Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
InhoudsopgaveGeraamde uitgaven en ontvangstenA. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstelB. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen1. Leeswijzer2. De Koning2.1 Overzicht belangrijke uitgaven- en ontvangstenmutaties3. Niet-beleidsartikelen3.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk HuisA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de KoningA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingenA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3. BijlagenBijlage 1: Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2026
36 800 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning voor het jaar 2026
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2025–2026
GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 60,8
Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 0,3
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
De Minister-President, Minister van Algemene ZakenH.W.M.Schoof
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN
1. Leeswijzer
Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2026. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan vier leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima, de Prinses van Oranje en Prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij artikel 1 betreft het terugstorten van het inkomensbestandeel (A-component) van de uitkering van de Prinses van Oranje. De raming van de ontvangsten bij de artikelen 2 en 3 is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting hebben het karakter van een niet-beleidsartikel.
2. De Koning
2.1 Overzicht belangrijke uitgaven- en ontvangstenmutaties
Tabel 1 Belangrijkste uitgaven mutaties bij de begroting van de Koning t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Artikelnummer
Uitgaven 2025
Uitgaven 2026
Uitgaven 2027
Uitgaven 2028
Uitgaven 2029
Uitgaven 2030
Stand begroting 2025 (inclusief NvW)
58.896
58.883
58.883
58.883
58.883
58.883
Belangrijkste mutaties
Eerste suppletoire begroting 2025
1.646
1.645
1.645
1.645
1.645
1.645
1) Loon- en prijsbijstelling 2025
2
1.400
1.400
1.400
1.400
1.400
1.400
2) Loon- en prijsbijstelling 2025
3
246
245
245
245
245
245
Begroting 2026
322
264
264
264
264
264
1) Nominale bijstelling van de grondwettelijke uitkeringen (B-component)
1
0
149
149
149
149
149
2) Loon- en prijsbijstelling 2025 Militair Huis
3
115
115
115
115
115
115
3) Eindafrekening Militair Huis 2024
3
207
0
0
0
0
0
Stand ontwerpbegroting 2026
60.864
60.792
60.792
60.792
60.792
60.792
Toelichting mutaties eerste suppletoire begroting 2025
1. De tranche 2025 van de loon- en prijsbijstelling is toegevoegd aan de begroting van de Koning.
2. Dit is een doorbelasting van de loon-en prijsbijstelling 2025 zoals deze bij het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Rijksvoorlichtingsdienst als onderdeel van het ministerie van Algemene Zaken (AZ) heeft plaatsgevonden.
Toelichting mutaties begroting 2026
1. Nominale bijstelling van de B-component (materiële deel) van de grondwettelijke uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis.
2. Dit betreft de doorbelasting van de loon- en prijsbijstelling 2025 zoals deze bij het Militaire Huis als onderdeel van het ministerie van Defensie heeft plaatsgevonden.
3. Deze mutaie betreft de eindafrekening over het jaar 2024 van het Militair Huis.
3. Niet-beleidsartikelen
3.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis
A. Algemene doelstelling
Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).
C. Beleidswijzigingen
Niet van toepassing.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 2 Budgettaire gevolgen van beleid art. 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
12.043
12.422
12.571
12.571
12.571
12.571
12.571
Uitgaven
12.043
12.422
12.571
12.571
12.571
12.571
12.571
1.0
Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
12.043
12.422
12.571
12.571
12.571
12.571
12.571
Institutionele inrichting
12.043
12.422
12.571
12.571
12.571
12.571
12.571
Institutionele inrichting
12.043
12.422
12.571
12.571
12.571
12.571
12.571
Ontvangsten
1.895
345
345
345
345
345
345
Budgetflexibiliteit
Van het totale uitgavenbudget op artikel 1 is 100% juridisch verplicht.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Uitgaven
Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH), zoals deze wet luidt met ingang van 1 januari 2009.1
De Koning is het staatshoofd en zet zich in voor de bevolking van het Koninkrijk der Nederlanden. De Koning heeft daarbij een samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol.
In artikel 1 van de WFSKH staat beschreven welke leden van het Koninklijk Huis een grondwettelijke uitkering ontvangen. In 2026 ontvangen de Koning, de echtgenote van de Koning, de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan en de vermoedelijke opvolger van de Koning een grondwettelijke uitkering.
De Minister-President heeft op 7 mei 2024 de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 36410 I, nr. 13) over het besluit van de Prinses van Oranje dat zij met ingang van 1 januari 2025 is gestopt met het terugstorten van de grondwettelijke onkostenvergoeding (de B-component). Haar inkomensbestanddeel (de A-component) zal zij terug blijven storten tot het einde van haar studie.
De uitkeringen bestaan uit een A-component, die het feitelijke inkomen vormt, en een B-component voor personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben met name betrekking op de hofhouding en een aantal andere personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Kroondrager ontvangen. Tot de hofhouding behoren het management van de Dienst van het Koninklijk Huis en adviseurs. De materiële uitgaven hebben betrekking op activiteiten met een hoog representatief karakter die samenhangen met de functie van de Kroondrager. Het bedrag van de uitkering en de wijze van indexering van de uitkering zijn in de WFSKH bepaald.
Voor de indexering van het inkomen van de leden van het Koninklijk Huis, de A-component, wordt de ontwikkeling van het netto inkomen van de vicepresident van de Raad van State gevolgd. De bedragen in de begroting zijn gebaseerd op een raming van de inkomensontwikkeling van de vicepresident. De cao-ontwikkeling van de sector Rijk is hierbij het uitgangspunt. Jaarlijks vindt afrekening plaats op basis van de werkelijke inkomensontwikkeling.
De indexering van de B-component, de vergoeding voor personele en materiële uitgaven, is gebaseerd op de loonontwikkeling van de sector Rijk en de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De helft van de B-component volgt de loonontwikkeling van de sector Rijk. Om een raming op te stellen voor het volgende begrotingsjaar wordt de cao-ontwikkeling van de sector Rijk gebruikt. De andere helft van de B-component volgt de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2025. Ook voor de B-component vindt jaarlijks afrekening plaats op basis van de werkelijke loon- en prijsontwikkeling.
In afwachting van de komende cao-onderhandelingen is de B-component alleen voor materiele uitgaven aangepast met het door het CEP berekende percentage van februari 2025. Eventuele wijzigingen in de A-component en in de vergoeding van de personele uitgaven in de B-component, naar aanleiding van cao-ontwikkelingen in 2026 zullen worden verwerkt bij suppletoire begroting.
De B-component van het inkomen van de Koning is nader toegelicht in een adviesrapport van de Raad van State van 5 juli 2023 met kenmerk W01.22.00147/1 en de Kamerbrief Voorlichting Afdeling advisering van de Raad van State over de B-component van het inkomen van de Koning van 10 juli 2023 (Kamerstukken II 2022/2023, 36 200-I, nr. 12).
De raming over 2026 is als volgt samengesteld:
Tabel 3 Raming Grondwettelijke uitkeringen 2026 (bedragen x € 1.000)
A
B
Totaal
Inkomen
Personele en materiële uitgaven
De Koning
1.163
6.180
7.343
De echtgenote van de Koning
461
804
1.265
De vermoedelijke opvolger van de Koning
345
1.633
1.978
De Koning die afstand heeft gedaan van het Koningschap
658
1.327
1.985
Totaal
2.627
9.944
12.571
Ontvangsten
Van de uitkering die de Prinses van Oranje in 2026 ontvangt, wordt de A-component teruggestort.
3.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning
A. Algemene doelstelling
Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).
C. Beleidswijzigingen
Niet van toepassing.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid art. 2 Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
38.406
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
Uitgaven
38.406
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
2.0
Functionele uitgaven van de Koning
38.406
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
Institutionele inrichting
38.406
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
Institutionele inrichting
38.406
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
39.806
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Budgetflexibiliteit
Van het totale uitgavenbudget op artikel 2 is 100% juridisch verplicht.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap. Deze uitgaven worden op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning ingediend bij de Minister-President en komen ten laste van deze begroting. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele component, een materiële component en de dotatie aan de bestemmingsreserves. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis. Na afloop van het jaar wordt de definitieve declaratie door een externe accountant voorzien van een controleverklaring.
De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima, de Prinses van Oranje, Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis. In onderstaande tabel wordt de opbouw van begrotingsartikel 2 nader uitgesplitst.
Tabel 5 Raming 2026 (bedragen x € 1.000)
Personeel Dienst van het Koninklijk Huis
23.832
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis
12.874
Dotatie bestemmingsreserves
3.100
Totaal
39.806
Personele uitgaven
De personele uitgaven hebben betrekking op gemiddeld 240 fte. Dit is exclusief de leden van de hofhouding en overige personeelsleden die worden betaald uit de vergoeding voor personele uitgaven van de grondwettelijke uitkeringen. Dit is momenteel structureel circa 20 fte minder ten opzichte van de oorspronkelijke formatie. Dit sluit aan bij de doelstelling om richting 2030 op structurele basis verdere fte-reductie te realiseren.
Materiële uitgaven
De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de diverse hofdepartementen, uitgaven voor faunabeheer, uitgaven voor bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk en uitgaven voor luchtvaartuigen.
Dotatie bestemmingsreserves
De Dienst van het Koninklijk Huis heeft bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Door te reserveren kan de Dienst van het Koninklijk Huis een planmatig financieel beleid voeren en worden incidentele hoge uitgaven bij langetermijninvesteringen voorkomen. Jaarlijks vinden dotaties aan en onttrekkingen van de bestemmingsreserves plaats waaraan een investeringsplan ten grondslag ligt. Ieder jaar vindt hierop controle plaats door een accountant met daarop een review door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.
Hieronder worden de diverse posten binnen de materiële uitgaven, waaronder de werkzaamheden van de hofdepartementen, nog nader toegelicht.
Departement Intendance
Met ingang van 1 januari 2025 zijn de departementen Intendance (dagelijks beheer en onderhoud van de aan het Staatshoofd ter beschikking gestelde Koninklijke Paleizen, meubilair, tuinen en parken), Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) en de stafafdeling Personeel & Organisatie (P&O) samengevoegd tot één integraal departement op het terrein van de bedrijfsvoering. De naam Departement Intendance is hierbij gehandhaafd.
Deze organisatorische samenvoeging beoogt een versterkte samenwerking en een efficiëntere ondersteuning, waarbij tevens wordt gestreefd naar verdere kwaliteitsverbetering binnen en van de Dienst van het Koninklijk Huis. De formatie van dit departement betreft circa 34 fte.
Departement Hofmaarschalk
Het departement van de Hofmaarschalk geeft vorm aan het Koninklijk onthaal en de logistieke uitvoering bij alle evenementen en ontvangsten in binnen- en buitenland waar leden van het Koninklijk Huis gastheer zijn. Ook zorgt het departement voor de dagelijkse operatie van de particuliere Koninklijke huishouding. De formatie van dit departement betreft circa 121 fte.
Koninklijk Staldepartement
Het Koninklijk Staldepartement zorgt voor het vervoer van de leden van het Koninklijk Huis. Dit gebeurt deels in eigen beheer, terwijl een ander deel wordt verzorgd in nauwe samenwerking met partners. De formatie van dit departement betreft circa 39 fte. Binnen dit departement worden ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op de uitgaven voor luchtvaartuigen. De uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis mogen, zoals bepaald in het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht, gebruik maken van het regeringsvliegtuig.
Tabel 6 Raming uitgaven voor luchtvaartuigen 2026
Bedrag
Inzet regeringsvliegtuig
575
Inzet Gulfstream KLu
40
Inhuur civiele helikopters
25
Inhuur Tickets/ civiele vliegtuigen
240
Totaal
880
Departement Koninklijke Verzamelingen
Onder de Koninklijke Verzamelingen wordt verstaan het geheel aan cultureel erfgoed dat in de afgelopen eeuwen is bijeengebracht door en aangeboden aan leden van het Huis Oranje-Nassau. Hieronder vallen beeldende kunst en kunstnijverheid, maar ook fotografie en bibliotheek- en archiefbestanden. Het Departement Koninklijke Verzamelingen beheert de meeste collecties van het Huis Oranje-Nassau en draagt zorg voor de door diverse stichtingen, familieleden en de Staat toevertrouwde collecties. Daarnaast heeft het departement een taak bij het ontsluiten van de archieven, collecties en paleizen voor publiek. De formatie van dit departement betreft circa 13 fte.
Departement Faunabeheer
De totale raming voor de materiële uitgaven van het departement Faunabeheer bedraagt € 303.000. Dit betreft met name het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo, de exploitatie van de terreinauto’s en uitgaven voor reiskosten, opleidingen, accountantskosten, etc. De formatie van dit departement betreft circa 6 fte. De personeelsuitgaven voor deze zes faunabeheerders bedragen circa € 510.000.
Overige ondersteunende Departementen
Tot de overige ondersteunende departementen behoren het Bureau van de Grootmeester, het Algemeen Secretariaat en de Thesaurie. Deze onderdelen zijn onder andere verantwoordelijk voor de algemene dagelijkse leiding, de invulling van het programma van de leden van het Koninklijk Huis, de coördinatie van (staats)bezoeken en evenementen en ondersteuning op het gebied van financiën. De formatie van deze departementen betreft in totaal circa 27 fte. Het geheel van alle hofdepartementen valt onder de verantwoordelijkheid van de Grootmeester.
De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de materiële uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd (circa € 150.000).
3.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
A. Algemene doelstelling
Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.
B. Rol en verantwoordelijkheid
Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016) en zorgt voor een adequate toerekening.
C. Beleidswijzigingen
Niet van toepassing.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7 Budgettaire gevolgen van beleid art. 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
8.038
8.636
8.415
8.415
8.415
8.415
8.415
Uitgaven
8.038
8.636
8.415
8.415
8.415
8.415
8.415
3.0
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
8.038
8.636
8.415
8.415
8.415
8.415
8.415
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
8.038
8.636
8.415
8.415
8.415
8.415
8.415
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
8.038
8.636
8.415
8.415
8.415
8.415
8.415
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Budgetflexibiliteit
Omdat de uitgaven op artikel 3 vooral apparaatsuitgaven betreffen vindt er geen verdere uitsplitsing plaats naar geschatte budgetflexibiliteit.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven toegelicht die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover staat een ontvangstenraming op de desbetreffende begroting.
Rijksvoorlichtingsdienst
De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de andere leden van het Koninklijk Huis. Het betreft jaarlijks de volgende activiteiten:
– advisering over communicatie en organisatorische mediabegeleiding bij ruim 300 nationale en internationale optredens zoals evenementen, werkbezoeken, (digitale) gesprekken, streekbezoeken en staatsbezoeken;
– woordvoering en beantwoording van mediavragen en strategisch communicatieadvies op thema's;
– behandeling van interviewverzoeken en begeleiding bij mediaoptredens van leden van het Koninklijk Huis en in voorkomende gevallen medewerkers van de Dienst van het Koninklijk Huis;
– opstellen en uitgeven van circa 300 persberichten over het Koninklijk Huis en
– inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten via Instagram, Facebook, Twitter, LinkedIn, YouTube en de website van het Koninklijk Huis;
– het opstellen van het digitale jaaroverzicht in samenwerking met de Dienst van het Koninklijk Huis.
Militaire Huis
Het Militaire Huis (MH) is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:
– het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;
– het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens de DKH met externe partners in de veiligheidsketen;
– het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en
– het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.
Kabinet van de Koning
Het Kabinet van de Koning (KvdK) ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:
– informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het Koninkrijk en binnenlandse bezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Binnenlandse bezoeken van de Koning omvatten onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;
– aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;
– opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;
– behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet van de Koning aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein. Het Kabinet van de Koning informeert de Koning over de afhandeling van ontvangen verzoekschriften; en
– draagt zorg voor het registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en Koninklijke Besluiten.
In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2026. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.
Tabel 8 Raming over 2026 (bedragen x € 1.000)
2026
Doorbelaste personele uitgaven
6.867
Doorbelaste materiële uitgaven
1.548
Totaal
8.415
waarvan Rijksvoorlichtingsdienst
2.249
waarvan Militaire Huis
2.750
waarvan Kabinet van de Koning
3.416
3. Bijlagen
Bijlage 1: Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2026
Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, en Defensie voor de beveiliging, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn voor deze uitgaven verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.
In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven gepresenteerd. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.
Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 ‘Overige onderwerpen’. Dit betreft de uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck, de subsidie voor Kroondomein Het Loo en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.
1. Geraamde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd
De voor 2026 geraamde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.
Tabel 9 Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4) (bedragen x € 1.000)
2026
Buitenlandse Zaken
2.500
Voor uitgaven ten behoeve van inkomende en uitgaande staats- en officiële bezoeken, en uitgaande werkbezoeken van het Koninklijk Huis, alsmede ontvangsten van het Corps Diplomatique en Internationale Organisaties wordt € 2,5 miljoen geraamd.
Tabel 10 Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (begroting VII, artikel 9) (bedragen x € 1.000)
2026
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
18.524
Krachtens artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
De bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor huisvesting van het Koninklijk Huis bedraagt € 18,5 miljoen en is opgebouwd uit de volgende componenten:
– Circa € 9 miljoen rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB;
– Circa € 8,1 miljoen voor regulier onderhoud. Hiermee worden onder meer technische installaties onderhouden, worden storingen verholpen en worden gebouwen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt - vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten - een hogere norm dan voor kantoren;
– Het restant van circa € 1,4 miljoen betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (onder andere brandveiligheid) en kosten voor kleinere aanpassingen.
Conform een door de Minister-President gedane toezegging bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning, geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud en renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 34300 XVIII, nr. 45).
Tabel 11 Onderzoek en renovatie huisvesting Koninklijk Huis
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Paleis Huis ten Bosch
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Koninklijk Paleis Amsterdam
Geen
Start onderhoud dak
Lopend
Lopend
Lopend
Geen
Geen
Geen
Geen
Paleis Noordeinde
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
Geen
De werkzaamheden met betrekking tot het groot onderhoud aan het dak van het Koninklijk Paleis Amsterdam zijn in 2023 gestart. De investeringskosten voor het groot onderhoud zijn begroot op circa € 23 mln. conform de brief aan de Kamer uit maart 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 139). Na oplevering van het groot onderhoud worden de kosten geactiveerd in 2026.
Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en hun woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.
Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking koninklijke paleizen
De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het waken over de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis, in samenwerking met andere daartoe aangewezen organen, opgedragen.
2. Overige onderwerpen
Defensie (begroting X, artikel 2), uitgaven Groene Draeck
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck worden begroot en verantwoord bij het Ministerie van Defensie zolang de Prinses gebruik maakt van de Groene Draeck. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Ministerie van Defensie zijn afspraken gemaakt over het onderhoud aan de Groene Draeck. In de planperiode 2026 t/m 2030 is maximaal € 435.000 (5 maal € 87.000) beschikbaar voor onderhoud, waarbij de daadwerkelijke uitgaven kunnen fluctueren over de jaren heen. Dit budget kan conform de afspraken worden ingezet.
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (begroting XIV, artikel 22) subsidie Kroondomein Het Loo
Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. Het eigenlijke Kroondomein (6.700 hectare) wordt, zoals is vastgelegd in de Wet op het Kroondomein, geëxploiteerd door de Kroondrager, waarbij alle baten en lasten voor zijn/haar rekening komen. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk heeft voor de periode 2022-2027 (Kamerstukken II 2021/22 35 925 I, nr. 14) een subsidie verstrekt aan de Kroondrager voor beheer- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein. Voor deze subsidie is in 2026 € 0,8 miljoen geraamd.
Stichtingen
Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap.
Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek ‘Financiën Koninklijk Huis’ op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.W.M. Schoof, minister van Algemene Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.