslasten als zwaar.19
– De controles van de Europese Commissie richten zich niet alleen op rechtmatigheid
van de betalingen (toets of de resultaten zijn bereikt), maar ook op naleving van
EU- en nationale regelgeving door de lidstaten (onder meer ten aanzien van de «4 hoofdzonden»).
– We stellen verder vast dat de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer van inzicht
verschillen over de noodzakelijke intensiteit van de controles op de naleving van
regels.20 De Europese Commissie stelt dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is
van de lidstaten om de EU- en nationale regels na te leven. De Europese Rekenkamer
vindt dat de Europese Commissie meer zekerheid moet verkrijgen dat de betaalverzoeken
voldoen aan alle voorwaarden. Naar aanleiding van bevindingen van de Europese Rekenkamer
heeft de Europese Commissie de controles op EU- en nationale regels verscherpt, vooral
als het gaat om staatssteun en aanbestedingen.21 Doordat zowel de lidstaten en de Europese Commissie controles uitvoeren, treden dubbelingen
op.
– Bij de controlewerkzaamheden steunt de Commissie niet op de beheersverklaring van
de lidstaten, ook niet als het nationale verantwoording- en controlesysteem kwalitatief
zou voldoen. De Europese Commissie toetst namelijk zelf ook de uitvoering door de
lidstaten met controles op de behaalde resultaten, controles van het systeem voor
overheidsopdrachten en staatssteun, controles op de «4 hoofdzonden» en door nalevingsgerichte
controles.
– Onderzoek van de Europese Rekenkamer laat zien dat de nationale controlesystemen voor
EU-geld kwalitatief soms onvoldoende zijn.22
Bevindingen en aandachtspunten
Als we resultaatfinanciering vergelijken met de op kosten gebaseerde financiering,
zoals toegepast bij de fondsen in gedeeld beheer, dan stellen we vast dat bij de HVF
op het eerste gezicht meer de nadruk ligt op de resultaten. Deze resultaten vormen
immers de basis van betalingen.
Tegelijkertijd kent ook resultaatfinanciering beperkingen. Dan gaat het om weinig
toegevoegde waarde (betalen voor bestaand beleid), het gemis van inzicht in de gemaakte
kosten en in de effecten van beleid en de hoge verantwoording- en controlelast. Ook
de op kosten gebaseerde financiering kent vergelijkbare beperkingen, waardoor resultaatfinanciering
op die aspecten niet per se een achteruitgang is. Om daadwerkelijk een vooruitgang
in rechtmatigheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en verantwoording- en controlelasten
te boeken, is het belangrijk dat – meer dan nu – resultaten geboekt worden en risico’s
geminimaliseerd.
Uit de analyse in deze brief volgen de volgende aandachtspunten:
1. Keuze voor bestaande maatregelen levert weinig toegevoegde waarde op
Nederland koos bij het HVF-plan voor bestaande en financieel gedekte maatregelen.
Weliswaar is dat toegestaan, maar dan is er geen sprake van toegevoegde waarde: de
resultaten werden ook zonder het EU-geld al nagestreefd of bereikt.
2. Met evaluaties moeten effecten in beeld worden gebracht
De betalingen uit de HVF zijn gebaseerd op verrichte activiteiten of geleverde prestaties,
inzicht in de effecten ontbreekt bij de betaling. Dat kan ook moeilijk anders omdat
effecten later in de tijd optreden. Toch is het, net als bij nationaal geld, wel belangrijk
om te weten of met het ingezette geld de beoogde effecten worden gerealiseerd. Dit
is van belang om van te leren en zo nodig beleid aan te passen, maar ook voor verantwoording
over de inzet van publiek geld. Bij toekomstige inzet van resultaatfinanciering kan
de EU ervoor kiezen om te betalen op basis van prestaties. Maar daarmee zijn ex-post
evaluaties, van individueel project tot lidstaat en tot lidstaatoverstijgend niveau
nog steeds mogelijk en relevant. Deze evaluaties zijn bij de HVF echter niet verplicht
op lidstaatniveau.
3. Gemaakte kosten blijven bij resultaatfinanciering buiten beeld
Omdat betalingen zijn gekoppeld aan resultaten en niet aan de gemaakte kosten levert
resultaatfinanciering geen inzicht op in de daadwerkelijk gemaakte kosten voor de
uitvoering van de activiteiten. Dit is een direct gevolg van de keuze voor deze financieringssystematiek
en kan alleen tegen hoge verantwoordingslasten worden verholpen.
4. Verantwoording en controle kan gestroomlijnder met lagere lasten
Verantwoording bij de HVF richt zich op de behaalde resultaten, maar ook op de naleving
van EU- en nationale regelgeving. De Europese Commissie controleert de nationale verantwoordings-
en controlesystematiek, maar steunt bij haar controleaanpak niet op de uitkomsten
van de beoordeling van deze nationale systemen. Hierbij maakt de Europese Commissie
geen onderscheid tussen lidstaten, ongeacht of is vastgesteld dat hun systemen kwalitatief
voldoen. Er is sprake van dubbelingen in de controles. Het is mogelijk om de controleaanpak
op nationaal en EU-niveau meer te stroomlijnen en meer te steunen op de nationale
controlesystemen en zo de verantwoordingslasten te verminderen.
We vertrouwen erop dat bovenstaande aandachtspunten een bijdrage kunnen leveren aan
het debat over de toekomstige inzet van resultaatfinanciering in het nieuwe MFK.
Algemene Rekenkamer
drs. P.J. (Pieter) Duisenberg, president
drs. C. (Cornelis) van der Werf, secretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.J. Duisenberg, president van de Algemene Rekenkamer