Verslag van een rapporteur : Eindverslag van de rapporteurs over het CSDDD-deel (Corporate Sustainability Due Dilligence Directive) van het Omnibuspakket I voor vereenvoudiging van EU-regels inzake duurzaamheid
36 712 EU-voorstellen: Omnibus I (CSRD & CSDDD) COM (2025) 80 en COM (2025) 81
Nr. 8
VERSLAG VAN DE RAPPORTEURS
Vastgesteld op 8 september 2025
Introductie
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) heeft ons aangesteld
als EU-rapporteurs op het CSDDD-deel (Corporate Sustainability Due Dilligence Directive) van het Omnibuspakket I voor vereenvoudiging van EU-regels inzake duurzaamheid.1
Het Omnibuspakket I is op 26 februari 2025 gepresenteerd door de Europese Commissie.
Naast een voorstel voor de herziening van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive over passende zorgvuldigheid op het gebied van duurzaamheid, bevat dit pakket ook
de Corporate Social Responsibility Directive (CSRD) ten aanzien van verslaglegging over duurzame financiering, taxonomie (commissie
Financiën) en het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) (commissie Klimaat en Groene Groei).
In dit tussentijdse verslag rapporteren wij over het gesprek dat wij voerden met de
Sociaal-Economische Raad (SER) over het CSDDD-deel van Omnibus I. Daarbij delen wij
onze verdere bevindingen over de aangenomen Raadspositie en de positiebepaling in
het Europees Parlement en doen wij een voorstel voor het vervolg van het rapporteurschap.
Aanbevelingen van de rapporteurs
Dit tussentijdse verslag kan door de commissie BHO worden betrokken bij het commissiedebat
op 25 september 2025 over de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 13–14 oktober
2025.
De commissie BHO kan de bewindspersoon vragen naar een appreciatie van de definitieve
Raadspositie, de stand van zaken van de onderhandelingen over de positie van het Europees
Parlement en de verwachte start en het verloop van de triloogonderhandelingen in Brussel.
Doel van het EU-rapporteurschap
Het rapporteurschap richt zich op de herziening van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). Het rapporteurschap heeft enerzijds als doel om de informatiepositie van
de Kamer te versterken om beïnvloedingsmomenten te kunnen benutten en anderzijds om
te zorgen voor coherente behandeling in de verschillende betrokken vaste Kamercommissies.
Terugkoppeling over de ondernomen activiteiten
Schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 14 juli 2025
Op de agenda van het schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse Zaken Handel van
14 juli 20252 stond de Nederlandse inzet3 voor de Raadspositie over het voorstel voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) uit het Omnibus I-pakket van de Europese Commissie (zie hieronder).
Over een aantal punten was in de Raad nog discussie vlak voor het aannemen van de
definitieve onderhandelingspositie («algemene oriëntatie»). Als het gaat om de beperking
van gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen tot directe zakenrelaties heeft Nederland
ingezet op een meer risicogebaseerde benadering bij de identificatie en beoordeling
van risico’s opdat bedrijven zich volstaan met zich richten op de ketenpartners waar
de grootste risico’s spelen. Wat betreft het klimaattransitieplan waren de lidstaten
verdeeld. Nederland is geen voorstander van het schrappen van deze verplichting. Een
ander groot discussiepunt was de reikwijdte van de richtlijn. Hoewel de Europese Commissie
in het Omnibus-voorstel geen aanpassingen heeft gedaan in de reikwijdte voor de CSDDD,
wilde het Poolse EU-voorzitterschap aanzienlijke meer bedrijven vrijstellen van de
verplichtingen door hogere drempelwaarden te hanteren voor zowel het aantal medewerkers
als de jaaromzet. Nederland steunt het Commissievoorstel op dit punt.
Hoewel Nederland het inhoudelijk niet eens was met alle punten in de uiteindelijk
aangenomen Raadspositie heeft het kabinet hier wel mee ingestemd. De afweging van
het kabinet was om – met een verdeeld krachtenveld in de Raad – te kiezen voor flexibiliteit
om tot een resultaat te komen. Volgens het kabinet zijn bedrijven gebaat bij Europese
wetgeving ten behoeve van een gelijk speelveld en het verminderen van regeldruk is
een prioriteit.
Gesprek rapporteurs met Sociaal-Economische Raad (SER)
Op 10 juni 2025 hebben wij gesproken met medewerkers van de Sociaal-Economische Raad
(SER). De Sociaal-Economische Raad is sedert 75 jaar de belangrijkste adviesraad voor
regering en parlement over sociaal-economische vraagstukken. In de SER werken ondernemers,
werknemers en onafhankelijke kroonleden samen. Sinds 2008 heeft de SER een werkprogramma
om internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) te bevorderen en Nederlandse
bedrijven hierbij te ondersteunen.
De SER heeft geen gemeenschappelijk standpunt ingenomen over het Omnibusvoorstel voor
de CSDDD aangezien vakbonden en werkgevers verschillende standpunten innemen over
het Omnibusvoorstel van de Europese Commissie. Wel kan de SER stellen dat Omnibus I/CSDDD
verschilt van de OESO-richtlijnen en de Guiding Principles on Business and Human Rights van de Verenigde Naties (UNGP’s) in wat er van bedrijven wordt gevraagd. Daarnaast
heeft de SER sinds 2008 verschillende adviezen op het gebied van internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen (IMVO) uitgebracht. In het laatste advies4 uit 2021 gaat de SER in op het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie
voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive. Hierin pleit de SER voor focus op impact in de ketens, een risicogerichte benadering
en het rekening houden met de grootte van bedrijven als het gaat om verplichtingen
voor gepaste zorgvuldigheid. Het standpunt van de SER is dat wetgeving voor duurzaamheid
nodig is, naast de reeds bestaande vrijwillige aanpak zoals de convenanten. Volgens
de SER biedt de combinatie van een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting op Europees
niveau en sectorovereenkomsten de beste kansen om een verschil te maken in productieketens.
Sinds 2014 heeft de SER partijen uit verschillende sectoren om tafel gebracht om de
OESO-richtlijnen te vertalen naar de praktijk. Deze bedrijven committeren zich vrijwillig
aan sectorovereenkomsten voor IMVO. Deze IMVO-convenanten zijn een samenwerking tussen
bedrijven, brancheorganisaties, overheid, vakbonden en maatschappelijke organisaties.
De convenanten hebben een looptijd van drie tot vijf jaar, zijn gesloten in verschillende
sectoren zoals kleding, textiel, metaal en banken en worden gefinancierd door de SER,
branches en bedrijven en de overheid. Het eerste convenant is gestart in 2016 en momenteel
zijn er twee lopende convenanten gericht op hernieuwbare energie en natuursteen. Het
uitgangspunt voor de convenanten zijn de OESO-richtlijnen rond gepaste zorgvuldigheid
(due diligence) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Volgens de gesprekspartners ondersteunen de convenanten bedrijven bij het invoeren
dan wel optimaliseren van hun due diligence proces en het gezamenlijk aanpakken van negatieve impact in de keten op mensenrechten
en milieu. Bedrijven, vakbonden en maatschappelijke organisaties werken samen met
de SER aan een nieuw samenwerkingsmodel voor IMVO om meer sectoren te kunnen ondersteunen.
Definitieve onderhandelingspositie van de Raad
De Raad heeft op 23 juni 2025 haar definitieve onderhandelingsmandaat aangenomen.5 De Raad wil het toepassingsgebied van de richtlijn – in tegenstelling tot het Commissievoorstel
– verhogen naar 5.000 werknemers en een netto-omzet van € 1,5 miljard. Daarnaast is de Raad voorstander van
een op een risico gebaseerde aanpak met de beperking van de verplichtingen tot de
eigen activiteiten, dochterondernemingen en directe zakenpartners («tier 1»). Volgens
de Raad zullen de lasten voor bedrijven hiermee fors worden verminderd. Als er op
basis van beschikbare informatie sprake is van verdere negatieve effecten dan moeten
de verplichtingen, volgens de Raad, ook uitgebreid kunnen worden tot andere categorieën
dan alleen «tier 1». Voor wat betreft de klimaattransitieplannen wil de Raad de verplichting
voor bedrijven beperken tot het opstellen van een transitieplan voor klimaatmitigatie.
Daarnaast wil de Raad deze verplichting voor deze transitieplannen met twee jaar uitstellen.
Tenslotte wil de Raad dat de toepassing van de richtlijn, en daarmee de omzettingstermijn
voor lidstaten en de verplichtingen voor bedrijven, ingaat in juli 2028.
Positiebepaling Europees Parlement
De rapporteur en hoofonderhandelaar namens het Europees Parlement, Jörgen Warborn
(EVP, Zweden) heeft zijn conceptrapport6 gepresenteerd op 6 juni 2025. Hierin stelt de rapporteur 82 amendementen voor op
het oorspronkelijke Commissievoorstel. Met deze amendementen wil de rapporteur het
voorstel voor de CSDDD verder versimpelen dan de Europese Commissie heeft voorgesteld.
De rapporteur beoogt hiermee de verplichtingen voor bedrijven verder af te schalen.
Zo stelt Warborn voor om de reikwijdte van de CSDDD verder te beperken, waardoor de
richtlijn alleen van toepassing zal zijn op bedrijven met meer dan 3.000 werknemers en een omzet van hoger dan € 450 miljoen. Daarnaast zet hij in op beperkte
due diligence verplichtingen voor directe zakenpartners. Wel stelt de rapporteur een additionele
filter voor waarbij bedrijven de algemene risico’s in de waardeketens in kaart moeten
brengen. Vervolgens zouden enkel risicovolle transacties uit het eerste financiële
jaar aan een nadere analyse moeten worden onderworpen, en dan alleen voor directe
zakenpartners. De rapporteur stelt verder voor om de verplichting voor het klimaattransitieplan
te schrappen. Wat betreft civielrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven sluit
de rapporteur zich aan bij het Commissievoorstel waarbij de rechtsgang wordt beperkt
tot het nationale niveau in het geval bedrijven de richtlijn niet naleven. Tot slot
wil de rapporteur voorkomen dat lidstaten doen aan «gold plating», waarbij met nationale
koppen zwaardere eisen worden gehanteerd.
Het conceptrapport van de rapporteur is gemengd ontvangen in het Europees Parlement.
Zo zijn de schaduwrapporteurs van de fracties van de S&D, Renew, de Groenen en Links
kritisch op de door de rapporteur voorgestelde amendementen. De rapporteur kan op
steun rekenen van de fracties van de PvE en de ECR. De leden van de verantwoordelijke
JURI-commissie voor juridische zaken hebben nog eens 792 amendementen ingediend. Daarnaast
hebben een aantal andere commissies een opinie geleverd aan de JURI-commissie over
het voorstel. De INTA-commissie voor internationale handel heeft op 15 juli 2025 een
opinie7 geleverd, bestaande uit 17 amendementen. De rapporteur voor deze opinie is Mika Aaltola
(EVP, Finland). De ENVI-commissie voor milieu, klimaat en voedselveiligheid heeft
op 17 juli 2025 een opinie8 geleverd, bestaande uit 57 amendementen. De rapporteur is Jessica Polfjärd (EVP,
Zweden). De AFET-commissie voor buitenlandse zaken heeft op 18 juli 2025 een opinie
geleverd9, bestaande uit 17 amendementen. De rapporteur is Barry Andrews (Renew, Ierland).
Tot slot heeft de ECON-commissie voor economische en monetaire zaken op 22 juli een
opinie geleverd10, bestaande uit 77 amendementen. De rapporteur is Janusz Lewandowski (EVP, Polen).
Naar verwachting zal de rapporteur van JURI zijn definitieve rapport in oktober bij
de JURI-commissie in stemming willen brengen, waarna het Europees Parlement haar definitieve
onderhandelingspositie in november met plenaire stemming zou kunnen aannemen.
Vervolg van het EU-rapporteurschap
De onderhandelingen in Brussel over de uiteindelijke wetstekst van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive zullen hoogstwaarschijnlijk beginnen in november. De Raad heeft haar definitieve
onderhandelingspositie11 voor de triloog-onderhandelingen reeds aangenomen op 23 juni 2025. Het Europees Parlement
zal naar verwachting in november dit jaar haar definitieve onderhandelingspositie
aannemen waarmee de triloog-onderhandelingen van start kunnen gaan. Afhankelijk van
de snelheid van deze triloogonderhandelingen adviseren wij de nieuwe commissie voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp dit EU-rapporteurschap voort te zetten.
Hirsch Ram
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Daniëlle Hirsch, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Dennis Ram, Tweede Kamerlid