Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
InhoudsopgaveGeraamde uitgaven en ontvangstenA. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstelB. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen1. Leeswijzer2. Beleidsagenda2.1 BeleidsprioriteitenInleiding2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties2.3 Openbaarheidsparagraaf2.4 Strategische Evaluatie Agenda2.5 Overzicht risicoregelingen3. Beleidsartikelen (Financiën)Artikel 1 BelastingenA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenF1. Fiscaal beleid en wetgeving BelastingplanpakketF2. BelastingdienstArtikel 2 Financiële marktenA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sectorA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 4 Internationale financiële betrekkingenA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringenA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 6 Btw-compensatiefondsA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 9 DouaneA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 13 ToeslagenA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteitE. Toelichting op de financiële instrumenten4. Niet-beleidsartikelenArtikel 8 ApparaatArtikel 10 Nog onverdeeld5. Beleidsartikelen (Nationale Schuld)Artikel 11 Financiering staatsschuldA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumentenArtikel 12 KasbeheerA. Algemene doelstellingB. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatieC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten6. BijlagenBijlage 1: ZBO's en RWT'sBijlage 2: Specifieke uitkeringenBijlage 3: SubsidieoverzichtBijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie AgendaBijlage 5: Lijst van afkortingen
36 800 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2026
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2025–2026
GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Figuur 1 Geraamde uitgaven IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 23.890,6 mln.
Figuur 2 Geraamde ontvangsten IX Financiën (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 251.963,6 mln.
Figuur 3 Geraamde belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 247.916,7 mln.
Figuur 4 Geraamde niet-belastingontvangsten IX Financiën verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 4.046,9 mln.
Figuur 5 Geraamde uitgaven IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 42.447,5 mln.
Figuur 6 Geraamde ontvangsten IX Nationale Schuld verdeeld over beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 97.783,8 mln.
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Artikelen 1, 2 en 3
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
De minister van Financiën E.Heinen
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN
1. Leeswijzer
Het werkterrein van het ministerie van Financiën
Voor u ligt de begroting 2026 van het ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In de begroting staan de belangrijkste beleidsdoelen voor 2026 en de financiële gevolgen hiervan.
Waar relevant wordt in de begroting verwezen naar Kamerstukken of andere beschikbare begrotingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor de begroting.
Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.
Opbouw van de begroting
Hoofdstuk 2: de beleidsagenda
Dit hoofdstuk geeft de beleidsprioriteiten weer. Dit zijn de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van Financiën. Ook bevat dit hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties, een openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda en het overzicht risicoregelingen.
Hoofdstuk 3: de beleidsartikelen voor Financiën (IXB)
De beleidsartikelen voor Financiën (IXB) zijn:
– Artikel 1 Belastingen;
– Artikel 2 Financiële markten;
– Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector;
– Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen;
– Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen;
– Artikel 6 Btw-compensatiefonds;
– Artikel 9 Douane;
– Artikel 13 Toeslagen.
Hoofdstuk 4: de niet-beleidsartikelen
De niet-beleidsartikelen zijn:
– Artikel 8 Apparaat;
– Artikel 10 Nog onverdeeld.
Hoofdstuk 5: de beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA)
De beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA) zijn:
– Artikel 11 Financiering staatsschuld;
– Artikel 12 Kasbeheer.
Bijlagen
Er zijn vijf bijlagen opgenomen:
– Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s);
– Bijlage 2: Specifieke uitkeringen;
– Bijlage 3: Subsidieoverzicht
– Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda;
– Bijlage 5: Lijst van afkortingen.
Financiering staatsschuld en kasbeheer (Nationale Schuld)
Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse Rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in artikel 11 Financiering staatsschuld behandeld. Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in artikel 12 Kasbeheer. De artikelen worden middels een aparte begrotingsstaat vastgesteld.
De begroting van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2.19. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen 2010. De tweede eigenschap is dat er voor beide artikelen wordt uitgegaan van het principe dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen). Beide artikelen kennen geen verplichting om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12).
Financiële instrumenten
Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het ministerie van Financiën maakt daarom, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking), rente, en rekening-courant en deposito’s.
Het instrument financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking) wordt gebruikt op artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen en dividendontvangsten. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.
Het instrument rente komt onder meer terug op artikel 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Op artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het op artikel 11 om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van decentrale overheden, de sociale fondsen en andere aan de Rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In paragraaf 2.1 van de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de volgende landenspecifieke aanbevelingen:
– Uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan en het REPowerEU versnellen.
– Het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen en de groei van de netto-uitgaven in 2025 te beperken om te zorgen voor een overheidstekort onder de referentiewaarde van 3% bbp.
– Op de aanbeveling om de belastingheffing op verschillende soorten inkomsten uit vermogen op een lijn te brengen en de bevoordeling van schulden van huishoudens te beperken wordt niet in de beleidsagenda ingegaan. De aanpak komt terug in het Fiscal Structural Plan (FSP).
Groeiparagraaf
Het ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van de ontwerpbegroting Financiën en Nationale Schuld 2025 zijn de volgende verbeteringen doorgevoerd.
– De verdiepingsbijlage en het overzicht moties en toezeggingen zijn geen onderdeel meer van de begroting 2026.
– De gegevens over Caribisch Nederland zullen voortaan alleen nog bij het beleidsverantwoordelijk departement worden opgenomen.
– De bijdrage van de ekv (artikel 5 - tabel 37) aan het bbp in procenten is een kengetal en geen prestatie-indicator meer.
– Bij Dienst Toeslagen (artikel 13 - tabel 51) zijn twee veranderingen doorgevoerd in de prestatie-indicatoren. De indicator «tevredenheid» is aangepast en de streefwaarden voor 2026 zijn verhoogd t.o.v. eerdere jaren.
2. Beleidsagenda
2.1 Beleidsprioriteiten
Inleiding
Het werk van het ministerie van Financiën gaat over meer dan cijfers en geld alleen. Het gaat over mensen. Mensen die rekenen op financiering voor bijvoorbeeld goede zorg en goed onderwijs. Mensen die rekenen op duidelijkheid over belastingtarieven en op betrouwbare banken en verzekeraars. Het ministerie van Financiën zorgt ervoor dat Nederland en onze economie klaar zijn voor de sneller veranderende wereld. Dat doen we uiteraard in nauwe samenwerking in EU-verband. Daar is geld voor nodig. Dat geld brengen burgers en bedrijven via belastingen bijeen, en verdeelt het kabinet over zaken die de samenleving belangrijk vindt.
Op 3 juni jongstleden is het kabinet gevallen. Het demissionaire kabinet is terughoudend in het voorbereiden van nieuw beleid. Wel blijft het kabinet missionair handelen bij een aantal maatschappelijke opgaven waarvoor besluitvorming niet kan wachten tot een nieuw kabinet. Voor Financiën gaat het om: veiligheid, hersteloperaties en het doorwerken aan internationale afspraken en verplichtingen, zoals de hulp aan Oekraïne.
De voortdurende oorlog in Oekraïne, verschuivende geopolitieke verhoudingen en de invoering van handelstarieven vormen een risico voor de Nederlandse economie en overheidsfinanciën. Daarbij komt dat de Nederlandse economie al langer te maken heeft met hardnekkig hogere inflatie dan de gemiddelde inflatie in de eurozone.
Het demissionaire kabinet voert daarom trendmatig begrotingsbeleid. Door de overheidsfinanciën te beheersen, worden rekeningen niet doorgeschoven naar latere generaties en voorkomt het kabinet dat belastingen in de toekomst stijgen. Door de traditie van trendmatig begroten was Nederland in staat om de gevolgen voor burgers en bedrijven van economische schokken, zoals corona en de energiecrisis, te helpen opvangen.
Met de in deze beleidsagenda genoemde beleidsprioriteiten verbeteren de prestaties van het ministerie. Dit gebeurt onder meer door een fijne werkomgeving en investeringen in duurzaam inzetbare medewerkers. Zo draagt het ministerie in 2026 bij aan het versterken van een financieel gezond Nederland.
Thema 1: Financieel gezond Nederland
Solide overheidsfinanciën
De Nederlandse economie staat er momenteel goed voor. Voor 2026 raamt het Centraal Planbureau (CPB) een bbp-groei van 1,3%, een nog steeds lage werkloosheid van 4% en een inflatie van 2,6%. Die inflatie ligt nog boven de doelstelling van 2%, maar beweegt zich geleidelijk in die richting. Tegelijkertijd blijven de economische vooruitzichten omgeven door onzekerheid door de actuele geopolitieke spanningen en handelsbelemmeringen. Op 27 juli kwamen de Europese Unie (EU) en de VS tot een handelsakkoord. De VS voert een algemene heffing van 15% in op Europese goederen, terwijl de EU geen tegenheffingen invoert.1
In deze context van economische onzekerheid houdt het kabinet vast aan een trendmatig begrotingsbeleid. Dit beleid draagt bij aan een solide beheersing van de overheidsfinanciën, stabiliseert de economie en bevordert een doelmatige inzet van publieke middelen. Het demissionaire kabinet houdt vast aan de uitgaven- en inkomstenkaders zoals afgesproken in de Startnota. Binnen de begrotingshorizon tot 2028 wordt een sluitend budgettair kader gerealiseerd. Dit voorkomt dat rekeningen doorgeschoven worden naar toekomstige generaties.
Voor 2026 wordt het EMU-saldo geraamd op ‒ 2,9% van het bbp. Vanaf 2027 beperken de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord (HLA) de groei van de uitgaven om te voorkomen dat rekeningen worden doorgeschoven naar volgende generaties. Het saldo zal dan naar verwachting uitkomen op ‒ 2,4% bbp en in 2028 verbetert dit verder naar circa ‒ 2,1% bbp. De EMU-schuld stijgt van een geraamde 47,8% van het bbp in 2026 naar 48,0% in 2027. Daarmee blijft Nederland binnen de Europese referentiewaarden van respectievelijk ‒ 3% van het bbp voor het tekort en 60% van het bbp voor de schuldquote.
De expertgroep realistisch ramen heeft geadviseerd om aandacht te besteden aan een realistisch kasritme van de begroting. Het kabinet neemt alle aanbevelingen over en voert momenteel verbeteringen door.
Op de middellange termijn dreigt Nederland de Europese referentiewaarden voor het EMU-saldo (−3% van het bbp) en de staatsschuld (60% van het bbp) te overschrijden. Met de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord is een eerste stap gezet in de beheersing van de overheidsuitgaven, maar ook volgende kabinetten zullen aanvullende maatregelen moeten nemen om het tekort en de schuldquote op de middellange termijn binnen de Europese referentiewaarden te houden.
Nederland maakt aanspraak op 5,4 miljard euro uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), een Europees instrument voor duurzaam economisch herstel na de coronacrisis en energiecrisis. Nederland heeft inmiddels 2,5 miljard euro ontvangen uit de HVF. Het demissionaire kabinet is aanhoudend gemotiveerd om in 2026 het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan verder uit te voeren en zo de resterende 2,9 miljard euro te ontvangen en in te kunnen zetten voor belangrijke investeringen in Nederland. Het verkrijgen van de resterende 2,9 miljard euro is nadrukkelijk afhankelijk van de tijdige en volledige realisatie van de afgesproken mijlpalen en doelstellingen. Indien deze niet worden behaald zal dit tot een korting op het resterende bedrag leiden.
Economie en vestigingsklimaat
Versterken concurrentievermogen EU
Nederland heeft als open economie baat bij een sterke en stabiele Europese economie. Dit is des te belangrijker in een gefragmenteerde geopolitieke omgeving. De handel binnen Europa draagt bij aan de Nederlandse welvaart, maar verstoringen op de Europese markt raken (in)direct de Nederlandse economie. Het demissionaire kabinet stelt zich ook in 2026 op als een constructieve partner in Europa. Het kabinet vindt goede relaties met andere lidstaten van belang, net als de banden met de (financiële) instellingen van de Europese Unie.
In het licht van de rapporten van Draghi en Letta besteedt de nieuwe Europese Commissie, die eind 2024 is gestart veel aandacht aan het versterken van het Europese concurrentievermogen. Voor Nederland liggen de prioriteiten op een versterking en verdieping van de kapitaalmarktunie en voltooiing van de bankenunie. Toegang tot financiering en durfkapitaal helpt bedrijven om te kunnen innoveren, verduurzamen en groeien. Een robuuste Europese kapitaalmarkt helpt ook met het mobiliseren van het privaat kapitaal.
Aandacht voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het verhogen van duurzame economische groei blijft van groot belang, ook in Europa. Hiervoor is een goede naleving van het herziene Stabiliteits- en Groeipact nodig, met aandacht voor prudent begrotingsbeleid, investeringen en structurele hervormingen.
Nederland pleit in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2028 voor een EU-begroting die, onder andere, naast asiel en migratie, veiligheid en defensie, meer gericht is op het versterken van het Europese concurrentievermogen met als fundament een sterke, interne markt en inzet op onderzoek en innovatie. Ook bestaande programma’s onder het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid zouden meer moeten bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen. Het is bovendien van belang dat de EU-begroting private investeringen stimuleert.
Verbeteren vestigingsklimaat
Voor een goed functionerende Nederlandse economie is een goed vestigingsklimaat nodig. Als Nederland aantrekkelijk is voor bedrijven en investeerders, dan zullen zij er vaker voor kiezen om hier hun activiteiten te laten plaatsvinden. Een goed vestigingsklimaat draagt bij aan economische groei, innovatie en werkgelegenheid, en daarmee aan de welvaart in Nederland.
Een goed en stabiel fiscaal beleid is belangrijk voor het ondernemings- en vestigingsklimaat, zowel voor internationaal opererende ondernemingen als voor kleine bedrijven lokaal in de stad en in de regio. Nederland moet een land blijven waar bedrijvigheid ontkiemt, bloeit en groeit. Het kabinet wil daarom een fiscale regeling instellen waarmee medewerkers van start- en scale-ups voordeliger aandelen kunnen kopen. Start- en scale-ups kunnen dan meer talent aantrekken en sneller groeien. In Kamerbrief van 3 juni jongstleden. Is aangekondigd dat verwacht wordt dat het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2026 aan de Tweede Kamer zal worden verstuurd.
Invest-NL en Invest International investeren in innovatie en de potentie van onze economie, onder andere door financiering te verstrekken daar waar de markt er niet of in onvoldoende mate in voorziet. Het kabinet heeft besloten om Invest International en Invest-NL samen te voegen, om zo tot een grotere, slagkrachtige investeringsinstelling te komen. Dit sluit aan bij wensen vanuit de Kamer en maatschappelijke initiatieven hiertoe. Onder voorwaarde van deze integratie vindt een kasschuif van middelen van Invest-NL naar Invest International plaats om te zorgen voor de continuïteit van de activiteiten van Invest International op de korte termijn.
Ook andere staatsdeelnemingen zijn cruciaal voor het vestigingsklimaat. Dat geldt bijvoorbeeld voor TenneT en Schiphol. Om de netcongestie tegen te gaan investeert TenneT dit jaar weer meer in het uitbreiden en verstevigen van het stroomnet. Het ministerie van Financiën verstrekt hiervoor een instellingsgarantie. Ook Schiphol zal in 2026 en de opvolgende jaren meer investeren om zo haar faciliteiten weer op het gewenste niveau te krijgen, de operatie te verduurzamen en het verwachte groeiende aantal passagiers (door grotere vliegtuigen) te kunnen verwerken. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door een aangepast dividendbeleid (het winstuitkeringspercentage is verlaagd van 60% naar 30%) zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2025.
Voor het vestigingsklimaat is verder de exportkredietverzekeringsfaciliteit van betekenis. Deze faciliteit ondersteunt het Nederlandse bedrijfsleven bij internationale handel en zorgt voor een gelijkwaardig internationaal speelveld. Ten slotte draagt ook de Douane bij aan een gunstig vestigings- en ondernemingsklimaat in Nederland. Dit gebeurt onder meer door betrouwbare bedrijven zo goed mogelijk te faciliteren, door voor hen de administratieve lasten en het oponthoud in de logistieke keten waar mogelijk te beperken.
Gegevensbescherming en digitale weerbaarheid
De toenemende geopolitieke dreiging stelt de weerbaarheid van Nederland op de proef. Het kabinet vindt het versterken van de weerbaarheid belangrijk, zowel voor de eigen organisatie als voor burgers, bedrijven en financiële instellingen.
In 2026 wordt daarom ingezet op het verbeteren van de weerbaarheid van de eigen organisatie door het verbeteren van de gegevensbeveiliging, het vergroten van bewustzijn onder de medewerkers, het versterken van de IT-infrastructuur en het realiseren van back-upsystemen. Een concreet voorbeeld hiervan is de implementatie van een tweede huisbank van de Belastingdienst in 2026. Bij de Belastingdienst ligt de nadruk in 2026 vooral op het vergroten van de IT-weerbaarheid en het versterken van de alertheid van medewerkers. Daarnaast wordt binnen het kader van digitale weerbaarheid uitvoering gegeven aan de Europese NIS2-richtlijn en de bijbehorende nationale wetgeving, zoals de Cyberbeveiligingswet. Hiertoe loopt een departementaal programma dat de implementatie binnen het ministerie, de uitvoeringsdiensten en zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) coördineert. Ook wordt ingezet op gerichte opleiding van bestuurders, specialisten en ambtenaren, conform wettelijke verplichtingen. Zo start eind 2025 een opleidingsprogramma voor bestuurders, ontwikkeld in samenwerking met de Universiteit Leiden.
Om de weerbaarheid voor burgers en bedrijven te vergroten werken in het kader van het traject ‘Weerbaarheid tegen Militaire en Hybride Dreiging’ (WMHD) alle organisatieonderdelen van het ministerie van Financiën nauw samen. Het ministerie is verantwoordelijk voor cruciale maatschappelijke diensten en processen. Door de inning van belastingen en accijnzen en het beheer van de staatsschuld zorgt Financiën ervoor dat de schatkist gevuld blijft en de overheid ononderbroken kan functioneren. Ook ondersteunt het ministerie miljoenen burgers via het uitkeren van toeslagen. Als poortwachter van het grensoverschrijdende goederenverkeer in de EU en als beheerder van accijnzen en douanerechten speelt de Douane een essentiële rol in de nationale weerbaarheid. In samenwerking met ketenpartners bereidt de Douane zich voor op uiteenlopende (crisis)situaties om de continuïteit van haar taken te waarborgen. Daarbij wordt onderzocht of de Douane als vitale organisatie kan worden aangemerkt.
Het ministerie werkt samen met De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan een robuust en veerkrachtig financieel stelsel. De weerbaarheid van de financiële sector wordt verder geborgd door het beschermen van economische belangen via de wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo), het herijken van de vitale infrastructuur en het implementeren van Europese weerbaarheidskaders. Daarnaast steunt het kabinet Europese initiatieven gericht op het verminderen van strategische afhankelijkheden, onder meer binnen het betalingsverkeer. Momenteel wordt in interdepartementaal verband bezien welke maatregelen prioriteit krijgen om de weerbaarheid van de gehele overheid te versterken. Daarnaast wordt ingezet op het vergroten van de financiële weerbaarheid van burgers, onder andere met behulp van organisaties als Nibud en Wijzer in Geldzaken.
Financiële sector
In januari 2025 heeft de minister van Financiën zijn visie op de financiële sector uiteengezet. Hierin zijn richtinggevende keuzes gemaakt aan de hand van drie overkoepelende thema’s: (i) goed functionerende markten, (ii) verminderen regeldruk en goed toezicht en (iii) toegankelijk betalingsverkeer en bescherming van de consument.
Het kabinet wil dat Nederlandse banken onderling op gezonde wijze met elkaar concurreren om zo efficiënt mogelijk diensten te verlenen aan consumenten en bedrijven. Een bankensector met meer concurrentie, meer aanbod en minder concentratie is het best te bereiken in een markt met private, commerciële banken. Zo zijn NLFI en de ASN Bank (voorheen Volksbank) op verzoek van de minister van Financiën bezig met de voorbereiding op een onderhandse verkoop of beursgang van de bank. Daarnaast zet het kabinet zich in de Europese Unie in voor voltooiing van de bankenunie met gelijktijdige reductie van risico’s op bankbalansen. Zo is de herziening van het Europees crisisraamwerk voor banken op dit moment in de afrondende fase. Ook heeft het kabinet concrete stappen aangekondigd om de concurrentie in de spaarmarkt te verbeteren, zoals het verbeteren van transparantie en het wegnemen van overstapdrempels.
Regels moeten uitvoerbaar en betaalbaar blijven, zowel voor de financiële instellingen als voor burgers en bedrijven. Daarom wil het kabinet rapportagelasten verminderen. In dit licht wordt al invulling gegeven aan vereenvoudiging via de onderhandelingen over het Omnibus I-voorstel van de Europese Commissie. In dit voorstel staan maatregelen om de regeldruk te verlagen die voortvloeit uit (rapportage-)verplichtingen uit het duurzaamheidsraamwerk. Ook kijkt het kabinet kritisch naar de kosten van het toezicht, omdat deze de afgelopen jaren fors zijn gestegen. In 2026 wordt verder werk gemaakt van het nieuwe anti-witwasbeleid. Hierbij worden de lasten voor bonafide ondernemers en burgers verminderd en de barrières voor criminelen verhoogd. Hierbij is de implementatie van de nieuwe Europese anti-witwasregels belangrijk omdat deze voor een gelijk speelveld in Europa zorgen. Deze regels zullen in Nederland zo lastenluw mogelijk worden geïmplementeerd.
Het demissionaire kabinet vindt het belangrijk dat de consument voorop staat bij financiële dienstverlening. Een belangrijk onderdeel hiervan is de toegankelijkheid van betalingsverkeer. Er wordt daarom met het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer gewerkt aan een toegankelijk betalingsverkeer, ook voor mensen die moeite hebben met het steeds digitaler worden daarvan. Daarnaast werkt het kabinet aan het recht voor zakelijke klanten op een basisbetaalrekening. Tot slot zorgt het kabinet ervoor dat contant geld beschikbaar en bereikbaar blijft, onder meer met de Wet chartaal betalingsverkeer.
De consument moet daarnaast kunnen rekenen op goede producten, betrouwbare informatie en bescherming tegen overkreditering. Daarom wordt met andere ministeries gewerkt aan de implementatie van de Europese regels die klanten gaan beschermen als zij gebruik maken van uitgesteld betalen (‘buy now pay later’). In deze wetgeving doet de minister van Financiën ook voorstellen om nationaal een verplichte leeftijdsverificatie bij achteraf betalen in te voeren. De minister van Financiën onderzoekt daarnaast de risico’s die consumenten, en met name jongeren, lopen bij het handelen in crypto’s. Financiële educatie speelt een belangrijke rol in de financiële weerbaarheid. Daar zet het ministerie zich in 2026 wederom voor in via het platform Wijzer in geldzaken, samen met de publieke en private partners.
Thema 2: (Fiscaal) beleid en de uitvoering
Fiscale beleidsprioriteiten
Internationaal
Voor een betere Nederlandse en Europese concurrentiepositie is een aantrekkelijke ondernemersklimaat met zo min mogelijk administratieve lasten nodig. De Europese Commissie werkt hierom aan een voorstel om de administratieve lasten voortkomend uit fiscale verplichtingen te verminderen. Het demissionair kabinet streeft naar een eenvoudiger belastingstelsel en verwelkomt vereenvoudiging van de regels die vanuit de EU komen. Nederland blijft zich binnen de EU en binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzetten voor de aanpak van belastingontwijking en oneigenlijke belastingconcurrentie, en het voorkomen van dubbele belasting en (overleg)procedures voor het oplossen van internationale geschillen. Ook gaat Nederland door met het onderhandelen en actualiseren van belastingverdragen. Die zijn immers van groot belang voor Nederland als vestigingsland.
Hervorming Box 3
Het hervormen van box 3 blijft een prioriteit voor het demissionair kabinet. In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. Die belastingheffing vindt volgens de huidige belastingwet plaats over een forfaitair rendement. Voor de toekomst werkt het kabinet verder aan de invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Hiervoor is het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 ingediend. Dit voorstel bevat een combinatie van een vermogensaanwas- en een vermogenswinstbelasting. Om de hersteloperatie box 3 naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad uit te voeren, zijn maatregelen genomen via het wetsvoorstel Wet tegenbewijsregeling box 3. Deze wet is op 18 juli 2025 gepubliceerd.
Aanpakken belastingconstructies
De afgelopen jaren zijn er diverse maatregelen genomen om belastingconstructies aan te pakken. Ook heeft dit kabinet reeds verschillende maatregelen getroffen, waaronder in het pakket Belastingplan 2025, de Fiscale Verzamelwet 2025 en de Eindejaarsregeling 2024. Aan de bestaande lijst met opmerkelijke belastingconstructies, die als bijlage bij de Voorjaarsnota 2025 is opgenomen, is een aantal nieuwe constructies toegevoegd die worden aangepakt. Voor drie additionele constructies gaat het kabinet voorstellen opnemen in de Fiscale Verzamelwet 2026 en het pakket Belastingplan 2026. Twee van deze drie maatregelen leveren een budgettaire opbrengst op en zullen hierdoor bijdragen aan de invulling van de stelpost van 250 miljoen euro uit het hoofdlijnenakkoord voor het afbouwen van belastingconstructies en fiscale regelingen.
Verbeteren toeslagenstelsel
Het kabinet brengt per 2026 een flink aantal verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel aan. Burgers verliezen niet langer toeslagen vanwege een toeslagpartner die door omstandigheden niet bij het gezin kan zijn, en burgers krijgen vier maanden langer de tijd om toeslagen aan te vragen. Toeslagen worden bij bepaalde overheidsbeslissingen niet langer met terugwerkende kracht aangepast, de verzuimboete wordt afgeschaft omdat mensen het recht hebben om zich te vergissen, en de rente op terugvorderingen en nabetalingen van toeslagen wordt afgeschaft. Daarnaast vereenvoudigt het kabinet het toeslagpartnerschap per 2027 door het criterium samengestelde gezinnen af te schaffen. Ook werkt het kabinet aan een wetsvoorstel gericht op gegevensdeling en proactieve dienstverlening.
De Belastingdienst
De Belastingdienst heeft de Meerjarenstrategie 2025-2030 opgesteld. Hiermee zetten we de koers uit voor de komende vijf jaar. De ambitie is en blijft: een Belastingdienst waar burgers en bedrijven op kunnen vertrouwen en waar medewerkers trots op zijn.
Verbinden met de samenleving
De Belastingdienst zet de komende jaren kennis en ervaring in om stapsgewijs toe te werken naar een eenvoudiger belastingstelsel. Knelpunten uit de samenleving worden opgehaald bij belastingplichtigen en andere partijen, zoals de Nationale Ombudsman en gemeenten. Burgers en bedrijven krijgen op termijn inzicht in hun fiscaal dossier, in 2026 te beginnen met de inkomensheffing-niet winst.
Basis op orde brengen en houden
Om de basis op orde te brengen, moderniseert de Belastingdienst de ICT-systemen. Zo gaat de Belastingdienst verder met het moderniseren van het systeem voor de omzetbelasting en het uitfaseren van verouderde ontwikkelingssoftware zoals Cool:Gen. Dit zorgt voor een toekomstbestendige organisatie waarmee eenvoudiger beleid kan worden uitgevoerd en verbeterd.
Betere dienstverlening, toezicht en opsporing
De Belastingdienst verbetert continu zijn processen, zoals dienstverlening, opsporing, toezicht en communicatie. De focus ligt in 2026 op het eenvoudiger maken van het regelen van belastingzaken voor burgers en bedrijven. Daarbij wordt er ook gekeken naar nieuwe technologieën, waaronder AI, en wordt de samenwerking opgezocht met buitenlandse belastingdiensten. Met projecten als ‘Vanzelf goed’ en ‘Keuze Digitaal’ gaat de Belastingdienst verder met digitaliseren om nog beter aan te sluiten op systemen van burgers, bedrijven en ketenpartners. Het programma ‘Dienstverlening 2.0’ moet fouten voorkomen door zoveel mogelijk aangiftes vooraf in te vullen en duidelijke voorlichting en hulp te bieden. In 2026 onderzoekt de Belastingdienst de aard en omvang van bewust niet-naleving van regels en stelt indien nodig een nieuw plan van aanpak op.
Dienst Toeslagen
De Dienst Toeslagen heeft de ambitie om wendbaarder te worden, om continu te kunnen inspelen op maatschappelijke veranderingen en vraagstukken. De strategische prioriteiten waarmee Dienst Toeslagen dit wil bereiken zijn: 1) presteren in het heden, 2) anticiperen we op de toekomst, en 3) recht doen aan het verleden. Dit doet Dienst Toeslagen door zich in te zetten voor de uitvoering van het huidige toeslagenstelsel en tevens de mogelijkheden tot verbetering te bezien. Tegelijkertijd gaat Toeslagen verder met de hersteloperatie van de toeslagenaffaire.
Als beoogd uitvoerder is Dienst Toeslagen nauw betrokken bij de implementatie van het nieuwe stelsel financiering kinderopvang (NFKo). In dit stelsel, dat op 1 januari 2029 van start gaat, wordt de inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang niet meer aan de ouders, maar rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie uitbetaald.
In 2026 wordt de hersteloperatie voortgezet met het bieden van herstel aan gedupeerde ouders, hun kinderen en ex-toeslagpartners en nabestaanden. Met het nagenoeg volledig afronden van de integrale beoordelingen in 2025 komt de focus voor financieel herstel in 2026 te liggen op het afhandelen van bezwaren en het afronden van de aanvullende schades, zodat ouders definitief financieel herstel krijgen. De afwikkeling van de aanvullende schade wordt zo veel mogelijk via vaststellingsovereenkomsten vergoed, hetzij via een persoonlijk verhaal bij de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH-route) of de zelfstandige route met begeleiding, waarbij de burger ondersteuning krijgt van een advocaat.
Ouders en kinderen worden steeds doelgerichter geholpen door diverse aanpassingen in de brede ondersteuning, zoals het introduceren van termijnen en verschillende stappen richting het harmoniseren van de ondersteuning. Voor 2.000 tot 3.000 gezinnen in de hersteloperatie die de regie kwijt zijn, komt er een integrale aanpak, aansluitend op bestaande voorzieningen en mogelijkheden voor deze ouders, kinderen en jongeren.
Douane
De Douane wil bij de beste douanediensten ter wereld blijven horen. Om alle taken goed te kunnen uitvoeren, zet de Douane in op een strategische internationale koers. In de context van een toenemende werklast en complexiteit, gaat de Douane meer gebruik maken van de kennis en ervaring van douanemedewerkers en data, digitale hulpmiddelen en vernieuwing van apparatuur die hen daarbij ondersteunen om het toezicht verder te verbeteren.
Internationaal
De Douane heeft als uitvoerder en toezichthouder een belangrijke rol in de handels- en veiligheidspolitiek. In dit kader zet de Douane in op een proactieve en strategische internationale koers, onder meer door meer samen te werken met de douaneorganisaties van de Europese lidstaten, de Europese Commissie en het op te richten Europese Douaneagentschap (EUCA). Nederland overweegt om zich kandidaat te stellen als vestigingsland voor het Europees Douaneagentschap.
De Douane gaat aan de slag met de implementatie van het nieuwe Douanewetboek van de Unie (nDWU) De Douane zal zich onder andere voorbereiden op de start van het EUCA, de EU-data hub, de douaneprocessen en de bijbehorende IT infrastructuur. Daarnaast is de Douane nauw betrokken bij het uitwerken van de nadere regelgeving, zodat in 2026 de verordeningen met de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen voor het nDWU kunnen worden vastgesteld. Het nDWU moet ook het mogelijk maken de grote stroom aan e-commerce pakketjes van buiten de EU beter te handhaven.
Sturen op maatschappelijke effecten
De Douane wil zich inzetten daar waar zij de grootste meeste meerwaarde heeft voor de samenleving. Douane heeft daartoe de ambitie om meer te gaan sturen op het maatschappelijk effect van haar optreden. Zo gaat de Douane meer gebruik maken van de kennis en ervaring van operationele douanemedewerkers: waar liggen de grootste risico’s en welke handhavingsinterventies sorteren het meeste effect? Hiermee wil de Douane de maatschappelijke effectiviteit van haar handhavingsinterventies versterken. In 2026 zet de Douane de hierop in 2024 en 2025 ingezette lijn voort. De keuzes in het toezicht worden door de Douane afgestemd met de opdrachtgevende beleidsdepartementen.
Vervanging en vernieuwing scan- en detectieapparatuur
In 2026 wordt de geplande grootschalige vervanging en vernieuwing van scan- en detectieapparatuur doorgezet. Hierbij ontwikkelt en toetst de Douane inzet van (zelflerende) algoritmiek ter ondersteuning van het scanproces, om het toezicht verder te versterken.
2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties
In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de artikelen van Financiën en die van Nationale Schuld. De mutaties die worden toegelicht zijn de belangrijkste mutaties die zich hebben voorgedaan vanaf de ontwerpbegroting IX 2025. Deze paragraaf bevat ook een overzicht van de begrotingsreserves.
Begroting IXB (Financiën)
Tabel 1 Belangrijkste mutaties uitgaven ten opzichte van vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Art. nr.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Stand ontwerpbegroting 2025 incl. amendementen
27.626.425
28.773.238
11.009.747
9.990.674
10.037.267
0
Belangrijkste mutaties
Eerste suppletoire begroting
3.149.745
427.710
942.469
704.496
410.936
10.321.853
Uitvoeringskosten aanvullend herstel box 3
1
45.000
50.000
0
0
0
Inzage Fiscaal Dossier (IFD)
1
15.705
8.865
0
0
0
Belasting- en invorderingsrente
1, 9
92.120
73.045
70.395
76.657
75.676
Naleving sancties
1, 9
3.829
3.400
26.522
26.522
26.522
Reservering TenneT
3
3.000.000
0
0
0
0
Update verliesraming EIB-EGF
4
33.841
16.793
‒ 2.077
0
0
Wereldbank
4
0
0
0
0
95.028
Kasschuif Wereldbank
4
329.438
‒ 329.438
0
0
0
Btw-compensatiefonds (BCF)
6
15.979
5.854
6.239
5.406
3.593
Kasschuiven scan & detectie
9
‒ 20.118
11.700
0
8.418
0
Eindejaarsmarge
10
19.487
0
0
0
0
Loon- en prijsbijstelling
10
235.608
215.086
206.352
196.854
195.893
Toeslagen Herstel
13
289.044
444.592
19.643
7.635
0
Kasschuiven Toeslagen Herstel
13
‒ 892.479
‒ 60.448
590.547
362.380
0
Doorverdeling (apparaats)taakstellingen
div
0
0
0
0
0
a. Taakstellingen totaal (hoofdlijnenakkoord (HLA) en Onderwijsbegroting)
div
37.821
57.444
70.122
83.878
93.281
b.1 HLA: aandeel Belastingdienst
1
0
‒ 4.398
‒ 9.162
‒ 13.968
‒ 17.205
b.2 HLA: aandeel Kerndepartement
8
0
‒ 14.198
‒ 21.119
‒ 28.745
‒ 32.949
b.3 HLA: aandeel Douane
9
0
‒ 700
‒ 1.412
‒ 2.440
‒ 2.859
b.4: HLA: aandeel Toeslagen
13
0
‒ 327
‒ 608
‒ 904
‒ 2.447
c: Dekking voor maatregelenpakket OCW-begroting (amendement Bontebal c.s.)
1
‒ 37.821
‒ 37.821
‒ 37.821
‒ 37.821
‒ 37.821
Overige kasschuiven
div
‒ 7.157
7.157
0
0
0
Interdepartementale overboekingen
div
17.768
1.069
2.532
2.663
2.134
Overige mutaties & extrapolatie
div
‒ 28.320
‒ 19.965
22.316
17.961
12.090
10.321.853
Mutaties begroting 2026
‒ 1.488.092
‒ 5.310.299
699.188
207.123
55.279
258.371
Uitvoeringskosten aanvullend herstel box 3
1
10.000
0
0
0
0
0
ICT opdrachten
1
70.000
25.000
0
0
0
0
Kasschuif FSV/MSNP
1
‒ 15.270
0
15.270
0
0
0
Belasting- en invorderingsrente
1
0
98.000
146.776
214
221
228
Kasschuif lening TenneT
3
‒ 1.400.000
1.400.000
0
0
0
0
Vrijval lening TenneT
3
0
‒ 7.500.000
0
0
0
0
Herallocatie middelen Invest-NL naar Invest International1
3
0
150.000
100.000
‒ 50.000
‒ 200.000
0
Kasschuif ESM-kapitaalsleutel
4
‒ 252.900
252.900
0
0
0
0
Bijstelling schadeuitkeringen ekv
5
43.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
Dotatie begrotingsreserve ekv
5
29.756
0
0
0
0
0
Btw-compensatiefonds (BCF)
6
216.975
227.158
226.773
227.606
229.419
229.419
Vertragingsrente
9
28.160
0
0
0
0
0
Taakstelling amendement van Kent
10
0
‒ 11.042
0
0
0
0
Kasschuiven Toeslagen Herstel
13
‒ 179.812
9.767
170.045
0
0
0
Interdepartementale overboekingen
div
‒ 146
21.828
7.424
4.472
4.482
4.066
Overige mutaties
‒ 37.855
3.090
19.900
11.831
8.157
11.658
Stand ontwerpbegroting 20262
29.288.078
23.890.649
12.651.404
10.902.293
10.503.482
10.580.224
X Noot
1
Voor deze mutatie ontvangt de Kamer een CW3.1-kader.
X Noot
2
Alle CW3.1-kaders bijhorend bij fiscale maatregelen ontvangt de Kamer bij het Belastingplan 2026.
Toelichting
Mutatie 1e suppletoire begroting 2025
Met de eerste suppletoire begroting 2025 is onder andere een deel van de reservering voor TenneT opgenomen. Een deel staat op de Aanvullende Post. Tevens is de raming van de Hersteloperatie Toeslagen herijkt op op basis van de toenmalige inzichten en ontwikkelingen binnen Toeslagen Herstel. Daarnaast werd de loon- en prijsbijstelling toegevoegd aan de begroting. In de Memorie van Toelichting op de Eerste Suppletoire Begroting 2025 worden alle belangrijkste mutaties uit die begroting toegelicht.
Mutaties begroting 2026
Uitvoeringskosten aanvullend herstel box 3
Vanaf de Aanvullende Post van de Rijksbegroting wordt € 10 mln. voor 2025 overgeheveld ten behoeve van uitvoeringskosten van het aanvullend herstel box 3. Dit is aanvullend op de overheveling die bij 1e suppletoire begroting reeds heeft plaatsgevonden. Het gaat hierbij om uitvoeringskosten die gemoeid zijn met de Wet tegenbewijsregeling box.
ICT opdrachten
De ICT-uitgaven van de Belastingdienst nemen toe als gevolg van groei van de ICT-portefeuille (bijvoorbeeld de modernisering van het omzetbelasting en vervanging van het SAP-systeem) en relatief sterke prijsstijgingen (groter dan de rijksbrede prijsbijstelling).
Kasschuif FSV/MSNP
De kasschuif van € 15,3 mln. (waarvan € 12 mln. budget voor compensatie) betreft budget voor het tegemoetkomingsbeleid voor personen die nadelige gevolgen hebben ondervonden aan de Fraude Signalering Voorziening (FSV) of onterecht zijn afgewezen voor het traject Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (MSNP). Dit budget wordt in 2025 niet uitgegeven en is naar verwachting nodig in 2027.
Belasting- en invorderingsrente
Naar aanleiding van de Hoge Raad uitspraken moet bij het rechtsherstel box 3 conform huidige wetgeving in bepaalde situaties belastingrente vergoed worden. Dit leidt tot extra renteuitgaven.
Kasschuif lening TenneT
Een bedrag van € 1,4 mld. van de leningsfaciliteit van 2025 wordt doorgeschoven naar 2026 omdat een aantal investeringsuitgaven is verschoven in de tijd.
Vrijval lening TenneT
Met de garantie voor TenneT is inmiddels een structurele oplossing geïmplementeerd voor de financiering van TenneT Nederland. Daarmee vervalt het eerder geraamde deel van de lening dat nodig was voor TenneT Nederland in 2026 van € 7,5 mld.
Herallocatie middelen Invest-NL naar Invest International
Onder voorwaarde van de integratie tussen Invest International en Invest-NL vindt een herallocatie van middelen van Invest-NL naar Invest International plaats om te zorgen voor de continuïteit van de activiteiten van Invest International op de korte termijn. Daarom wordt in 2026 € 150 mln. en in 2027 € 100 mln. beschikbaar gesteld voor Invest International vanuit de gereserveerde begrotingsmiddelen voor Invest-NL 2028 (€ 50 mln.) en 2029 (€ 200 mln.). Hiermee zorgt het kabinet ervoor dat Invest International voldoende middelen heeft tot de streefdatum van integratie van beide deelnemingen op 1 januari 2028. Voor deze mutatie ontvangt uw Kamer de onderbouwing conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW3.1) voordat hierover wordt gestemd.
Kasschuif ESM-kapitaalsleutel
De toetreding van Kroatië tot het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) startte het proces om de ESM-kapitaalsleutel (uit 2009) te herzien. Hieruit volgt dat Nederland een groter aandeel in de Europese economie en bevolking had dan voorheen. Nederland heeft toentertijd de aanvullende kapitaalstorting voor 2025 begroot om, indien nodig, voorafgaand aan de uiterlijke wijziging van de kapitaalsleutel op 1 januari 2026 de storting te kunnen doen. De verwachting is dat betaling van de aanvullende storting pas in 2026 nodig zal zijn, daarom wordt de reservering van 2025 naar 2026 geschoven.
Bijstelling schadeuitkeringen ekv
Vanwege de realisatie op dit moment wordt de raming van de niet-definitieve schades voor 2025 met € 43 mln. opgehoogd. Aangezien ook in voorgaande jaren de realisatie hoger was dan geraamd, wordt ook de meerjarenraming van de niet-definitieve schades aangepast.
Dotatie begrotingsreserve ekv
De raming van de premies ekv wordt naar boven bijgesteld (zie toelichting bij belangrijkste mutaties ontvangsten). Aangezien de premieontvangsten in de begrotingsreserve worden gestort (uitgave voor de Financiënbegroting), wordt ook deze raming naar boven bijgesteld
Btw-compensatiefonds (BCF)
Als gevolg van overhevelingen van budget van ministeries naar decentrale overheden wordt er een bedrag in het gemeente of provinciefonds gestort. Het geraamde btw-deel van dit bedrag wordt in het BCF gestort. Gemeentes en provincies kunnen de betaalde btw in verband met de overhevelingen terugvragen bij het BCF. Deze uitgaven worden gedekt vanuit de belastingontvangsten. Daarnaast vindt er een jaarlijkse bijstelling van de raming van het BCF plaats op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.
Vertragingsrente
Er zijn nabetalingen gedaan over de Traditionele Eigen Middelen (TEM) aan de Europese Commissie. De Nederlandse douaneautoriteiten voeren een zelfanalyse uit op casussen waarvan de invoerrechten nog niet met zekerheid zijn vastgesteld of nog niet door de lidstaat zijn geïnd. Als gevolg van de zelfanalyses heeft Nederland de aansprakelijkheid op een aantal dossiers geaccepteerd. Dit heeft geleid tot circa € 10,2 mln. aan TEM nabetalingen via de begroting van Buitenlandse Zaken. De vertragingsrente op de nabetalingen bedraagt circa € 28,1 mln. en wordt door Douane verantwoord op Artikel 9 van de begroting van Financiën.
Taakstelling amendement van Kent
Bij de stemmingen over de Voorjaarsnota op 3 juli jongstleden heeft de Tweede Kamer het amendement van Kamerlid Van Kent aangenomen. Het amendement compenseert medewerkers bij sociaal-ontwikkelbedrijven voor de veranderingen bij de arbeids- en algemene heffingskorting en het tarief eerste schijf. De dekking van het amendement betreft het incidenteel taakstellend verlagen van de departementale budgetten met € 40 mln. Het aandeel van het ministerie van Financiën bedraagt € 11 mln. en wordt ingevuld met de nog te verdelen middelen op artikel 10.
Kasschuiven Toeslagen Herstel
Er worden een aantal kasschuiven doorgevoerd om de middelen voor de hersteloperatie Toeslagen in het gewenste meerjarenritme te plaatsen, met name:
– Wordt er circa € 25 mln. apparaatsbudget vanuit 2025 naar 2026 en 2027 geschoven om het budget aan te laten sluiten bij de uitvoering van de bezwaarbehandelingen.
– Verder wordt er vanuit latere jaren circa € 58 mln. budget voor de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek (SPUK) naar 2025 verschoven in verband met de in 2025 verwachte declaraties vanuit gemeenten.
– Tot slot wordt er circa € 212 mln. aan compensatiemiddelen vanuit 2025 naar 2026 en 2027 verschoven in lijn met het verwachte moment van uitvoering van het nieuwe stelsel van aanvullende schaderoutes.
Interdepartementale overboekingen
Dit betreft verschillende overboekingen met andere departementen, bijvoorbeeld voor de uitvoeringskosten voor het opheffen van het handhavingsmoratorium bij de Belastingdienst (€ 3,2 mln. structureel), meer capaciteit voor corruptiebestrijding bij de FIOD (€ 1,7 mln. structureel) en financiering vanuit de opdrachtgevers voor de uitvoering en dienstverlening bij Dienst Toeslagen (€ 17,5 mln. in 2026).
Tabel 2 Belangrijkste mutaties niet-belastingontvangsten ten opzichte van vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Art. nr.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Stand ontwerpbegroting 2025
3.658.166
4.426.019
4.665.294
4.581.884
4.561.018
0
Belangrijkste mutaties
Eerste suppletoire begroting
254.917
‒ 389.414
‒ 145.464
‒ 117.535
101.204
4.694.936
Incidentele vrijval middelen
1
15.000
15.000
0
0
0
Belasting- en invorderingsrente
1, 9
125.082
94.567
116.075
122.923
137.240
Dividendraming update
3
‒ 198.800
‒ 222.000
‒ 177.000
‒ 207.000
‒ 202.000
Aanpassing renteontvangsten TenneT
3
‒ 115.134
‒ 158.882
‒ 12.911
0
0
Premieontvangsten garantie TenneT
3
3.000
33.000
75.000
115.000
157.000
Verkoop aandelen ABN AMRO
3
409.737
0
0
0
0
Aflossing lening Griekenland
4
0
‒ 159.919
‒ 159.919
‒ 159.919
0
Overige mutaties & extrapolatie
div
16.032
8.820
13.291
11.461
8.964
4.694.936
Mutaties begroting 2026
821.884
10.275
‒ 181.223
‒ 389.785
‒ 383.364
‒ 366.729
Belasting- en invorderingsrente
1
‒ 13.568
‒ 56.595
‒ 52.324
‒ 18.005
‒ 11.584
5.051
Apparaatsontvangsten belastingdienst
1
25.000
25.000
0
0
0
0
Meevaller boeteontvangsten
1
20.000
0
0
0
0
0
Dividendraming update
3
‒ 126.871
‒ 45.935
‒ 103.488
‒ 105.213
‒ 105.213
‒ 105.213
Aanpassing renteontvangsten TenneT
3
‒ 43.892
‒ 135.317
‒ 273.961
‒ 278.567
‒ 278.567
‒ 278.567
Verkoop aandelen ABN AMRO
3
901.338
0
0
0
0
0
Bijstelling premies ekv
5
29.756
0
0
0
0
0
CBAM
9
0
211.172
236.550
0
0
0
Overige mutaties
30.121
11.950
12.000
12.000
12.000
12.000
Stand ontwerpbegroting 2026
4.734.967
4.046.880
4.338.607
4.074.564
4.278.858
4.328.207
Toelichting
Mutatie 1e suppletoire begroting 2025
Met de eerste suppletoire begroting 2025 zijn onder andere de belasting- en invorderingrente en de dividendramingen geactualiseerd. Ook de renteraming van de staatsdeelnemingen samenhangend met de lening aan TenneT is bijgesteld. Verder werden de verwachte verkoopopbrengsten van de aandelen van ABN AMRO bijgesteld als gevolg van het lopende verkoopprogramma. Daarnaast is de aflossing van de lening aan Griekenland bijgesteld. In de Memorie van Toelichting op de Eerste Suppletoire Begroting 2025 worden alle belangrijkste mutaties uit die begroting toegelicht.
Mutaties begroting 2026
Belasting- en invorderingsrente
De raming van de belasting- en invorderingsrente wordt geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe raming van de korte rente uit de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Daarnaast zijn beleidsbesluiten om het invorderingsrente percentage te bevriezen op 4,25%, in plaats van de stijging naar ECB-rente +4%, en de indexatie van de Invorderingswet meegenomen in de nieuwe raming.
Apparaatsontvangsten Belastingdienst
De apparaatsontvangsten worden bijgesteld vanwege hoger dan geraamde ontvangsten van het UWV voor de vangnetregeling (ziekteverzuim) en vanwege rijksbrede dienstverlening (O&P en ICT gerelateerd) onder beheer van de Belastingdienst waar ook uitgaven tegenover staan.
Meevaller boeteontvangsten
De maandelijkse realisaties van de boeteontvangsten zijn hoger dan verwacht. De raming wordt daarom met € 20 mln. naar boven bijgesteld.
Dividendraming update
De totale dividenden voor de financiële en niet-financiële deelnemingen worden in 2025 met circa € 126,9 mln. naar beneden bijgesteld. Ten aanzien van de financiële deelnemingen komt dit met name doordat ASN Bank2 geen dividend uitkeert over 2025 en doordat de dividendontvangsten afnemen door de verdere verkoop van de aandelen ABN AMRO. Voor de niet-financiële deelnemingen betreft het een relatief kleine positieve bijstelling als gevolg van de meest recente inzichten in de bedrijfsresultaten van verschillende staatsdeelnemingen.
In samenhang met de afbouw van het belang van de Staat in ABN, zoals is gecommuniceerd in de Kamerbrief van 9 september 2025, wordt vanaf 2026 het dividend met € 46 mln. naar beneden bijgesteld en voor de jaren erna zijn de dividenden structureel met ongeveer € 105 mln. naar beneden bijgesteld. De opbrengsten (verkoop tot dat moment en rente-effect op de staatsschuld) worden voor het lopende jaar verwerkt bij de Najaarsnota 2025.
Aanpassing renteontvangsten TenneT
De raming van de rente-ontvangsten op de TenneT-lening wordt naar beneden bijgesteld aan de hand van de meest recente inzichten en de hoogte van de rente. Een bedrag van € 1,4 mld. van de lening in 2025 wordt doorgeschoven naar 2026. Daarnaast vervalt het deel van de lening dat nodig was voor TenneT Nederland in 2026 van € 7,5 mld. als gevolg van de staatsgarantie. De geraamde renteontvangsten worden als gevolg hiervan bijgesteld.
Verkoop aandelen ABN AMRO
De verwachte ontvangsten worden in 2025 met circa € 901 mln. naar boven bijgesteld, als gevolg van de verkoopopbrengst door de verkoop van aandelen ABN AMRO. Dit betreft de stand tot en met 31 juli 2025. In de Kamerbrief van 25 juli 2025 is hierover geïnformeerd.
Bijstelling premies ekv
Als een ekv-polis wordt afgegeven, is de verzekerde premie verschuldigd. De gerealiseerde premies zijn op dit moment hoger dan begroot en er worden nog premies verwacht. Daarom wordt de raming naar boven bijgesteld.
CBAM
Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een Europees instrument waarmee vanaf 1 januari 2026 een koolstofprijs geheven wordt op bepaalde ingevoerde goederen uit landen van buiten de Europese Unie. De ontvangsten worden geraamd op € 211 mln. in 2026 en € 237 mln. in 2027. Vanaf 2028 zijn geen ontvangsten opgenomen omdat het nog niet duidelijk is aan wie welk deel van de CBAM-inkomsten vanaf 2028 toekomt. De Europese Commissie heeft op 16 juli 2025 een voorstel gepubliceerd voor een EU eigen middel op basis van CBAM en hierover vinden onderhandelingen plaats binnen de context van de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader en het Eigenmiddelenbesluit.
Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (IXB)
Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de uitgaven en ontvangsten op de departementale begroting van het ministerie van Financiën (dus exclusief Nationale Schuld). De ontvangsten zijn uitgesplitst naar belastingontvangsten en niet-belastingontvangsten.
De piek in uitgaven in 2025 en 2026 wordt met name verklaard door de verstrekte lening aan TenneT (€ 12,8 mld. in 2025 en € 11,0 mld. in 2026).
Figuur 7 Meerjarig overzicht uitgaven en ontvangsten (bedragen x € 1 mld.)
Begrotingsreserves
Een begrotingsreserve is bestemd voor een concreet doel en kan in principe alleen voor dat doel worden gebruikt. Onderstaand overzicht geeft (het geraamd verloop van) de begrotingsreserves van het ministerie van Financiën weer. In de betreffende artikelen worden de begrotingsreserves toegelicht.
Tabel 3 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserves ministerie van Financiën (bedragen x € 1 mln.)
Begrotingsreserve
Artikel
Stand per 1/1/2025
Onttrekkingen 2025
Toevoegingen 2025
Stand per 1/1/2026
Onttrekkingen 2026
Toevoegingen 2026
Stand per 31/12/2026
Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden
2
6,0
0,0
0,0
6,0
0,0
0,0
6,0
NHT-garantie
2
3,9
0,0
0,6
4,5
0,0
0,6
5,2
Ekv
5
724,9
28,6
102,6
799,0
27,7
72,9
844,1
Totaal
734,8
28,6
103,3
809,5
27,7
73,5
855,3
Begroting IXA (Nationale Schuld)
De onderstaande tabel geeft de verwachte EMU-schuld en staatsschuld aan het einde van 2025 en 2026 weer, alsmede de daaruit voortkomende rentelasten. De cijfers over 2024 betreffen realisaties.
Tabel 4 Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties (bedragen x € 1 mld.)1
2024
2025
2026
Omvang schuld aan het einde van het jaar
EMU-schuld
491,6
533,2
589,7
Staatsschuld (art. 11)
417,0
457,9
514,4
Interne schuldverhouding (art. 12)
84,6
93,8
103,3
Uitgaven en ontvangsten (+ is uitgave)
Relevant voor het EMU-saldo
Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)
5,8
6,7
8,7
Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)
3,3
2,1
1,9
Totaal rentelasten (art. 11 en 12)
9,1
8,8
10,7
Niet relevant voor het EMU-saldo
Rentelasten derivaten
0,1
0,0
0,0
Voortijdige beëindiging derivaten
‒ 0,2
0,0
0,0
Voortijdige beëindiging schuld
‒ 0,3
0,0
0,0
X Noot
1
Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
De EMU-schuld is de bruto, dus uitstaande, schuld van de gehele collectieve sector. De staatsschuld is daar een onderdeel van en omvat alleen de schuld van de Rijksoverheid. De staatsschuld wordt gefinancierd door het Agentschap van de Generale Thesaurie, onderdeel van het ministerie van Financiën. De interne schuldverhouding geeft de schuldverhouding weer tussen de Staat en de instellingen die meedoen aan het schatkistbankieren, zoals decentrale overheden, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's), sociale fondsen en agentschappen.
Volgens de Europese boekhoudregels (ESA-2010) worden bij de berekening van het EMU-saldo alleen de rentelasten op schuldpapier meegenomen en niet de rentelasten op derivaten. De rentelasten op derivaten worden daarom apart weergegeven.
Binnen het renterisicobeleid maakt het Agentschap gebruik van zijn bevoegdheid om rentederivaten af te sluiten of voortijdig te beëindigen. Bij het beëindigen van een rentederivaat wordt de actuele marktwaarde van het derivaat verrekend tussen beide partijen. Als de marktwaarde positief is voor de Staat leiden voortijdige beëindigingen tot eenmalige ontvangsten die een verlagend effect hebben op de staatsschuld. Tegenover deze eenmalige ontvangsten staan lagere verwachte rentebaten in toekomstige jaren.
De omvang van de staatsschuld en de bijbehorende rentelasten zullen naar verwachting in 2026 toenemen ten opzichte van 2025. In 2024 zijn de langlopende rentederivaten afgelopen of voortijdig beëindigd waardoor het effect hiervan op de rentelasten nihil is in 2025 en 2026. Voor de raming van de rentelasten worden de door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages gebruikt.
Belangrijkste mutaties rentekosten
In de onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentelasten vanaf de ontwerpbegroting 2025 weergegeven.
Tabel 5 Overzicht belangrijkste mutaties rentelasten en rentebaten naar oorzaak (bedragen x € 1 mln.)12
Art. nr.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Stand ontwerpbegroting 2025
10.388
12.346
14.670
16.162
17.993
‒
Mutaties
Bijstelling kassaldo
11
‒ 56
‒ 338
‒ 553
‒ 648
‒ 823
Bijstelling rekenrente
11
‒ 279
‒ 387
‒ 219
‒ 68
94
Effect nieuwe schulduitgifte
11
‒ 662
‒ 250
‒ 257
‒ 233
‒ 208
Bijstelling rentelasten interne schuldverhouding
12
‒ 624
‒ 720
‒ 594
‒ 437
‒ 203
Extrapolatie
11&12
18.814
Stand ontwerpbegroting 2026
8.768
10.651
13.047
14.776
16.853
18.814
X Noot
1
Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
X Noot
2
De ontvangsten of uitgaven als gevolg van voortijdige beëindiging van derivaten en/of schuld worden niet geraamd.
De rentelasten op de staatsschuld (artikel 11) liggen bij het opstellen van de begroting al voor een groot deel vast. De meeste rente wordt immers betaald op leningen die in het verleden zijn afgesloten. Hoe verder vooruit, hoe groter de onzekerheid in de ramingen. De hoogte van de rentelasten die al vastliggen volgt uit de toenmalige rentestanden en schuldopbouw die voortkomt uit de keuzes die in het verleden zijn gemaakt ten aanzien van het financieringsbeleid en risicomanagement.
De rentelasten op nieuw uit te geven schuld worden geraamd op basis van de meest recente rentetarieven van het CPB en op basis van de raming van het kassaldo van het Rijk. Bijstelling van deze twee variabelen is de belangrijkste oorzaak van de aanpassing van de rentelasten. Daarnaast is tussen het moment van opstellen van de ontwerpbegroting van 2025 en die van 2026 een deel van de schuld opnieuw gefinancierd tegen nieuwe (rente)voorwaarden. Ook dit heeft een effect op de geraamde rentelasten.
Voor het bijstellen van de geraamde rentelasten op de interne schuldverhouding (artikel 12) geldt dat dit het gevolg is van gewijzigde rentetarieven en de omvang van de interne schuldverhouding. Naar verwachting neemt de interne schuldverhouding in 2026 toe doordat meer middelen worden aangehouden op de rekeningen-courant van de deelnemers van schatkistbankieren. Daarnaast is door het CPB een daling van de korte rente geraamd ten opzichte van de MEV-raming van vorig jaar, waardoor per saldo de verwachte rentelasten afnemen.
In onderstaande grafiek wordt de (verwachte) staatsschuld aan het einde van ieder jaar weergegeven, alsmede de daarbij behorende rentelasten. De jaren 2022-2024 zijn realisaties, 2025 en 2026 zijn ramingen.
Figuur 8 Overzicht staatsschuld en rentelasten (bedragen x € 1 mld.)
De omvang van de staatsschuld bedraagt naar verwachting € 514,4 mld. ultimo 2026 en de raming voor de rentelasten van de staatsschuld bedraagt voor 2026 € 10,7 mld. Doordat de staatsschuld naar verwachting toeneemt in 2026, zijn de rentelasten voor 2026 hoger geraamd dan voor 2025. Daarnaast wordt verwacht dat staatsobligaties tegen een hogere rente geherfinancierd moeten worden dan waartegen deze oorspronkelijk zijn uitgegeven.
2.3 Openbaarheidsparagraaf
Actieve Openbaarmaking
In 2026 maakt het ministerie steeds meer informatie actief openbaar op grond van de inspanningsverplichting, waaronder maatschappelijk relevante dossiers. Uitgangspunt daarbij is dat openbaarmaking van informatie in een maatschappelijke behoefte moet voorzien. Daarnaast wordt gestreefd om in 2026 alle verplichte categorieën voor actieve openbaarmaking onder de Woo binnen de gestelde termijnen openbaar te maken. Daarbij wordt niet alleen departementsbreed, maar ook interdepartementaal samengewerkt. Tot slot wordt de Visie Openbaarmaking & Transparantie in 2026, in samenspraak met onze omgeving, geëvalueerd en waar nodig aangepast.
Passieve Openbaarmaking
De ambitie van het ministerie van Financiën is om in 2026 zoveel mogelijk Wet Open Overheid (Woo)-verzoeken binnen de wettelijke, of een met verzoeker afgesproken, termijn af te handelen en geen verzoeken meer in behandeling te hebben die ouder zijn dan 6 maanden. In 2026 zal de ontwikkeling van het interne zaakvolgsysteem afgerond zijn, waardoor het systeem optimaal aansluit bij de werkprocessen.
Goed en tijdig contact met verzoekers is een belangrijk speerpunt van het ministerie van Financiën. Het ministerie wil in 2026 ook in bredere zin in contact staan met haar omgeving, los van een individueel Woo-verzoek. Zo zullen regelmatig gesprekken worden gevoerd met stakeholders zoals burgers, journalisten, maatschappelijke organisaties en andere (mede)overheden over openbaarmaking en transparantie, en worden deze gesprekken vertaald naar concrete acties, bijvoorbeeld op het gebied van actieve openbaarmaking.
Verbetering van de informatiehuishouding (IHH)
Het ministerie van Financiën heeft voor onder andere de implementatie van de Wet Open Overheid en Archiefwet 1995 een departementaal meerjarenplan openbaarheid en informatiehuishouding 2025-2026 opgesteld. Belangrijke acties hierin zijn de volgende.
Voor bewustwording over het belang van goed beheer van informatie zijn awareness campagnes en trainingen ontworpen en in 2026 worden dit onderdeel van de onboarding van nieuw personeel. IHH-professionals krijgen bij de Belastingdienst gerichte opleidingsprogramma’s aangeboden.
Er is rijksbreed beleid vastgesteld voor het archiveren van e-mails en chatberichten. In 2026 worden de voorzieningen hiervoor geïmplementeerd. Voor de vervanging van het huidige documentmanagementsysteem voor de generieke processen en een werkplek neemt Financiën deel aan het interdepartementale programma Beter samenwerken.
Voor de primaire processen bij de Belastingdienst wordt een integrale archieftoepassing ontwikkeld, het zogenaamde Generiek Document en Archiefbeheer systeem. Dit komt in 2025 beschikbaar en zal in 2026 worden doorontwikkeld, zodat de toegevoegde waarde voor burgers en bedrijven, maar ook voor de medewerkers, kan worden benut.
Blijvende bestuurlijke aandacht en sturing is een noodzakelijke randvoorwaarden zijn om de ambities waar te maken. De implementatie van het departementaal kwaliteitssysteem IHH moet hieraan bijdragen.
2.4 Strategische Evaluatie Agenda
De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) geeft weer hoe het ministerie van Financiën de komende jaren inzicht wil verwerven in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van haar beleid.
De SEA bestaat uit zeven thema’s die voortkomen uit de beleidsagenda:
1. Solide overheidsfinanciën
2. Economie en vestigingsklimaat
3. Financiële sector
4. Fiscaal beleid
5. Belastingdienst
6. Toeslagen
7. Douane
Deze SEA-thema’s vallen uiteen in subthema’s die zijn gekoppeld aan de begrotingsartikelen van het ministerie. Waar zinvol en haalbaar vindt binnen een subthema een periodieke rapportage plaats. Zoals Tabel 6 laat zien, dekken de periodieke rapportages op deze wijze alle beleidsartikelen van de begroting over een periode van 7 jaar.
Tabel 6 Planning Strategische Evaluatie Agenda
Thema: Periodieke rapportage
Eerstvolgende periodieke rapportage
Begrotingsartikelen
1
2
3
4
5
6
9
11
12
13
1a: Periodieke rapportage BTW-compensatiefonds
2028
[x]
1b: Periodieke rapportage Schuldfinanciering
2025
[x]
1c: Periodieke rapportage Kasbeheer
2031
[x]
2a: Periodieke rapportage deelnemingen
2027
[x]
2b: Periodieke rapportage internationale financiële betrekkingen
2031
[x]
2c: Periodieke rapportage exportkredietverzekeringen
2030
[x]
3: Periodieke rapportage financiële sector
2025
[x]
4a: Periodieke rapportage fiscale regelingen
2029
[x]
5: Periodieke rapportage Belastingdienst
2029
[x]
6a: Periodieke rapportage dienstverlening Toeslagen
2026
[x]
6b: Periodieke rapportage hersteloperatie
2028
[x]
7: Periodieke rapportage Douane
2026
[x]
De nadere uitwerking van de SEA staat in bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda. Naast de geplande evaluaties bevat deze bijlage een toelichting op de opbouw en de inzichtbehoefte per subthema. De afgeronde evaluaties worden ieder jaar opgenomen in de bijlage Afgerond evaluatie- en overig onderzoek van het Jaarverslag. Het meest actuele overzicht van de realisatie van periodieke rapportages is te vinden op evaluaties.rijksfinanciën.nl.
2.5 Overzicht risicoregelingen
Tabel 7 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)
Nr.
Art.
Omschrijving
Uitstaande Garanties 2024
Geraamd te verlenen 2025
Geraamd te vervallen 2025
Uitstaande garanties 2025
Geraamd te verlenen 2026
Geraamd te vervallen 2026
Uitstaande garanties 2026
Garantieplafond
Totaal plafond
1
1
Belastingen
Garantie procesrisico's
67
336
336
67
336
336
67
336
0
2
2
Financiële markten
DGS BES-eilanden
72.192
‒ 153
0
72.039
0
0
72.039
0
72.039
3
2
Financiële markten
Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer
235
0
0
235
0
0
235
0
235
4
2
Financiële markten
NBM
2.500
0
0
2.500
0
0
2.500
0
2.500
5
2
Financiële markten
Terrorisme-schades (NHT)
50.000
0
0
50.000
0
0
50.000
0
50.000
6
2
Financiële markten
Waarborgfonds motorverkeer
2.500
0
0
2.500
0
0
2.500
0
2.500
7
2
Financiële markten
WAKO (kern-ongevallen)
9.200.000
0
0
9.200.000
0
0
9.200.000
0
9.200.000
8
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
FCI
5.500
0
0
5.500
0
0
5.500
0
5.500
9
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
Garantie TenneT
0
52.000.000
0
52.000.000
0
0
52.000.000
0
52.000.000
10
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
NWB
1.134
0
0
1.134
0
0
1.134
0
1.134
11
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
Financierings-maatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)
15.401.600
‒ 33.240
0
15.368.360
0
0
15.368.360
0
15.368.360
12
4
Internationale financiële betrekkingen
Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)
794.109
‒ 1.678
0
792.431
0
0
792.431
0
792.431
13
4
Internationale financiële betrekkingen
DNB - deelneming in kapitaal IMF
34.454.199
57.124
0
34.511.323
0
0
34.511.323
0
34.511.323
14
4
Internationale financiële betrekkingen
EIB - kredietver-lening in ACP en OCT
76.709
0
0
76.709
0
0
76.709
0
76.709
15
4
Internationale financiële betrekkingen
EIB - pan-Europees Garantiefonds
953.540
0
0
953.540
0
0
953.540
0
953.540
16
4
Internationale financiële betrekkingen
European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)
589.100
0
0
589.100
0
0
589.100
0
589.100
17
4
Internationale financiële betrekkingen
European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)
2.690.597
118.868
0
2.809.465
0
0
2.809.465
0
2.809.465
18
4
Internationale financiële betrekkingen
European Financial Stability Facility (EFSF)
34.154.159
0
0
34.154.159
0
0
34.154.159
0
34.154.159
19
4
Internationale financiële betrekkingen
European Investment Bank (EIB)
11.795.973
0
0
11.795.973
0
0
11.795.973
0
11.795.973
20
4
Internationale financiële betrekkingen
European Stability Mechanism (ESM)
35.338.940
1.364.000
0
36.702.940
1.960.000
0
38.662.940
0
38.662.940
21
4
Internationale financiële betrekkingen
Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)
1.089.246
57.263
0
1.146.509
0
0
1.146.509
0
1.146.509
22
4
Internationale financiële betrekkingen
Kredieten EU-betalings-balanssteun (BoP-faciliteit)
3.870.089
203.981
0
4.074.070
0
0
4.074.070
0
4.074.070
23
4
Internationale financiële betrekkingen
Bilaterale garantie Macro-financiële bijstand (MFB)
215.390
0
0
215.390
0
0
215.390
0
215.390
24
4
Internationale financiële betrekkingen
Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)
32.249
‒ 68
0
32.181
0
0
32.181
0
32.181
25
4
Internationale financiële betrekkingen
Next Generation EU (NGEU)
27.176.162
3.127.190
0
30.303.352
0
0
30.303.352
0
30.303.352
26
4
Internationale financiële betrekkingen
Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)
5.983.913
0
0
5.983.913
0
0
5.983.913
0
5.983.913
27
4
Internationale financiële betrekkingen
Garantie Wereldbank - IBRD garantie kapitaal
5.825.681
‒ 12.311
0
5.813.370
0
0
5.813.370
0
5.813.370
28
4
Internationale financiële betrekkingen
Garantie Wereldbank - IBRD garantie Oekraïne
100.000
0
0
100.000
0
0
100.000
0
100.000
29
4
Internationale financiële betrekkingen
Oekraïne Faciliteit
1.999.309
102.624
0
2.101.933
0
0
2.101.933
0
2.101.933
30
4
Internationale financiële betrekkingen
MFB-ULCM
3.416.000
78.045
0
3.494.045
0
0
3.494.045
0
3.494.045
31
4
Internationale financiële betrekkingen
SAFE
0
15.286.784
0
15.286.784
0
0
15.286.784
0
15.286.784
32
5
Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen
Exportkrediet-verzekering (ekv)
17.540.563
0
0
17.540.563
0
0
17.540.563
10.000.000
0
33
5
Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen
Herverzekering leveranciers-kredieten
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
212.831.656
72.348.765
336
285.180.085
1.960.336
336
287.140.085
10.000.336
269.599.455
Tabel 8 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)
Nr.
Art.
Omschrijving
Uitgaven 2024
Ontvangsten 2024
Stand risico-voorziening 2024
Saldo 2024
Uitgaven 2025
Ontvangsten 2025
Stand risico-voorziening 2025
Saldo 2025
Uitgaven 2026
Ontvangsten 2026
Stand risico-voorziening 2026
Saldo 2026
1
1
Belastingen
Garantie procesrisico's
182
0
0
‒ 182
181
0
0
‒ 181
181
0
0
‒ 181
2
2
Financiële markten
DGS BES-eilanden
0
0
6.000
0
0
0
6.000
0
0
0
6.000
0
3
2
Financiële markten
Garantie Stichting Waarborgfonds Motorverkeer
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
4
2
Financiële markten
NBM
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
2
Financiële markten
Terrorismeschades (NHT)
0
536
3.375
536
0
625
4.000
625
0
625
4.625
625
6
2
Financiële markten
Waarborgfonds motorverkeer
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
7
2
Financiële markten
WAKO (kernongevallen)
0
108
0
108
0
612
0
612
0
612
0
612
8
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
FCI
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
9
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
Garantie TenneT
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
10
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
NWB
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
11
3
Financierings-activiteiten publiek-private sector
Financierings-maatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)
0
1.000
0
1.000
0
1.000
0
1.000
0
1.000
0
1.000
12
4
Internationale financiële betrekkingen
Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
13
4
Internationale financiële betrekkingen
DNB - deelneming in kapitaal IMF
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
14
4
Internationale financiële betrekkingen
EIB - kredietverlening in ACP en OCT
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
15
4
Internationale financiële betrekkingen
EIB - pan-Europees Garantiefonds
17.941
0
0
‒ 17.941
41.400
0
0
‒ 41.400
26.720
0
0
‒ 26.720
16
4
Internationale financiële betrekkingen
European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
17
4
Internationale financiële betrekkingen
European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
18
4
Internationale financiële betrekkingen
European Financial Stability Facility (EFSF)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
19
4
Internationale financiële betrekkingen
European Investment Bank (EIB)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
20
4
Internationale financiële betrekkingen
European Stability Mechanism (ESM)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
21
4
Internationale financiële betrekkingen
Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
22
4
Internationale financiële betrekkingen
Kredieten EU-betalings-balanssteun (BoP-faciliteit)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
23
4
Internationale financiële betrekkingen
Bilaterale garantie Macro-financiële bijstand (MFB)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
24
4
Internationale financiële betrekkingen
Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
25
4
Internationale financiële betrekkingen
Next Generation EU (NGEU)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
26
4
Internationale financiële betrekkingen
Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
27
4
Internationale financiële betrekkingen
Garantie Wereldbank - IBRD garantie kapitaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
28
4
Internationale financiële betrekkingen
Garantie Wereldbank - IBRD garantie Oekraïne
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
29
4
Internationale financiële betrekkingen
Oekraïne Faciliteit
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
30
4
Internationale financiële betrekkingen
MFB-ULMC
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
31
4
Internationale financiële betrekkingen
SAFE
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
32
5
Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen
Exportkrediet-verzekering (ekv)
128.838
131.159
724.861
2.321
109.900
140.831
865.692
30.931
79.900
104.092
969.784
24.192
33
5
Exportkrediet-verzekeringen, -garanties en investerings-verzekeringen
Herverzekering leverancierskredieten
882
45
0
‒ 837
6.750
8.000
0
1.250
0
0
0
0
Totaal
147.843
132.848
734.236
‒ 14.995
158.231
151.068
875.692
‒ 7.163
106.801
106.329
980.409
‒ 472
Tabel 9 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
Uitstaande Lening
Looptijd Lening In Jaren
Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Lening TenneT
36.900.000
max. 16
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Lening Griekenland
1.912.295
30
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Lening Oekraïne
200.000
10
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
Lening Wereldbank IBRD
69.746
n.v.t.
Algemeen
De garantieregelingen groter dan € 5 mln. in 2026 worden toegelicht.
Alle risicoregelingen worden in de Periodieke Rapportages getoetst op nut en noodzaak. Voor de planning van deze periodieke evaluaties wordt verwezen naar overzicht '2.4 Strategische Evaluatie Agenda’ en bijlage 4 ‘Toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda’.
2. DGS BES-eilanden
Doel en werking garantiestelling
Om depositohouders te beschermen en de stabiliteit van het financiële stelsel te vergroten is er in 2017 voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (de BES-eilanden) een depositogarantiestelsel voor Caribisch Nederland ingevoerd (DGS BES). Bij invoering is aangegeven om het depositogarantiestelsel na drie jaar te evalueren, samen met DNB. De conclusie was dat DGS BES in de vorige opzet niet voldoende bijdroeg aan het versterken van de financiële stabiliteit en bescherming van consumenten.
In 2017 is gekozen het stelsel ex post te financieren. Hier is toentertijd onder meer voor gekozen omdat het toen niet ondenkbaar was dat er direct beroep het DGS zou worden gedaan. Het was zaak om binnen korte tijd een relatief eenvoudig stelsel te kunnen realiseren. Uit de opgedane ervaring blijkt dat een ex ante stelsel ingevoerd kan worden zonder extra kosten. Internationale standaarden adviseren een door de sector te financieren DGS. Hierdoor ontstaat een prikkel bij lokale banken om geen overmatige risico’s te nemen met deposito’s. Daarom is per 1 januari 2025 de omslag gemaakt naar een dergelijk ex ante stelsel.
Ex ante financiering heeft belangrijke voordelen ten opzichte van ex post financiering. Hierbij is het doel dat de vormgeving van het DGS BES zoveel mogelijk bijdraagt aan de stabiliteit van het financiële stelsel, zonder dat een beroep hoeft te worden gedaan op de Staat. Het DGS is immers voor rekening en risico van de banken. Bij de vorige ex post financieringsopzet stond de Staat garant voor een eventueel beroep op het DGS. De sector betaalt pas na gebruik van het DGS de Staat terug. In het huidige stelsel is een fonds opgericht waarbij de sector naar rato bijdraagt. Uitkeringen gaan in eerste instantie ten laste van dit fonds.
Kans, impact en beheersing risico’s
Uitkeringen gaan in eerste instantie ten laste van het fonds. Het kan zijn dat deze ex ante bijdragen niet voldoende zijn, zodat het DGS BES fonds een liquiditeitstekort heeft. De Stichting heeft de mogelijkheid om financieringsovereenkomsten aan te gaan met derden en heeft dus de mogelijkheid om bijvoorbeeld (gecommitteerde) kredietfaciliteiten met banken en/of het Rijk aan te gaan waarop, indien nodig, getrokken kan worden. Van de mogelijkheid om een krediet op te nemen bij het Rijk zal door de Stichting alleen in uitzonderlijke omstandigheden gebruik worden gemaakt. Hiervoor moet de Minister van Financiën vooraf toestemming geven.
Premiestelling en kostendekkendheid
De nieuwe regeling inzake het depositogarantiestelsel, sinds 1 januari 2025, is in sterke mate gebaseerd op de in het Europees deel van Nederland geldende regelgeving en de depositogarantiestelsels in Curaçao en Sint Maarten. Op onderdelen is deze vereenvoudigd teneinde recht te doen aan de bijzondere positie van Caribisch Nederland. Het depositogarantiestelsel garandeert deposito’s aangehouden bij kredietinstellingen waaraan door DNB een vergunning is verleend om activiteiten uit te oefenen in Caribisch Nederland. Onder het vorige depositogarantiestelsel waren deposito’s gegarandeerd tot een bedrag van USD 10.000 per depositohouder per kredietinstelling. Dit dekkingsniveau voldeed niet meer aan de internationale standaarden en is in het nieuwe stelsel opgehoogd naar USD 25.000.
5. Terrorismeschades (NHT)
Doel en werking garantieregeling
De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) is in 2003 opgericht, nadat verzekeraars en herverzekeraars terrorismerisico’s uitsloten op hun polissen. Binnen de NHT leveren verzekeraars, herverzekeraars en de Staat gezamenlijk een dekkingscapaciteit van € 1 mld. per jaar. De Staat geeft een garantie voor de laatste € 50 mln. van deze dekkingscapaciteit.
Kans, impact en beheersing risico’s
Terrorismebestrijding vergt vanwege de hoge dreiging onverminderde politieke aandacht van de Staat. De financiële risico’s voor de Staat zijn in eerste instantie beperkt doordat de verzekeraars en herverzekeraars de eerste € 950 mln. van de dekkingscapaciteit garanderen en pas daarna de garantie van de Staat kan worden aangesproken.
Premiestelling en kostendekkendheid
De Staat heft een premie over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden vanaf 2019 gestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.
7. WAKO (kernongevallen)
Doel en werking garantieregeling
De Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire installaties voor kernongevallen. De exploitant is aansprakelijk voor schade bij kernongevallen, maar de Staat der Nederlanden staat garant. De Staat staat voor vijf exploitanten garant tot maximaal € 1,5 mld. per ongeval. Het bedrag van € 1,5 mld. is gebaseerd op de Verdragen van Parijs en Brussel, die verdragsstaten verplichten tot een garantstelling. Aangezien een kernongeval bij Borssele hogere schades kan veroorzaken is er nationaal voor gekozen hiervoor een hogere garantie af te geven. De totale garantieverplichting komt uit op € 9,2 mld.
Voorts hebben alle kerninstallaties een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij commerciële verzekeraars en voor bepaalde risico’s bij de Nederlandse Staat. Hiertoe zijn zij op grond van de WAKO verplicht. De verzekerde som is afhankelijk van de risico’s bij de betreffende installatie, maar is in geen geval hoger dan € 1,2 mld. De Staat ontvangt hiervoor van alle kerninstallaties premies. Voor schades die door verzekeraars worden vergoed hoeft geen beroep te worden gedaan op de staatsgarantie.
Het doel van deze garantie is tweeledig: enerzijds schadeloosstelling van slachtoffers indien zich een ernstig kernongeval in Nederland voordoet en anderzijds het internaliseren van kosten die met het gebruik van kernenergie samenhangen.
Kans, impact en beheersing risico’s
Kerncentrales moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen. De kerncentrale in Borssele is ook bestand tegen externe omstandigheden, zoals een aardbeving of overstroming. Uit onder andere de Europese stresstest blijkt dat Borssele voldoet aan de bestaande veiligheidseisen. Voor de overige installaties zijn nationale stresstests uitgevoerd, die ook positief waren.3
Kerncentrales staan onder streng nationaal en internationaal toezicht. Dit ligt vast in de Nederlandse wet en in internationale verdragen. Daarnaast staan in de vergunningen talrijke eisen aan een kerncentrale. Dit zijn bijvoorbeeld eisen om internationale contacten tussen kerncentrales te onderhouden om kennis en ervaringen uit te wisselen. Wettelijk toezicht in Nederland valt onder de verantwoordelijkheid van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), die het toezicht ook uitvoert. De ANVS ziet erop toe dat alle nucleaire installaties in Nederland de relevante veiligheidseisen naleven. Ook zorgt de ANVS dat veiligheids- en beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Er zijn regelmatig contacten tussen de kerncentrale en de ANVS. Inspecteurs houden vaak ter plekke toezicht en controles. Zij kijken of de vergunningen worden nageleefd, of technische specificaties en de werkwijzen kloppen en of voorgenomen wijzigingen aan installaties mogen worden uitgevoerd.
Premiestelling en kostendekkendheid
De doelstelling is dat een premie wordt geïnd die een reële weergave vormt van het risico voor de Staat. Voor de berekeningssystematiek wordt aangesloten bij de premieberekening die de markt hanteert voor kernongeval schadeverzekeringen. De premies worden niet afgestort in een begrotingsreserve. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze regeling.
8. Garantie Fortis Corporate Insurance (FCI)
Doel en werking garantieregeling
De Staat heeft garanties en vrijwaringen afgegeven aan de koper van Fortis Corporate Insurance (Amlin PLC, € 5,5 mln.) als gevolg van de verkoop van de staatsdeelneming. Garanties en vrijwaringen zijn gebruikelijk bij dit soort transacties. Hiermee wordt voorkomen dat de koper bepaalde risico's verdisconteert in een lager bod op de aandelen.
Kans, impact en beheersing risico’s
Voor FCI zijn er tot op heden geen aanwijzingen dat het risico op uitbetaling zich materialiseert. Het ligt ook niet voor de hand dat ruim 15 jaar na de verkoop nog claims zullen binnenkomen. Echter de vrijwaring heeft geen einddatum, dus het is niet uitgesloten dat nog een beroep op de vrijwaring zal worden gedaan. Voor de beheersing van de risico’s is een maximumbedrag opgenomen.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor de garanties aan FCI ontvangt de Staat geen premie. Tot op heden heeft geen uitkering plaatsgevonden onder de garantie.
9. Garantie TenneT
Doel en werking garantieregeling
Door de grote investeringsagenda van TenneT neemt de financierings-behoefte fors toe. Om te zorgen dat TenneT Nederland deze investeringsopgave kan financieren, heeft het kabinet begin 2025 besloten een garantie af te geven. Daarmee kan TenneT NL leningen aantrekken met dezelfde kredietwaardigheid als de Nederlandse Staat (AAA), en zodoende meer en goedkoper schuld ophalen op de kapitaalmarkt.
Kans, impact en beheersing risico's
De garantie heeft een schuldplafond, gebaseerd op de reeds uitstaande schuld van TenneT NL en de verwachte financieringsbehoefte die zij nodig heeft om alle wettelijke verplichte investeringen te financieren. De hoogte van het schuldplafond wordt minimaal één keer per jaar bij de Voorjaarsnota herijkt, zodat het totale plafond dekkend is voor de benodigde financiering van alle wettelijke investeringen plus de reeds uitstaande schuld. In 2025 bedraagt het schuldplafond van de garantie € 52 mld.
De som van alle uitstaande schuld van TenneT NL onder de garantie is het theoretische totaalrisico voor de Staat. Aangezien TenneT NL haar schuldpositie over de jaren zal opbouwen, zal dit totaalrisico de komende jaren (ruim) onder het garantieplafond zitten. Het reële risico voor de Staat is echter een stuk lager. Tegenover de financiële verplichtingen heeft TenneT NL namelijk bezittingen (activa) die een grote waarde vertegenwoordigen. Deze bezittingen zijn echter niet liquide, maar kunnen op termijn wel gebruikt worden om inkomsten te genereren. Gegeven deze mitigerende factoren op de balans van TenneT NL is het reële risico voor de Staat fors lager dan de totale schuld die uitstaat onder de garantie.
Premiestelling en kostendekkendheid
De Staat ontvangt een garantiepremie voor het verstrekken van de garantie aan TenneT Nederland. De premie wordt betaald over alle schuld die TenneT nieuw heeft aangetrokken onder de garantie en wordt gelijkgesteld aan het verwachte financieringsvoordeel dat TenneT krijgt door het verstrekken van de garantie. Omdat dit een risicoregeling is zonder begrote schade, worden de premie en de schade conform beleidskader risicoregelingen als ontvangsten en uitgaven in de staatsschuld geboekt.
11. Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO)
Doel en werking garantieregeling
De Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) is in 1970 opgericht om duurzame economische groei in ontwikkelingslanden te bevorderen, door het verschaffen van eigen vermogen of leningen voor projecten die impact creëren en voldoen aan FMO’s standaarden op het gebied van sociale omstandigheden, milieu en «good governance». Hierbij gaat het alleen om projecten die niet door marktpartijen gefinancierd kunnen worden, voornamelijk vanwege het hoge risico dat zij associëren met onder meer het investeren in ontwikkelingslanden. FMO verschaft kapitaal, garanties en leningen aan private partijen in die landen. FMO behartigt een publiek belang van de Nederlandse overheid (private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden) en is om die reden een staatsdeelneming. FMO investeert additioneel aan de markt en draagt daarmee bij aan de Sustainable Development Goals, waaronder mondiale armoedebestrijding en tegengaan van (de negatieve gevolgen van) klimaatverandering.
Kans, impact en beheersing risico’s
Er is in 2023 een akkoord getekend over een herziene staatsgarantie tussen de Staat en FMO. De herziening van de garantie betekende een beperking van het risico van de Staat ten opzichte van de garantie uit 1998. Nu geldt een schuldplafond voor FMO van USD 16 mld. (oftewel € 15,4 mld.) voor de periode 2023-2028, waardoor het risico voor de Staat wordt gemaximeerd. Daarnaast is FMO een jaarlijkse premie verschuldigd ter compensatie voor het risico van de Staat. Ook vindt een periodieke vijfjaarlijkse evaluatie van de garantie plaats door het ministerie van Financiën en het ministerie voor Buitenlandse Zaken en FMO waarbij het schuldplafond en de premie ook aan bod komen.
De kans dat FMO een beroep zal doen op de garantie is zeer klein. Er staan verschillende mitigerende maatregelen tegenover het risico voor de Staat, zoals een sterke kapitaalpositie, een sterke liquiditeitspositie en risicomanagement waar toezicht door de DNB op wordt gehouden. In de afgelopen 30 jaar heeft FMO slechts één jaar verlies geleden (in 2020 vanwege de gevolgen van de coronacrisis). FMO heeft in de afgelopen jaren aanzienlijke reserves opgebouwd die als buffers dienen voor eventuele toekomstige verliezen.
De impact van het risico is in theorie groot, maar het reële risico van de Staat is echter een stuk lager dan het schuldplafond en het theoretische totaalrisico. Het theoretische totaalrisico betreft de som van alle financiële verplichtingen van FMO. Tegenover de financiële verplichtingen van FMO heeft FMO activa (zoals EU (Europese Unie) staatsobligaties, DNB deposito’s en andere liquide middelen) die een bepaalde waarde vertegenwoordigen. De waarde van deze activa verlaagt de hoeveelheid steun die nodig is in geval dat FMO een beroep doet op de garantie, aangezien deze activa in een crisissituatie door FMO kunnen worden aangewend. Daarnaast heeft FMO overige activa die, hoewel minder liquide en in stress scenario’s minder waardevast dan de bovenstaande activa, ook een bepaalde waarde vertegenwoordigen. Voorbeelden hiervan zijn uitstaande leningen en investeringen in het eigen vermogen van andere ondernemingen. Gegeven deze mitigerende factoren is het reële risico voor de Staat fors lager dan het theoretische, maximale risico.
Premiestelling en kostendekkendheid
FMO betaalt in de periode 2023 ‒ 2028 een jaarlijkse garantiepremie van € 1 mln. per jaar aan de Nederlandse Staat. Na afloop van deze periode actualiseert de Staat de hoogte van de garantiepremie. Voorheen betaalde FMO geen premie voor de garantie. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.
12. Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)
Doel en werking garantieregeling
In 2015 is besloten om toe te treden tot de nieuw op te richten Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB), welke sinds januari 2016 operationeel is. Op basis van een door de oprichtende aandeelhouders bepaalde verdeelsleutel heeft Nederland een aandeel toegewezen gekregen en zich hierop ingeschreven. Dit aandeel bestaat uit een gedeelte ingelegd (paid-in) kapitaal (20%) en een gedeelte garantiekapitaal (80%). Deze verplichting betreft het garantiekapitaal. Het Nederlandse aandeel in het garantiekapitaal wordt voor 2026 geraamd op € 792,4 mln.
De doelstelling van de AIIB is tweeledig:
1. het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het creëren van welvaart en het verbeteren van het infrastructuurnetwerk in Azië door te investeren in infrastructuur en andere productieve sectoren;
2. het bevorderen van regionale samenwerking en partnerschappen door samen te werken met andere multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstellingen bij het adresseren van ontwikkelingsuitdagingen.
Kans, impact en beheersing risico’s
De garantie kan worden ingeroepen door de AIIB op het moment dat de instelling niet meer aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt, wordt echter als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises. De AIIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Het interne beleid t.a.v. kapitaaltoereikendheid is zeer prudent en erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. De externe kredietbeoordelingsbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de AIIB allen een AAA/Aaa-rating, wat een reflectie is van onder meer de governance-raamwerken van de AIIB, waaronder het risicomanagement- en liquiditeitbeleid van de AIIB, de sterke kapitaaltoereikendheid en de steun van de brede aandeelhoudersbasis.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij dit zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de AIIB hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de AIIB, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort.
13. DNB – deelneming in kapitaal IMF
Doel en werking garantieregeling
De Nederlandse Staat verleent aan DNB een garantie om het risico te dekken indien het International Monetary Fund (IMF) in gebreke blijft. Deze garantie wordt alleen ingeroepen in het geval dat het IMF niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en een beroep doet op middelen van DNB. Bovendien geeft de Nederlandse Staat garanties af aan DNB voor het doorlenen van SDRs (Special Drawing Rights) aan het IMF voor speciale fondsen, namelijk de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT) voor het verstrekken van concessionele leningen aan lage-inkomenslanden, en de Resilience and Sustainability Trust (RST) voor het verstrekken van leningen aan landen om structurele lange-termijn uitdagingen, zoals klimaatverandering, het hoofd te bieden.
De totale Nederlandse deelname aan alle IMF-faciliteiten, en de corresponderende garanties van de Staat aan DNB, wordt voor 2026 geraamd op € 34,5 mld.4
Kans, impact en beheersing risico’s
De kans dat het IMF in gebreke blijft bij DNB op de algemene middelen van het IMF en DNB daarom de garantie bij het ministerie van Financiën moet inroepen, is zeer klein. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises.
Er zijn verschillende mitigerende factoren die ervoor zorgen dat deze kans zeer klein is. Het IMF verstrekt leningen aan landen met betalingsbalansproblemen. In de eerste plaats kent een IMF-steun waar nodig conditionaliteiten. Hiermee verlangt het IMF niet alleen economische aanpassingen van de lidstaat om de betalingsbalansproblemen op orde te krijgen, maar zorgt het IMF er ook voor dat het land de lening tijdig terugbetaalt. Ten tweede heeft het IMF een de facto Preferred Creditor Status, waardoor het IMF bij terugbetalingen voorrang krijgt boven andere private en publieke crediteuren. Tenslotte hanteert het IMF ook een reservebuffer, die ongeveer SDR 15-20 mld. bedraagt, waarmee achterstallige betalingen kunnen worden opgevangen. Het komt overigens nauwelijks voor dat landen achterstanden hebben bij het IMF, mede dankzij het prudente beleid dat het IMF voert. Een belangrijk element hierin vormt het toegangsbeleid: voordat het IMF een programma verstrekt wordt vastgesteld of een land voldoende capaciteit heeft om het IMF terug te betalen. Daarnaast zijn er richtlijnen voor limieten van leningen zodat het IMF grenzen kan stellen aan de beschikbare financiering voor een programma.
Ook de kans dat het IMF in gebreke blijft op de PRGT of de RST is klein. De eerdergenoemde waarborgen voor de algemene middelen gelden ook voor middelen uit de PRGT en RST. In de afgelopen 25 jaar is het slechts één keer voorgekomen dat er een betalingsachterstand ontstond bij de PRGT. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de impact van de coronacrisis en de mondiale gevolgen van de oorlog in Oekraïne zonder precedent is en dat voor een aantal landen dat gebruik maakt van PRGT-middelen in de aankomende jaren een onhoudbare schuldsituatie dreigt. De PRGT heeft reserves, waardoor betalingsachterstanden niet direct een risico vormen voor het inroepen van de garantie.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor de afgegeven garanties aan DNB wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Het IMF zelf ontvangt geen garantie van de Nederlandse Staat en betaalt dus ook geen premie voor deze garantie aan de Nederlandse Staat. Het IMF vraagt wel premie aan landen die financiële steun krijgen en betaalt een premie aan landen die middelen verstrekken. Dit laatste geldt ook voor Nederland. Wanneer het IMF een beroep doet op een Nederlandse lening, krijgt DNB hiervoor een vergoeding; de SDR-rente. Deze is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de 3 maandrente op staatspapier van de onderliggende valuta van de SDR, de Euro/Dollar/Yen/Renminbi en Pond. De SDR-rente kan niet negatief worden en kent een minimum van 5 basispunten (0,05%). Momenteel keert het IMF de SDR-rente van 2,957%5 uit over het deel van de IMF-faciliteiten waarop het IMF bij DNB getrokken heeft.6 Het IMF is kostendekkend, de uitvoeringskosten van het monitoren en opstellen van programma’s wordt door het IMF gedragen. Het IMF kent een complexe vergoeding structuur. In de basis rekent het IMF een vergoeding voor de gelopen risico’s voor programmafinanciering. Voor programma’s die groot van omvang zijn wordt een extra opslag gerekend omdat deze een groter risico kennen. Deze opslag kan na verloop van tijd verder worden verhoogd om groot en langdurig gebruik van IMF-middelen te ontmoedigen. Ook rekent het IMF een vergoeding om de uitvoeringskosten van een programma te dekken. Een uitzondering wordt gemaakt voor lage-inkomenslanden: zij betalen een lagere premie via de PRGT.
14. EIB-kredietverlening in ACP en OCT
Doel en werking garantieregeling
De European Investment Bank (Europese Investeringsbank, EIB) verricht activiteiten in de landen in Sub-Sahara-Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ook wel de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen genoemd, ofwel de ACP-landen), alsmede in Europese Overzeese Gebieden (Overseas Countries and Territories, ofwel OCT-landen). De projecten in deze regio’s richten zich op economische ontwikkeling via de ontwikkeling van de private sector en de financiële sector, investeringen in infrastructuur en het verbeteren van het ondernemingsklimaat. Een deel van deze activiteiten wordt bekostigd uit het Investment Facility, een ‘revolverend fonds’ dat gefinancierd is uit het European Development Fund (EDF). De EIB financiert daarnaast ook activiteiten uit eigen middelen. Op deze eigen middelen hebben de lidstaten vier garanties (Lomé IV, Cotonou I, Cotonou II en Cotonou III) afgegeven om het risico dat op deze activiteiten wordt gelopen af te dekken. Voor 2026 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 76,7 mln.
Kans, impact en beheersing risico’s
In tegenstelling tot de algemene garantie op de EIB die op instellingsniveau is ingericht (zie nr. 19), dekt de garantie op EIB-kredietverlening onder eigen middelen in ACP en OCT individuele projecten. De EIB schat de verwachte verliezen voor het totale portfolio onder de vier garanties op 5,01%7. Er is geen uitgavenraming opgenomen op de Financiënbegroting omdat niet in te schatten is wanneer potentiële verliezen zich voordoen en de spreiding over de jaren groot is (de laatste terugbetalingen vinden plaats in 2050), waardoor de hoogte van een potentieel verlies in enig jaar relatief gering zal zijn. Verliezen zullen, zodra deze wel concreet zijn, in de begroting worden opgenomen. In uitzonderlijke gevallen kan dit, als een verlies aan het einde van een jaar concreet wordt, betekenen dat de uitgaven pas in de slotwet kunnen worden verwerkt.
Om inspraak van de lidstaten in financieringsbesluiten - gefinancierd uit zowel het EDF als eigen middelen - te waarborgen, is er een comité opgericht waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit comité beoordeelt alle investeringsvoorstellen inhoudelijk en brengt advies uit aan de Raad van bewind van de EIB inzake eventuele goedkeuring. Tevens heeft het beheer van de portefeuille dezelfde waarborgen als de EIB-portefeuille binnen de EU.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen en er worden geen middelen gestort in een begrotingsreserve. Door de aandeelhouders wordt geen dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij de garantie zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/EU-lidstaten in de ACP- en OCT-landen hebben gesteld.
15. EIB pan-Europees garantiefonds
Doel en werking garantieregeling
De EIB heeft in 2020 het pan-Europees garantiefonds (EGF) opgericht om de negatieve economische gevolgen van de coronacrisis te beperken. Het pan-Europees garantiefonds van € 25 mld. wordt beheerd door de EIB-groep, waarmee tot € 200 mld. aan financiering voor Europese bedrijven, met name midden- en kleinbedrijf, kan worden gemobiliseerd. Het fonds heeft als doel de economische gevolgen van corona in de reële economie op te vangen door het verstrekken van liquiditeit aan de bedrijven in Europa.
Het EGF financiert hoge risicoprojecten die de EIB-groep normaliter niet zou financieren, waardoor de activiteiten van het EGF complementair zijn aan de reguliere activiteiten van de EIB-groep. Het EGF verstrekt first loss garanties aan de EIB en het Europees Investeringsfonds (EIF) waarmee eventuele eerste verliezen op in aanmerking komende operaties in deelnemende lidstaten gedekt worden. Verliezen uit het EGF worden door de lidstaten die deelnemen aan het EGF naar rato gedragen en door lidstaten in vaste termijnen betaald. De totaal te betalen verliezen kunnen niet meer zijn dan de individuele inleg per lidstaat. De hoogte van de in te leggen garanties door lidstaten wordt bepaald naar rato van het stemgewicht van de lidstaat bij de EIB.
De allocatieperiode voor de producten in het fonds is afgelopen, er zullen geen nieuwe producten meer worden uitgegeven. Hierdoor heeft de EIB het maximum van de garantieomvang kunnen vaststellen. Voor 2026 wordt de garantie voor Nederland geraamd op € 953,5 mln. (5,21% stemgewicht).
Het fonds zal blijven bestaan totdat één van de volgende situaties zich voordoet: het fonds wordt opgeheven met een unaniem besluit van de deelnemende lidstaten, de onderliggende committeringen zijn verlopen of de einddatum van 31 december 2037 is bereikt. Aan het eind van de investeringsperiode zal de Contributors Committee op basis van een voorstel van de EIB bepalen of een verlaging van de garanties van de lidstaten passend is gegeven de dan uitstaande committeringen.
Kans, impact en beheersing risico’s
Indien het garantiefonds moet uitbetalen aan een garantiehouder, worden de lidstaten gevraagd om een deel van hun garanties om te zetten in een betaling zodat het garantiefonds aan haar verplichtingen kan voldoen. De verwachte netto verliezen van het fonds worden rond de 20% geschat. De EIB baseert zich hierbij op de gemiddelde netto verwachte verliezen in een conservatief scenario (23%) en een basis scenario (16,6%). De netto verwachte verliezen van 20% bestaan uit de verwachte verliezen op het portfolio inclusief de terugvorderingen plus alle kosten die voortkomen uit het opzetten en beheren van het fonds min de verwachte inkomsten.
De EIB zal actief ex ante risicobeheer toepassen om de verwachte netto verliezen rond de 20% te houden en regelmatig rapporteren over de gerealiseerde en verwachte verliezen aan het zogeheten Contributors Committee van het EGF, waarin Nederland zitting heeft. Dit comité is verantwoordelijk voor de besluitvorming van het gebruik van de EGF garantie voor individuele operaties van de EIB en het EIF. Deze besluitvorming zal gebeuren op basis van een gekwalificeerde meerderheid. Dat wil zeggen dat 50% van de deelnemende lidstaten die minimaal twee derde van de totale bijdrages aan het EGF vertegenwoordigen, moet instemmen om een voorstel goed te keuren. Belangrijke strategische besluiten vereisen een supermeerderheid (50% van de deelnemende lidstaten goed voor 80% van de totale bijdrages). Vergaderingen van het comité zullen op oproepbasis plaatsvinden, minimaal één keer per jaar. Daarnaast doorlopen alle onderliggende investeringsvoorstellen die door het fonds gegarandeerd worden de reguliere besluitvormingsprocedures bij de EIB of het EIF. Nederland is vertegenwoordigd in de Raad van Bewind van de EIB.
Premiestelling en kostendekkendheid
Opbrengsten van het garantiefonds (bestaande uit premies voor gebruik van de garanties) zullen in eerste instantie gebruikt worden om de uitvoeringskosten van het fonds te dekken. Eventuele resterende financiële voordelen van de garanties komen ten goede aan de lidstaten die hebben ingelegd in het fonds op pro-rata basis.
16. European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)
Doel en werking garantieregeling
De EBRD (ofwel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is opgericht om de landen in Midden- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet Unie bij te staan in hun transitie naar een democratie en naar een markteconomie. Inmiddels is het operatiegebied uitgebreid met een aantal Centraal-Aziatische landen en enkele landen in de Zuidoostelijk Mediterrane regio. Het mandaat van de EBRD is specifiek gericht op de transitie van (aanvankelijk ex-communistische) economieën naar markteconomieën met een robuuste private sector en integratie daarvan in de wereldeconomie. De EBRD wordt gefinancierd door kapitaal, waarvan zo’n 20% is ingelegd door de lidstaten (paid-in) en de rest wordt verstrekt in de vorm van garanties (callable capital). Dat laatste betreft het garantiekapitaal dat door deelnemende landen, waaronder Nederland, is afgegeven en kan worden ingeroepen in het geval de instelling niet meer kan voldoen aan haar financiële verplichtingen. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de EBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan voornamelijk de private sector. Voor 2026 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 589,1 mln.
Kans, impact en beheersing risico’s
De garantie kan alleen worden ingeroepen door de EBRD wanneer de EBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en de bank dus failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt wordt als zeer klein aangemerkt. De EBRD voert een prudent beleid en het liquiditeit- en risicobeleid zijn conservatief. Hoewel de EBRD verliezen heeft geleden als gevolg van de oorlog in Oekraïne, is de kapitaalpositie nog altijd sterk, met een gezonde verhouding tussen de portfolio en de capaciteit om het risico in de portfolio te dragen. Het interne beleid t.a.v. kapitaal-toereikendheid is zeer prudent en erop gericht dat kapitaalgaranties nooit ingeroepen hoeven te worden. Om aan de eisen van kapitaal-toereikendheid te blijven voldoen terwijl de EBRD in Oekraïne blijft investeren, is de kapitaalbasis van de EBRD in voorgaande jaren met € 4 mld. verhoogd. Nederland droeg hier in 2024 € 100 mln. aan bij.
De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de EBRD allen een AAA/Aaa-rating. Ook heeft de EBRD een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft het dagelijks bestuur van de EBRD een Audit comité dat de risico’s van de EBRD nauwgezet in de gaten houdt. Er is daarnaast een intern Audit comité dat toeziet op de kwaliteit van procedures en processen (deze rapporteert aan de president van de EBRD).
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EBRD hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EBRD, welke de aandeelhouders, waaronder Nederland, toebehoort. Uit het eigen vermogen worden regelmatig (beperkt) middelen onttrokken met goedkeuring van de Raad van Gouverneurs, bijvoorbeeld voor het EBRD-fonds waaruit onder andere technische assistentie-activiteiten worden betaald of het door de EBRD beheerde Chernobyl Shelter Fund. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling.
17, 22, 25 en 26. Garanties uit hoofde van de marges in het EU-Eigenmiddelenbesluit (European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM), Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit), Next Generation EU (NGEU), Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)
Doel en werking garantieregelingen
De begroting van de EU wordt hoofdzakelijk gefinancierd door zogenoemde eigen middelen van de Unie. Sluitpost van deze eigen middelen is een nationale afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten. Voor iedere euro die de EU aanvullend uitgeeft naast wat er in de jaarlijkse EU-begroting wordt vastgesteld, worden de bijdragen van de lidstaten bepaald door het aandeel van hun bni in het totale bni van de EU.
De omvang van de jaarlijkse begroting is gemaximeerd door de plafonds zoals die vastgelegd zijn in het Meerjarig Financieel Kader, vermeerderd met de toegestane uitgaven voor zogenoemde speciale instrumenten. Dit maximum voor de jaarbegroting vormt de basis voor de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting op de begroting van Buitenlandse Zaken (artikel 3.1).
Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen, wordt in het Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (het Eigenmiddelenbesluit) een jaarlijks maximum vastgelegd voor de eigen middelen die de Unie op mag vragen bij de lidstaten. Dit ligt hoger dan het hiervoor beschreven maximum voor de jaarlijkse begroting. In het Eigenmiddelenbesluit, dat op 1 juni 2021 met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in werking is getreden, is voorzien in een reguliere marge bovenop het maximum voor de jaarlijkse begroting en een tijdelijke aanvullende marge t/m 2058 ten behoeve van het Europees Herstelinstrument (NGEU). Deze marge dient voornamelijk als zekerheid voor de aflossings- en renteverplichtingen op leningen die de Unie aan kan gaan. Deze leningen worden gebruikt om middelen te mobiliseren voor het verstrekken van financiële steun in buitengewone omstandigheden, in de vorm van leningen van de Unie aan lidstaten (op basis van artikel 143 en 122 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU). Voor financiële steun in buitengewone omstandigheden kan moeilijk gebudgetteerd worden in de EU-begroting, dus mobiliseert de Unie de benodigde middelen door deze te lenen op de kapitaalmarkt of bij financiële instellingen. In het onwaarschijnlijke geval dat lidstaten de rente- en aflossingsverplichtingen op de aan hen verstrekte leningen niet tijdig aan de Unie voldoen, zal de Unie aanvullende eigen middelen opvragen bij de lidstaten, opdat de Unie zelf wel tijdig in staat zal zijn om de eigen rente- en aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen.
De risico’s voor de Nederlandse afdrachten aan de EU die daardoor ontstaan worden als garantieverplichting in de begroting opgenomen, uitgesplitst naar de specifieke instrumenten die de Europese Commissie machtigen om namens de Unie middelen te lenen. Voor alle instrumenten geldt dat het Nederlandse aandeel in de garantstelling wordt bepaald door het aandeel van het Nederlandse bruto nationaal inkomen (bni) in het totale bni van de Europese Unie. Door veranderingen in dit aandeel zullen de garanties regelmatig moeten worden bijgesteld. De begroting zal hier op de standaard momenten voor worden bijgewerkt. De garanties brengen het totale (verwachte) risico voor Nederland over de looptijd van de instrumenten in kaart. Bij het opvragen van aanvullende afdrachten voor het voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen, kan de Commissie als voorlopige maatregel afwijken van een verdeling naar rato van het bni, als sommige lidstaten niet in staat zijn tijdig hun volledige bijdrage te leveren. In dat geval kan het voorkomen dat Nederland tijdelijk een hogere bijdrage levert dan op basis van het bni-aandeel verwacht wordt. Deze tijdelijke afwijking van bijdragen naar rato van het bni-aandeel wordt bij de eerstvolgende aanpassing van de EU-begroting hersteld. Om deze reden zal het Nederlandse risico, wat voor de gehele looptijd van de instrumenten wordt weergegeven, niet hoger zijn door deze tijdelijke afwijking van de bijdragen.
European Financial Stabilisation Mechanism
Het EFSM is bedoeld om de financiële stabiliteit van de Europese Unie in stand te houden door financiële bijstand te verlenen aan lidstaten waarin sprake is van een feitelijke of ernstig dreigende economische of financiële verstoring die wordt veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen8, op basis van artikel 122.2 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Via het EFSM kan de Europese Unie leningen aan deze lidstaten verstrekken. Deze steun gaat gepaard met een economisch en financieel aanpassings-programma dat de lidstaat uitvoert. Het mechanisme kent geen einddatum, maar de verwachting is dat het EFSM niet meer zal worden gebruikt omdat voor niet-eurolanden de betalingsbalansfaciliteit beschikbaar is en voor eurolanden het ESM. Omdat verder gebruik van het mechanisme onwaarschijnlijk is, wordt de garantie gebaseerd op de rente- en aflossingsverplichtingen op de momenteel voor het EFSM uitstaande Unieschuld (die is gebruikt voor het verstrekken van leningen aan Portugal en Ierland). Dit houdt ook in dat bij het aflossen van deze uitstaande schuld de garantie in omvang zal dalen. Omdat op basis van afspraken uit 2013 nog tot 2026 sprake kan zijn van het doorrollen van een deel van de uitstaande schuld, kunnen wijzigingen in de couponrentes tot die tijd nog voor wijzigingen in de hoogte van de garantie zorgen. Het Nederlandse aandeel in de garantie voor het EFSM wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU plus het Verenigd Koninkrijk (VK), omdat het VK middels het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK nog aansprakelijk is voor de financiële verplichtingen die de Unie voor de financiering van het EFSM is aangegaan. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2026 geraamd op € 2,8 mld. (inclusief rente).
Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit)
De BoP-faciliteit is bedoeld voor niet-eurolanden met feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans9, op basis van artikel 143 van het VWEU. Via de betalingsbalansfaciliteit kan de Europese Unie voor maximaal € 50 mld. aan leningen aan deze lidstaten verstrekken. Deze steun gaat gepaard met een herstelprogramma dat de lidstaat uitvoert. De faciliteit kent geen einddatum. Daarom wordt de garantie op de Nederlandse begroting gebaseerd op het maximale bedrag dat aan steun kan worden verleend, waarbij voor zowel de aflossing als voor de rentebetalingen op de door de Unie aangegane schuld een inschatting moet worden gemaakt. Op dit moment staat er onder de BoP een lening uit aan Letland (van voor de introductie van de euro in Letland in 2014), waarvoor het Nederlandse aandeel in de garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU plus het Verenigd Koninkrijk (VK), omdat het VK middels het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK nog aansprakelijk is voor de financiële verplichtingen die de Unie voor deze financiering is aangegaan. Voor toekomstige leningen onder de BoP zal dit niet gelden. Echter, de BoP wordt begroot op basis van de maximale uitleencapaciteit, waarvoor het Nederlandse bni-aandeel hierin wordt bepaald door het Nederlandse bni aandeel in het bni aandeel van de EU. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2026 geraamd op € 4,1 mld. (inclusief rente).
Next Generation EU (NGEU)
NGEU is ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om het herstel van de gevolgen ervan te ondersteunen10, op basis van artikel 122 van het VWEU. De Europese Commissie zal daartoe middelen lenen conform de gepresenteerde leenstrategie11 en deze zowel gebruiken voor het verstrekken van leningen aan lidstaten als voor het financieren van uitgaven van Unieprogramma’s. De voor NGEU opgenomen garantieverplichting op de Financiënbegroting heeft alleen betrekking op de middelen die gebruikt worden voor het verstrekken van leningen aan lidstaten, binnen de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF). De aflossing en rente op de leningen die de Unie aangaat voor het financieren van uitgaven (voornamelijk via de RRF maar ook via andere Unieprogramma’s) zullen worden betaald via de EU-begroting. De gevolgen voor de Nederlandse begroting zijn vanaf 2028 meegenomen in de raming van de afdrachten aan de EU-begroting op de begroting van Buitenlandse Zaken. Via NGEU kan de Europese Unie tot het eind van 2026 voor maximaal € 360 mld. (in prijzen van 2018) aan leningen verstrekken aan lidstaten en de daarvoor benodigde middelen zelf lenen. De garantie is gebaseerd op een raming van de uitstaande schuld en de renteverplichtingen, op basis van informatie van de Commissie. Omdat het moment van uitgifte van het schuldpapier van de Unie, de looptijd en de couponrente nog niet bekend zijn voor de volledige omvang van het instrument, is deze raming met veel onzekerheid omgeven. De raming wordt doorlopend aangepast aan de hand van de werkelijke schulduitgifte door de Unie. Aflossing van de schuld zal daarbij op termijn zorgen voor een daling van de garantie. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt bepaald door het Nederlandse bni-aandeel in het bni van de EU en wordt voor 2026 geraamd op € 30,3 mld. (inclusief rente).
Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)
SURE is in 2020 ingesteld in reactie op de coronacrisis en bedoeld om lidstaten te ondersteunen bij het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, en in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek7 (op basis van artikel 122 van het VWEU). Via SURE kan de Europese Unie maximaal € 100 mld. leningen aan lidstaten verstrekken en de lidstaten staan hiervoor garant. De leningen konden tot het eind van 2022 worden verstrekt. Het Nederlandse aandeel in deze garantie wordt voor 2026 geraamd op € 6,0 mld. (inclusief rente). De garantie wordt gebaseerd op de maximale uitleencapaciteit van SURE, inclusief rentelasten. De rentelasten zijn gebaseerd op de daadwerkelijke rentelasten van de desbetreffende uitstaande schuld van de Unie. Voor het gedeelte van SURE wat nog niet is uitgegeven, is dit gebaseerd op een raming op basis van informatie versterkt door de Commissie. Aflossing van de schuld zal daarbij op termijn zorgen voor een daling van de garantie aangezien SURE daarna niet opnieuw kan worden gebruikt. Voor SURE geldt dat ook een bilaterale garantie door de lidstaten aan de Unie is verstrekt. Dit was nodig omdat ten tijde van de besluitvorming over dit instrument onvoldoende zekerheid bestond over de hoogte van de marge onder het plafond voor de eigen middelen. Deze bilaterale garantie van de lidstaten bedraagt in totaal € 25 mld. (onderdeel van de totale omvang van SURE van € 100 mld.), waar Nederland voor 5,8% garant voor staat, en wordt alleen ingeroepen als de marge onder het plafond voor de eigen middelen onvoldoende is.
Kans, impact en beheersing risico’s
De mogelijkheid om tot aan het plafond voor de eigen middelen aanvullende afdrachten op te vragen bij de lidstaten, geeft de Europese Unie aanvullende zekerheid dat zij aan haar financiële verplichtingen richting de kapitaalmarkt en financiële instellingen kan voldoen. De verwachting is echter dat de lidstaten die leningen van de Unie hebben ontvangen, deze ook terug kunnen betalen. Al deze leningen worden verstrekt met het oog op het voorkomen van economische en financiële schade dan wel het bespoedigen van economisch herstel. In het geval van BoP, EFSM en NGEU is het verstrekken van leningen voorwaardelijk aan het uitvoeren van een herstel- of aanpassingsprogramma. Bij SURE zijn de leningen voorwaardelijk aan de kosten die landen maken voor het stabiliseren van hun economie.
Daarnaast kan de Europese Commissie een beroep op aanvullende afdrachten van de lidstaten aan de Unie voorkomen of beperken door zorgvuldig kasbeheer en het aanhouden van voldoende marges in de jaarlijkse begroting van de Unie. Een beroep op de lidstaten leidt tot aanvullende nationale afdrachten aan de Europese Unie en heeft daardoor een effect op zowel het Nederlandse EMU-saldo (Europese Monetaire Unie) als de EMU-schuld. Er is tot op heden geen beroep op aanvullende afdrachten voor lidstaten gedaan door de Unie.
Premiestelling en kostendekkendheid
Conform de verordeningen waarmee de instrumenten zijn opgericht en middels het Financieel Reglement12 dragen de lidstaten die de steun van de Unie ontvangen alle kosten die de Unie met betrekking tot financiële bijstand aan deze lidstaat heeft gemaakt.
18 en 20. European Financial Stability Facility (EFSF) en European Stability Mechanism (ESM)
Doel en werking garantieregeling
In 2010 is besloten tot de oprichting de EFSF en tot de oprichting van een permanent noodmechanisme, het ESM. Deze noodmechanismen verstrekken steun aan eurozonelanden in nood onder strikte voorwaarden. In 2026 staat Nederland naar verwachting voor maximaal € 34,2 mld. garant voor het EFSF en € 37,3 mld. voor het ESM. Voor ESM geldt dat dit de stand ultimo 2024 betreft aangevuld met de ophoging van € 2,0 mld. in 2026. De toetreding van Kroatië tot het ESM startte het proces om de ESM-kapitaalsleutel uit 2009 te herzien, wat resulteerde in een toename van de Nederlandse garantie voor ESM. Aangezien deze actualisatie is uitgesteld en de verwachting nu is dat de nieuwe kapitaalsleutel per 1 januari 2026 van toepassing is, verschuift de toename van de Nederlandse garantie voor het ESM van 2025 naar 2026. Daarmee komt de geraamde ophoging van € 1,4 mld. in 2025 te vervallen, wat bij het eerstvolgende begrotingsmoment zal worden verwerkt.
De noodfondsen ontvangen rentevergoedingen voor de verstrekte leningen. Het EFSF wordt in principe niet meer gebruikt voor het verstrekken van nieuwe stabiliteitssteun, maar beheert de nog uitstaande leningen aan Ierland, Portugal en Griekenland. Bij het beheer van de uitstaande leningen van het EFSF aan Griekenland is sprake van uitgestelde rentebetaling op een deel van de verstrekte leningen. Dit is het gevolg van schuldmaatregelen uit november 2012 en juni 2018. De uitgestelde rente leidt ertoe dat de vordering van het EFSF op Griekenland t/m 2032 toeneemt. Deze rente wordt berekend op basis van de financieringskosten van het EFSF en is daardoor aan verandering onderhevig (zie ook premiestelling en kostendekkendheid).
Kans, impact en beheersing risico’s
De regeling betreft financiële steun aan landen middels een leningenprogramma met strikte voorwaarden die in tranches wordt uitgekeerd. De steun is erop gericht om zo spoedig mogelijk weer een houdbare financieel-economische positie te realiseren voor de lidstaat en weer toegang te verkrijgen tot de financiële markten.
Op het moment dat een lidstaat, die steun uit het EFSF ontvangt, niet aan de betalingsverplichtingen aan het EFSF kan voldoen en als gevolg daarvan het EFSF haar schuldeisers niet meer kan betalen, zal Nederland naar rato van zijn aandeel in de garantie moeten bijdragen aan de rentebetalingen en de aflossing aan de schuldeisers van het EFSF. Als andere landen die garanties hebben verleend op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het EFSF te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen, tot maximaal de verstrekte garantie (165% van het Nederlandse aandeel in de garantie voor de hoofdsom en renteverplichtingen op de uitstaande schuld van het EFSF). Het EFSF krijgt hierbij een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Zodra het EFSF garanties inroept heeft dit dus effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.
Het ESM kent een andere structuur, waardoor de risico’s voor landen die garanties verstrekken zijn ingeperkt. Indien lidstaten die steun hebben ontvangen uit het ESM niet in staat zijn om aan de betalingsverplichtingen aan het ESM te voldoen en als gevolg daarvan het ESM haar schuldeisers niet meer kan betalen, dan zal het ESM deze verliezen moeten opvangen. Het ESM zal dan eerst putten uit het reservefonds, daarna uit het ingelegd kapitaal en als laatste optie pas het oproepbaar kapitaal (garanties) bij lidstaten oproepen. Als andere garanderende landen op dat moment niet in staat zijn hun bijdrage aan het ESM te voldoen, dan zal Nederland (samen met andere lidstaten) hier ook (naar rato) voor moeten betalen, tot maximaal het bij Nederland oproepbare kapitaal. Het ESM krijgt hierbij een vordering op de in gebreke blijvende garanderende lidstaat. Naast deze opzet, worden de risico’s beheerst doordat het ESM een Preferred Creditor Status kan claimen over andere crediteuren (behalve ten opzichte van het IMF). Zodra het ESM garanties inroept, heeft dit ook effect op het Nederlandse EMU-saldo en de EMU-schuld.
Premiestelling en kostendekkendheid
De rente die de verschillende programmalanden momenteel betalen aan het ESM en het EFSF is afhankelijk van de rente waarvoor het EFSF/ESM op de geld- en kapitaalmarkt leent (zogenoemde cost of funding). Het verschuldigde rentepercentage is voor het grootste deel van de leningen een samenstelling van de rente die het EFSF/ESM betaalt voor obligatie-uitgiftes met verschillende looptijden (in de zogenaamde funding pool). Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF/ESM op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. Daarnaast betalen lidstaten die steun ontvangen van het EFSF/ESM aan het EFSF/ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten, jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten en in bepaalde gevallen een commitment fee. Lidstaten betalen aan het ESM ook nog een renteopslag, waarbij de hoogte afhangt van het gekozen instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. De renteopslag van het EFSF is vastgesteld op nul basispunten.
19. European Investment Bank (EIB)
Doel en werking garantieregeling
De EIB (Europese Investeringsbank) heeft tot taak bij te dragen aan een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de interne markt in het belang van de EU door middel van een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen. Op basis van kapitaal en garanties van de lidstaten leent de EIB op de kapitaalmarkt, waarmee het middelen genereert voor investeringen in zowel de publieke als de private sector. Voor 2026 wordt deze garantie voor Nederland geraamd op € 11,8 mld.
Kans, impact en beheersing risico’s
Garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de EIB op het moment dat de EIB niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De kans dat dit gebeurt wordt echter als zeer klein aangemerkt, omdat de EIB een zeer prudent risicobeleid voert dat als doel heeft kapitaalgaranties nooit te hoeven inroepen. De optie om garantiekapitaal in te roepen op een internationale financiële instelling is nog nooit ter sprake geweest, ook niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). Het leenportfolio van de EIB functioneert historisch gezien goed. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de EIB allen een AAA/Aaa-rating. Deze sterke rating is een reflectie van de kwalitatief hoogwaardige portefeuille van de EIB en de steun van de aandeelhouders, en met name van de meest kredietwaardige aandeelhouders met een AAA/Aaa rating zoals Nederland en Duitsland. De EIB heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. De EIB heeft een zogenoemde Preferred Creditor Status. Tevens heeft de Raad van Bewind van de EIB een risicocomité dat de risico’s van de bank in de gaten houdt. Bij afwezigheid van extern toezicht heeft de EIB in de Best Banking Practice (BBP) Guiding Principles de uitgangspunten vastgelegd waaraan de EIB moet voldoen ten aanzien van governance, prudentieel beheer en interne en externe rapportage. Daarnaast leggen de BBP Guiding Principles vast dat de EIB zich aan alle voor commerciële banken relevante regelgeving moet houden, of moet uitleggen wanneer deze regelgeving voor de EIB niet relevant is. Eén van de hoofdtaken van het Audit Comité is om op de uitvoering van deze BBP toe te zien.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen worden gestort in een begrotingsreserve. Noch voor het ingelegde noch voor het oproepbare kapitaal wordt door de aandeelhouders/ lidstaten een dividend of vergoeding gevraagd, aangezien zij het zonder winstbejag ten dienste van de gemeenschappelijke doelstellingen van de EIB/ EU-lidstaten hebben gesteld. Rendementen op investeringen komen wel ten goede aan het eigen vermogen van de EIB. Zou de EIB ooit worden opgeheven dan zou dit eigen vermogen terugstromen naar de aandeelhouders. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden onder deze garantieregeling, wel zijn de eigen middelen in het verleden ingezet als vervanging van een kapitaalstorting vanuit de lidstaten bij een kapitaalverhoging (zoals bij de vervanging van het Britse kapitaal).
21. Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB)
Doel en werking garantieregeling
In december 2022 heeft de Raad ingestemd met het wetgevingspakket voor macro-financiële bijstand aan Oekraïne in 2024 van € 18 mld. in concessionele leningen .13 De volledige € 18 mld. is inmiddels uitgekeerd. Zoals gebruikelijk bij MFB leent de Commissie namens de Unie middelen bij financiële instellingen en op de kapitaalmarkt en leent zij deze middelen door aan Oekraïne. MFB is een bestaand financieel instrument van de EU, waarbij financiële steun wordt verleend aan partnerlanden in de directe omgeving van de EU die met een betalingsbalanscrisis worden geconfronteerd.
Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan haar financiële verplichtingen richting de markt te voldoen, is de MFB gegarandeerd via de daarvoor beschikbare ruimte onder de plafonds zoals die zijn opgenomen in het Eigenmiddelenbesluit (de zogenoemde headroom). Dit gebeurt pro rata op basis van het bni-aandeel van een lidstaat in het bni van de Unie. Bij het huidige bni-aandeel (2025) van Nederland van 6,4% betreft dit een garantie van € 1,1 mld. Bij wijzigingen in het bni-aandeel zal in de toekomst ook de omvang van de garantie wijzigen.
De rente die Oekraïne betaalt, wordt gesubsidieerd door de EU-lidstaten via aanvullende bijdragen aan de EU-begroting. De rente op de leningen vereist daarom geen garantie.
Kans, impact en beheersing risico’s
Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van het conflict, is er een reëel risico dat de lening gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. Tegelijkertijd is het doel van MFB om de macro-economische stabiliteit in Oekraïne te bewaken hetgeen eraan bijdraagt dat Oekraïne op langere termijn in staat is om de leningen ook terug te betalen. In het geval van eventuele schade haalt de Commissie, conform het Eigenmiddelenbesluit, aanvullende middelen op bij de lidstaten. Voor Nederland gaat het daarbij om een maximaal bedrag van € 1,1 mld. (onder voorbehoud van wijzigingen in het bni-aandeel). Tussen de Commissie en Oekraïne is een leenovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn opgenomen over onder andere het terugbetalingsschema. Op termijn zal bij terugbetalingen van de leningen door Oekraïne ook de omvang van de garantie afnemen.
De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad regelmatig over de voortgang van de MFB, de economische situatie en vooruitzichten van Oekraïne en de voorwaarden die zijn vastgelegd. Daarnaast informeert de Commissie het Europees Parlement en de Raad als er ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de middelen zijn uitgekeerd.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.
23. Bilaterale garantie Macro-Financiële Bijstand (MFB)
Doel en werking garantieregeling
In 2023 is een bilaterale garantie afgegeven van € 215,4 mln. aan de Europese begroting. Gezamenlijk staan de EU-lidstaten garant voor € 3,66 mld. waarmee voor € 6 mld. aan macro-financiële bijstand (MFB) is verleend door de Europese Unie aan Oekraïne. Zoals gebruikelijk bij MFB leent de Commissie namens de Unie middelen bij financiële instellingen en op de kapitaalmarkt en leent zij deze middelen door aan Oekraïne. MFB is een bestaand financieel instrument van de EU, waarbij financiële steun wordt verleend aan partnerlanden in de directe omgeving van de EU die met een betalingsbalanscrisis worden geconfronteerd. Middels deze bilaterale garantie levert Nederland in EU-verband een bijdrage aan de Oekraïense inspanningen om de dagelijkse uitgaven te financieren en daarmee de economie draaiende te houden.
Kans, impact en beheersing risico’s
Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van het conflict, is er een reëel risico dat de lening gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. De Commissie heeft daarom een garantstelling van 70% van de totale lening voorgesteld in plaats van de reguliere 9%. De hoogte van dit garantstellingspercentage is onder meer gebaseerd op de marktprijs van Oekraïense staatsobligaties, de kredietwaardigheid, een schuldhoudbaarheidsanalyse, de preferente status van de EU en de verwachte looptijd van de leningen. De Commissie zal de hoogte van het benodigde garantstellingspercentage van 70% vanaf 30 juni 2023 elke 6 maanden tegen het licht houden en zo nodig (neerwaarts) aanpassen.
De Commissie legt op de EU-begroting een voorziening aan voor de eerste 9% aan eventuele schade. Daarnaast worden aanvullende nationale garanties van lidstaten gevraagd die optellen tot 61% van de totale lening. Dit betreffen pro rata garanties op basis van het bni-aandeel van een lidstaat. De lidstaten zijn alleen verantwoordelijk voor hun eigen aandeel in het geval dat schade op de leningen zich voordoet. Voor Nederland gaat het om een maximaal bedrag van € 215,4 mln. (gebaseerd op een bni-aandeel van 6,1% destijds). Deze garantie van Nederland aan de EU-begroting wordt weergegeven op artikel 4 (internationale financiële betrekkingen).
De Commissie informeert de lidstaten ieder kwartaal over de uitstaande leningen, de geplande aflossing en de rentebetalingen. De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een rapport sturen met een beoordeling van de implementatie van de MFB. Dit rapport zal onder meer ingaan op de voortgang van de MFB, de economische situatie en vooruitzichten van Oekraïne en de voorwaarden die worden vastgelegd in de Memorandum of Understanding (MoU). Daarnaast informeert de Commissie het Europees Parlement en de Raad als er ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de middelen zijn uitgekeerd. Eventuele recuperaties van Oekraïne zal de Commissie terugbetalen aan de lidstaten naar rato van de inleg van lidstaten.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.
24. Wereldbank Groep - Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA)
Doel en werking garantieregeling
Het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) ondersteunt de private sector bij het verzekeren van investeringen in lage- en middeninkomenslanden. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan MIGA activiteiten financieren. Voor 2026 wordt deze garantie geraamd op € 32,2 mln.
Kans, impact en beheersing risico’s
MIGA voert prudent risicobeleid. De kans dat de garantie wordt ingeroepen door MIGA is laag. Sinds de oprichting van MIGA in 1988 is er in slechts enkele gevallen overgegaan tot uitkering van schade. De overige gevallen van (potentiële) claims zijn opgelost door middel van settlement. Leverage die de Wereldbank Groep heeft op overheden speelt hierbij een belangrijke rol.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor de garantie wordt geen premie ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie aan MIGA worden doorberekend in de verzekeringsproducten, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen van MIGA.
27 en 28. Wereldbank Groep - International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) garantie kapitaal en IBRD garantie Oekraïne
Doel en werking garantieregeling
De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD, oftewel de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling) is het Wereldbankonderdeel dat leningen verstrekt aan middeninkomenslanden. De IBRD functioneert als een coöperatieve bank, waarvan landen aandeelhouder zijn. Op basis van ingelegd kapitaal en garanties verstrekt door aandeelhouders, kan de IBRD financiering aantrekken op de kapitaalmarkt en deze financiering als leningen verstrekken aan klantlanden. Voor 2026 wordt het Nederlandse garantiekapitaal aan de IBRD geraamd op € 5,8 mld.
Onder de IBRD vallen twee garantieregelingen, waarvan één specifiek bedoeld voor begrotingssteun aan Oekraïne. Nederland heeft hiervoor in 2022 een garantie van € 100 mln. verstrekt aan de Wereldbank. De Wereldbank wordt daardoor in staat gesteld additionele financiering te verlenen aan Oekraïne.
Kans, impact en beheersing risico’s
De garanties kunnen alleen worden ingeroepen door de IBRD op het moment dat de IBRD niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen en failliet dreigt te gaan. De kans dat dit gebeurt, wordt als zeer klein aangemerkt. De optie om garantiekapitaal in te roepen is bij de internationale financiële instellingen nog nooit ter sprake geweest, zelfs niet in tijden van crises (bijvoorbeeld de mondiale financiële crisis van 2008). De IBRD voert namelijk een prudent beleid met als expliciet doel het risico op een call on capital te minimaliseren en het risicobeleid van de IBRD is conservatief. De Wereldbank Groep opereert mondiaal waardoor de portefeuille goed gediversifieerd is. De externe kredietbeoordelingbureaus (Moody’s, S&P en Fitch) geven de IBRD allen een AAA/Aaa-rating (stabiel). IBRD heeft geen winstmotief en hecht veel waarde aan de AAA-status die de instelling in staat stelt voordelig te lenen op de kapitaalmarkt. Tevens heeft de IBRD een zogenoemde Preferred Creditor Status. Dit houdt in dat lenende landen de IBRD voorrang verschaffen bij betaling indien zij moeite hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garanties worden geen premies ontvangen, waardoor er ook geen middelen gestort worden in een begrotingsreserve. De financiële voordelen van de garantie aan IBRD worden door de IBRD middels betere leenvoorwaarden doorberekend aan de klantlanden, waarmee het bijdraagt aan de realisatie van de door IBRD opgelegde beleidsdoelstellingen. Het instellen van een premie zou de bijdrage van de IBRD aan het maatschappelijke doel verminderen. Tot op heden heeft er geen uitkering plaatsgevonden aan IBRD onder deze garantieregelingen.
29. Oekraïne Faciliteit
Doel en werking garantieregeling
In 2024 is door de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement besloten tot de oprichting van de Oekraïne faciliteit, om Oekraïne te kunnen voorzien van meerjarige financiële steun. Het steunpakket bestaat uit € 33 mld. aan leningen die worden gefinancierd middels een garantie binnen de zogeheten headroom van het Eigenmiddelenbesluit. Hierbij leent de Commissie als onderdeel van de totale schulduitgifte van de Unie in een gediversifieerde financieringsstrategie middelen bij de financiële instellingen en op de kapitaalmarkt. Vervolgens worden leningen aan Oekraïne verstrekt.
Het Nederlandse aandeel in de garantie is gelijk aan het Nederlandse bni-aandeel in het EU-bni. Bij het huidige bni-aandeel van Nederland van 6,4% betreft dit een garantie van € 2,1 mld.
Kans, impact en beheersing risico's
Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van het conflict, is er een reëel risico dat de lening gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. Het is belangrijk om de betreffende Oekraïne-faciliteit integraal te blijven bezien met eerdere financiële steun aan Oekraïne, waaronder de MFB van 2023 en 2022. Schade op een van de uitstaande leningen kan gevolgen hebben op de overige uitstaande leningen. Tegelijkertijd is het doel van de Oekraïne-faciliteit onder andere om de macro-economische stabiliteit in Oekraïne te bewaken hetgeen eraan bijdraagt dat Oekraïne op langere termijn in staat is om de leningen ook terug te betalen.
In het geval Oekraïne niet in staat zou blijken de verstrekte leningen aan de Unie af te lossen, zal de Commissie, conform het Eigenmiddelen-besluit, aanvullende middelen ophalen bij de lidstaten. Voor Nederland gaat het daarbij om een maximaal bedrag van € 2,1 mld. (onder voorbehoud van wijzigingen in het bni-aandeel). Tussen de Commissie en Oekraïne wordt een leenovereenkomst gesloten waarin afspraken worden opgenomen over onder andere het terugbetalingsschema. Op termijn zal bij terugbetalingen van de leningen door Oekraïne ook de omvang van de garantie afnemen.
Het respecteren en behouden van effectieve democratische mechanismen, zoals een meerpartijenstelsel en rechtsstatelijkheid, en het respecteren van mensenrechten zijn randvoorwaarden voor steun van de faciliteit. De Commissie monitort de vervulling van deze randvoorwaarden voordat betalingen worden verricht. Daarnaast worden in een kaderovereenkomst tussen de Commissie en Oekraïne, passend bij de oorlogssituatie, afspraken opgenomen over rapportage en audit van middelen in het kader van de faciliteit, als ook het voorkomen, onderzoeken en corrigeren van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.
30. MFB-ULCM
Doel en werking garantieregeling
In 2024 hebben de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement besloten om Oekraïne via de macro financiële bijstand (MFB) maximaal € 35 mld. aan steun te verlenen. Zoals gebruikelijk bij MFB leent de Commissie namens de Unie middelen bij financiële instellingen en op de kapitaalmarkt en leent zij deze middelen door aan Oekraïne. Naast de MFB stelt de Commissie ook voor om een Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM) in te stellen, dat de toekomstige buitengewone inkomsten verzamelt en aan Oekraïne ter beschikking stelt. Oekraïne kan daarmee de leningen die Oekraïne bij de EU en de G7-partners aangaat terugbetalen en de rentebetalingen doen.
Om zeker te stellen dat de Europese Unie in staat is om aan haar financiële verplichtingen richting de markt te voldoen, is de MFB gegarandeerd via de daarvoor beschikbare ruimte onder de plafonds zoals die zijn opgenomen in het Eigenmiddelenbesluit (de zogenoemde headroom). Het Nederlandse aandeel in de garantie wordt gebaseerd op de omvang van het Nederlandse aandeel in het EU-bni. Bij het huidige bni-aandeel van Nederland van 6,4% wordt de garantie geraamd op € 3,5 mld. (waarvan een deel hoofdsom en een deel rentelasten).
Kans, impact en beheersing risico's
Vanwege de huidige oorlogssituatie in Oekraïne en de onduidelijkheid over het verloop van de oorlog, is er een risico dat de lening (hoofdsom, rente en andere gerelateerde kosten aan de leningen) gedeeltelijk (of niet) terugbetaald wordt. Wel zorgt het Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM) voor een beperking van dit risico. Het is belangrijk om de betreffende MFB integraal te blijven bezien met eerdere MFB aan Oekraïne en de Oekraïne-faciliteit. Schade op een van de uitstaande leningen kan gevolgen hebben op de overige uitstaande leningen. Tegelijkertijd is het doel van MFB om de macro-economische stabiliteit in Oekraïne te bewaken hetgeen eraan bijdraagt dat Oekraïne op langere termijn in staat is om de leningen ook terug te betalen.
Gekoppeld aan deze MFB stelt de Commissie het Ukraine Loan Cooperation Mechanism (ULCM) voor. Hiermee kan de Unie de niet-terugbetaalbare steun aan Oekraïne op een voorspelbare en tijdige manier faciliteren en wordt Oekraïne in staat gesteld om leningen te financieren met de buitengewone inkomsten, waardoor de gevolgen van de leningen voor de toekomstige financieringsbehoeften van Oekraïne beperkt worden. Ook zorgt dit mechanisme voor aanvullende zekerheid voor de EU-lidstaten dat Oekraïne in staat zal zijn om de kosten terug te kunnen betalen. Wanneer het ULCM onvoldoende middelen genereert blijft Oekraïne verantwoordelijk voor de rente en aflossing van de leningen. In het geval van eventuele schade haalt de Commissie, conform het Eigenmiddelbesluit, aanvullende middelen op bij de lidstaten. Voor Nederland gaat het daarbij om een maximaal bedrag van € 3,5 mld. (onder voorbehoud van wijzigingen in het bni-aandeel). Tussen de Commissie en Oekraïne wordt een leenovereenkomst gesloten waarin afspraken worden opgenomen over onder andere het terugbetalingsschema. Op termijn zal bij terugbetalingen van de leningen door Oekraïne ook de omvang van de garantie afnemen.
De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad regelmatig informeren over de voortgang van de MFB, de economische situatie en vooruitzichten van Oekraïne en de voorwaarden die worden vastgelegd in het Memorandum of Understanding. Daarnaast informeert de Commissie het Europees Parlement en de Raad als er ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld wanneer de middelen zijn uitgekeerd.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie, aangezien deze uit solidariteit met Oekraïne wordt verstrekt.
31. SAFE
Doel en werking garantieregeling
Op 19 maart 2025 publiceerde de Europese Commissie een wetgevend voorstel voor oprichting van het 'Veiligheidsactie voor Europa'-instrument (Security Action for Europe through the reinforcement of European defence industry instrument; hierna: SAFE). Het SAFE-instrument is bedoeld om financiële steun te verlenen aan lidstaten om te voorzien in de toegenomen behoefte aan overheidsuitgaven voor de productie van defensiemateriaal, en gezamenlijke aanschaf van defensieproducten en diensten te bevorderen. Lidstaten kunnen bij de Commissie leningen aangaan tot een maximum van in totaal € 150 mld. Hiervoor zal de Commissie namens de EU middelen lenen op de kapitaalmarkt en deze doorlenen aan lidstaten. Lidstaten die gebruikmaken van de leningen zijn zelf verantwoordelijk voor de terugbetaling, inclusief de rentelasten. Aan de leningen worden voorwaarden gesteld: de leningen dienen ingezet te worden voor gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel en andere producten en diensten voor defensiedoeleinden. De Commissie geeft daarbij aan dat het instrument complementair dient te zijn aan de overige Unie-instrumenten en de inspanningen van lidstaten op het gebied van defensie.
Kans, impact en beheersing risico’s
Indien een lidstaat niet in staat zou blijken de verstrekte lening aan de Unie af te lossen, zal de Commissie mogelijk middelen bij de lidstaten op moeten halen om ervoor te zorgen dat de Unie zelf aan haar rente en aflossingsverplichtingen kan voldoen. Dat gebeurt pro rata op basis van het bni-aandeel van een lidstaat in het bni van de Unie. Bij het huidige bni-aandeel van Nederland van 6,4% betreft dit een geraamde garantie van circa € 15,3 mld. (waarvan een deel hoofdsom en een deel rentelasten).
De SAFE-verordening kent een risicobeheersende en risicomitigerende maatregelen. De Raad van de Europese Unie beoordeelt eerst de defensie-investeringsplannen van de aanvragende lidstaten. De uitbetalingen van tranches van de afgesloten lening worden daarnaast gekoppeld aan de geboekte voortgang in het defensie-investeringsplan. Lidstaten dienen hiervoor elke zes maanden een voortgangsrapportage in bij de Commissie. Als de Commissie tot het oordeel komt dat de voortgangsrapportage onvoldoende is, dient zij de uitbetaling van (een deel van) de lening op te schorten. Daarbij zijn de leningen onderheven aan controle en audits in lijn met artikel 223 lid 4 van het Financieel Reglement. De Commissie zal het Europees Parlement en de Raad regelmatig informeren middels een jaarrapport over de voortgang van de leningen onder de SAFE-verordening en de uitbetaling van de tranches gekoppeld aan de voortgangsrapportages van de lidstaten.
Premiestelling en kostendekkendheid
Voor deze garantie ontvangt Nederland geen premie. Er is geen rendement voor de EU en de lidstaten op de leningen onder het SAFE-instrument. Het ontbreken van rendement vindt het kabinet acceptabel vanuit het oogpunt van het Nederlands belang bij het versterken van de Europese veiligheid en defensie.
32. Exportkredietverzekering
Doel en werking garantieregeling
De Nederlandse Staat biedt de mogelijkheid voor het verzekeren van betalingsrisico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer met het buitenland. Het productenassortiment van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit) omvat momenteel onder andere de kapitaalgoederenverzekering, financieringsverzekering, koersrisicoverzekering en verzekering van garanties. In de tabel ‘Overzicht verstrekte garanties’ wordt naast het verplichtingenplafond van € 10 mld. een verwachte afloop van € 10 mld. structureel opgenomen. De exacte omvang van de aangegane en vervallen verplichtingen is na afloop van een begrotingsjaar bekend en wordt verantwoord in het jaarverslag van het ministerie van Financiën.
Kans, impact en beheersing risico’s
De randvoorwaarden voor de afgifte van verzekeringen worden voortdurend gemonitord en indien nodig aangepast, opdat alleen aanvaardbare risico’s worden geaccepteerd. Het risicoprofiel van de bestaande ekv-portefeuille en van nieuwe aanvragen wordt daarom nauwlettend gevolgd door het ministerie van Financiën met behulp van een uitgebreid risicokader.
Voor de ekv is in de begroting een bedrag van € 10 mld. opgenomen als plafond, wat het bedrag inhoudt waarvoor de Staat jaarlijks nieuwe verplichtingen kan aangaan (brutoplafond). De afgelopen jaren is dit plafond niet knellend geweest, zodat er naar verwachting voldoende ruimte zal zijn voor het aangaan van de door Nederlandse exporteurs gevraagde verzekeringen.
Premiestelling en kostendekkendheid
Om concurrentieverstoring te voorkomen, is internationaal afgesproken dat ekv-faciliteiten over een middellange periode kostendekkend moeten zijn. Dat betekent dat op de middellange termijn de premie-inkomsten voldoende moeten zijn om de uitvoeringskosten en de netto schade-uitkeringen (inclusief de recuperaties) te dekken. De participanten van de Arrangement – de internationale afspraken ten aanzien van exportkredietverzekeringen – stellen hiertoe minimumpremies op, die in Europese regelgeving zijn verankerd. Nederland monitort de kostendekkendheid met een intern ontwikkeld model: bedrijfs-economische resultaatbepaling. Voor het geheel aan exportkredietverzekeringen is een begrotingsreserve beschikbaar van € 724,9 mln. ultimo 2024.
Zowel uitgaven als inkomsten van de ekv zijn lastig te ramen en in de loop van een jaar niet of nauwelijks met beleidsmaatregelen te beïnvloeden. De schades kunnen in een jaar hoog oplopen, gegeven het uitstaande risico van circa € 17,5 mld. ultimo 2024.
Leningen
Lening TenneT
De Nederlandse Staat heeft begin 2024 een aandeelhouderslening aan TenneT verstrekt van € 25 mld. voor 2024 en 2025. Dit betreft een overbrugging tot het moment dat TenneT Duitsland verkocht is, of totdat er een andere lange termijn oplossing voor de financiering van TenneT is gevonden. Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland had TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden en te voldoen aan marktvereisten. Daarom is de leningsfaciliteit in de zomer van 2024 opgehoogd met € 2,3 mld. voor 2025 en uitgebreid met € 17,1 mld. voor 2026. TenneT mag de lening gedurende deze periode in tranches opnemen en kan daarbij maandelijks aangeven welke looptijd zij wil, waarbij de maximale looptijd 16 jaar is. Terugbetaling van de lening gaat op z'n vroegst lopen vanaf 2030.
Met de garantie voor TenneT (zie nr. 9) is inmiddels een structurele oplossing geïmplementeerd voor de financiering van TenneT Nederland. Daarmee vervalt het eerder geraamde deel van de lening dat nodig was voor TenneT Nederland in 2026 (€ 7,5 mld.). Tevens wordt € 1,4 mld. van de leningsfaciliteit van 2025 naar 2026 doorgeschoven, omdat een aantal investeringsuitgaven is verschoven in de tijd.
TenneT betaalt een marktconforme rente over de lening. Daarnaast betaalt TenneT twee additionele vergoedingen. Dit betreft een eenmalige vaste vergoeding en een vergoeding over het gehele ongebruikte deel van het toegezegde bedrag gedurende de periode dat de leenfaciliteit open staat.
Lening Griekenland
In 2010 had Griekenland als eerste land van de eurozone problemen om zichzelf te blijven financieren op de markt. Als gevolg daarvan is besloten de lidstaten van de eurozone samen met het IMF tot het verlenen van financiële steun door het verstrekken van bilaterale leningen. Deze zogenaamde Greek Loan Facility (GLF) bestond oorspronkelijk uit € 80 mld. aan bilaterale leningen van de landen van de eurozone en € 30 mld. van het IMF. In juli 2011 is besloten om de nog niet uitgekeerde leningen uit de GLF over te hevelen naar het EFSF. Vanuit de bilaterale leningen in het GLF is € 52,9 mld. uitgekeerd aan Griekenland. Het Nederlandse aandeel in de GLF was in totaal € 3,2 mld. Sinds 2012 zijn geen nieuwe leningen meer verstrekt en Griekenland is in 2020 gestart met het terugbetalen van de leningen. Eind 2024 bedroeg het Nederlandse aandeel in de GLF € 1,9 mld.
Griekenland betaalt per kwartaal rente over de lening. Deze rente is de 3-maands Euribor plus een opslag van 50 basispunten.
Lening Oekraïne
Nederland heeft in 2022 een bilaterale lening verstrekt van € 200 mln. aan Oekraïne via een speciale kredietlijn van het IMF. Deze begrotingssteun zal een bijdrage leveren aan Oekraïense inspanningen om de dagelijkse uitgaven te financieren en daarmee de economie draaiende te houden. De lening neemt na een respijtperiode van 4,5 jaar na uitgifte af middels halfjaarlijkse terugbetalingen. Het bedrag moet 10 jaar na uitgifte terug zijn betaald.
Lening Wereldbank IBRD
Nederland heeft in 2024 deelgenomen in de aankoop van hybride kapitaal. Dit is een schuldinstrument met eigenschappen van kapitaal; er wordt rente ontvangen maar het geeft geen stemrecht. De looptijd is oneindig, maar tijdens een toekomstige middelenaanvulling kan het hybride kapitaal worden omgezet in een reguliere kapitaalbijdrage. De Wereldbank kan op basis van hybride kapitaal nieuwe obligaties uitgeven. De komende 10 jaar kan de hiermee opgehaalde financiering worden ingezet voor projecten ten behoeve van de ‘Global Public Goods’, zoals klimaatverandering, pandemieparaatheid en fragiliteit. Hierbij geldt een hefboomeffect; elke ingelegde euro creëert over de komende 10 jaar € 8 aan additionele leencapaciteit.
3. Beleidsartikelen (Financiën)
Artikel 1 Belastingen
A. Algemene doelstelling
Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering door de Belastingdienst van die wet- en regelgeving draagt bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).
Onder ‘compliance’ verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst structureel uit zichzelf na te komen. De term ‘bereidheid’ geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, dan komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:
– het te voeren fiscale beleid;
– het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;
– het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.
De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:
– de heffing en inning van de rijksbelastingen
– de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;
– de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;
– de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;
– handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.
Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en de Invorderingswet 1990 voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.
De minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.
Aanvullende beleidsinformatie, zoals de strategie, doelen en prestatie-indicatoren van de Belastingdienst zijn te vinden in onderdeel F2 van dit artikel.
C. Beleidswijzigingen
In de beleidsagenda zijn de beleidsvoornemens van de Belastingdienst opgenomen. Uitgangspunt is dat deze bijdragen aan een Belastingdienst waarin burgers en bedrijven vertrouwen hebben en waar medewerkers trots op zijn. De strategische doelen waarlangs we dit willen bereiken zijn:
– verbinden met de samenleving;
– basis op orde brengen en houden;
– continu verbeteren van onze dienstverlening, toezicht en opsporing;
– werken met plezier en vanuit vakmanschap.
Begin maart 2025 is de beleidsevaluatie Toezicht verzonden naar de Tweede Kamer.14 De belangrijkste resultaten zijn dat de Belastingdienst de Uitvoering- en Handhavingstrategie op coherente wijze heeft uitgewerkt naar specifiek beleid voor verschillende doelgroepen en dat de ingezette dienstverlenende en preventieve activiteiten grotendeels effectief zijn om naleving te bevorderen. Verdere evaluaties zijn nodig om de effectiviteit van toezicht en andere handhavingsinstrumenten beter te begrijpen. Daarnaast laat het toezicht achteraf een dalende trend zien, die geen invloed heeft gehad op de compliance van burgers en bedrijven, maar wel reden is om alert te blijven en meer inzicht te krijgen in het effect van het toezicht achteraf op de compliance. In paragraaf F1 wordt nader ingegaan op de fiscale beleidswijzigingen.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
3.926.577
4.314.642
3.867.953
3.750.449
3.869.387
3.654.376
3.518.747
Uitgaven (1) + (2)
3.918.024
3.988.973
3.884.473
3.848.458
3.643.337
3.621.053
3.621.022
(1) Apparaatsuitgaven
3.594.019
3.732.760
3.641.921
3.522.510
3.502.699
3.490.756
3.411.240
waarvan: Uitvoering fiscale wet- en regelgeving en douanetaken Caribisch Nederland
18.385
18.300
18.300
18.300
18.300
18.300
18.300
Personele uitgaven
3.150.557
3.239.620
3.136.108
3.060.247
3.041.396
3.028.874
3.007.300
Eigen personeel
2.615.067
2.786.024
2.771.903
2.725.736
2.727.976
2.718.096
2.696.522
Inhuur externen
507.163
416.936
323.722
304.376
299.214
301.875
301.875
Overig personeel
28.328
36.660
40.483
30.135
14.206
8.903
8.903
Materiële uitgaven
443.461
493.140
505.813
462.263
461.303
461.882
403.940
ICT
32.160
44.894
39.560
32.975
30.907
30.907
30.907
Bijdrage aan SSO's
307.171
322.105
336.920
305.603
306.754
307.337
268.398
Overig materieel
104.131
126.141
129.333
123.685
123.642
123.638
104.635
(2) Programma-uitgaven
324.005
256.213
242.552
325.948
140.638
130.297
209.782
Garanties
182
181
181
181
181
181
181
Garantie procesrisico's
182
181
181
181
181
181
181
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
14.372
15.464
15.477
15.186
13.999
13.999
13.999
Waarderingskamer
2.403
2.506
2.489
2.489
2.489
2.489
2.489
Kadaster
2.324
2.933
2.933
2.933
2.933
2.933
2.933
Kamer van Koophandel
150
341
341
341
341
341
341
Overige bijdrage ZBO's/RWT's
9.495
9.684
9.714
9.423
8.236
8.236
8.236
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
2.422
3.435
3.387
3.387
3.387
3.387
3.387
Overige (inter)nationale organisaties
2.422
3.435
3.387
3.387
3.387
3.387
3.387
Opdrachten
460.115
501.706
448.612
427.327
398.016
382.989
382.771
ICT opdrachten
386.963
430.399
379.162
355.899
324.362
309.336
309.336
Overige opdrachten
73.151
71.307
69.450
71.428
73.654
73.653
73.435
Bijdrage aan agentschappen
13.684
14.059
12.877
12.877
12.877
12.877
12.877
Bijdrage Logius
1.265
7.287
7.275
7.275
7.275
7.275
7.275
Bijdrage overige agentschappen
12.419
6.772
5.602
5.602
5.602
5.602
5.602
(Schade)vergoeding
14.102
15.950
15.950
17.950
5.950
5.950
5.950
(Schade)vergoedingen
9.027
12.558
12.558
14.558
2.558
2.558
2.558
Vergoeding proceskosten
5.075
3.392
3.392
3.392
3.392
3.392
3.392
Rente
252.883
172.389
232.275
277.708
133.537
138.251
143.026
Belasting- en invorderingsrente
252.883
172.389
232.275
277.708
133.537
138.251
143.026
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
‒ 433.755
‒ 466.971
‒ 486.207
‒ 428.668
‒ 427.309
‒ 427.337
‒ 352.409
Toerekening uitgaven aan Douane
‒ 215.786
‒ 219.419
‒ 229.108
‒ 216.594
‒ 216.571
‒ 216.571
‒ 141.618
Toerekening uitgaven aan Toeslagen
‒ 217.969
‒ 247.552
‒ 257.099
‒ 212.074
‒ 210.738
‒ 210.766
‒ 210.791
Ontvangsten (3) + (4)
215.154.064
209.580.861
226.564.695
238.845.542
251.564.123
264.582.413
277.009.351
Programma-ontvangsten (3)
215.005.639
209.433.212
226.441.017
238.746.770
251.473.253
264.498.543
276.925.481
waarvan: Belastingontvangsten
213.261.709
207.822.435
224.959.865
237.300.638
250.110.606
263.117.596
275.520.208
Bekostiging
263.048
230.864
230.864
230.864
230.864
230.864
230.864
Doorbelasten kosten vervolging
263.048
230.864
230.864
230.864
230.864
230.864
230.864
Rente
1.191.722
1.106.272
996.647
976.627
893.142
911.442
935.768
Belasting- en invorderingsrente
1.191.722
1.106.272
996.647
976.627
893.142
911.442
935.768
Boetes en schikkingen
289.160
273.641
253.641
238.641
238.641
238.641
238.641
Ontvangsten boetes en schikkingen
289.160
273.641
253.641
238.641
238.641
238.641
238.641
Apparaatsontvangsten (4)
148.425
147.649
123.678
98.772
90.870
83.870
83.870
Tabel 11 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
3.926.577
4.314.642
3.867.953
3.750.449
3.869.387
3.654.376
3.518.747
waarvan garantieverplichtingen
222
336
336
336
336
336
336
Garantie procesrisico's
222
336
336
336
336
336
336
waarvan overige verplichtingen
3.926.355
4.314.306
3.867.617
3.750.113
3.869.051
3.654.040
3.518.411
Tabel 12 Geschatte budgetflexibiliteit1
2026
juridisch verplicht
30,6%
bestuurlijk gebonden
6,7%
beleidsmatig gereserveerd
62,6%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0,0%
X Noot
1
De berekende budgetflexibiliteit heeft alleen betrekking op de programma-uitgaven
Budgetflexibiliteit
De uitgaven die vallen onder de rubriek «Rente» zijn voor 100% juridisch verplicht. Ze vloeien bijvoorbeeld voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 (rente-uitgaven). De programma-uitgaven die vallen onder de instrumenten «Bijdragen aan ZBO's/RWT's», «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties» en «Bijdragen aan agentschappen» zijn voor 100% bestuurlijk gebonden verplichtingen voor zover zij niet door getekende contracten al juridisch verplicht zijn. De bijdrage aan de Waarderingskamer is voor 100% bestuurlijk gebonden op basis van de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ). Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die worden gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Ook bij de bijdragen aan Agentschappen en bijdragen aan Internationale organisaties geldt dat afspraken zijn gemaakt over de bijdragen en de dienstverlening, waardoor ook deze uitgaven als 100% bestuurlijk gebonden worden aangemerkt.
De overige programma-uitgaven betreffen met name de categorie «Opdrachten», waarvoor geldt dat deze gedeeltelijk als juridisch verplicht zijn aan te merken op het moment van het vaststellen van de begroting 2026. Hiervoor zijn dan bijvoorbeeld contracten gesloten ten behoeve van ICT en/of andere benodigde diensten voor de uitvoering van de primaire processen van de Belastingdienst. Voorbeelden hiervan zijn (verlenging van) licenties en onderhoudscontracten voor software en hardware. Een ander voorbeeld zijn de uitgaven voor papieren dienstverlening (brieven aan burgers en bedrijven). Over het algemeen geldt wel dat de niet-juridische verplichte uitgaven noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de primaire processen.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen en uitgaven
Apparaatsuitgaven
Personele uitgaven
Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de dienstonderdelen van de Belastingdienst.
Materiële uitgaven
Dit betreft de materiële uitgaven van de dienstonderdelen van de Belastingdienst en omvat met name facilitaire diensten, middelen en communicatie. ICT bevat voornamelijk uitgaven die horen bij de uitrusting van de ambtenaren van de Belastingdienst (telefoon, laptop, etc.). De bijdrage aan Shared Service Organisaties (SSO’s) betreft met name de huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf).
Programma-uitgaven
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
De uitgaven aan de Waarderingskamer betreft de eigenaarsbijdrage van het ministerie van Financiën voor de begroting 2026 die reeds is vastgesteld en verplicht is op basis van de Wet WOZ. Voor het Kadaster en de Kamer van Koophandel heeft de Belastingdienst samenwerkingsovereenkomsten voor gegevensuitwisseling die worden gebruikt bij de uitvoering van taken van de Belastingdienst. Onder de bijdrage aan overige ZBO’s/RWT’s vallen onder andere de bijdragen aan de RDW en de Nationale Politie.
Opdrachten
Onder «Overige opdrachten» vallen met name de uitgaven die geraamd worden voor de papieren dienstverlening. Bij «ICT opdrachten» gaat het met name over ICT-uitgaven die te maken hebben met de digitale dienstverlening (licenties, software applicaties en hardware).
Bijdrage aan agentschappen
De bijdragen aan overige agentschappen zijn met name detacheringsovereenkomsten en opdrachten die gesloten worden met de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk.
(Schade)vergoeding
Dit betreft aanspraken van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon op vergoeding van de kosten voor de uitvoering van overheidsmaatregelen of een vergoeding van kosten die door toedoen van de overheid zijn ontstaan. Hieronder vallen compensatievergoedingen die door de Belastingdienst worden betaald, waaronder de compensatie die zal worden betaald aan gedupeerden die ten onrechte niet in de Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen zijn gekomen.
Rente
Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt vergoed aan belastingplichtigen. De rente-uitgaven komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze uitgaven vallen onder het inkomstenkader.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van douane- en toeslagenprocessen maakt worden toegerekend aan artikel 9 respectievelijk artikel 13. In artikel 9 (Douane) en artikel 13 (Toeslagen) is in de toelichting op de instrumenten een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de toegerekende uitgaven.
Ontvangsten
Programma-ontvangsten
Belastingontvangsten
De in tabel 13 opgenomen belastingontvangsten zijn netto-ontvangsten. De netto-ontvangsten zijn gelijk aan de totale belastingontvangsten minus de afdrachten aan het Gemeentefonds en het Provinciefonds op grond van de Financiële-verhoudingswet, minus de afdrachten aan het Btw-compensatiefonds en het BES-fonds (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).
In onderstaande tabel staat de aansluiting van de Miljoenennota 2026 met begrotingshoofdstuk IX. Voor een toelichting op de belastingontvangsten zie de Miljoenennota, hoofdstuk 2.6 Horizontale ontwikkeling inkomsten en lasten en bijlage 4 De belasting- en premieontvangsten.
Tabel 13 Aansluiting belastingontvangsten Miljoenennota 2026 met begroting IX (bedragen x € 1.000)1
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Totaal belastingontvangsten
283.807.396
282.222.249
299.235.281
311.836.128
323.360.897
336.446.449
348.731.737
–/– Afdracht Gemeentefonds
43.835.927
47.611.710
47.525.903
46.140.147
44.562.109
44.453.917
44.339.255
–/– Afdracht Provinciefonds
3.954.345
3.978.962
3.696.842
3.630.949
3.660.171
3.654.992
3.457.632
–/– Afdracht BES-fonds
103.883
97.999
95.808
96.920
98.922
100.926
103.691
–/– Belastingontvangsten artikel 6 Btw-compensatiefonds
4.484.530
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
–/– Belastingontvangsten artikel 9 Douane
18.167.002
18.229.495
18.475.215
20.185.826
20.447.441
20.637.370
20.829.303
Belastingontvangsten artikel 1 Belastingen
213.261.709
207.822.435
224.959.865
237.300.638
250.110.606
263.117.596
275.520.208
X Noot
1
Dit betreft de begrotingstotalen van het gemeentefonds en provinciefonds, stand Miljoenennota 2025. Volgens de vaste systematiek zijn de accrestranches voor het uitvoeringsjaar en het voorbereidingsjaar hieraan toegevoegd. De accrestranches voor t+2 tot en met t+4 zijn nog niet toegevoegd aan deze fondsen.
Bekostiging
De ontvangsten hebben betrekking op kosten die worden doorberekend aan belastingplichtigen van invorderingsmaatregelen (aanmaning, dwangbevel, beslaglegging, etc.). Dit gebeurt op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.
Rente
Dit budget betreft de belasting- en invorderingsrente die wordt ontvangen van belastingplichtigen. De rente-ontvangsten komen voort uit de Awr en de Invorderingswet 1990 en zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze ontvangsten vallen onder het inkomstenkader.
Boetes en schikkingen
Deze ontvangstenpost betreft de opbrengsten van bestuurlijke boetes en van fiscale strafbeschikkingen.
Apparaatsontvangsten
Deze post betreft onder andere ontvangsten van facilitaire en ICT-diensten die de Belastingdienst levert aan andere overheidsdiensten en die op factuurbasis worden afgerekend.
Extracomptabele fiscale regelingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:
– Aftrek voor tijdelijk verblijf thuis van ernstig gehandicapten
– Onbelaste reiskostenvergoeding
– Schenk- en erfbelasting jaarlijkse schenkingsvrijstelling kinderen
– Doorschuifregeling IB-ondernemers bij inbreng (omzetting) onderneming in een nv of bv
– Doorschuiven IB via te conserveren inkomen naar een andere onderneming
– Doorschuiven AB bij geruisloze terugkeer uit de BV
– Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's
– Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's
– Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst
– Verhuisvergoeding ondernemer
– Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie
– Dividendbelasting overige
– Gerichte vrijstellingen Werkkostenregeling
– Expatregeling (voorheen 30%-regeling): voor uitgezonden werknemers
– Vergoeding voor extraterritoriale kosten
– Vrijwilligersregeling
– EB Raffinaderijvrijstelling
– Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.
– BTW Vrijstelling werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede politieke, godsdienstige, levensbeschouwelijke en liefdadige organisaties
– BTW Vrijstelling fondswerving
– BTW Vrijstellingen overig
– BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)
– Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen
– Accijns raffinaderijvrijstelling
– Accijns vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties
– OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming
– OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)
– OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners
– OVB vrijstelling juridische fusie
– OVB vrijstelling bedrijfsfusie
– OVB vrijstelling interne reorganisatie
– OVB vrijstelling juridische splitsing
– OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken
– OVB vrijstelling bodembestanddelen
– OVB vrijstelling kabels en leidingen
– OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen
– OVB vrijstelling onderwijs
– OVB vrijstelling herstel art.19
– OVB vrijstelling staatsbosbeheer
– OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting
– OVB vrijstelling wilsrecht
– Drempelbedrag bankenbelasting
Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de paragraaf ‘Toelichting op de fiscale regelingen’ in de bijlage ‘Fiscale regelingen’ bij de Miljoenennota.
Tabel 14 Fiscale regelingen 2024–2026, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln.)123456
2024
2025
2026
Giftenaftrek inkomstenbelasting
446
441
435
Onderhoudsverplichtingen aftrek
188
179
170
Belaste ontvangen alimentatie
‒ 151
‒ 143
‒ 138
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen
44
47
49
Middelingsregeling
105
85
63
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3
2.080
2.658
2.722
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3
1.108
993
1.235
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3
49
50
68
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht
20
14
10
Doorschuifregelingen AB-houders bij schenken en overlijden
1.601
978
356
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s
699
740
771
Faciliteit geven uit vennootschap
43
29
30
Mkb-winstvrijstelling
2.628
2.527
2.566
Terbeschikkingstellingsvrijstelling
23
25
26
Laag vpb-tarief
2.913
2.957
3.019
Liquidatie- en stakingsverliesregeling
362
376
386
Herinvesteringsreserve
709
720
739
Vrije ruimte werkkostenregeling
2.438
2.635
2.789
Gerichte vrijstelling voor korting op producten uit eigen bedrijf
262
274
285
Expatregeling (voorheen 30%-regeling)
1320
1434
1461
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband
37
37
40
Algemene heffingskorting
28.532
26.453
27.065
Ouderenkorting
5269
5439
5592
Alleenstaande ouderenkorting
698
729
761
EB Belastingvermindering per aansluiting
4684
4797
4788
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit
30
30
29
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water
9427
9891
10492
Btw Nultarief zonnepanelen
37
37
37
Btw Kleineondernemersregeling
334
356
378
BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers
81
81
81
MRB Kwarttarief en halftarief
289
319
208
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar
121
145
159
MRB Vrijstelling diverse voertuigen
31
33
34
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988
9
8
5
BPM Teruggaaf diverse voertuigen
15
15
15
ASB Vrijstelling levensverzekeringen
3.066
3.066
3.066
ASB Vrijstelling transportverzekeringen
63
65
67
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen
12
12
12
OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI
27
33
25
Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro
307
361
407
Vrijstellingen mineraalwater
167
168
169
Vrijstellingen melk
320
322
324
X Noot
1
[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
X Noot
2
EB - Energiebelasting
X Noot
3
BPM = Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
X Noot
4
MRB = Motorrijtuigenbelasting
X Noot
5
ASB = Assurantiebelasting
X Noot
6
OVB = Overdrachtsbelasting
F1. Fiscaal beleid en wetgeving Belastingplanpakket
Het pakket Belastingplan heeft betrekking op een aantal onderwerpen binnen de fiscaliteit en bevat naast het wetsvoorstel Belastingplan 2026 ook 7 afzonderlijke wetsvoorstellen. Het pakket Belastingplan 2026 omvat circa 50 maatregelen.
Het wetsvoorstel Belastingplan 2026 bevat fiscale maatregelen met (budgettaire) gevolgen die samenhangen met de begroting voor het jaar 2026. Het voorstel bevat onder meer verbeteringen in de schenk- en erfbelasting en een aanpassing van de zuiveluitzondering in de Wet verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zodat deze alleen komt te gelden voor de meest pure zuivel- en sojadranken, zoals magere, halfvolle en volle melk. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een aantal maatregelen op het gebied van klimaat, circulaire economie en auto. Het kabinet stelt tevens voor om verwijzingen naar groen beleggen aan te passen naar aanleiding van het amendement Van Eijk/Vermeer15 bij de behandeling van het Belastingplan 2025.
Fiscale wetgeving is constant aan veranderingen onderhevig. Dit vergt voortdurend inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud van deze wetgeving. In lijn met eerdere jaren bevat het pakket Belastingplan daarom ook dit jaar weer een wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. Zo bereidt het kabinet maatregelen voor om enkele technische fiscale knelpunten met betrekking tot tijdelijke overbruggingspensioenen, prepensioenen en wezenpensioenen te repareren.
Zoals opgenomen in het hoofdlijnenakkoord, wil het kabinet vluchten over langere afstanden, die meer uitstoten, zwaarder belasten. Over een korte vlucht wordt op dit moment hetzelfde bedrag aan vliegbelasting geheven als voor een lange vlucht. Met het wetsvoorstel differentiatie tarief van de vliegbelasting wordt het tarief van de vliegbelasting per 1 januari 2027 afhankelijk van de eindbestemming van de passagier.
Met het wetsvoorstel Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht wordt een aanpassing voorgesteld zodat inzage kan worden gegeven in het fiscale dossier van een belastingplichtige op een manier die uitvoerbaar is. Per 31 december 2025 treedt het artikel 66a in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) in werking waarmee belastingplichtigen recht krijgen op inzage in hun fiscale dossier. Het kabinet vindt het wenselijk dat belastingplichtigen inzage kunnen krijgen in de stukken die de belastinginspecteur tot zijn beschikking heeft. Tegelijkertijd hecht het kabinet aan uitvoerbaarheid. Artikel 66a is in de huidige vorm en met de huidige inwerkingtredingsdatum niet uitvoerbaar voor de Belastingdienst en de Douane. Om toch inzage te kunnen geven aan belastingplichtigen op een manier die uitvoerbaar is, wordt met dit wetsvoorstel een aanpassing gedaan.
Met het wetvoorstel Tweede wet aanpassing wet minimumbelasting 2024 zet het kabinet in op de snelle implementatie van aanvullende regels rondom de minimumbelasting. De Wet minimumbelasting 2024 strekt tot implementatie van de EU-richtlijn minimumniveau van belastingheffing. Na publicatie van de OESO-modelregels zijn in internationaal verband administratieve richtsnoeren over de (nadere) invulling van de regels rondom de minimumbelasting overeengekomen. Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van die regels.
Bedrijven die onder de reikwijdte van de minimumbelasting vallen zijn verplicht de bijheffing-informatieaangifte bestaande uit een set aan documentatie aan te leveren bij de desbetreffende belastingautoriteit. De informatieaangifte dient in iedere lidstaat waar de multinationale onderneming (MNE) gevestigd is te worden ingediend. Dit betekent verhoogde regeldruk voor de relevante MNE. De meest recente wijziging van de richtlijn inzake administratieve samenwerking op het gebied van belastingen, de ‘Directive on Administrative Cooperation’ (DAC) beoogt deze regeldruk te verminderen. Deze wijziging - DAC9 - voorziet erin dat een MNE in slechts één lidstaat op centraal niveau een informatieaangifte hoeft in te dienen voor alle relevante jurisdicties. De implementatie van DAC9 wordt geregeld met het wetsvoorstel wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling bijheffing informatieaangifte.
De Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de Europese buitengrens en is geregeld via een Europese verordening. Door de CBAM moet betaald worden voor de CO2-uitstoot die vrij is gekomen bij de productie van bepaalde geïmporteerde goederen. Hiermee wordt ‘koolstoflekkage’, oftewel het verplaatsen van productie binnen de EU naar landen waar bedrijven niet of minder hoeven te betalen voor hun CO2-uitstoot. Vanaf 1 januari 2026 wordt de CBAM volledig operationeel, daarvoor zijn nog enkele aanvullende bepalingen nodig. Deze bepalingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel Wet uitvoering Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM).
Bij de behandeling van het Belastingplan 2025 is de motie Van Dijk c.s.16 met algemene stemmen aangenomen. Deze motie verzocht de regering om vóór de Voorjaarsnota in overleg met de Tweede Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport te presenteren. Bij publicatie van de Voorjaarsnota 2025 op 18 april 2025 heeft het kabinet aangegeven dat zij ervoor kiest om de btw-verhoging op cultuur, media en sport te schrappen. Dit wordt gedekt door de reguliere inflatiecompensatie in de inkomstenbelasting (via de tabelcorrectiefactor) per 1 januari 2026 niet volledig toe te passen. Met het wetsvoorstel Wet behoud verlaagd btw-tarief op cultuur, media en sport wordt de afschaffing van het verlaagde btw-tarief op cultuur, media en sport teruggedraaid.
F2. Belastingdienst
Strategie Belastingdienst
De Belastingdienst beoogt met zijn strategie het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel uit zichzelf (fiscale) regels naleven (compliance); dat wil zeggen zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Dit moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten. De Belastingdienst streeft ernaar te handelen conform de beginselen van behoorlijk bestuur en probeert waar mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn. Hierbinnen zet de Belastingdienst, waar mogelijk, burgers en bedrijven centraal, rekening houdend met hun persoonlijke situatie. Dit alles betekent dat de Belastingdienst, waar mogelijk in samenwerking met publieke en private partijen:
– burgers en bedrijven een adequate behandeling geeft (juist, tijdig, proportioneel);
– burgers en bedrijven effectief informeert over hun rechten en plichten;
– ernaar streeft om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan (fiscale) verplichtingen;
– op gepaste wijze corrigerend optreedt bij niet-naleving.
Dit zijn de vier tussendoelen van compliance.
Jaarlijks vertaalt de Belastingdienst zijn strategie in een beleid per doelgroep (Particulieren, Midden- en kleinbedrijven (MKB) en Grote ondernemingen), waarbij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie wordt vertaald naar de concrete inzet van de capaciteit van de Belastingdienst per doelgroep. In het Jaarplan 2026 van de Belastingdienst dat de Tweede Kamer in het najaar ontvangt, wordt opgenomen welke activiteiten de Belastingdienst uitvoert met welke middelen om naleving te bevorderen en niet-naleving tegen te gaan. Daarnaast zullen in het Jaarplan de ontwikkelstappen worden benoemd die de Belastingdienst gaat zetten om de organisatie wendbaar en toekomstbestendig te maken.
Doelen en prestatie-indicatoren
De set prestatie-indicatoren sluit aan bij de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Op die manier zijn prestatie-indicatoren een uiting van de strategie van de organisatie en kan, in lijn met de strategie, gestuurd worden op resultaten en effecten. De set van indicatoren stelt de Belastingdienst bovendien in staat thematisch en actueel te verantwoorden; niet alleen gericht op een specifieke indicator, maar ook over de bovenliggende doelstellingen.17
De set is als volgt opgebouwd:
– Kengetallen verdeeld naar de vier compliance-factoren:
1. Juiste registratie;
2. Tijdige aangifte;
3. Juiste en volledige aangifte;
4. Tijdige betaling.
– Daarnaast wordt de belastingmoraal en het vertrouwen in de Belastingdienst gemeten.
– Belevingsindicatoren en objectieve prestatie-indicatoren op de volgende vier tussendoelen van compliance:
1. Een adequate behandeling (juist, tijdig, proportioneel);
2. Effectief informeren over rechten en plichten;
3. Het nakomen van verplichtingen zo makkelijk mogelijk maken (gemak);
4. Op gepaste wijze corrigerend optreden bij niet-naleving.
– Op ieder tussendoel is een belevingsindicator geformuleerd die de ervaring van burgers en bedrijven met betrekking tot de tussendoelen van de Belastingdienst inzichtelijk maakt;
– Ieder tussendoel is voorzien van een of meerdere objectieve indicatoren, die de feitelijke prestatie van de Belastingdienst meetbaar maken.
Met de belevingsindicatoren brengt de Belastingdienst in kaart hoe burgers en bedrijven de bovengenoemde tussendoelen beoordelen. In 2021 heeft met de Fiscale Monitor de eerste meting plaatsgevonden. Op een schaal van één tot vijf is bij de doelgroepen vastgesteld hoe zij het handelen van de Belastingdienst op het gebied van de hierboven genoemde tussendoelen hebben ervaren.
In het begrotingsartikel worden alleen prestatie-indicatoren met een significante wijziging toegelicht. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een nieuwe prestatie-indicator, het wijzigen van een streefwaarde of het wijzigen van de manier van meten.
Tabel 15 Kengetallen Algemene doelstelling: Compliance
Waarde 2021
Waarde 2022
Waarde 2023
Waarde 2024
Belastingmoraal (schaal 1 - 5)
- Particulieren
4,1
4,0
4,1
4,2
- Midden- en Kleinbedrijf
4,4
4,3
4,4
4,4
- Grote Ondernemingen
4,4
4,4
4,4
4,4
- Fiscaal Dienstverleners
4,4
4,4
4,4
4,4
Vertrouwen in de belastingdienst (schaal 1 - 5)
- Particulieren
3,2
3,1
3,1
3,2
- Midden- en Kleinbedrijf
3,3
3,2
3,5
3,5
- Grote Ondernemingen
3,4
3,4
3,5
3,6
- Fiscaal Dienstverleners
3,3
3,2
3,4
3,5
Juiste registratie
‒
96,7%
98,2%
98,7%
Percentage tijdige aangiften vennootschapsbelasting
86,5%
86,6%
86,9%
86,9%
Percentage tijdige aangiften inkomensheffing
92,6%
90,9%
91,5%
92,1%
Percentage tijdige aangiften omzetbelasting
95,1%
95,0%
95,6%
95,6%
Percentage tijdige aangiften loonheffingen
99,0%
98,9%
98,8%
98,7%
Percentage tijdige aangiften erfbelasting
57,5%
66,4%
67,7%
70,2%
Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren
n.v.t.
0,4%
n.v.t.
0,2%
Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB
4,3%
n.v.t.
n.v.t.1
5,0%
Percentage van het nalevingstekort dat de Belastingdienst corrigeert bij burgers (IH)
57,6%
54,5%
51,1%
92,7%
Percentage van het nalevingtekort dat de Belastingdienst corrigeert bij het MKB (IH, VPB, OB en LH)
38,5%
44,7%
48,0%
43,0%
Percentage tijdige betaling van belastingen en premies
99,3%
98,5%
98,7%2
98,7%
X Noot
1
N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet is gemeten.
X Noot
2
Ten opzichte van voorgaande jaren is er een uitbreiding gedaan met onder andere de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting en autobelastingen. Dit heeft niet geleid tot significante afwijkingen in het resultaat.
Compliance
Percentage tijdige aangiften inkomensheffing
Deze prestatie-indicator meet het aantal tijdig ontvangen aangiften inkomstenbelasting als verhouding het totaal aantal te ontvangen aangiften inkomstenbelasting. De Belastingdienst heeft na een interne evaluatie geconstateerd dat in de definitie enkele waarden niet worden meegenomen in de berekening en dat hierom de meetmethode wordt aangepast. De uitkomsten op basis van de oude meetmethode en nieuwe meetmethode zijn circa 1% en dus nihil. Hierdoor ontstaat er geen trendbreuk in de realisaties. Als gevolg van deze wijziging is de indicator ‘Percentage ontvangen aangiften Inkomensheffing na herinnering of aanmaning’ in tabel 19 komen te vervallen.
Hierna volgt een toelichting op de tussendoelen Adequate behandeling, Informeren, Gemak en Corrigerend optreden en de daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren.
Adequate behandeling
De Belastingdienst geeft burgers en bedrijven een adequate behandeling (correct en passend)
De Belastingdienst streeft ernaar dat burgers en bedrijven uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de kant van de Belastingdienst. Het onderhouden en waar nodig versterken van de intrinsieke motivatie van belastingplichtigen om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen is daarom belangrijk. Een adequate behandeling door de Belastingdienst draagt hieraan bij. Adequaat betekent correct (op de juiste wijze) en passend (geschikt voor het beoogde doel). De basis van een adequate behandeling ligt bij het door de Belastingdienst volgen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
Adequate behandeling behelst echter meer dan het volgen van regels en procedures en het nakomen van toezeggingen door de Belastingdienst. Adequate behandeling heeft ook te maken met de manier waarop de Belastingdienst burgers en bedrijven benadert; met respect en behulpzaam, en de mate waarin de Belastingdienst zich inleeft in en rekening houdt met de omstandigheden of behoeften van burgers en bedrijven. Het bieden van maatwerk en ondersteuning, niet alleen reactief maar ook proactief, is hier een voorbeeld van. Menselijke maat is hiermee een onderdeel van adequate behandeling. Adequate behandeling raakt sterk aan het begrip procedurele rechtvaardigheid: het gevoel van rechtvaardigheid afgemeten aan de manier waarop belastingplichtigen zich behandeld voelen en hoe uitkomsten of beslissingen tot stand zijn gekomen.
In de onderstaande tabel zijn de prestatie-indicatoren opgenomen voor het tussendoel Adequate behandeling:
Tabel 16 Prestatie-indicatoren Adequate behandeling (meetbare gegevens)
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate behandeling hebben gekregen (schaal 1 - 5)
- Particulieren
2,8
2,9
2,9
2,9
- Midden- en Kleinbedrijf
3,4
3,4
3,3
3,4
- Grote Ondernemingen
3,5
3,6
3,5
3,6
- Fiscaal Dienstverleners
3,4
3,4
3,3
3,4
Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn
76,7%
82,0%
≥90%
≥90%
Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn
97,4%
96,9%
≥95%
≥95%
Percentage burgers en bedrijven dat op afspraak tijdig wordt teruggebeld door een Belastingdienst-medewerker
87,1%
91,6%
≥90%
≥90%
Percentage tijdig afgehandelde verzoeken tot registratie
98,3%
95,2%
≥95%
≥95%
Kwaliteit volgens interne fiscale kwaliteitscontrole
91,1%
90,9%
≥90%
≥90%
Percentage definitieve aanslagen IH dat binnen een jaar na aangifte is opgelegd.
95,0%
96,0%
≥88%
≥88%
Burgers en bedrijven geven aan dat ze adequate behandeling hebben gekregen
Deze indicator geeft aan in welke mate burgers, bedrijven en fiscaal dienstverleners zich adequaat behandeld voelen door de Belastingdienst. Het onderhouden en waar nodig versterken van de intrinsieke motivatie van belastingplichtigen om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen is belangrijk, en een adequate behandeling draagt hieraan bij. De streefwaarde wordt dynamisch gemaakt, gebaseerd op de hoogste realisatie van de laatste twee beschikbare metingen per doelgroep en indicator. Hierdoor blijft de Belastingdienst streven naar continue verbetering en tonen we ambitie.
Informeren
De Belastingdienst informeert burgers en bedrijven effectief over hun rechten en plichten
De Belastingdienst ontplooit activiteiten op verschillende terreinen om bereidwillige naleving van belastingregels door belastingplichtigen te stimuleren. Eén daarvan is het ondersteunen van belastingplichtigen in het kennen, begrijpen en kunnen uitvoeren van hun verplichtingen door ze daarover te informeren. Onderzoek heeft laten zien dat meer kennis van belastingzaken positief samenhangt met het naleven van belastingregels. Daarbij zet de Belastingdienst in op het proactief informeren van burgers en bedrijven over hun rechten en plichten om te voorkomen dat zij verplichtingen niet of te laat nakomen.
De situatie van zowel burgers als bedrijven kan fiscaal complex zijn en kan sterk veranderen gedurende hun levensloop. Hoe complexer de wet- en regelgeving, hoe meer kennis nodig is om deze na te leven. Het vereenvoudigen van belastingregels is daarom cruciaal. Wetende dat bestaande wet- en regelgeving complex is, is het de taak van de Belastingdienst om burgers en bedrijven effectief te informeren over hun rechten en plichten, zodat zij aan hun plichten kunnen voldoen en gebruik kunnen maken van hun rechten. Om burgers en bedrijven optimaal te informeren en om de complexe wet- en regelgeving indien mogelijk te vereenvoudigen, gaat de Belastingdienst het klantsignaalmanagement versterken.
In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren opgenomen voor het tussendoel effectief informeren:
Tabel 17 Prestatie-indicatoren Effectief informeren (meetbare gegevens)
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Burgers en bedrijven geven aan dat de Belastingdienst hen voldoende informeert (schaal 1 - 5)
- Particulieren
3,4
3,5
3,4
3,5
- Midden- en Kleinbedrijf
3,5
3,5
3,4
3,5
- Grote Ondernemingen
3,5
3,6
3,5
3,6
- Fiscaal Dienstverleners
3,6
3,6
3,5
3,6
Antwoorden op vragen via de BelastingTelefoon zijn juist
92,4%
92,5%
≥86%
≥86%
Bereikbaarheid BelastingTelefoon
81,5%
87,8%
>90%
>90%
Bereikbaarheid Webcare
68,4%
91,3%
>80%
>80%
Klanttevredenheid informatie op de website
>76%
>76%
Klanttevredenheid (schaal 1 - 5)% van de bellers, website- en baliebezoekers die een 3 of hoger scoort
- Balie1
88,0%
90,1%
>85%
>85%
- BelastingTelefoon
75,6%
79,4%
>85%
>85%
Klantontevredenheid (schaal 1 - 5)% van de bellers, website- en baliebezoekers die een 1,5 of lager scoort
- Balie1
3,3%
3,2%
<5%
<5%
- BelastingTelefoon
8,4%
6,7%
<7%
<7%
Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten
217.162
217.783
>218.000
>225.000
X Noot
1
Voor de balie gold dat de genoemde percentages t/m 2023 voor zowel de Belastingdienst als Toeslagen betroffen. Vanaf 2024 worden hier de realisatiewaarden voor alleen de Belastingdienst weergegeven.
Burgers en bedrijven geven aan dat de Belastingdienst hen voldoende informeert
Deze indicator meet de mate waarin burgers, bedrijven en fiscaal dienstverleners zich goed geïnformeerd voelen. Het is de taak van de Belastingdienst om burgers en bedrijven effectief te informeren over hun rechten en plichten, zodat zij aan hun plichten kunnen voldoen en gebruik kunnen maken van hun rechten. De streefwaarde wordt dynamisch gemaakt, gebaseerd op de hoogste realisatie van de laatste twee beschikbare metingen per doelgroep en indicator. Hierdoor blijft de Belastingdienst streven naar continue verbetering en tonen we ambitie.
Bereikbaarheid BelastingTelefoon
De bereikbaarheid van de BelastingTelefoon wordt gemeten aan de hand van het aantal telefoontjes waarop een beller geholpen is. Omdat er één telefoonnummer wordt gebruikt, is het niet mogelijk om de bereikbaarheid per werkstroom (zoals Toeslagen of Belastingdienst) te splitsen. De meetmethode zal worden aangepast, waardoor de bereikbaarheid per werkstroom kan worden uitgesplitst, met een marginale afwijking ten opzichte van de oude bereikbaarheidsmethode. Er is geen trendbreuk.
Aantal registraties waarmee MKB-ondernemers participeren in FD-convenanten
Als onderdeel van de uitvoerings- en handhavingsstrategie werkt de Belastingdienst proactief samen met fiscaal dienstverleners. Met fiscaal dienstverleners die kwaliteit kunnen en willen leveren sluit de Belastingdienst horizontaal toezicht convenanten af. Het doel van alle betrokken partijen is de tijdige indiening van aanvaardbare belastingaangiften en de tijdige betaling daarvan. Deze indicator meet het aantal registraties van midden- en kleinbedrijven voor deze convenanten De Belastingdienst stelt zich tot doel om voor 2026 het aantal registraties te laten toenemen naar >225.000.
Gemak
De Belastingdienst streeft ernaar om het voor burgers en bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken om te voldoen aan fiscale verplichtingen. Dit kan door het aantal stappen dat een burger of bedrijf moet zetten zo klein mogelijk te maken en deze zo vorm te geven dat zij worden geholpen om de acties juist uit te voeren. Daarmee maakt een belastingplichtige bij wijze van spreken ‘als vanzelf’ minder fouten.
Gemak betekent met een zo klein mogelijke inspanning (zowel in tijd als in ‘mentale’ inspanning, zoals frustratie), tegen zo gering mogelijke kosten, het goede kunnen doen. Nakomen van verplichtingen moet makkelijk zijn, aansluiten op de processen of routines van de doelgroep (bijvoorbeeld middels de automatische winstaangifte) en gericht op het voorkomen van dubbel werk voor burgers en bedrijven.
Door in één keer het goede te kunnen doen, worden fouten zo veel mogelijk voorkomen. De vooringevulde aangifte is hiervan een duidelijk voorbeeld. In één keer goed slaat zowel op het invullen en insturen als op het betalen van de verplichting. Wordt er desondanks een fout gemaakt, door belastingplichtige óf door de Belastingdienst, dan is het herstellen daarvan voor burgers en bedrijven eenvoudig en vergt een minimum aan inspanning. Dat geldt ook voor formele procedures als klachten of bezwaar maken. Burgers en bedrijven moeten de voor hen relevante informatie op eenvoudige wijze kunnen vinden en benaderen (bijvoorbeeld op de portals).
Nadat een proces is afgerond (een aangifte ingediend bijvoorbeeld) moeten burgers en bedrijven zich er zeker van voelen dat hetgeen gedaan is, ook het juiste is. Gemak raakt aan verschillende aspecten van het voldoen aan verplichtingen en daarmee is het belangrijk om te meten hoe dat door burgers en bedrijven wordt ervaren.
In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren voor het tussendoel gemak opgenomen:
Tabel 18 Prestatie-indicatoren Gemak bieden en fouten voorkomen (meetbare gegevens)
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Burgers en bedrijven geven aan dat ze gemak ervaren (schaal 1 - 5)
- Particulieren
3,4
3,5
3,5
3,5
- Midden- en Kleinbedrijf
3,4
3,4
3,4
3,4
- Grote Ondernemingen
3,3
3,4
3,3
3,4
- Fiscaal Dienstverleners
3,4
3,5
3,5
3,5
Percentage aangiften IH-NW waarbij de belastingplichtige niet hoeft in te vullen
39,3%
41,4%
≥35%
≥35%
Aantal contacten met startende ondernemers (Goede start Belastingdienst)
‒
‒
‒
‒
Burgers en bedrijven geven aan dat ze gemak ervaren
Deze indicator geeft aan in welke mate waarin burgers, bedrijven en fiscaal dienstverleners gemak ervaren. Gemak betekent met een zo klein mogelijke inspanning tegen zo gering mogelijke kosten, het goede kunnen doen. Nakomen van verplichtingen moet makkelijk zijn, aansluitend op de processen of routines van de doelgroep (bijvoorbeeld de automatische winstaangifte) en gericht op het voorkomen van dubbel werk voor burgers en bedrijven. De streefwaarde wordt dynamisch gemaakt, gebaseerd op de hoogste realisatie van de laatste twee beschikbare metingen per doelgroep en indicator. Hierdoor blijft de Belastingdienst streven naar continue verbetering en tonen we ambitie.
Corrigerend optreden
De Belastingdienst treedt op gepaste wijze corrigerend op bij niet-naleving.
De strategie van de Belastingdienst is erop gericht om naleving te bevorderen en niet-naleving te voorkomen. De Belastingdienst houdt toezicht op de naleving door middel van geautomatiseerde checks en het uitvoeren van controles. Als niet-naleving of fouten worden geconstateerd kan de uitkomst worden gecorrigeerd (bijvoorbeeld door het opleggen van ambtshalve aanslagen, correcties en invorderingsmaatregelen). Daar waar belastingplichtigen regels verwijtbaar niet hebben nageleefd, kan een sanctie worden opgelegd; in de vorm van een (administratieve) boete of zwaarder via het strafrecht.
De doelen van corrigerend optreden liggen zowel bij de gecontroleerde, gecorrigeerde en/of gesanctioneerde belastingplichtige als bij andere belastingplichtigen die dit handelen of optreden van de Belastingdienst bemerken. De doelen zijn specifieke en generieke afschrikking, vergelding en het borgen of vergroten van de legitimiteit van en het vertrouwen in de Belastingdienst en de belastingheffing. Met als achterliggend doel om toekomstige naleving te borgen of te stimuleren. Corrigerend optreden zorgt er bovendien voor dat verschuldigde belastinggelden (ten minste voor een deel) alsnog in de staatskas terecht komen.
In de volgende tabel zijn de prestatie-indicatoren voor het tussendoel Corrigerend optreden opgenomen:
Tabel 19 Prestatie-indicatoren Corrigerend optreden
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Burgers en bedrijven geven aan dat zij corrigerend optreden ervaren (schaal 1 - 5)
- Particulieren
3,2
3,2
3,4
3,2
- Midden- en Kleinbedrijf
3,4
3,5
3,4
3,5
- Grote Ondernemingen
3,3
3,3
3,3
3,3
- Fiscaal Dienstverleners
3,3
3,2
3,2
3,3
Percentage processen verbaal dat leidt tot veroordeling of transactie
86,9%
88,7%
>82%
>82%
Percentage opsporingscapaciteit dat wordt ingezet op omgevingsgerichte strafonderzoeken
45,7%
44,6%
>40%
>40%
Betalingsachterstand
3,9%
4,2%
≤4,0%
≤4,0%
Percentage binnengekomen aangiften VPB na herinnering of aanmaning (t-2)1
72,6%
67,0%
‒
‒
Percentage binnengekomen aangiften VPB na herinnering of aanmaning (t-1)2
42,8%
36,0%
‒
‒
Inning invorderingsposten binnen een jaar
43,0%
44,4%
≥40%
≥40%
Percentage oninbaarheid
0,2%
0,3%
<0,6%
<0,6%
X Noot
1
Dit percentage aangiften dat na de herinnering of aanmaning binnenkomt ziet op de aangiften van voorgaande belastingjaar (t-2) dat in begrotingsjaar t is ontvangen
X Noot
2
Dit percentage aangiften dat na de herinnering of aanmaning binnenkomt ziet op de aangiften van voorgaande belastingjaar (t-1) dat in begrotingsjaar t is ontvangen
Burgers en bedrijven geven aan dat zij corrigerend optreden ervaren
Deze indicator geeft aan in welke mate burgers, bedrijven en fiscaal dienstverleners corrigerend optreden ervaren. Het gaat bij deze indicator om het controlerend, corrigerend en sanctionerend optreden door de Belastingdienst. De beoogde effecten daarvan liggen zowel bij de gecontroleerde, gecorrigeerde en/of gesanctioneerde belastingplichtige als bij andere belastingplichtigen die dit handelen of optreden van de Belastingdienst bemerken. De streefwaarde wordt dynamisch gemaakt, gebaseerd op de hoogste realisatie van de laatste twee beschikbare metingen per doelgroep en indicator. Hierdoor blijft de Belastingdienst streven naar continue verbetering en tonen we ambitie.
Percentage binnengekomen aangiften IH en VPB na herinnering of aanmaning (t-1 en t-2)
Als gevolg van de wijziging in de meetmethodiek van de prestatie-indicator ‘Percentage tijdige aangiften IH’, komt de prestatie-indicator ‘Percentage binnengekomen aangiften IH (t-1 en t-2)’ te vervallen.
Artikel 2 Financiële markten
A. Algemene doelstelling
Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. De minister is verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De minister is daarnaast verantwoordelijk voor goed functionerende en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder draagt de minister samen met de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te bevorderen is de minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichtstaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.
De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme. Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.
Tot slot bevordert de minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en zet zich in voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.
Verantwoordelijkheden minister van Financiën op de BES-eilanden
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichtstaken voor de BES-eilanden is dezelfde als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de minister van Financiën is systeemverantwoordelijk.
Meetbare gegevens
Kengetallen financiële stabiliteit
Financiële stabiliteit staat centraal in het beleid van de minister van Financiën ten aanzien van de financiële sector. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de buffers die banken hebben zodat zij weerbaarder zijn. Twee belangrijke indicatoren hierbij zijn de zogenaamde (niet-risicogewogen) leverage ratio en de (risico gewogen) Common Equity Tier 1 (CET1) -ratio zoals beschreven in het prudentieel raamwerk voor banken. CET1-ratio is de verhouding tussen het tier 1-kernkapitaal van een bank en de risicogewogen activa van die bank. Hoe hoger de ratio, hoe meer tier 1-kernkapitaal de bank aanhoudt en hoe solvabeler deze is. In dat raamwerk gelden zowel ongewogen kapitaaleisen (de leverage ratio) als gewogen eisen. Bij die laatste eisen hangt de hoeveelheid kapitaal af van het onderliggende risico van een investering. Bij de leverage ratio is dat onderscheid er niet.
In 2021 hadden banken – mede vanwege de toegenomen economische onzekerheid als gevolg van de coronacrisis en het ECB-advies om geen dividend uit te keren – relatief hoge buffers. In 2022 nam deze onzekerheid af en zijn beide typen buffers gedaald. Dit was onder andere het gevolg van hogere dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen door banken. Sindsdien zijn de cijfers rondom die van 2022 gebleven, wat blijkt uit de cijfers van de European Banking Authority (EBA).
De gemiddelde leverage ratio blijft ruim boven de wettelijke vereisten van 3,5% voor mondiale systeemrelevante banken en 3% voor overige Europese banken. Ook de gemiddelde CET1-ratio is ruim boven de minimale Europese vereisten.
Tabel 20 Kengetallen financiële stabiliteit (Nederlandse banken)1
Jaar
2021
2022
2023
2024
Leverage ratio (%)
6,5
5,8
6,0
5,7
CET1-ratio (%)
17,0
15,7
15,9
15,8
X Noot
1
Zie EBA Risk dashboard, peildatum: 21/05/2024.
Ook zijn solvabiliteitsratio’s van verzekeraars van belang voor de financiële stabiliteit. Solvabiliteit is bij verzekeraars de maatstaf voor de financiële soliditeit van het bedrijf. Hierbij worden de verplichtingen (passiva) afgezet tegenover de bezittingen (activa). Deze maatstaf voor de solvabiliteit van verzekeraars binnen de EU is de solvabiliteitsratio. Een ratio van 100% betekent dat de verzekeraar voldoende kapitaal heeft om aan het minimum vereiste uit de Europese regelgeving voor verzekeraars (de Solvency II richtlijn18) te voldoen. Verzekeraars stellen zelf interne normen vast die boven de 100% liggen, om zo bestand te zijn tegen marktvolatiliteit.
In tabel 21 worden de solvabiliteitsratio’s van levensverzekeraars en schadeverzekeraars getoond. In het levensverzekeringbedrijf schommelt de gemiddelde solvabiliteitsratio tussen de 190% en 200%, terwijl deze in het schadeverzekeringsbedrijf tussen de 170% en 180% ligt. Dit verschil is verklaarbaar doordat levensverzekeraars doorgaans met langere looptijden en grotere verplichtingen werken, waardoor zij een hogere solvabiliteitsmarge aanhouden om aan hun toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Schadeverzekeraars daarentegen hebben vaak te maken met kortere looptijden en daarmee bijvoorbeeld minder volatiele marktomstandigheden, waardoor zij gemiddeld genomen een lagere solvabiliteitsmarge handhaven boven de wettelijke norm.
Tabel 21 Solvabiliteitsratio per sector1
Jaar
2021
2022
2023
2024
Levensverzekeraars
197,2
203,9
189,45
186,39
Schadeverzekeraars
180,5
186,2
172,1
170,7
X Noot
1
Bron: DNB (Solvency II: jaar- en kwartaalrapportages)
Kengetallen betalingsverkeer
Het ministerie van Financiën zet zich, samen met DNB, in voor een efficiënt, veilig en toegankelijk betalingsverkeer. Hierbij wordt nauw samengewerkt in het kader van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), waarin banken, betaaldienstverleners en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd.
Teneinde de goede werking van het girale betalingsverkeer te borgen, is in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer opgenomen dat de beschikbaarheid van pinnen (inclusief contactloos betalen) 99,88% moet zijn. Deze norm richt zich tot de private partijen die het girale betalingsverkeer verzorgen en wordt gehandhaafd door DNB. De norm is in 2024 behaald. Voor de beschikbaarheid van mobiel en internetbankieren bestaan geen wettelijke eisen. Desalniettemin is ook bij deze betaalmethodes de beschikbaarheid zeer hoog, zoals blijkt uit onderstaande tabel.
Tabel 22 Kengetallen betalingsverkeer1
Beschikbaarheid
2021
2022
2023
2024
Pinnenbetaalketen
99,89%
99,89%
99,89%
99,89%
Mobiel bankieren
99,76%
99,81%
99,72%
99,92%
Internetbankieren
99,77%
99,81%
99,77%
99,88%
iDEAL
99,78%
99,78%
99,78%
99,97%
X Noot
1
MOB jaarrapportage 2024
Voorts vindt het ministerie het van belang dat de toegang tot contant geld voldoende is. In het MOB zijn hier (niet-bindende) afspraken over gemaakt tussen de banken, maatschappelijke organisaties en DNB, waarbij de doelstelling is dat in principe alle Nederlandse huishouden binnen een straal van 5 kilometer (hemelsbreed) contant geld moeten kunnen opnemen. Uit onderstaande cijfers blijkt dat deze norm vrijwel overal wordt gehaald.
Tabel 23 Kengetallen Vijfkilometernorm 1
Jaar
2021
2022
2023
20242
Het percentage aan huishoudens dat binnen een straal van vijf kilometer contant geld kan opnemen
99,78%
99,81%
99,76%
99,79%
X Noot
1
Tussenrapportage bereikbaarheid geldautomaten en afstortfaciliteiten 2023 voor cijfers periode 2021-2023
X Noot
2
Bron: toegankelijkheidsmonitor Consumenten en Ondernemers, gepubliceerd 6 december 2024
C. Beleidswijzigingen
De beleidswijzigingen zijn opgenomen in de beleidsagenda.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 24 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
32.166
33.912
33.444
28.567
28.472
28.377
28.377
Uitgaven
28.194
34.065
33.444
28.567
28.472
28.377
28.377
Bekostiging
6.096
6.792
8.013
8.013
8.013
8.013
8.013
Accountantskamer
1.360
1.481
1.481
1.481
1.481
1.481
1.481
Muntcirculatie
4.724
5.184
5.176
5.176
5.176
5.176
5.176
IMVO convenanten
0
34
34
34
34
34
34
Overig
11
93
1.322
1.322
1.322
1.322
1.322
Opdrachten
8.498
12.399
12.585
7.822
7.822
7.822
7.822
Wijzer in geldzaken
1.636
1.888
1.637
182
182
182
182
Vakbekwaamheid
5.478
4.660
4.660
4.660
4.660
4.660
4.660
Uitvoeringskosten SRH
‒ 4
0
0
0
0
0
0
Schadeloosstelling SRH
826
1.500
2.300
0
0
0
0
Convertibiliteit Oekraïense hryvnia
0
0
0
0
0
0
0
Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia
0
0
0
0
0
0
0
Overig
562
4.351
3.988
2.980
2.980
2.980
2.980
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
12.473
13.568
11.615
11.615
11.615
11.615
11.615
Bijdrage AFM BES-toezicht
621
769
769
769
769
769
769
Bijdrage DNB toezicht en DGS BES
1.978
2.202
2.202
2.202
2.202
2.202
2.202
Bijdrage toezicht en handhaving MIF
0
183
513
513
513
513
513
Bijdrage PSD II
0
428
623
623
623
623
623
Bijdrage FEC
4.925
5.216
4.766
4.766
4.766
4.766
4.766
Overig
4.950
4.770
2.742
2.742
2.742
2.742
2.742
Storting/onttrekking begrotingsreserve
536
625
625
625
625
625
625
Dotatie begrotingsreserve DGS BES
0
0
0
0
0
0
0
Dotatie begrotingsreserve NHT
536
625
625
625
625
625
625
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
591
681
606
492
397
302
302
IASB
441
447
357
227
117
6
6
(Caribean) Financial Action Task Force
150
234
249
265
280
296
296
Ontvangsten
15.089
11.293
9.905
8.450
8.450
8.450
8.450
Bekostiging
5.997
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
Ontvangsten muntwezen
1.399
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
Toename munten in circulatie
4.598
0
0
0
0
0
0
Opdrachten
1.247
1.455
1.455
0
0
0
0
Wijzer in geldzaken
1.247
1.455
1.455
0
0
0
0
Convertibiliteit Oekraïense hryvnia
0
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
7.845
7.838
6.450
6.450
6.450
6.450
6.450
Overig
7.845
7.838
6.450
6.450
6.450
6.450
6.450
Tabel 25 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
32.166
33.912
33.444
28.567
28.472
28.377
28.377
waarvan garantieverplichtingen
4.251
‒ 153
0
0
0
0
0
Garantie DGS BES
4.251
‒ 153
0
0
0
0
0
waarvan overige verplichtingen
27.915
34.065
33.444
28.567
28.472
28.377
28.377
Muntcirculatie
4.724
5.184
5.176
5.176
5.176
5.176
5.176
Vakbekwaamheid
5.478
4.660
4.660
4.660
4.660
4.660
4.660
Schadeloosstelling SRH
826
1.500
2.300
0
0
0
0
Uitvoeringskosten omwisselen Oekraïense hryvnia
‒ 20
0
0
0
0
0
0
Bijdrage DNB toezicht en DGS BES
1.978
2.202
2.202
2.202
2.202
2.202
2.202
Bijdrage FEC
4.925
5.216
4.766
4.766
4.766
4.766
4.766
Overige betalingsverplichtingen
10.003
15.303
14.340
11.763
11.668
11.573
11.573
Tabel 26 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
75,8%
bestuurlijk gebonden
16,0%
beleidsmatig gereserveerd
8,2%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0,0%
Budgetflexibiliteit
Van de uitgaven op artikel 2 is in 2026 75,8% juridisch verplicht. De verplichte uitgaven (€ 25,4 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor muntcirculatie (€ 5,2 mln.), vakbekwaamheid (€ 4,7 mln.), bijdragen aan het Financieel Expertise Centrum (FEC) (€ 4,8 mln.), de schadeloosstelling SNS REAAL Holding (SRH) (€ 2,3 mln.) en aan AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden (€ 2,2 mln).
De juridisch verplichte uitgaven vanwege de muntcirculatie komen voort uit de Muntwet, de afspraken met DNB en de afspraken in het muntcontract voor circulatiemunten en het muntcontract voor verzamelaarsmunten van DNB met de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM). De afspraken betreffen onder meer de te verstrekken vergoedingen vanwege:
– de productie van circulatiemunten (hieronder vallen niet de aanschafkosten van de circulatiemunten);
– de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen;
– het verzorgen van de geldsomloop voor zover deze uit munten bestaat;
– het fungeren als Nationaal Analysecentrum voor Munten.
De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven worden gefinancierd uit de examengelden (leges) die worden afgedragen aan het ministerie (zie ontvangsten overig). De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met het CDFD en een overeenkomst met de DUO.
De bestuurlijk gebonden uitgaven (16,0%) hebben onder andere betrekking op de uitvoeringstoets van het verbod op cashbetalingen van € 3.000 of meer. De beleidsmatig gereserveerde uitgaven (8,2%) hebben betrekking op de implementatie en beheerskosten van de UBO-registers (Ultimate Beneficial Owners, uiteindelijke belanghebbenden).
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen en uitgaven
Bekostiging
Accountantskamer
De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.
Muntcirculatie
De kosten van muntcirculatie bestaan uit de door DNB te verzorgen munttaken.
Overig
De overige kosten betreffen voornamelijk kosten die het gevolg zijn van de uitvoeringstoets behorend bij het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen en het verbod op contante betalingen voor handelaren vanaf € 3.000.
Opdrachten
Wijzer in geldzaken
Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van financieel verantwoord gedrag door de burger in Nederland. Het ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Het platform ontwikkelt verschillende typen interventies om verantwoord financieel gedrag te bevorderen en om invulling aan de strategische doelstellingen te geven. Enkele voorbeelden zijn de website www.wijzeringeldzaken.nl, de Week van het geld, de website www.financieelfittewerknemers.nl en de Pensioen3daagse.
Vakbekwaamheid
Het CDFD adviseert en ondersteunt het ministerie van Financiën inzake de beroepskwalificatie van financieel adviseurs, oftewel de vakbekwaamheid. Het CDFD is verantwoordelijk voor inhoudelijk beheer van de Centrale Examenbank, het adviseren over en vaststellen van eind- en toetstermen, en het erkennen van en toezicht houden op Wft-exameninstituten. Voor het uitvoeren van haar taken ontvangt het CDFD jaarlijks een overheidsbijdrage.
Schadeloosstelling SRH
In het arrest van 21 april 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vaststelling van de omvang van de schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 1 februari 2013. Met deze uitspraak is de uitspraak van de Ondernemingskamer van 11 februari 2021 definitief geworden.19In 2023 is het uitbetalingsproces van de vastgestelde schadeloosstelling afgerond. Er lopen nog wel twee beroepsprocedures waardoor uitbetaling in latere jaren nog mogelijk is.
Overig
Deze post bestaat onder andere uit de juridische kosten omtrent de zaak Conservatrix, bancaire kosten in Saba en kosten inzake bijstand voor vitale sectoren door het Nationale Cybersecurity Centrum (NCSC).
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
Bijdrage AFM BES-toezicht
Voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de AFM jaarlijks een overheidsbijdrage.
Bijdrage DNB toezicht en DGS BES
Voor het integriteitstoezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage.
Bijdrage FEC
Het ministerie draagt bij aan de financiering van het FEC. Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging.
Overig
De overige kosten betreffen voornamelijk kosten voor het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s). Aan de doorontwikkeling van het UBO-register zijn kosten verbonden die deels worden gedekt door het ministerie van Financiën.
Storting/onttrekking begrotingsreserve
Dotatie begrotingsreserve NHT-garantie (Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade)
De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 625.000) over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden sinds 2019 gestort in een begrotingsreserve.
Tabel 27 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve NHT-garantie en BES-garantie (bedragen x € 1mln.)
Begrotingsreserve
Stand per 1/1/2025
Onttrekkingen 2025
Toevoegingen 2025
Stand per 1/1/2026
Onttrekkingen 2026
Toevoegingen 2026
Stand per 31/12/2026
Depositogarantiestelsel (DGS) BES-eilanden
6,0
0,0
0,0
6,0
0,0
0,0
6,0
NHT-garantie
3,9
0,0
0,6
4,5
0,0
0,6
5,2
Totaal
9,9
0,0
0,6
10,5
0,0
0,6
11,2
Ontvangsten
Bekostiging
Ontvangsten muntwezen
De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de munten die de KNM in opdracht van de Staat speciaal voor verzamelaars heeft geslagen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op ontwaarde munten en/of rondellen waarvan het residu als metaalschroot is verkocht.
Toename munten in circulatie
Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.
Opdrachten
Wijzer in Geldzaken
Het programma Wijzer in Geldzaken wordt medegefinancierd uit bijdragen vanuit de sector en DNB. Daarnaast draagt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bij aan het programma. Elke drie jaar worden er nieuwe afspraken gemaakt met de partners van Wijzer in Geldzaken over de financiering.
Ontvangsten
De overige ontvangsten betreffen met name: de ontvangen leges voor de examens inzake het onderdeel vakbekwaamheid, de door de Autoriteit Consumenten & Markt (ACM) aan de sector doorberekende kosten in het kader van het toezicht op de naleving van de MIF-verordening en eventuele ontvangen boetegelden van DNB, de AFM en de Accountantskamer.
Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
A. Algemene doelstelling
Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:
– een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;
– het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen. In dit kader is de minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere de exitstrategie en het beloningsbeleid van de financiële instellingen) van NL Financial Investments (NLFI). Voorts houdt de minister van Financiën toezicht op NLFI;
– de inbreng van bedrijfseconomische expertise op specifieke onderdelen zoals bij investeringen in de energietransitie en financiële zekerheidstelling. In het kader van deze onderdelen is de minister verantwoordelijk voor het toetsen van door vergunninghouders gestelde financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de ontmanteling van instellingen vallend onder de Kernenergiewet.
De minister van Financiën heeft een aantal instrumenten tot zijn beschikking, die ingezet kunnen worden voor de invulling van zijn verantwoordelijkheid:
– bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Comptabiliteitswet;
– bevoegdheden die de minister van Financiën heeft als aandeelhouder op basis van Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de statuten van de ondernemingen;
– de Wet stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen;
– de gedragsregels uit de Corporate Governance Code voor zijn rol als aandeelhouder in staatsdeelnemingen;
– structureel en incidenteel overleg met bestuurders en commissarissen van de staatsdeelnemingen;
– bevoegdheden die de minister van Financiën heeft op basis van de Kernenergiewet;
Bovenstaande instrumenten zijn verschillend van aard. De bevoegdheden die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, Comptabiliteitswet, Wet stichting administratiekantoorbeheer financiële instellingen en de Kernenergiewet vormen de basis van de (formele) zeggenschap. De overige instrumenten hebben een meer informeel karakter, zijn richtinggevend (zoals de Corporate Governance Code) of dienen als randvoorwaarde om invulling te kunnen geven aan de beleidsdoelstelling (zoals de beschikbaarheid over en/of toegang tot de benodigde kennis).
Beleidsinformatie
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de staatsdeelnemingen waarvan het beheer van het aandeelhouderschap ligt bij het ministerie van Financiën. Hierbij staat aangegeven hoeveel procent van de aandelen in handen is van de Staat, op welke wijze deze aandelen worden gehouden en in welke sector ze actief zijn.
Tabel 28 Aandeelhouderschap ministerie van Financiën
Staatsdeelneming
Percentage aandelen (per 25 juli 2025)
Wijze van aandeelhouderschap
Sector
ABN AMRO1
30.50%
Indirect (via NLFI)
Financiële Dienstverlening
Air France-KLM
9,10%
Direct
Transport
BNG Bank
50,00%
Direct
Financiële Dienstverlening
COVRA
100,00%
Direct
Radioactief-afvalmanagement
FMO
51,00%
Direct
Financiële Dienstverlening
Gasunie
100,00%
Direct
Energie
Havenbedrijf Rotterdam
29,17%
Direct
Infrastructuur
Holland Casino
100,00%
Direct
Kansspelen
Invest-NL
100,00%
Direct
Financiële Dienstverlening
Invest International
51,00%
Direct
Financiële Dienstverlening
KLM
5,92%
Direct
Transport
Nederlandse Loterij
99,00%
Direct
Kansspelen
Nederlandse Spoorwegen
100,00%
Direct
Transport
NIO
100,00%
Direct
Financiële Dienstverlening
NWB Bank
17,20%
Direct
Financiële Dienstverlening
Schiphol
69,77%
Direct
Infrastructuur
SRH
100,00%
Direct
Financiële Dienstverlening
Stedin
11,80%
Direct
Energie
TenneT
100,00%
Direct
Energie
Thales Nederland
1,00%
Direct
Defensie
UCN
100,00%
Direct
Energie
ASN Bank2
100,00%
Indirect (via NLFI)
Financiële Dienstverlening
X Noot
1
De Kamer heeft hierover een ontvangen op 25 juli 2025.
X Noot
2
Per 1 juli 2025 heeft een naamsverandering plaatsgevonden van de Volksbank naar ASN Bank.
Kengetallen
Onderstaande kengetallen zien op de implementatie en uitvoering van het deelnemingenbeleid. Hierbij wordt alleen gekeken naar deelnemingen met volwaardige bedrijfsactiviteiten en waar de Staat de aandelen met direct aandeelhouderschap beheert, in totaal zijn dit 18 deelnemingen. Dit aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor SRH en NIO vanwege niet volwaardige bedrijfsactiviteiten en ABN AMRO en ASN Bank vanwege het indirecte aandeelhouderschap via NLFI.
Tabel 29 Kengetallen deelnemingenbeleid
Realisatie 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Percentage deelnemingen met >33% vrouwen en >33% mannen in de raad van bestuur1
92% (11 van 12)
100% (12 van 12)
100% (12 van 12)
Percentage deelnemingen met financiële doelstellingen bepaald2
40% (7 van 15)
93% (14 van 15)
93% (14 van 15)
Percentage deelnemingen die alle 6 de OESO richtlijnen - due dilligence in de waardeketen volgen3
33% (5 van 15)
67% (10 van 15)
80% (12 van 15)
X Noot
1
Deze indicator geeft weer bij welk percentage van de deelnemingen de raad van bestuur uit meer dan 1/3 vrouwen en 1/3 mannen bestaat. Het totaal aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor (i) de deelnemingen COVRA en UCN, die maar één bestuurder hebben en (ii) voor de deelnemingen Air France-KLM, KLM, Stedin en Thales waarbij de Staat een klein minderheidsbelang heeft in de onderneming en daardoor beperkte invloed kan uitoefenen op het beleid.
X Noot
2
De Staat hanteert een bredere set die aansluit bij de aard van de deelneming en de sector waarin de deelneming actief is. Deze bredere set aan indicatoren vervangt het voormalige normrendement als maatstaf. De onderdelen van deze bredere set aan indicatoren zijn rendementsdoelstellingen, doelstellingen op onderliggende operationele prestaties en doelstellingen op de balanspositie. Het totaal aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor de deelnemingen Air France-KLM, KLM en Thales waarbij de Staat een klein minderheidsbelang heeft in de onderneming en daardoor beperkte invloed kan uitoefenen op het beleid.
X Noot
3
Deze indicator geeft aan hoeveel deelnemingen voldoen aan en rapporteren in lijn met de CSRD in het kader van de OESO-richtlijn (mensenrechten due-dilligence). Het totaal aantal deelnemingen is gecorrigeerd voor de deelnemingen Air France-KLM, KLM en Thales waarbij de Staat een klein minderheidsbelang heeft in de onderneming en daardoor beperkte invloed kan uitoefenen.
Meer kengetallen over het deelnemingenbeleid (zoals de omvang van het balanstotaal van alle deelnemingen, de vermogenspositie van deelnemingen en het door deelnemingen gerealiseerde rendement) zijn te vinden in het meest recente Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.
C. Beleidswijzigingen
In 2022 heeft het kabinet de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 (Nota 2022) vastgesteld. In de handboeken Evalueren, Strategie, Investeringen, Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), Benoemingen en Financiële positie is het deelnemingenbeleid verder uitgewerkt. Indien daar aanleiding voor is, worden deze handboeken geactualiseerd. Daarmee wordt verder vormgegeven aan de uitrol van het beleid uit de Nota 2022. De samenleving en de Kamer worden geïnformeerd over de implementatie van de Nota 2022 middels een digitaal beschikbaar dashboard.
In 2025 starten de evaluaties van het aandeelhouderschap in UCN en Gasunie. Deze evaluaties worden in 2026 afgerond. Daarnaast wordt in 2025 het zogenoemde handboek ‘Deelneming aangaan’ afgerond en gepubliceerd op bovengenoemd dashboard.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 30 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
26.569.236
73.541.765
‒ 5.640.641
409.959
259.959
109.959
109.959
Uitgaven
13.774.177
16.383.337
11.689.959
486.959
259.959
109.959
109.959
Garanties
7
20
20
20
20
20
20
Regeling Bijzondere Financieringen
7
20
20
20
20
20
20
Leningen
13.100.000
12.800.000
11.000.000
0
0
0
0
Lening TenneT
13.100.000
12.800.000
11.000.000
0
0
0
0
Opdrachten
3.799
4.363
4.985
4.985
4.985
4.985
4.985
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen
3.799
4.363
4.985
4.985
4.985
4.985
4.985
Opstart Invest International
0
0
0
0
0
0
0
Vermogensverschaffing/-onttrekking
666.111
3.574.000
680.000
477.000
250.000
100.000
100.000
Kapitaalinjectie TenneT
0
3.000.000
0
0
0
0
0
Aan-/verkoop vermogenstitels
0
0
0
0
0
0
0
Afdrachten Staatsloterij
116.274
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Kapitaalinjectie Invest-NL
330.000
330.000
330.000
277.000
150.000
0
0
Kapitaalinjectie Invest International
219.837
144.000
250.000
100.000
0
0
0
Kapitaalinjectie regionale netbeheerders
0
0
0
0
0
0
0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
4.260
4.954
4.954
4.954
4.954
4.954
4.954
NLFI
4.260
4.954
4.954
4.954
4.954
4.954
4.954
Ontvangsten
3.162.829
2.642.130
1.953.734
2.244.632
2.306.212
2.358.212
2.389.212
Garanties
1.000
4.000
34.000
76.000
116.000
158.000
189.000
Premieontvangsten garantie TenneT
0
3.000
33.000
75.000
115.000
157.000
188000
Premieontvangsten garantie FMO
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
Leningen
171.910
584.226
1.084.169
1.345.620
1.353.925
1.353.925
1.353.925
Renteontvangsten lening KLM
5.215
0
0
0
0
0
0
Renteontvangsten lening Tennet
166.695
584.226
1.084.169
1.345.620
1.353.925
1.353.925
1.353.925
Opdrachten
79
0
0
0
0
0
0
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen
79
0
0
0
0
0
0
Vermogensverschaffing/-onttrekking
2.986.329
2.049.404
831.065
818.512
831.787
841.787
841.787
Aan-/verkoop vermogenstitels
1.521.556
1.311.075
0
0
0
0
0
Afdrachten Staatsloterij
116.274
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Dividenden staatsdeelnemingen
1.348.498
638.329
731.065
718.512
731.787
741.787
741.787
Winstafdracht DNB
0
0
0
0
0
0
0
waarvan: Griekse inkomsten SMP
0
0
0
0
0
0
0
waarvan: rente-inkomsten ESM
0
0
0
0
0
0
0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
3.511
4.500
4.500
4.500
4.500
4.500
4.500
NLFI
3.511
4.500
4.500
4.500
4.500
4.500
4500
Tabel 31 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
26.569.236
73.541.765
‒ 5.640.641
409.959
259.959
109.959
109.959
waarvan garantieverplichtingen
907.534
51.966.760
0
0
0
0
0
Garantie FMO
907.534
‒ 33.240
0
0
0
0
0
Garantie TenneT
0
52.000.000
0
0
0
0
0
waarvan overige verplichtingen
25.661.703
21.575.005
‒ 5.640.641
409.959
259.959
109.959
109.959
Lening SRH
‒ 11.202
‒ 8.332
0
0
0
0
0
Lening TenneT
25.000.000
18.000.000
‒ 6.100.000
0
0
0
0
Kapitaalinjectie TenneT
0
3.000.000
0
0
0
0
0
Afdrachten Staatsloterij
116.274
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Kapitaalinjectie Invest-NL
330.000
330.000
99.400
200.000
150.000
0
0
Kapitaalinjectie Invest International
219.837
144.000
250.000
100.000
0
0
0
Overige betalingsverplichtingen
6.793
9.337
9.959
9.959
9.959
9.959
9.959
Tabel 32 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
97,6%
bestuurlijk gebonden
2,3%
beleidsmatig gereserveerd
0,0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0,0%
Budgetflexibiliteit
De uitgaven op artikel 3 zijn in 2026 voor 97,6% juridisch verplicht en voor 2,3% bestuurlijk gebonden. De juridisch verplichte uitgaven bestaan voornamelijk uit de lening aan TenneT en de afdrachten Staatsloterij. De bestuurlijk gebonden uitgaven bestaan vooral uit de kapitaalinjecties aan Invest-NL en Invest International.
Kapitaalinjectie Invest International en Invest-NL
De kapitaalinjecties voor Invest International zijn bestuurlijk gebonden. Na goedkeuring van de concrete aanvragen voor de kapitaalinjecties door Invest International wordt de verplichting juridisch vastgelegd. Ook de kapitaalinjecties voor Invest-NL zijn grotendeels bestuurlijk gebonden. Voor beide instellingen geldt dat de kapitaalinjecties naar verwachting nodig zijn om hun activiteiten uit te voeren.
Afdrachten Staatsloterij
De afdrachten Staatsloterij (uitgaven en ontvangsten) zijn 100% juridisch verplicht op basis van de Wet op de Kansspelen (WOK).
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen
Garantieverplichtingen
Garantie TenneT
Door de grote investeringsagenda van TenneT neemt de financieringsbehoefte fors toe. Om te zorgen dat TenneT Nederland deze investeringsopgave kan financieren, heeft het kabinet bij de Voorjaarsnota 2025 besloten een garantie af te geven. Daarmee kan TenneT Nederland leningen aantrekken met dezelfde kredietwaardigheid als de Nederlandse Staat (AAA), en zodoende meer en goedkoper schuld ophalen op de kapitaalmarkt.
Voor TenneT Nederland is met de garantie een structurele oplossing geïmplementeerd. Daarmee kan een deel van de lening aan TenneT voor 2026 vrijvallen.
Overige verplichtingen
Lening SRH
SRH (SNS REAAL N.V.) heeft een vordering op de Nederlandse Staat. Op deze vordering is in de periode oktober 2020 tot en met 30 september 2025 een negatieve rente van toepassing. Conform de afspraken in de leningdocumentatie wordt de rente niet door SRH betaald maar afgeboekt op de vordering. Voor de periode na 30 september 2025 zal een nieuwe, marktconforme, rente worden vastgesteld. Indien er vanaf dat moment sprake is van een positieve rente zal deze jaarlijks worden bijgeboekt bij de vordering.
Lening TenneT
De Nederlandse Staat heeft met een incidentele suppletoire begroting aan het begin van 2024 een aandeelhouderslening van € 25 mld. aan TenneT verstrekt voor 2024 en 2025. Door het uitblijven van de volledige verkoop van TenneT Duitsland aan de Duitse Staat had TenneT een additionele leningsfaciliteit nodig om haar credit rating te behouden. In 2024 is besloten om de leningsfaciliteit op te hogen met € 2,3 mld. voor 2025 en uit te breiden met € 17,1 mld. voor 2026. Zie ook paragraaf 2.5 Overzicht risicoregelingen.
Met de garantie voor TenneT is inmiddels een structurele oplossing geïmplementeerd voor de financiering van TenneT Nederland. Daarmee vervalt het eerder geraamde deel van de lening dat nodig was voor TenneT Nederland in 2026 (€ 7,5 mld.). Tevens wordt € 1,4 mld. van de leningsfaciliteit van 2025 naar 2026 doorgeschoven, omdat een aantal investeringsuitgaven is verschoven in de tijd.
Kapitaalinjectie TenneT
Deze post betreft een reservering voor een kapitaalstorting in TenneT Duitsland. Deze reservering van € 3,0 mld. is onderdeel van een totaalreservering van € 7,3 mld. Een bedrag van € 4,3 mld. is gereserveerd op de Aanvullende Post. Deze reservering wordt enkel gebruikt indien de deelname van private investeerders in TenneT Duitsland niet voldoende is om de gehele kapitaalbehoefte in te vullen.
Afdrachten Staatsloterij
Om te voldoen aan de wettelijke bepalingen in de Wet op de Kansspelen (WOK) dat alle afdrachten van de Staatsloterij aan de Staat toekomen, is structureel zowel bij uitgaven als ontvangsten een reeks opgenomen voor afdrachten Staatsloterij.
Kapitaalinjectie Invest-NL
In 2019 is Invest-NL opgericht om maatschappelijke transities te versnellen. Het startkapitaal hiervoor bedroeg circa € 1,7 mld., daarbovenop is in het regeerakkoord nog eens € 0,6 mld. aan Invest-NL gealloceerd. Dit brengt het totaal voor Invest-NL vanuit de begroting van Financiën op € 2,3 mld. Uit deze middelen volgt naar verwachting in 2026 een kapitaalinjectie van € 330 mln. Een deel van de middelen gereserveerd voor 2028 en 2029 worden beschikbaar gesteld voor Invest International.
Kapitaalinjectie Invest International
In 2021 is Invest International opgericht. Invest International ontvangt cumulatief een kapitaalinjectie van € 833 mln. verspreid over enkele jaren. Het laatste deel van deze kapitaalinjectie van € 144 mln. is in 2025 overgemaakt. Omdat Invest International eerder dan verwacht het kernkapitaal heeft weggezet, is er voor 2026 een additionele € 100 mln. vrijgemaakt uit de initieel gereserveerde middelen voor Invest-NL. Deze middelen zijn vrijgemaakt ter ondersteuning van de financiering van het internationale Nederlandse bedrijfsleven door Invest International. Onder voorwaarde van de integratie tussen Invest International en Invest-NL vindt een herallocatie van middelen van Invest-NL naar Invest International plaats om te zorgen voor de continuïteit van de activiteiten van Invest International op de korte termijn. Daarom wordt in 2026 € 150 mln. en in 2027 € 100 mln. beschikbaar gesteld voor Invest International vanuit de gereserveerde begrotingsmiddelen voor Invest-NL 2028 (€ 50 mln.) en 2029 (€ 200 mln.). Hiermee zorgt het kabinet ervoor dat Invest International voldoende middelen heeft tot de streefdatum van integratie van beide deelnemingen op 1 januari 2028. Voor deze mutatie ontvangt uw Kamer de onderbouwing conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW3.1) voordat hierover wordt gestemd.
Uitgaven
Leningen
Zie: Verplichtingen - Lening TenneT
Opdrachten
Het budget voor uitvoeringskosten staatsdeelnemingen is voornamelijk bestemd voor de inhuur van adviseurs ter ondersteuning in de diverse expertises die benodigd zijn voor het beheer van de staatsdeelnemingen.
Vermogensverschaffing- en onttrekking
Zie: Verplichtingen – Kapitaalinjectie TenneT, Aan-/verkoop vermogenstitels, Afdrachten Staatsloterij, Kapitaalinjectie Invest-NL en Kapitaalinjectie Invest International.
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
NLFI is een rechtspersoon met een wettelijke taak. NLFI voert het staatsaandeelhouderschap uit voor de financiële instellingen die tijdelijk in beheer zijn. De kosten van NLFI worden grotendeels doorbelast aan de in beheer zijnde financiële instellingen. De netto-uitgaven aan NLFI om uitvoering te geven aan haar wettelijke taak zijn naar verwachting € 0,4 mln. over 2026 (€ 4,9 mln. uitgaven minus € 4,5 mln. ontvangsten).
Ontvangsten
Garanties
Premieontvangsten garantie TenneT
De Staat ontvangt als garantieverstrekker garantiepremie voor het verstrekken van de garantie aan TenneT Nederland. De premie wordt betaald over alle schuld die TenneT nieuw heeft aangetrokken onder de garantie en wordt gelijkgesteld aan het verwachte financieringsvoordeel dat TenneT krijgt door het verstrekken van de garantie.
Premieontvangsten garantie FMO
De Staat ontvangt een premie voor de verstrekte garantie aan FMO. Deze bedraagt € 1 mln. per jaar.
Leningen
De Staat ontvangt een marktconforme rente met additionele vergoedingen over de verstrekte lening aan TenneT.
Vermogensverschaffing/-onttrekking
Aan-/verkoop vermogenstitels
De verkoopopbrengsten, door de verkoop van aandelen ABN AMRO vallen onder deze post.
Afdrachten Staatsloterij
Zie: Verplichtingen – Afdrachten Staatsloterij.
Dividenden Staatsdeelnemingen
Deze post bestaat uit alle dividenden, winstafdrachten en verkoopopbrengsten die zien op zowel de reguliere deelnemingen als de tijdelijke financiële deelnemingen (ABN AMRO, ASN Bank).
Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s
Zie: Uitgaven – Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s.
Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen
A. Algemene doelstelling
Een bijdrage leveren aan een financieel gezond en welvarend Nederland en Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën speelt in Nederland op dit gebied een regisserende rol en maakt daarbij gebruik van een aantal instrumenten. Ten behoeve van de bevordering van de economische- en begrotingscoördinatie tussen EU-lidstaten en de financiële stabiliteit in de EU, neemt de minister actief deel aan internationale overleggen (onder andere de Ecofinraad en de Eurogroep). Verder neemt de minister van Financiën besluiten over het Nederlandse standpunt met betrekking tot toetreding van landen tot het Europees wisselkoersmechanisme (ERM II) en de eurozone.
De minister houdt als aandeelhouder toezicht op verschillende Internationale Financiële Instellingen met als doel om o.a. financiële soliditeit en goed bestuur te waarborgen. Hierbij bewaakt de minister ook de financiële belangen van de Nederlandse overheid en de Nederlandse burger en ziet de minister toe op de effectiviteit van de internationale financiële architectuur.
Daarnaast levert de minister een bijdrage aan de internationale beleidsdiscussies en beleidsresponses bij internationale fora zoals de Ecofinraad, de Eurogroep, de G20, verschillende Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling-werkgroepen en commissies en discussies bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en andere Internationale Financiële Instellingen (IFI’s).
Meetbare gegevens
De onderstaande tabel geeft een aantal kengetallen van internationale financiële fondsen en instellingen waarin Nederland deelneemt. Per fonds of instelling is de financiële binding met Nederland weergeven, zoals de omvang van de garantie en het gestorte kapitaal. Hierbij bestaat een onderscheid tussen garanties die afgegeven zijn op instellingen (zoals het geval voor de garanties op de IFI's) en garanties op bepaalde activiteiten (zoals European Investment Bank (EIB)-Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen (ACP) en Overseas Countries and Territories (OCT) en het Europees Garantiefonds)20. Verder wordt door middel van verschillende kengetallen (onder andere verstrekte bedragen en de maximale uitleencapaciteit) de financiële slagkracht van het fonds of de instelling gepresenteerd.
Tabel 33 Overzicht internationale financiële instellingen en fondsen (bedragen x € 1 mld.)
Garantie/oproepbaar bedrag
Deelneming in kapitaal
Deelneming in %
Uitstaande bedragen
Totale uitleencapaciteit
1
IFC1
n.v.t.
0,50
2,2
30,4
59,5
2
MIGA2
0,03
0,01
1,8
9,9
18,3
3
IBRD3
5,8
0,4
1,9
250,0
290,4
4
EIB4
11,8
1,2
5,2
587,2
721,5
5
EIB - pan-Europees garantie-fonds5
1,0
n.v.t.
5,2
3,5
18,4
6
EIB – krediet-verlening o.b.v. eigen middelen (OR) in ACP en OCT4
0,08
n.v.t.
5,1
6,3
n.v.t.
7
AIIB6
0,8
0,2
1,1
50,8
96,3
8
EBRD7
0,6
0,3
2,73
42,5
47,2
9
IMF8
34,5
n.v.t
1,83
107,3
412,0
10
ESM9
36,7
4,8
5,6
77,9
500,0
11
EFSF10
34,2
0
6,1
186,4
241,0
12
EFSM11
2,8
n.v.t.
5,6
42,0
44,6
13
BoP11
4,1
n.v.t.
6,4
0,2
50,0
14
SURE11
6
n.v.t.
5,8
98,4
98,4
15
NGEU12
30,3
n.v.t.
6,4
111,2
292,6
16
MFB headroomgarantie11
1,1
n.v.t.
6,4
18,0
18,0
17
MFB-ULCM11
3,5
n.v.t.
6,4
7,0
18,1
18
Oekraïne faciliteit11
2,1
n.v.t.
6,4
13,1
33,0
X Noot
1
Cijfers Financieel Profiel 30-06-2024. IFC Financial Statements Fiscal Year 2024
X Noot
2
Cijfers Financieel Profiel 30-06-2024. Miga Financial Statements Fiscal Year 2024
X Noot
3
Cijfers Financieel Profiel 30-06-2024. IBRD Financial Statement Fiscal Year 2024
X Noot
4
Cijfers Financieel Profiel 30-12-2024. EIB Financial Report 2024
X Noot
5
Cijfers Financieel Profiel 31-12-2024. EIB Financial Report 2024; EGF Financial Statement for the Year ended 31 December 2024
X Noot
6
Cijfers Financieel Profiel 30-12-2024. AIIB Financial Report 2024
X Noot
7
Cijfers Financieel Profiel 31-12-2024. EBRD Financial Statements 2024
X Noot
8
Cijfers Financieel Profiel Q1 2025. IMF Q1 2025 Quarterly Report
X Noot
9
Cijfers financieel Profiel 31-12-2024, ESM Annual Report 2024
X Noot
10
Cijfers financieel Profiel 31-12-2024, EFSF Annual Report 2024
X Noot
11
Commission's quarterly update on the NGEU funding operations (Q1 2025)
X Noot
12
Cijfers financieel Profiel 31-12-2024, NGEU
C. Beleidswijzigingen
Concurrentievermogen EU
De Europese Commissie besteedt veel aandacht aan versterking van het Europese concurrentievermogen. Voor het ministerie van Financiën liggen de prioriteiten op een versterking en verdieping van de kapitaalmarktunie en voltooiing van de bankenunie. Toegang tot financiering en durfkapitaal helpt bedrijven om te kunnen innoveren, verduurzamen en groeien. Een brede en diepe Europese kapitaalmarkt helpt ook met het mobiliseren van het privaat kapitaal. Ook het verminderen van de regeldruk is van belang, met respect voor belangrijke beleidsdoelstellingen.
Stabiliteits- en Groeipact
Het ministerie van financiën blijft aandacht vragen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciënen het verhogen van duurzame economische groei blijft van groot belang, ook in Europa. Daarvoor is een gedegen implementatie van het in 2024 herziene Stabiliteits- en Groeipact nodig, met aandacht voor het begrotingsbeleid, publieke investeringen en structurele hervormingen. In het kader van de herziene Europese begrotingsregels hebben lidstaten budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn ingediend, met daarin hun voorgenomen begrotingsbeleid, hervormingen en investeringen. Daarnaast heeft de Raad aanbeveling gedaan voor de correctie van buitensporige tekorten van België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen, Slowakije en Roemenië. Nederland is tevreden met deze eerste stappen. Het ministerie van financiën zal het belang van gedegen implementatie van de herziene begrotingsregels blijven benadrukken.
Meerjarig Financieel Kader
Nederland pleit in de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader vanaf 2028 voor een EU-begroting die meer gericht is op het versterken van het Europese concurrentievermogen met als fundament een sterke, interne markt en inzet op onderzoek en innovatie; asiel en migratie, en veiligheid en defensie. Ook bestaande programma’s onder het cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid zouden meer moeten bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen. Het is bovendien van belang dat de EU-begroting private investeringen stimuleert.
De voorstellen voor het volgend MFK en waarschijnlijk een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB) komen in een tijd waarin veel lidstaten te maken hebben met budgettaire uitdagingen door hoge schulden en oplopende begrotingstekorten. In dit licht zet het demissionaire kabinet in op een beperking van de stijging van de Nederlandse afdrachten aan de EU. Het kabinet is van mening dat ambitieus Europees beleid mogelijk is binnen deze budgettaire randvoorwaarden.
Defensie
Tot slot speelt het thema defensie een grote rol in 2026, voortbouwend op het Readiness 2030 – ReArm Europe plan van de Europese Commissie voor het versterken van de Europese defensie. Onderdeel van ReArm Europe is SAFE (Security Action for Europe): een tijdelijk noodinstrument ter financiële ondersteuning van lidstaten op basis van Artikel 122 VWEU. Middels het SAFE-instrument kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten voor gezamenlijke defensie-uitgaven. Daarnaast heeft de Commissie voorgesteld om de nationale ontsnappingsclausule binnen het Stabiliteits- en Groeipact tijdelijk en gericht te activeren voor een toename in defensie-uitgaven tot 1,5% van het bbp gedurende een periode van vier jaar vanaf 2025, met 2021 als basisjaar, met waarborgen voor schuldhoudbaarheid.
Internationale Financiële Instellingen
Oekraïne
Nederland draagt haar ‘fair share’ bij aan de steun aan Oekraïne. De middelen die zijn gereserveerd voor herstel en wederopbouw worden voor een groot deel via internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank, Europese Investeringsbank en European Bank for Reconstruction and Development verstrekt. Deze instellingen hebben sinds het begin van de oorlog de werkzaamheden in Oekraïne flink uitgebreid, en ze zijn over de hele breedte van de Oekraïense economie en maatschappij actief. In het regeerprogramma staat dat Nederland ‘onverminderde’ steun levert aan Oekraïne en in de Voorjaarsnota 2025 zijn daarom additionele middelen beschikbaar gesteld voor militaire en niet-militaire steun. In 2026 zal er, net als in 2025, 252 miljoen euro beschikbaar zijn voor niet-militaire steunpakketten.
Daarnaast steunt Nederland Oekraïne via het EU-aandeel in de Extraordinary Revenue Acceleration (ERA)-leningen van 18,1 miljard euro. De lening wordt aan Oekraïne verstrekt op basis van de buitengewone inkomsten op de bevroren Russische centralebanktegoeden en wordt gegarandeerd via de headroom van de EU-begroting. Dit is de budgettaire ruimte tussen het uitgavenplafond en het Eigenmiddelenplafond van de Europese Unie. Dit betreft een nationale garantie van circa 1,8 miljard euro.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 34 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 Internationale financiële betrekkingen (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
8.710.224
21.313.331
2.215.341
2.278
991.803
2.129
2.129
Uitgaven
530.197
739.382
323.516
479.782
207.825
370.589
460.325
Garanties
17.941
41.400
26.720
7.850
0
0
0
EIB pan-Europees garantiefonds
17.941
41.400
26.720
7.850
0
0
0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
510.026
695.473
294.355
469.654
205.694
368.460
458.196
Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen
1.578
1.519
19
19
19
19
19
Wereldbank
374.729
652.518
0
428.199
205.675
368.441
458.177
EBRD
100.040
0
0
0
0
0
0
Kapitaalinleg ESM
0
0
252.900
0
0
0
0
Bijdrage EU voor rente Oekraïne
33.678
41.436
41.436
41.436
0
0
0
Leningen
0
0
0
0
0
0
0
Lening aan Oekraïne
0
0
0
0
0
0
0
Opdrachten
2.231
2.509
2.441
2.278
2.131
2.129
2.129
Technische assistentie
2.133
2.361
2.341
2.178
2.031
2.029
2.029
Overige opdrachten
98
148
100
100
100
100
100
Ontvangsten
603.812
58.427
52.593
91.861
96.249
253.643
247.766
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
22.935
3.733
3.213
3.088
2.957
2.965
2.965
Ontvangsten IFI's
22.935
3.733
3.213
3.088
2.957
2.965
2.965
Leningen
580.876
54.694
49.380
88.773
93.292
250.678
244.801
Aflossing lening Griekenland
479.757
0
0
0
0
159.919
159.919
Renteontvangsten lening Griekenland
101.119
54.694
49.380
52.102
54.194
52.875
48.211
Aflossing lening Oekraïne
0
0
0
33.333
33.333
33.333
33.333
Renteontvangsten lening Oekraïne
0
0
0
3.338
5.765
4.551
3.338
Tabel 35 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
8.710.224
21.313.331
2.215.341
2.278
991.803
2.129
2.129
waarvan garantieverplichtingen
8.537.311
20.381.822
1.960.000
0
0
0
0
Kredieten EU-betalingsbalanssteun
94.089
203.981
0
0
0
0
0
Garantie aan DNB inzake IMF
2.869.633
57.124
0
0
0
0
0
ESM
0
1.364.000
1.960.000
0
0
0
0
EFSM
254.899
118.868
0
0
0
0
0
AIIB
46.759
‒ 1.678
0
0
0
0
0
EIB
0
0
0
0
0
0
0
Wereldbank
522.752
‒ 12.379
0
0
0
0
0
SURE
0
0
0
0
0
0
0
NGEU
‒ 693.374
3.127.190
0
0
0
0
0
MFA+
27.246
57.263
0
0
0
0
0
MFB-ULCM
3.416.000
78.045
0
0
0
0
0
Oekraïne faciliteit
1.999.309
102.624
0
0
0
0
0
SAFE - garantie
0
15.286.784
0
0
0
0
0
waarvan overige verplichtingen
172.913
931.509
255.341
2.278
991.803
2.129
2.129
Multilaterale ontwikkelingsbanken en fondsen
29
0
0
0
0
0
0
Wereldbank
78.512
929.000
0
0
989.672
0
0
EBRD
100.040
0
0
0
0
0
0
Kapitaalinleg ESM
0
0
252.900
0
0
0
0
Bijdrage EU voor rente Oekraïne
‒ 7.757
0
0
0
0
0
0
Technische assistentie
1.992
2.361
2.341
2.178
2.031
2.029
2.029
Overige betalingsverplichtingen
98
148
100
100
100
100
100
Tabel 36 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
99,2%
bestuurlijk gebonden
0,0%
beleidsmatig gereserveerd
0,8%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0,0%
Budgetflexibiliteit
In 2026 bedraagt het totaal aan juridisch verplichte uitgaven 99,2% van het totaal aan uitgaven. Het bestaat voornamelijk uit uitgaven op garanties en bijdragen aan internationale organisaties. Daarnaast is 0,8% beleidsmatig gereserveerd, het betreft hier voornamelijk technische assistentie aan kiesgroeplanden waarvoor nog geen verplichting is aangegaan.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen
Garantieverplichtingen
Binnen dit artikel zijn diverse garantieverplichtingen opgenomen. Het betreft hier garanties die door de Nederlandse Staat zijn verleend aan internationale financiële fondsen en instellingen. Informatie over onder andere het doel, de werking en de beheersing van de risico's van de individuele garanties is opgenomen in paragraaf 2.5 Overzicht risicoregelingen.
SAFE
Het ‘Security Action for Europe’-instrument (SAFE) is bedoeld om financiële steun te verlenen aan lidstaten om te voorzien in de toegenomen behoefte aan overheidsuitgaven voor de productie van defensiemateriaal en gezamenlijke aanschaf van defensieproducten en diensten te bevorderen. Lidstaten kunnen bij de Commissie leningen aangaan tot een maximum van in totaal € 150 mld. De bijstelling van € 15,3 mld. is het gevolg van een nieuwe nationale garantie gebaseerd op het Nederlandse bni-aandeel in het EU-bni en een inschatting van de rentekosten.
Verplichtingen en uitgaven
Garanties
Het pan-Europees garantiefonds (EGF) van de European Investment Bank (EIB) is opgericht om de negatieve economische gevolgen van de coronacrisis te beperken. Het EGF zit nu in een fase waarin de garanties ingeroepen kunnen worden. Omdat de investeringen onder het garantiefonds een hoog risicoprofiel hebben, is een verliesraming opgenomen.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Wereldbank
Nederland draagt via algemene bijdragen aan de Wereldbank bij aan ontwikkelingssamenwerking. De opgenomen raming betreft de bijdrage aan de International Development Association (IDA), het onderdeel van de Wereldbankgroep dat concessionele leningen – en in beperkte mate schenkingen – verstrekt aan de armste landen in de wereld. Elke drie jaar worden de middelen voor dit onderdeel van de Wereldbank aangevuld door donoren.
Kapitaalinleg ESM
De toetreding van Kroatië tot het ESM startte het proces om de ESM-kapitaalsleutel uit 2009 te herzien. Deze is gebaseerd op de ECB-kapitaalsleutel. De ECB heeft op 1 januari 2024 de kapitaalsleutel geactualiseerd. Hieruit volgt dat Nederland een groter aandeel in de Europese economie en bevolking had dan voorheen. De verwachting is dat betaling van de aanvullende storting pas in 2026 nodig zal zijn, vandaar dat een reservering voor de actualisatie van de kapitaalinleg bij het ESM is opgenomen in 2026.
Bijdrage EU voor rente Oekraïne
De rente op de door de EU aan Oekraïne geleende middelen in 2023 (€ 18 mld.) wordt door de EU-lidstaten gecompenseerd. De rentebijdrage voor Nederland bedraagt tussen 2024 t/m 2027 circa € 41 mln. per jaar. De hoogte van de bijdrage per lidstaat wordt bepaald door het bni-aandeel (bruto nationaal inkomen) van de lidstaat aan de EU-begroting.
Opdrachten
Voor de komende jaren zijn middelen gereserveerd voor technische assistentie aan landen in de Nederlandse IMF/ Wereldbank/ EBRD-kiesgroepen. De technische assistentie is er vooral op gericht om deze kiesgroeplanden te ondersteunen in hun financieel-economische beleid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van Nederlandse expertise.
Ontvangsten
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Er wordt een structurele reeks verwacht aan ontvangsten van IFI’s. Het gaat hierbij om terugbetalingen van de EIB en IDA (Wereldbank) en daarnaast rente-ontvangsten uit hybride kapitaal van de Wereldbank.
Leningen
In totaal heeft Nederland voor € 3,2 mld. aan bilaterale leningen verstrekt aan Griekenland, waarover Griekenland per kwartaal rente betaalt. Vanaf 2020 is Griekenland deze bilaterale leningen gaan aflossen. Daarnaast heeft Nederland in 2022 een bilaterale lening van € 200 mln. aan Oekraïne verstrekt via een speciale kredietlijn van het IMF. Oekraïne zal na een respijtperiode van 4,5 jaar in 2027 starten met aflossen en betalen van rente. Zie voor een verdere toelichting op beide leningen ook paragraaf 2.5 Overzicht risicoregelingen.
Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
A. Algemene doelstelling
Het afgeven van verzekeringen en garanties ter dekking van risico’s die zijn verbonden aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland en investeringen in het buitenland die zonder deze verzekeringen en garanties niet tot stand zouden zijn gekomen, en het creëren en handhaven van een internationaal gelijkwaardig speelveld voor bedrijven op het terrein van de exportkredietverzekeringsfaciliteit (ekv-faciliteit).
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën heeft de rol van regisseur bij de uitvoering van de ekv-faciliteit. De Nederlandse Staat treedt op als verzekeraar en Atradius Dutch State Business N.V. (ADSB21) voert de ekv-faciliteit uit, in naam van en voor rekening en risico van de Staat. De minister stelt de randvoorwaarden vast waaronder verzekeringen en garanties mogen worden afgegeven. De minister van Financiën is budgetverantwoordelijk en is samen met de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel verantwoordelijk voor het beleid op gebied van de ekv. Beide ministers stimuleren een gelijkwaardig speelveld op het gebied van de ekv-faciliteit.
Onder de Kaderwet Financiële verstrekkingen Financiën kunnen verzekeringen en garanties worden afgegeven ter dekking van risico’s verbonden aan het handels- en dienstenverkeer van ondernemers met landen buiten Nederland of ter dekking van niet-commerciële risico’s verbonden aan investeringen van ondernemers in een land buiten Nederland. Dit betekent dat zowel export-, import- als investeringstransacties onder bepaalde voorwaarden kunnen worden verzekerd. Het verzekeren van risico’s die direct verband houden met een exporttransactie komt het meest voor. Echter, bij het afgeven van een verzekering of garantie staat het ondersteunen en mogelijk maken van Nederlands handels- en dienstenverkeer met het buitenland centraal, ook wanneer het verband tussen de verzekerde risico’s en het Nederlandse handels- en dienstenverkeer met het buitenland indirect is. Dit verband moet in dat geval wel enige mate van concreetheid hebben. Dit houdt in dat er bijvoorbeeld ook transacties in Nederland gedekt kunnen worden zolang aannemelijk is dat hier binnen afzienbare tijd export of import uit voortkomt. Ook kunnen buitenlandse partijen dekking krijgen als dit bijdraagt aan het tot stand brengen van een Nederlandse export- of importtransactie. Daarnaast kan onder bepaalde voorwaarden op fondsniveau, in plaats van op individueel transactieniveau, een verzekering of garantie worden afgegeven zolang aannemelijk is dat met het fonds voldoende Nederlandse export of import wordt gerealiseerd. De concrete voorwaarden waaraan getoetst wordt bij de beoordeling van een transactie zijn vastgelegd in beleidskaders.
Voor alle producten onder de ekv-faciliteit van de Nederlandse Staat geldt het vereiste dat deze aanvullend zijn aan de markt. Zo kunnen het handels- en dienstenverkeer en investeringen, ondanks de afwezigheid van commerciële verzekeringen en garanties voor bijvoorbeeld politiek en economisch ingewikkelde landen, toch doorgaan. Er is duidelijk vastgelegd welke risico’s (looptijd, omvang en landen) verzekerd kunnen worden op de private markt en dus voor welke risico’s de Nederlandse Staat aanvullende zekerheid kan bieden. Daarnaast stelt de minister van Financiën voor alle verzekeringsproducten een risicokader vast. Hierin staan de randvoorwaarden voor het afgeven van een verzekering, waarmee de Staat vaststelt welke risico’s als acceptabel worden beschouwd.
Net als Nederland hebben veel andere landen ook een ekv-faciliteit. Nederland zet zich internationaal in om afspraken te maken over exportondersteuning en om Nederlandse exporteurs en hun financiers onder gelijke voorwaarden te kunnen laten concurreren. Deze afspraken tussen verschillende OESO-landen zijn vastgelegd in de ‘Arrangement on Officially Supported Export Credits22’ en waarborgen een internationaal gelijk speelveld. Zo zijn er afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder exportkredietverzekeringen mogen worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan afspraken over de kostendekkendheid van de steun, minimumpremies, maximale looptijden, het gebruik van ontwikkelingshulpgelden en verantwoord leenbeleid. Voor ekv-producten die niet onder de Arrangement vallen zijn verscheidene Europese staatssteunregels van toepassing.23
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), compliance en anti-omkoping hebben internationaal, maar ook nationaal de aandacht. Er is continu aandacht voor een gedegen uitvoering van het beleid voor MVO, compliance en anti-omkoping binnen de ekv-aanvragen. Het Nederlandse beleid voor de toetsing van ekv-aanvragen op de milieu- en sociale-effecten, dat in een aantal opzichten verder gaat dan de internationale richtlijnen op dit gebied, is vastgelegd in het zogeheten Beleidsdocument MVO24. Verder is sinds 1 januari 2023 het COP26-beleid voor de ekv effectief. Daarmee is ekv-steun voor nieuwe fossiele transacties niet langer mogelijk, behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5 °C doelstelling.25 ADSB publiceert jaarlijks een duurzaamheidsverslag waarin de inspanningen en resultaten worden beschreven.
Meetbare gegevens
Voor de ekv-faciliteit worden één kengetal en drie indicatoren gehanteerd om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstelling wordt behaald.
Directe en indirecte bijdrage aan het Nederlandse bbp
Dit kengetal geeft inzicht in de directe en indirecte bijdrage van de ekv-faciliteit aan het Nederlandse bbp op basis van berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hiervoor wordt aangesloten bij de wijze waarop de doeltreffendheid van de faciliteit is onderzocht in de beleidsdoorlichtingen van 2016 en 2021. De streefwaarde is gebaseerd op historische realisaties.
Bedrijfseconomische resultaatbepaling (BerB)
Het BerB-resultaat geeft aan in welke mate de ekv-faciliteit voldoet aan de internationale afspraak om minimaal kostendekkend te zijn. Deze afspraak is gemaakt om te voorkomen dat er concurrentieverstoring kan plaatsvinden. De BerB brengt in kaart in welke mate de inkomsten (premies en recuperaties) op de lange termijn de uitgaven (schades en uitvoeringskosten) dekken. Een positieve uitkomst duidt erop dat de faciliteit cumulatief gezien sinds 1999 kostendekkend is gebleken met inachtneming van nog te verwachten schades over de uitstaande risico’s. De BerB kent 1999 als startdatum omdat toen nieuwe internationale afspraken over kostendekkende minimumpremies van kracht werden.
Groene en MKB transacties
De ekv-faciliteit wordt ingezet om bedrijven te ondersteunen bij de energietransitie en hen financieel te helpen om zoveel mogelijk kansen te pakken op dit gebied. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van gunstiger ekv-voorwaarden bij groene transacties of kunnen kapitaal aantrekken via de Groendekking. Transacties worden sinds 2019 als «groen» geclassificeerd wanneer deze bijdragen aan de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Ook wordt de ekv-faciliteit ingezet ter ondersteuning van het Nederlandse mkb. De ekv beschikt bijvoorbeeld over liquiditeitsverruimende producten waar met name het Nederlandse mkb gebruik van maakt.
De doelstelling voor 2025 is het verhogen van zowel het aantal groene als het aantal mkb transacties met 10% ten opzichte van 2024. De doelstelling voor 2026 wordt eind 2025 vastgesteld. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de ekv een vraaggestuurd instrument is, waardoor het bereiken van de doelstelling afhankelijk blijft van de vraag van bedrijven naar ekv-dekking.
Tabel 37 Kengetallen
2021
2022
2023
2024
Bijdrage bbp in %
0,07%
0,07%
0,07%
n.t.b.1
X Noot
1
De bijdrage van de ekv aan het bbp over 2024 wordt door het CBS eind 2025 berekend.
Tabel 38 Indicatoren
2021
2022
2023
2024
Streefwaarde 2025 & 2026
Berb
€ 667 mln.
€ 504 mln.
€ 285 mln.
€ 341 mln.
> € 0
Absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan groene dekkingstoezeggingen en directe polissen
24
76
55
681
10% meer dan het voorgaande jaar
Absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan mkb dekkingstoezeggingen en directe polissen
54
78
84
832
10% meer dan het voorgaande jaar
X Noot
1
In de begroting van 2024 is de wijze waarop we de groen cijfers rapporteren veranderd van transacties (alleen polissen) naar dekkingstoezeggingen en directe polissen. Hierom wijken de cijfers voor 2022 en 2023 af van de cijfers uit de begrotingen van 2022 en 2023
X Noot
2
In de begroting van 2025 is de wijze waarop we de mkb cijfers rapporteren veranderd van transacties (alleen polissen) naar dekkingstoezeggingen en directe polissen. Hierom wijken de cijfers van de andere jaren af van de cijfers uit de begroting van 2024.
C. Beleidswijzigingen
Aanbesteding ekv
Begin 2025 is de Kamer geïnformeerd dat de ekv zal worden aanbesteed. Daarmee wordt de comptabele onrechtmatigheid zoals geconstateerd door de Rekenkamer opgelost. In 2025 worden de voorbereidende stukken opgesteld, waarna eind 2025 de aanbesteding in de markt wordt gezet. Wij streven er naar om medio 2026 de uitvoering van de ekv aan een partij te kunnen gunnen.
Strategische inzet ekv
In 2026 lopen er twee pilots waarmee de ekv strategisch kan worden ingezet. Onder de pilot grondstoffen kunnen buitenlandse en binnenlandse projecten die bijdragen aan de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, dan wel duurzame brandstoffen in aanmerking komen voor verzekering van financiering. Met de innovatiedekking kan de ekv worden ingezet voor de financiering van investeringen in sleuteltechnologieën in Nederland te verzekeren. In 2028 worden de pilots geëvalueerd.
Verbeteren internationaal speelveld
Nederland zal zich in 2026 net als in voorgaande jaren, internationaal inzetten voor het creëren van een zo gelijkwaardig mogelijk speelveld voor exporteurs. Dit doet Nederland onder meer via vergaderingen binnen de EU en de OESO. In 2026 zal Nederland zich verder inzetten op Enhanced Coordination en aansluiting op de Global Gateway, initiatieven die gericht zijn op het verbeteren van de samenwerking tussen verschillende financieringsinstellingen binnen de EU. In 2026 zal Nederland zich verder inzetten op het vergroten van transparantie en de uitfasering van ekv-steun van OESO-landen aan de fossiele energiesector.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 39 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
3.535.155
10.133.350
10.096.016
10.095.327
10.095.327
10.095.327
10.095.327
Uitgaven
211.051
240.850
173.516
172.827
172.827
172.827
172.827
Opdrachten
22.022
22.322
20.732
20.033
20.033
20.033
20.033
Kostenvergoeding Atradius DSB
22.151
21.469
20.629
19.930
19.930
19.930
19.930
Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten
‒ 227
750
0
0
0
0
0
Overige uitgaven
99
103
103
103
103
103
103
Garanties
129.947
115.900
79.900
79.900
79.900
79.900
79.900
Schade-uitkering ekv
128.838
107.500
77.500
77.500
77.500
77.500
77.500
Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten
1.109
6.000
0
0
0
0
0
Herverzekerde schades ekv - premies
0
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
Herverzekerde schades ekv - restituties na 2019
0
200
200
200
200
200
200
Herverzekerde schades ekv - restituties 1999-2019
0
100
100
100
100
100
100
Herverzekerde schades ekv - restituties voor 1999
0
100
100
100
100
100
100
Storting/onttrekking begrotingsreserve
59.082
102.628
72.884
72.894
72.894
72.894
72.894
Mutatie begrotingsreserve ekv
59.082
102.628
72.884
72.894
72.894
72.894
72.894
Ontvangsten
157.053
177.400
131.821
129.505
126.505
111.605
111.505
Garanties
131.203
148.831
104.092
102.475
99.475
84.575
84.475
Premies ekv
54.764
102.000
72.244
72.244
72.244
72.244
72.244
Premies herverzekering leverancierskredieten
‒ 95
7.000
0
0
0
0
0
Schaderestituties ekv voor 1999
34.762
26.843
19.781
18.100
15.100
200
100
Schaderestituties ekv vanaf 1999 tot 2019
4.318
628
640
650
650
650
650
Schaderestituties ekv na 2019
37.315
3.860
3.927
3.981
3.981
3.981
3.981
Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten
140
1.000
0
0
0
0
0
Herverzekerde schades ekv - schadeuitkeringen
0
7.500
7.500
7.500
7.500
7.500
7.500
Storting/onttrekking begrotingsreserve
25.850
28.569
27.729
27.030
27.030
27.030
27.030
Mutatie begrotingsreserve ekv
25.850
28.569
27.729
27.030
27.030
27.030
27.030
Tabel 40 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
3.535.155
10.133.350
10.096.016
10.095.327
10.095.327
10.095.327
10.095.327
waarvan garantieverplichtingen
3.452.964
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
Exportkrediet-verzekeringen
3.452.964
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
waarvan: aangegane garantieverplichtingen
3.452.964
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
10.000.000
waarvan: vervallen garantieverplichtingen
0
0
0
0
0
0
0
waarvan overige verplichtingen
82.191
133.350
96.016
95.327
95.327
95.327
95.327
Kostenvergoeding Atradius DSB
22.151
21.469
20.629
19.930
19.930
19.930
19.930
Uitvoeringskosten herverzekering leverancierskredieten
‒ 227
750
0
0
0
0
0
Schade-uitkering herverzekering leverancierskredieten
1.109
6.000
0
0
0
0
0
Herverzekerde schades ekv - premies
0
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
Herverzekerde schades ekv - restituties na 2019
0
200
200
200
200
200
200
Herverzekerde schades ekv - restituties 1999-2019
0
100
100
100
100
100
100
Herverzekerde schades ekv - restituties voor 1999
0
100
100
100
100
100
100
Storting begrotingsreserve ekv
59.082
102.628
72.884
72.894
72.894
72.894
72.894
Overige betalingsverplichtingen
76
103
103
103
103
103
103
Tabel 41 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
100%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Budgetflexibiliteit
Opdrachten
Dit budget is 100% juridisch verplicht op basis van een overeenkomst met ADSB.
Garanties
Deze uitgaven zijn 100% juridisch verplicht, aangezien deze voortvloeien uit afgesloten exportkredietverzekeringen. Indien de verzekerde risico’s zich materialiseren en aan alle verzekeringsvoorwaarden is voldaan, moet de Staat als verzekeraar tot uitkering overgaan.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen en uitgaven
Opdrachten
ADSB is de uitvoerder van de ekv-faciliteit. ADSB ontvangt voor de werkzaamheden in het kader van de ekv-faciliteit jaarlijks een vergoeding op basis van een vergoedingsovereenkomst.
Garanties
Schade-uitkering ekv
Voor de ekv-faciliteit is in de begroting een garantieplafond van € 10 mld. opgenomen. Dit is het bedrag dat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan worden aangegaan. Alle schade-uitkeringen, premies en restituties op dit artikel komen voort uit deze garantie.
De ekv heeft zowel definitieve als voorlopige juridische verplichtingen in de portefeuille. Indien het voor een exporteur nog onzeker is of de opdracht wordt gegund, maar er voor een offerte wel al financiering geregeld moet zijn, kan een dekkingstoezegging worden afgegeven. De dekkingstoezegging kan bij de gunning van de opdracht worden omgezet naar een polis. Als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het risico sterk is verslechterd, is de Staat niet verplicht om een dekkingstoezegging in een polis om te zetten. Gemiddeld wordt ongeveer de helft van de dekkingstoezeggingen uiteindelijk een polis.
Wanneer zich onder een ekv-polis schade voordoet, zal de Staat bij schade-uitkering doorgaans het betalingsschema van de debiteur volgen. Dit betekent dat het bedrag niet in een keer wordt uitgekeerd, maar gespreid over de resterende looptijd van de verzekering.
Premies en restituties uit hoofde herverzekering
ADSB kan een deel van het risico herverzekeren bij een andere (buitenlandse) Export Credit Agency (ECA). Wanneer ADSB een transactie gedeeltelijk herverzekert, moet de Nederlandse Staat de ontvangen premie voor het betreffende deel betalen aan de andere ECA. Indien een schade zich materialiseert, betaalt ADSB de schade uit en ontvangt zij van de andere ECA een betaling voor het herverzekerde deel van de schade. Op het moment dat ADSB restituties ontvangt voor de schade, moeten zij deze ook deels betalen aan de andere ECA. In dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten uit hoofde van herverzekeren voortaan apart inzichtelijk gemaakt in onderdeel D (Budgettaire gevolgen van beleid) en E (Toelichting op de financiële instrumenten).
Storting/onttrekking begrotingsreserve
Voor de ekv wordt een risicovoorziening opgebouwd. Deze begrotingsreserve werkt als buffer om per jaar het verschil tussen enerzijds premieontvangsten en schaderesituties (op polissen vanaf 1999 tot 2019) en anderzijds de kostenvergoeding en definitieve schades (vanaf 2019) op te vangen. Ontvangsten en uitgaven kunnen bij de ekv sterk over de tijd verspreid zijn. De geraamde storting in de begrotingsreserve is gelijk aan de geraamde premieontvangsten en de geraamde schade-restituties (op polissen vanaf 1999 tot 2019). Een storting aan de begrotingsreserve is een uitgave voor de Financiënbegroting.
De begrotingsreserve muteert eens per jaar op 31 december. De stand van de reserve was ultimo 2024 € 724,9 mln.
Tabel 42 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ekv (bedragen x € 1.000)
Begrotingsreserve
Stand per 1/1/2025
Onttrekkingen 2025
Toevoegingen 2025
Stand per 1/1/2026
Onttrekkingen 2026
Toevoegingen 2026
Stand per 31/12/2026
Ekv
724,9
28,6
102,6
799,0
27,7
72,9
844,1
Ontvangsten
Garanties
De ontvangsten bestaan uit premies en schaderestituties. De omvang van deze posten wordt beïnvloed door de hoeveelheid afgegeven exportkredietverzekeringen en ontwikkelingen in de kredietwaardigheid van buitenlandse debiteuren.
Als een ekv-polis wordt afgegeven, is de verzekerde premie verschuldigd. De premie wordt berekend op basis van internationaal afgesproken systematiek uit de Arrangement. De in Arrangement-verband overeengekomen minimumpremies zijn van belang voor het voorkomen van concurrentieverstoring. De premies dienen het onderliggende risico te reflecteren en bij te dragen aan de kostendekkendheid van de faciliteit.
Schaderestituties op de ekv kunnen alleen ontstaan indien eerst uitgaven zijn gedaan in de vorm van schade-uitkeringen. Volgens de ramings-systematiek zijn schaderestituties opgesplitst in drie tijdslijnen. Schaderestituties vóór 1999 hebben invloed op de Financiënbegroting. Schaderestituties vanaf 1999 tot 2019 voeden de begrotingsreserve. Schaderestituties ná 2019 verlopen via de staatsschuld. De Club van Parijs is een belangrijk platform waar crediteurlanden informatie delen over betalingsachterstanden van overheden of overheidsbedrijven op publiek gedekte exportkredieten en bilaterale leningen. Deze coördinatie tussen landen verhoogt de schaderestituties van een publieke exportverzekeraar.
Schadeuitkering uit hoofde herverzekering
Zie: Uitgaven - Premies en restituties uit hoofde herverzekering.
Storting/onttrekking begrotingsreserve
De geraamde onttrekking aan de begrotingsreserve bestaat uit de kostenvergoeding, definitieve schades (vanaf 2019), premies uit hoofde van herverzekering en restituties uit hoofde van herverzekering (op polissen vanaf 1999 tot 2019). Een onttrekking aan de begrotingsreserve is een ontvangst voor de Financiënbegroting.
Artikel 6 Btw-compensatiefonds
A. Algemene doelstelling
Gemeenten, provincies en andere regionale openbare lichamen als bedoeld in de Wet op het Btw-compensatiefonds (BCF) hebben de mogelijkheid om een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De belasting over toegevoegde waarde (btw) speelt hierin geen rol.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:
– het verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;
– het beheer van het Btw-compensatiefonds (BCF).
Het BCF is opgericht om btw weg te nemen als factor in de afweging van decentrale overheden tussen uitbesteden en inbesteden (uitvoering door de eigen organisatie). Decentrale overheden kunnen betaalde btw terugvragen bij het BCF. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag er geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten en provincies btw kunnen terugvragen zijn: inzameling van huisvuil, onderhoud aan gebouwen, straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.
Meetbare gegevens
Tabel 43 Meetbare gegevens
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtactiviteit inzake Btw-compensatiefonds (BCF) bij gemeenten en provincies
63,2%
69,4%
> 45%
>45%
Toelichting
Percentage uitgevoerde fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtsactiviteit inzake BCF bij gemeenten en provincies
Het streven is om binnen één kalenderjaar minimaal één fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtsactiviteit inzake het BCF vanuit de Belastingdienst uit te voeren bij ten minste 45% van de gemeenten en provincies. Onder een fiscaal inhoudelijke uitvoerings- en toezichtsactiviteit worden activiteiten verstaan waarbij de Belastingdienst met de klant en/of vice versa inhoudelijk in contact treedt. De activiteiten die hieronder vallen zijn heffing BCF met klantcontact, boekenonderzoek BCF, vooroverleg BCF, behandeling van bezwaarschrift BCF, bedrijfsgesprek, activiteiten rondom Horizontaal Toezicht.
Indien er bijvoorbeeld meer dan één activiteit in een jaar bij één gemeente of provincie is uitgevoerd en afgerond, dan telt deze voor één activiteit mee.
Deze indicator sluit aan bij de strategie van het segment Grote Ondernemingen, waar gemeenten en provincies ook onder vallen. Deze strategie richt zich op individuele klantbehandeling en beoogt een passende behandeling ter afdekking van de risico’s, binnen de beschikbare capaciteit.
C. Beleidswijzigingen
Voor het BCF zijn geen beleidswijzigingen voorzien in 2026. Op basis van de beleidsdoorlichting 2021 is geconcludeerd dat de algemene en operationele doelstellingen van het BCF worden behaald: door de invoering van het BCF speelt btw geen rol bij de afweging tussen zelf uitvoeren of uitbesteden. Hierdoor bestaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden. Verder is geconcludeerd dat het plafond niet afdoet aan de effectiviteit van het BCF.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 44 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
4.484.530
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
Uitgaven
4.484.530
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
Bijdrage aan medeoverheden
4.484.530
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
Bijdragen aan gemeenten
4.044.883
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
Bijdragen aan provincies
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
Ontvangsten
4.484.530
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
Tabel 45 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
100%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Budgetflexibiliteit
De bijdrage van het Rijk ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het Btw-compensatiefonds. De wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Met ingang van 2015 is het BCF geplafonneerd26. Dit plafond groeit jaarlijks mee met de uitkomst van de normeringssystematiek. Als minder geclaimd wordt uit het fonds dan het plafond, dan wordt de ruimte onder het plafond gestort in het Gemeente- en Provinciefonds. Als meer wordt geclaimd uit het fonds dan het plafond, dan wordt het bedrag boven het plafond teruggevorderd uit het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen en uitgaven (bijdrage aan medeoverheden)
De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar wordt geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald. De raming wordt gemaakt aan de hand van het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.
Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon komt doordat alle gemeentelijke begrotingen tezamen groter zijn dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer. Deze uitgaven komen vaak in aanmerking voor compensatie van btw.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn gelijk aan de uitgaven.
Tabel 46 Geraamd plafond Btw-compensatiefonds (bedragen x € 1.000)
2025
2026
2027
2028
2029
2030
BCF Plafond totaal
5.052.166
5.295.327
5.483.804
5.721.751
5.943.010
6.390.215
Plafond aandeel gemeenten eerste suppletoire begroting 2025
4.468.598
4.670.973
4.864.539
5.078.429
5.281.233
5.627.000
Taakmutaties
1.681
19.032
299
299
207
528
Toevoeging accres
0
‒ 11.901
‒ 16.545
‒ 20.158
‒ 27.409
23.058
Plafond aandeel gemeenten ontwerpbegroting 2026
4.470.279
4.678.104
4.848.293
5.058.570
5.254.031
5.650.586
Uitputting gemeenten
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
Ruimte onder plafond gemeenten
428.279
636.104
806.293
1.016.570
1.212.031
1.608.586
Plafond aandeel provincies eerste suppletoire begroting 2025
572.003
611.241
637.121
664.112
690.442
743.000
Taakmutaties
10.112
7.011
260
260
416
156
Toevoeging accres
0
‒ 1.087
‒ 1.549
‒ 1.543
‒ 2.085
‒ 2.670
Plafond aandeel provincies ontwerpbegroting 2026
581.887
617.223
635.511
663.181
688.979
739.629
Uitputting provincies
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
Ruimte onder plafond provincies
142.239
177.575
195.863
223.533
249.331
299.981
Uitgaven:
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
4.481.648
Waarvan Gemeenten
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
4.042.000
Waarvan Provincies
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
439.648
Compensatie
De Belastingdienst is belast met de uitvoering, de controle en het toezicht van het BCF. Hierbij compenseren ze de btw over niet-ondernemersactiviteiten van provincies en gemeenten.
Controle- en toezichtsbeleid
Bij de uitvoering van de Wet op het Btw-compensatiefonds is een centrale rol toegekend aan de Belastingdienst. Dit vanwege de nauwe relatie tussen de heffing van de omzetbelasting op grond van de Wet op de omzetbelasting en de compensatie van de omzetbelasting op grond van het BCF. Uit het oogpunt van eenvoud en doelmatigheid is ervoor gekozen de Wet op het Btw-compensatiefonds in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet betreffende rijksbelastingen. Dit betekent onder meer dat het toezicht op het BCF onderdeel uitmaakt van het reguliere toezicht bij gemeenten en provincies. Dit toezicht bestaat onder andere uit bedrijfsbezoeken waarbij technische vragen rond het BCF besproken worden, tot volledige boekenonderzoeken naar de BCF-claim.
De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaven voor het BCF is, gezien de nauwe relatie met het systeem van heffing van omzetbelasting, niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Dit betekent dat:
– controle achteraf gedurende een periode van vijf jaar mogelijk is;
– de controle op de juistheid van ingediende aangiften achteraf en op basis van risicoafweging plaats vindt.
Artikel 9 Douane
A. Algemene doelstelling
De Douane houdt toezicht op de vele goederen die via ons land de Europese Unie binnenkomen en uitgaan. De Douane heft in en int daarbij douanerechten en belastingen en gaat na of de goederen voldoen aan diverse wettelijke eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie, klimaat en milieu. Verboden en ongewenste goederen worden aan de grens gestopt. In het binnenland heft en int de Douane accijns en verbruiksbelasting. Bij de uitvoering van haar werkzaamheden zorgt de Douane ervoor dat de bonafide handel wordt zo veel als mogelijk wordt gefaciliteerd, bijvoorbeeld door het beperken van logistiek oponthoud. Met haar werk draagt de Douane bij aan de bescherming van een gezond, veilig, leefbaar en welvarend Nederland en Europa.
Kortweg bestaat de opdracht van de Nederlandse Douane uit de ABC-doelen:
– Afdracht: zorgen dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn;
– Beschermen: de samenleving zo goed mogelijk beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen;
– Concurrentiepositie: bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een regisserende rol op het terrein van het beleid en de wet- en regelgeving inzake douaneformaliteiten en douanerechten. Dit is hoofdzakelijk Europese wet- en regelgeving. Daarnaast is de minister verantwoordelijk voor de wet- en regelgeving inzake binnenlandse accijnzen en verbruiksbelastingen en de uitvoering van het Carbon Border Adjustment Mechanism.
Op grond van het Douanewetboek van de Unie, Europese verordeningen, de Algemene douanewet en andere nationale wet- en regelgeving handhaaft de Douane fiscale en niet-fiscale wet- en regelgeving.
Met de uitvoering van de reguliere taken en door samenwerking met ketenpartners draagt de Douane bij aan de integrale aanpak van ondermijning. Het doel is hierbij om barrières op te werpen tegen ondermijnende (drugs)criminaliteit van productiegebieden van drugs in het buitenland tot afzetmarkten in de EU.
De minister bevordert via de inzet van de Douane de naleving van wet- en regelgeving. Dit gebeurt door het leveren van passende en faciliterende dienstverlening door bijvoorbeeld zorg te dragen voor een goed werkend aangiftesysteem. Maar ook door processen juist en tijdig uit te voeren, door adequaat toezicht uit te oefenen en door naleving te stimuleren en waar nodig deze naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.
Strategie Douane
De ambitie van de Douane is om tot de beste douanediensten ter wereld te behoren, die door slim te werken legale handel optimaal faciliteert, de samenleving adequaat beschermt, en douanerechten, accijnzen en andere belastingen volgens de wetgeving correct heft en int.
Deze ambitie wordt langs drie doelstellingen opgepakt:
– Sturen op maatschappelijke effecten: om toekomstige verdere taakuitbreidingen het hoofd te bieden onderzoekt de Douane op welke manier de meeste meerwaarde kan worden gecreëerd voor burgers en bedrijven.
– Realiseren van de digitale transformatie: de inzet op de benodigde digitale transformatie gaat bijdragen aan efficiëntere inzet van het personeel en een meer actorgerichte handhaving.
– Medewerker centraal: verbetering van de efficiëntie en het behoud van medewerkers door te investeren in ondersteuning van medewerkers en het optimaliseren van processen.
Kwantitatieve doelstellingen
De algemene doelstelling van de Douane en de hierboven beschreven strategie komt, langs de lijnen van de ABC-doelen, tot uiting in onderstaande meetbare gegevens.
Tabel 47 Prestatie-indicatoren Douane
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Afdracht: Juiste invoeraangiften
n.v.t.
90
≥100
≥100
Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken
99%
98%
≥95%
≥95%
Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven
101,4
100
≥100
≥100
Afgehandelde bezwaren binnen de Awb-termijn
66%
68%
≥90%
≥90%
Afgehandelde klachten binnen de Awb-termijn
80%
67%
≥95%
≥95%
Afdracht: Juiste invoeraangiften
De A-doelstelling van de Douane zorgt ervoor dat opbrengsten zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. De prestatie-indicator Juiste invoeraangiften geeft weer hoe groot het aandeel juiste invoeraangiften is in het totaal aantal invoeraangiften. Dit wordt uitgedrukt in een indexcijfer waarbij het jaar 2016 geldt als indexjaar.
De Douane zorgt dat de afdracht van douanerechten, belastingen bij invoer en binnenlandse accijnzen zo juist, tijdig en volledig mogelijk zijn. Dit houdt in dat de verschuldigde douanerechten, belastingen en accijnzen worden vastgesteld, geheven en geïnd. De geïnde bedragen worden afgedragen aan:
– De Europese Unie (douanerechten);
– De Nederlandse schatkist (accijnzen, verbruiksbelasting en omzetbelasting bij invoer).
De juistheid van de invoeraangifte is een belangrijke graadmeter voor de fiscale regelnaleving. Een juiste invoeraangifte betekent dat de juiste afdracht van de bij invoer verschuldigde belastingen kan worden vastgesteld. Door handhavingsinterventies beïnvloedt de Douane de regelnaleving, met als doel deze op een hoger peil te brengen. Bedrijven kunnen in verschillende systemen een aangifte van invoer doen.
Beschermen: Uitvoering afspraken niet-fiscale taken
De B-doelstelling betreft de opdracht om de samenleving te beschermen tegen onveilige en ongewenste goederen. Onder deze opdracht vallen alle niet-fiscale douanetaken, zoals die zijn vastgelegd in de wettelijk verplichte convenanten (op grond van Algemene Douanewet 1:3 lid 5) tussen de opdrachtgevende beleidsdepartementen en de Douane. Samengevat betreft dit de beleidsterreinen 'Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu', waarmee de Douane tevens bijdraagt aan de integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit. De begrotingsindicator geeft de mate aan waarin de Douane deze taken heeft kunnen uitvoeren.
Concurrentiepositie: Waardering bedrijfsleven
De Douane heeft de opdracht om bij te dragen aan het versterken van de concurrentiepositie van de Europese Unie. Dit doet de Douane enerzijds door toe te zien op naleving van Europese maatregelen voor marktordening. Anderzijds bevordert de Douane een snelle en goede douaneafhandeling, resulterend in zo min mogelijk logistiek oponthoud en administratieve lasten voor het bonafide bedrijfsleven.
De begrotingsindicator C drukt de waardering van het bedrijfsleven voor de Douane uit. De Douane peilt jaarlijks de waardering door het bedrijfsleven met een vragenlijstonderzoek, de Douane Monitor. In samenspraak met het bedrijfsleven zijn aspecten in de dienstverlening vastgesteld die zowel de Douane als het bedrijfsleven belangrijk vinden. Deze aspecten worden gemeten in de begrotingsindicator C.
De begrotingsindicator C wordt uitgedrukt in een indexcijfer, met 2024 als referentiejaar. Het streven is om een score te behalen hoger dan de score in het referentiejaar.
Afgehandelde bezwaren binnen Algemene wet bestuursrecht (Awb) termijn
Burgers en bedrijven die het niet eens zijn met een beslissing kunnen een bezwaarschrift indienen bij de Douane. Deze prestatie-indicator betreft het aantal binnen Awb beslistermijn afgedane bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal afgedane bezwaren.
Afgehandelde klachten binnen de Awb termijn
Burgers en bedrijven die ontevreden zijn over gedragingen of processen van de Douane kunnen een klacht indienen. Deze prestatie-indicator betreft het aantal binnen Awb-beslistermijn afgedane klachten ten opzichte van het totaal aantal afgedane klachten.
C. Beleidswijzigingen
Hieronder staan een aantal belangrijke ontwikkelingen voor de Douane, aanvullend op hetgeen is opgenomen in de beleidsagenda.
De Douane start met de implementatie van het nieuwe Douanewetboek van de Unie
Naar verwachting is het nieuwe Douanewetboek van de Unie in 2026 van kracht. Het grootste deel van de bepalingen treedt dan in werking, onder meer de bepalingen die zien op risicomanagement. Andere onderdelen treden later in werking. Hierbij gaat het om het Europese Douane Agentschap, de start van het gebruik van de EU-datahub en de bepalingen die het mogelijk moeten maken om beter te kunnen handhaven op e-commerce pakketjes. Deze onderdelen zijn voorzien voor 2028. De Douane gaat aan de slag met de uitvoering van deze omvangrijke verordening.
De bestrijding van ondermijning blijft een prioriteit
Ook in 2026 draagt de Douane bij aan de rijksbrede inspanningen om de ondermijnende (drugs)criminaliteit te bestrijden. De grootschalige vervanging en vernieuwing van scan- en detectieapparatuur wordt in 2026 doorgezet. Hierbij ontwikkelt en toetst de Douane inzet van (zelflerende) algoritmiek ter ondersteuning van het scanproces, zodat hiermee het toezicht verder kan worden versterkt.
De dienstverlening wordt verder verbeterd
Door zich meer te verplaatsen in de belevingswereld van bedrijven werkt de Douane in 2026 verder aan het verbeteren van de dienstverlening. Zo wordt meer aandacht gegeven aan de begrijpelijkheid van brieven en niet alleen aan de juistheid en volledigheid van de informatie. Daarnaast gaan bij een storing van een douanesysteem verschillende organisatieonderdelen meer samenwerken zodat naast de technische kant meer aandacht komt voor de communicatie met het bedrijfsleven.
De handhaving van sancties is een prioriteit
De inzet van de Douane op de naleving van sancties en daarbij in het bijzonder die betrekking hebben op Rusland en Belarus, blijven ook in 2026 een grote inspanning van de Douane vragen. Het risico dat goederenstromen naar Rusland en Belarus verschuiven naar uitwijklanden en dat daardoor de sancties worden omzeild, vraagt daarbij extra aandacht. Dat gebeurt mede in samenwerking met andere lidstaten en de Europese Commissie.
Douane blijft zich inzetten op verbetering handhaving e-commerce zendingen
De EU heeft het voornemen om in het nieuwe Douanewetboek van de Unie bepalingen op te nemen, die de handhaafbaarheid op de naleving van wet- en regelgeving bij e-commerce zendingen vergroot. De planning is dat deze bepalingen in 2028 ingaan. De Douane gaat in 2026 door met het versterken van de samenwerking met de nationale handhavers op het gebied van markttoezicht.
Wijzigingen huidige Douanewetboek van de Unie
Het huidige Douanewetboek van de Unie kent nog twee belangrijke wijzigingen die moeten worden geïmplementeerd: Certex en Centralised Clearance. Certex koppelt in het kader van de European Single Window for Customs informatie van douanesystemen met die van andere handhavers voor niet-fiscale douaneformaliteiten, zoals verplichte gezondheidscertificaten voor bijvoorbeeld de invoer van vlees. Centralised Clearance maakt het voor bedrijven mogelijk om bij één douaneadministratie aangiften in te dienen, ongeacht waar de goederen de Europese Unie zijn binnengekomen. De Douane werkt in 2026 verder aan het gefaseerd invoeren van Certex en Centralised Clearance.
Rechtsbescherming en menselijke maat
De verwachting is dat de Inspectie Belastingdienst, Toeslagen en Douane in 2026 met een rapport komt over de rechtsbescherming bij de Douane. De Douane heeft in 2025 medewerking verleent aan dit onderzoek en wacht de uitkomsten af. Daarnaast blijft de Douane in het Overleg Douane Bedrijfsleven met de koepels van het bedrijfsleven in gesprek over eventueel ervaren onrechtvaardigheden.
Carbon Border Adjustment Mechanism
Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een Europees instrument waarmee vanaf 1 januari 2026 een koolstofprijs geheven wordt op bepaalde ingevoerde goederen uit landen van buiten de Europese Unie27. Tussen 1 oktober 2023 en 1 januari 2026 geldt een overgangsperiode waarbij importeurs van CBAM-goederen of hun indirecte douanevertegenwoordigers verplicht een CBAM-rapportage per kwartaal aanleveren. Met ingang van 1 januari 2026 wordt het CBAM volledig operationeel. Vanaf dan moeten importeurs toegelaten CBAM-aangever zijn om CBAM-goederen te mogen importeren en gaan zij een prijs betalen voor de broeikasgassen die zijn uitgestoten bij de productie van de door hen ingevoerde CBAM-goederen. Nadere operationalisering vindt in Nederland plaats door het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de nadere operationalisering van het mechanisme voor een koolstofcorrectie aan de grens’, onderdeel van het Belastingplanpakket 2026.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 48 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 Douane (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
1.052.557
894.042
889.611
874.836
875.177
867.330
866.074
Uitgaven (1) + (2)
1.037.481
894.042
889.611
874.836
875.177
867.330
866.074
(1) Apparaatsuitgaven
598.524
603.513
598.512
607.366
601.489
601.282
674.761
Personele uitgaven
591.187
590.992
591.899
597.329
591.435
591.204
606.739
Eigen personeel
533.471
545.414
574.589
585.918
585.154
585.763
601.298
Inhuur externen
52.824
40.876
16.608
11.169
6.039
5.200
5.200
Overig personeel
4.892
4.702
702
242
242
241
241
Materiële uitgaven
7.337
12.521
6.613
10.037
10.054
10.078
68.022
ICT
1.072
3.282
2.452
2.452
2.470
2.494
2.494
Bijdrage aan SSO's
120
1.000
0
2.444
2.444
2.444
41.383
Overig materieel
6.145
8.239
4.161
5.141
5.140
5.140
24.145
(2) Programma-uitgaven
438.956
290.529
291.099
267.470
273.688
266.048
191.313
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
2.136
1.513
513
512
512
512
512
Overige bijdrage ZBO's/RWT's
2.136
1.513
513
512
512
512
512
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
184.583
29.444
199
199
199
199
199
Wereld Douane Organisatie
187
199
199
199
199
199
199
Bijdragen vertragingsrente EU
184.146
29.245
0
0
0
0
0
Bijdrage aan overige (inter)nationale organisaties
250
0
0
0
0
0
0
Opdrachten
18.103
21.840
44.566
33.452
39.693
32.053
32.271
ICT opdrachten
1.775
4.988
7.273
7.268
7.845
8.824
8.824
Overige opdrachten
16.328
16.852
37.293
26.184
31.848
23.229
23.447
Bijdrage aan agentschappen
4.983
5.172
3.572
3.572
3.572
3.572
3.572
Bijdrage overige agentschappen
4.983
5.172
3.572
3.572
3.572
3.572
3.572
Rente
13.162
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
Belasting- en invorderingsrente
13.162
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
(Schade)vergoeding
204
141
141
141
141
141
141
(Schade)vergoedingen
124
0
0
0
0
0
0
Vergoeding proceskosten
80
141
141
141
141
141
141
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
215.786
219.419
229.108
216.594
216.571
216.571
141.618
Toegerekende uitgaven van Belastingen
215.786
219.419
229.108
216.594
216.571
216.571
141.618
Ontvangsten (3) + (4)
18.202.639
18.252.200
18.709.092
20.445.081
20.470.146
20.660.075
20.852.008
Programma-ontvangsten (3)
18.189.128
18.251.595
18.708.487
20.444.476
20.469.541
20.659.470
20.851.403
waarvan: Belastingontvangsten
18.167.002
18.229.495
18.475.215
20.185.826
20.447.441
20.637.370
20.829.303
Ontvangsten CBAM
0
0
211.172
236.550
0
0
0
Bekostiging
682
500
500
500
500
500
500
Doorbelasten kosten vervolging
682
500
500
500
500
500
500
Rente
17.758
17.600
17.600
17.600
17.600
17.600
17.600
Belasting- en invorderingsrente
17.758
17.600
17.600
17.600
17.600
17.600
17.600
Boetes en schikkingen
3.686
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Ontvangsten boetes en schikkingen
3.686
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Apparaatsontvangsten (4)
13.511
605
605
605
605
605
605
Tabel 49 Geschatte budgetflexibiliteit1
2026
juridisch verplicht
61%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
39%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
X Noot
1
De berekende budgetflexibiliteit heeft betrekking op de programma-uitgaven, waarbij de toegerekende uitgaven van Belastingen buiten beschouwing zijn gelaten.
Budgetflexibiliteit
Bijdrage aan ZBO's/RWT
De bijdragen aan ZBO's en RWT's zijn beleidsmatig gereserveerd.
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Douane is verantwoordelijk voor de heffing en inning van de Traditionele Eigen Middelen (TEM, invoerrechten) en de tijdige terbeschikkingstelling van deze eigen middelen aan de Europese Commissie (EC). De heffing, inning en terbeschikkingstelling van TEM door de Nederlandse Douane zijn gebaseerd op wetgeving van de EU. De lidstaten hoeven bedragen niet ter beschikking van de EC te stellen als deze niet kunnen worden geïnd door redenen die niet aan hen te wijten zijn. De EC beoordeelt deze casussen en kan alsnog het verschuldigde TEM bedrag opeisen, inclusief progressieve verschuldigde vertragingsrente. De vertragingsrente is 100% juridisch verplicht.
Opdrachten
Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria. De post ICT opdrachten is voor 100% juridisch verplicht en de post Overige opdrachten is voor 50% juridisch verplicht en voor de overige 50% beleidsmatig gereserveerd.
Bijdrage agentschappen
Dit betreft met name de bijdrage aan de Rijksrederij van Rijkswaterstaat en is 100% juridisch verplicht vanuit samenwerkingsovereenkomsten.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Uitgaven
Apparaatsuitgaven
Personele uitgaven
Dit betreft alle personele uitgaven inclusief externe inhuur voor de Douane.
Materiële uitgaven
Dit betreft de materiële uitgaven van de Douane en omvat Douane-specifieke diensten, middelen en communicatie. De standaarddiensten huisvesting en de toerusting van de ambtenaren van de Douane (telefoon, laptop, werkplek, mobiele devices, etcetera) lopen via dienstonderdelen van de Belastingdienst en deze uitgaven worden verantwoord op artikel 1 Belastingen.
Programma-uitgaven
Opdrachten
Voor de correcte toepassing van de douanewetgeving worden opdrachten gegeven om ICT-systemen aan te passen. In de Algemene Douanewet staan de toezichtstaken en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de uitvoering van de Algemene Douanewet geeft de Douane opdrachten voor de inkoop van Douane specifieke middelen, bijvoorbeeld speurhonden, detectiesystemen, werktuigen, meldkamervoorzieningen en laboratoria.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor de Douane worden gemaakt. Deze toerekening wordt jaarlijks herijkt in de ontwerpbegroting.
In onderstaande tabel is de toerekening van de uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van de Douane doet, verdeeld naar de verschillende activiteiten. Het toegerekende bedrag is per activiteit gebaseerd op een tussen de Belastingdienst en de Douane overeengekomen verdeelsleutel, gebaseerd op aantallen fulltime-equivalent (fte), werkplekken of ICT-capaciteit.
Tabel 50 Toegerekende uitgaven ten behoeve van douaneprocessen (bedragen x € 1.000)
Activiteit
Bedrag
IV
135.657
Huisvesting en facilitaire zaken
70.434
HRM-activiteiten
13.043
Management informatie en Data Analyse
4.013
Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/ Webcare
2.493
Team Handel en Team OLGA grote ondernemingen
2.243
Internationale Fiscale Behandeling (IFB)
649
Gegevens- en betalingsverkeer
576
Totaal
229.108
Ontvangsten
Programma-ontvangsten
Belastingontvangsten
Vanaf 2024 worden op artikel 9 Douane de belastingontvangsten begroot die geheven en geïnd worden via de Douanesystemen. Het gaat om invoerrechten, accijnzen, verbruiksbelasting en een deel van de omzetbelasting.
In artikel 1 Belastingen staat een samenvattende tabel met de aansluiting van de belastingontvangsten van hoofdstuk IX met de Miljoenennota 2026. De Miljoenennota bevat een toelichting op de belastingontvangsten.
Ontvangsten CBAM
Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) is een Europees instrument waarmee vanaf 1 januari 2026 een koolstofprijs geheven wordt op bepaalde ingevoerde goederen uit landen van buiten de Europese Unie. Importeurs betalen deze prijs door het kopen van CBAM-certificaten bij de lidstaat waar ze gevestigd zijn. De Douane controleert of importeurs van deze CBAM-goederen een toelating als CBAM-aangever hebben. De Nederlandse Emissieautoriteit verstrekt de toelating en controleert of importeurs voldoende certificaten kopen en inleveren. De ontvangsten vallen onder het inkomstenkader omdat ze een netto-effect op de Nederlandse begroting hebben.
Bekostiging
Vanaf 2024 zijn de aan de belastingontvangsten gerelateerde kosten vervolging begroot. Deze post is in mindering gebracht op de begroting van artikel 1 Belastingen.
Rente
Vanaf 2024 zijn de aan de belastingontvangsten gerelateerde belasting- en invorderingsrente begroot. Deze post is in mindering gebracht op de begroting van artikel 1 Belastingen.
Boetes en Schikkingen
Vanaf 2024 zijn de aan de belastingontvangsten gerelateerde boetes en schikkingen begroot. Deze post is in mindering gebracht op de begroting van artikel 1 Belastingen.
Artikel 13 Toeslagen
A. Algemene doelstelling
Toeslagen zijn voor veel mensen van essentieel belang voor hun dagelijkse bestaan. De missie van Dienst Toeslagen luidt: Toeslagen maakt vitale voorzieningen voor iedereen betaalbaar. Dienst Toeslagen voert de toeslagregelingen uit voor de ministeries van Volkshuisvesting en Ruimte Ordening (VRO), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), die vallen onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De doelstelling van de Awir is het bewerkstelligen van harmonisatie tussen inkomensafhankelijke regelingen, het bevorderen van klantvriendelijkheid en doelmatigheid door het instellen van een uitvoeringsloket, en het realiseren van een betere aansluiting van inkomensafhankelijke regelingen bij de draagkracht door het gebruik van het actuele inkomen. Dit betreft de huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag. Daarnaast is de uitvoering van de hersteloperatie toeslagen een belangrijke doelstelling.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
Beleid
De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de inkomensafhankelijke regelingen. Daarbij gaat het om het te voeren beleid en het opstellen van de Awir en de daarop gebaseerde regelgeving. Daarnaast is de minister van Financiën verantwoordelijk voor de hersteloperatie, waarbij het programma Directoraat-Generaal (DG) Herstel, in nauwe samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), andere ministeries en overige partijen in een coördinerende- en opdrachtgeversrol het overkoepelende herstelproces aanstuurt.
Uitvoering
De minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen. Dienst Toeslagen streeft naar klantgerichte dienstverlening aan burgers, de rechtmatige toekenning van toeslagen en efficiënte uitvoering van processen.
Prestatie-indicatoren
In de volgende tabel staan de indicatoren opgenomen voor zover die betrekking hebben op de reguliere uitvoering van Dienst Toeslagen.
Tabel 51 Prestatie-indicatoren uitvoering Dienst Toeslagen (meetbare gegevens)
Prestatie-indicator
Waarde 2023
Waarde 2024
Streefwaarde 2025
Streefwaarde 2026
Beleving van burgers
Burgertevredenheid1
93%
94%
n.v.t.
n.v.t.
Tevreden toeslagontvangers
n.v.t.
n.v.t.
≥ 70%
≥ 75%
Niet tevreden toeslagontvangers
n.v.t.
n.v.t.
≤ 8%
≤ 5%
Burgerbelofte 1: Bij Dienst Toeslagen krijg je waar je recht op hebt
90%
90%
n.v.t.
n.v.t.
Eens
n.v.t.
n.v.t.
≥ 55%
≥ 55%
Oneens
n.v.t.
n.v.t.
≤ 8%
≤ 8%
Burgerbelofte 2: Bij Dienst Toeslagen weet je waar je aan toe bent
79%
82%
n.v.t.
n.v.t.
Eens
n.v.t.
n.v.t.
≥ 55%
≥ 55%
Oneens
n.v.t.
n.v.t.
≤ 8%
≤ 8%
Burgerbelofte 3: Dienst Toeslagen staat voor mij klaar
92%
93%
n.v.t.
n.v.t.
Eens
n.v.t.
n.v.t.
≥ 55%
≥ 55%
Oneens
n.v.t.
n.v.t.
≤ 8%
≤ 8%
Tevredenheid over dienstverleningskanalen2
· telefonie
73,5%
80,0%
83%
85%
· balie
88%
89,1%
80%
85%
Ontevredenheid dienstverleningskanalen
· telefonie
10,5%
6,8%
8%
5%
· balie
3,3%
3,5%
6%
5%
Tevredenheid info op website
84%
85%
Aantal ontvangen klachten
1.896
1.560
≤ 1.700
≤ 1.700
Toekenningszekerheid en tijdigheid van de uitvoering
Het percentage definitief toegekende toeslagen dat niet leidt tot een terug te betalen bedrag > € 500 (voor KOT > € 1.000)
92,8%
92,9%
≥ 94 %
≥ 94 %
Definitief vaststellen toeslagen (voortgang jaar t-1)
91,9%
93,0%
≥ 92%
≥ 92%
Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn
71,4%
97,0%
≥ 93%
≥ 93%
Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn
96,9%
99,0%
≥ 96%
≥ 96%
Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald
99,97%
99,97%
≥ 99,9%
≥ 99,9%
Aantal ernstige productieverstoringen
6
3
≤ 8
≤ 8
Rechtmatigheid
Rechtmatige toekenning van toeslagen
Gerealiseerd
Gerealiseerd
Fouten en onzekerheden blijven binnen rapporteringstolerantie op artikelniveau van het betreffende beleidsdepartement
Fouten en onzekerheden blijven binnen rapporteringstolerantie op artikelniveau van het betreffende beleidsdepartement
X Noot
1
Percentage (helemaal) mee eens, neutraal, (helemaal) mee oneens en weet ik niet
X Noot
2
Voor de balie gold dat de genoemde percentages t/m 2023 voor zowel de Belastingdienst als Dienst Toeslagen betroffen. Vanaf 2024 worden hier de realisatiewaarden voor alleen de Dienst Toeslagen weergegeven.
Toelichting per gewijzigde indicator
Er hebben ten opzichte van de begroting 2025 twee veranderingen plaatsgevonden. Die hieronder worden toegelicht.
Algehele tevredenheid over de dienstverlening
De indicator ‘tevredenheid’ wordt toegepast op toeslagontvangers die expliciet hebben aangegeven (zeer) tevreden te zijn over de dienstverlening van Dienst Toeslagen. Op vergelijkbare wijze wordt ook het percentage ontvangers gemeten dat expliciet (geheel) niet tevreden is.
De algehele tevredenheid ligt momenteel boven de streefwaarden voor 2025 en laat een positieve trend zien. Om deze ontwikkeling te bekrachtigen en verdere verbetering te stimuleren, worden de streefwaarden voor 2026 aangescherpt. De ondergrens voor tevreden klanten wordt verhoogd van minimaal 70% naar minimaal 75%, terwijl het maximaal toegestane aandeel ontevreden klanten wordt verlaagd van 8% naar 5%.
Tevredenheid over de dienstverleningskanalen
Deze indicator meet het percentage klanten dat telefonisch contact heeft opgenomen, de website heeft bezocht of gebruik heeft gemaakt van de balie en daarbij op een vijfpuntsschaal minimaal een 3 scoort (indicatie tevredenheid) of maximaal een 1,5 (indicatie ontevredenheid).
Ten opzichte van 2025 zijn de streefwaarden voor 2026 ambitieuzer geformuleerd. De streefwaarden voor de dienstverleningskanalen worden aangescherpt naar minimaal 85% tevreden klanten en maximaal 5% ontevreden klanten.
Voor de kanalen telefonie en balie sluiten de nieuwe streefwaarden aan bij die van de Belastingdienst. Dit draagt bij aan een eerlijke en transparante prioritering van de inzet van capaciteit en bevordert een consistente klantbeleving tussen Toeslagen en de Belastingdienst.
C. Beleidswijzigingen
Reguliere Uitvoering
Dienst Toeslagen verricht zijn werk als uitvoerder van de toeslagenregelingen op het raakvlak van beleid en maatschappij. Het burgerperspectief is een van de vaste gezichtspunten van de uitvoeringstoetsen waaruit voorgenomen wijzigingen van beleid, wet- en regelgeving door Toeslagen beoordeeld worden.
Verbeteringen huidig stelsel
Samen met de opdrachtgevers werkt Dienst Toeslagen aan het oplossen van knelpunten in het huidige beleid en wetgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het afschaffen van het criterium samengesteld gezin en het harmoniseren van vermogensgrenzen. Er zijn oplossingen in kaart gebracht, welke worden voorbereid voor politieke besluitvorming. Bij conceptwetgeving voert Dienst Toeslagen uitvoeringstoetsen uit om de uitvoerbaarheid van voorstellen en verbeteringen voor burgers inzichtelijk te maken.
Traject toekomst toeslagen
Dienst Toeslagen is nauw betrokken bij de uitwerking van het financieringsstelsel voor kinderopvang, waarin de inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie wordt uitbetaald. In de uitwerking is onder andere aandacht voor de in het voorgaande traject gesignaleerde risico’s, waaronder de checks & balances in het nieuwe stelsel, toetsing van de arbeidseis en rechtmatigheidsrisico’s. Dienst Toeslagen denkt samen met het ministerie SZW na hoe de potentiële risico’s in het nieuwe ontwerp kunnen worden verholpen, bijvoorbeeld door te werken aan betere gegevenslevering en gegevenskwaliteit. Dienst Toeslagen werkt actief verbetervoorstellen uit, waaronder beleidsverbeteringen en verbeteringen in de uitvoeringen. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen om 30% van de hoge terugvorderingen terug te dringen, onder andere door het verbeteren van de gegevenskwaliteit, attenderen, muteren en behoudend voorschieten. En het identificeren en oplossen van hardheden in het stelsel, bijvoorbeeld door het vereenvoudigen van het partnerbegrip en het verlengen van de aanvraagtermijn. Dienst Toeslagen werkt tevens via een open dialoog met de Tweede Kamer aan de voorbereiding van wetgeving voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel. Dienst Toeslagen blijft vanuit haar kennis en expertise bijdragen aan het uitwerken van werkbare opties.
Herstel Toeslagen
In 2026 wordt de hersteloperatie voortgezet met het bieden van herstel aan gedupeerde ouders, hun kinderen en ex-toeslagpartners en nabestaanden om hen voorbij het onrecht te helpen. Op grond van de regelingen in de Wet hersteloperatie toeslagen wordt door verschillende organisaties aan de uitvoering bijgedragen, waaronder door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), de Sociale Banken Nederland (SBN), Radar, het Instituut voor Publieke Waarden (IPW), de Stichting (Gelijk)waardig Herstel (SGH) en gemeenten.
Met het nagenoeg volledig afronden van de integrale beoordelingen in 2025 komt de focus voor wat betreft financieel herstel in 2026 te liggen op het afhandelen van bezwaren en het afronden van de aanvullende schades, zodat ouders definitief financieel herstel geboden kan worden. Voor deze afwikkeling van de aanvullende schade is de inzet om dit zo veel als mogelijk via vaststellingsovereenkomsten te vergoeden, hetzij via een persoonlijk verhaal bij de Stichting Gelijkwaardig Herstel (route A) of zelfstandig, eventueel met hulp van een advocaat (route B).
Op het gebied van brede ondersteuning worden steeds meer ouders geholpen bij het weer verder gaan met hun leven. Diverse aanpassingen aan de brede ondersteuning, zoals het introduceren van termijnen en verschillende stappen richting het harmoniseren van de ondersteuning, zorgen ervoor dat ouders en kinderen steeds doelgerichter worden geholpen. Met het nieuw op te richten informatiepunt mentale gezondheid komt aanvullend landelijk verwijzing beschikbaar naar gespecialiseerd en professioneel aanbod dit terrein. Voor de naar verwachting 2.000 tot 3.000 gezinnen in de hersteloperatie die de regie kwijt zijn komt er een integrale aanpak, aansluitend op de bestaande voorzieningen en mogelijkheden voor deze ouders, kinderen en jongeren.
D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
Tabel 52 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 13 Toeslagen (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
1.419.502
1.867.697
1.913.504
1.794.639
762.573
390.004
390.029
Uitgaven (1) + (2)
1.591.232
2.028.266
1.955.821
1.794.639
762.573
390.004
390.029
(1) Apparaatsuitgaven
513.270
616.956
550.474
343.345
180.981
178.399
178.399
Personele uitgaven
498.389
590.393
530.562
337.012
175.390
172.752
172.752
Eigen personeel
202.287
280.463
306.469
243.009
159.500
156.959
156.959
Inhuur externen
294.421
308.715
222.878
92.788
14.676
14.580
14.580
Overig personeel
1.681
1.215
1.215
1.215
1.214
1.213
1.213
Materiële uitgaven
14.881
26.563
19.912
6.333
5.591
5.647
5.647
ICT
247
280
224
224
224
224
224
Bijdrage aan SSO's
2.774
0
0
0
0
0
0
Overige materiële uitgaven
11.860
26.283
19.688
6.109
5.367
5.423
5.423
(2) Programma-uitgaven
1.077.961
1.411.310
1.405.347
1.451.294
581.592
211.605
211.630
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
70
108
108
108
108
108
108
Bijdrage overige ZBO's/RWT's
70
108
108
108
108
108
108
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
2.865
4.130
4.130
2.000
0
0
0
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
2.865
4.130
4.130
2.000
0
0
0
Opdrachten
80.165
78.516
50.033
4.583
128
128
128
ICT opdrachten
1.754
527
27
27
27
27
27
Overige opdrachten
78.411
77.989
50.006
4.556
101
101
101
Bijdrage aan agentschappen
2.858
567
0
0
0
0
0
Bijdrage overige agentschappen
2.858
567
0
0
0
0
0
Bijdrage aan medeoverheden
118.187
245.898
121.630
64.756
0
0
0
Bijdrage aan medeoverheden
118.187
245.898
121.630
64.756
0
0
0
(Schade)vergoeding
653.846
832.539
970.347
1.167.773
370.618
603
603
Compensatie toeslagengedupeerden
396.421
251.156
73.556
57.672
11.660
0
0
Kwijtschelden private schulden
38.489
42.100
44.174
22.673
0
0
0
Herstelprogramma voor kinderen
136.128
102.700
25.716
2.000
0
0
0
Herstelregeling voor ex-partners
21.350
32.000
4.000
1.000
0
0
0
Herstelregeling voor gedupeerden andere toeslagen
0
17.280
11.360
160
0
0
0
Aanvullende schade
0
310.120
776.848
1.083.664
358.355
0
0
Overige (schade)vergoedingen
61.458
77.183
34.693
604
603
603
603
Subsidies
2.000
2.000
2.000
0
0
0
0
Subsidie toeslagen herstel
2.000
2.000
2.000
0
0
0
0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
217.969
247.552
257.099
212.074
210.738
210.766
210.791
Toegerekende uitgaven van Belastingen
217.969
247.552
257.099
212.074
210.738
210.766
210.791
Ontvangsten
1.190
320
0
0
0
0
0
Apparaatsontvangsten
1.190
320
0
0
0
0
0
Programma-ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Tabel 53 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
96,5%
bestuurlijk gebonden
0,0%
beleidsmatig gereserveerd
3,5%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0,0%
Budgetflexibiliteit
De programma-uitgaven zijn overwegend gerelateerd aan de compensatie voor de gedupeerden van de problemen bij toeslagen. Deze uitgaven zijn voor afgerond 96,5% juridisch verplicht doordat regelingen zijn verankerd in wetgeving of anderszins bindende afspraken die contractueel zijn vastgelegd.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Apparaatsuitgaven
Personele uitgaven
Uit dit budget worden de personele uitgaven van Dienst Toeslagen en programma DG Herstel (eigen personeel en inhuur externen inclusief uitzendkrachten) betaald.
Materiële uitgaven
Uit dit budget worden de materiële uitgaven van Dienst Toeslagen en programma DG Herstel betaald.
Programma-uitgaven
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Onder Bijdrage aan ZBO's/RWT's vallen de budgetten die worden ingezet voor bijdrages aan zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s).
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Onder Bijdrage aan (inter)nationale organisaties vallen de budgetten die worden ingezet voor programma's bij samenwerkingspartners (zoals bijvoorbeeld de VNG) van programma DG Herstel en Dienst Toeslagen.
Opdrachten
Opdrachten bestaat uit ICT opdrachten (telefonie, licenties, software applicaties en hardware) en overige opdrachten (de budgetten voor de uitvoering van ouders in het buitenland, kwijtschelden private schulden, doorbraakmethode en Voortgezet Speciaal Onderwijs-route).
Bijdrage aan agentschappen
Onder Bijdrage aan agentschappen vallen de bedrijfsvoeringskosten van Dienst Toeslagen die worden betaald aan agentschappen.
Bijdrage aan medeoverheden
Onder Bijdrage aan medeoverheden vallen de budgetten die worden ingezet voor de uitvoering van de Specifieke Uitkering (SPUK) Kinderopvangtoeslag door gemeenten.
(Schade)vergoeding
Dit betreft de budgetten voor de compensatie van toeslagengedupeerden (waaronder de 30k-regeling en de integrale beoordeling), het overnemen van private schulden, de kindregeling, ex-partnerregeling, de herstelregeling voor gedupeerden van andere toeslagen, aanvullende schadecompensatie en de betaling van dwangsommen.
Subsidies (regelingen)
Dit budget bestaat uit subsidievergoedingen in verband met emotioneel herstel in de Hersteloperatie Toeslagen.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Met de toerekening van uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Dienst Toeslagen doet wordt inzicht gegeven in de integrale uitgaven die voor Dienst Toeslagen worden gemaakt. Deze toerekening wordt jaarlijks herijkt in de ontwerpbegroting.
In onderstaande tabel is de toerekening van de uitgaven die de Belastingdienst ten behoeve van Dienst Toeslagen doet, verdeeld naar de verschillende activiteiten. Het toegerekende bedrag is per activiteit gebaseerd op een tussen de Belastingdienst en Dienst Toeslagen overeengekomen verdeelsleutel, gebaseerd op aantallen fulltime-equivalent (fte), werkplekken of ICT-capaciteit.
Tabel 54 Toegerekende uitgaven ten behoeve van toeslagenprocessen (bedragen x € 1.000)
Activiteit
Bedrag
IV
94.131
Kanaal & Ketenregie en Kanaal Digitaal/Webcare
59.768
Gegevensbeheer en administratieve afhandeling
48.598
Huisvesting en facilitaire zaken
32.103
HRM-activiteiten
12.098
Balies, buitenlandtaken, toezicht en bezwaarafhandeling
8.992
Management informatie en Data Analyse
1.408
Totaal
257.099
4. Niet-beleidsartikelen
Artikel 8 Apparaat
A. Apparaatsuitgaven/Tabel Budgettaire gevolgen
Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie van Financiën met uitzondering van de Belastingdienst (zie artikel 1), de Douane (zie artikel 9) en Dienst Toeslagen (zie artikel 13).
Tabel 55 Budgettaire gevolgen artikel 8 Apparaat (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
419.832
474.911
427.233
416.176
400.368
395.643
395.705
Uitgaven
445.776
474.906
427.233
416.176
400.368
395.643
395.705
Personele uitgaven
280.969
299.438
290.993
284.587
278.991
274.887
275.006
Eigen personeel
252.578
277.458
276.366
272.527
267.810
263.772
263.891
Inhuur externen
27.132
20.932
13.425
10.856
9.977
9.910
9.910
Overig personeel
1.259
1.048
1.202
1.204
1.204
1.205
1.205
Materiële uitgaven
164.807
175.468
136.240
131.589
121.377
120.756
120.699
ICT
22.813
23.273
22.641
21.904
21.088
21.145
21.208
Bijdrage aan SSO's
54.747
53.577
46.017
45.618
45.559
45.357
45.357
Overig materieel
87.247
98.618
67.582
64.067
54.730
54.254
54.134
Ontvangsten
69.167
64.266
60.120
60.000
60.926
59.426
59.426
Apparaatsontvangsten
69.167
64.266
60.120
60.000
60.926
59.426
59.426
Uitgaven (en verplichtingen)
Personele uitgaven
Dit betreft alle personele uitgaven inclusief inhuur externen.
Materiële uitgaven
Dit betreft de materiële uitgaven en omvat onder andere bijdragen aan Shared Services Organisaties (SSO’s), huisvesting, ICT en facilitaire diensten.
De ICT uitgaven betreffen onder andere de aanschaf en beheer- en onderhoudskosten van hardware en software en uitgaven voor de aan externe partijen uitbestede ICT-dienstverlening. De structurele uitgaven, welke gerelateerd zijn aan werkplekondersteuning zoals web-ex voorzieningen, afname devices, beheer, support en onderhoud, zijn overgedragen aan het Shared Service Center-ICT.
De bijdrage aan Shared Service Organisaties betreft onder andere huisvesting (Rijksvastgoedbedrijf), ICT, het Financieel Diensten Centrum, bedrijfszorg en beveiliging.
Onder overig materieel vallen onder andere vakliteratuur, omslagstelsel Rijkswagenpark, Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en diverse facilitaire uitgaven.
Ontvangsten
Deze post betreft voornamelijk ontvangsten vanuit DRZ en de Auditdienst Rijk (ADR). Bij DRZ zijn dat ontvangsten uit gevoerde CJIB- en deurwaardersprocessen, ruimingen van hennepkwekerijen en andere verkopen. Vanuit de ADR zijn het inkomsten voor onderzoeken voor de Europese Unie regeling Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling/Interregeling en door personeel terug betaalde opleidingsbudgetten. Daarnaast worden gelden van departementen ontvangen voor het omslagstelsel Rijkswagenpark en voor de verhuur van interne huisvesting.
B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven ministerie van Financiën
Onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor het ministerie van Financiën weer. Dit betreft de apparaatsuitgaven voor het departement, de Belastingdienst, de Douane en Dienst Toeslagen en de ZBO’s en RWT’s.
Voor de Waarderingskamer, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) wordt de volledige overheidsbijdrage gebruikt voor apparaat.
Tabel 56 Totale apparaatsuitgaven ministerie van Financiën (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Totaal apparaatsuitgaven ministerie van Financiën
5.165.7761
5.443.782
5.233.320
4.904.577
4.700.717
4.681.260
4.675.285
Totaal departement
5.151.589
5.428.135
5.218.140
4.889.397
4.685.537
4.666.080
4.660.105
Beleidsdepartement Financiën
445.776
474.906
427.233
416.176
400.368
395.643
395.705
DG Belastingdienst
3.594.019
3.732.760
3.641.921
3.522.510
3.502.699
3.490.756
3.411.240
DG Douane
598.524
603.513
598.512
607.366
601.489
601.282
674.761
DG Toeslagen
492.863
590.762
536.399
335.095
180.981
178.399
178.399
Programma-DG Herstel
20.407
26.194
14.075
8.250
0
0
0
Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s
14.187
15.647
15.180
15.180
15.180
15.180
15.180
Waarderingskamer
2.403
2.506
2.489
2.489
2.489
2.489
2.489
AFM
621
769
769
769
769
769
769
DNB
1.978
2.202
2.202
2.202
2.202
2.202
2.202
FEC
4.925
5.216
4.766
4.766
4.766
4.766
4.766
NLFI
4.260
4.954
4.954
4.954
4.954
4.954
4.954
X Noot
1
In het jaarverslag 2024 was FEC niet opgenomen in het ZBO's/RWT overzicht. Voor de vergelijkbaarheid is deze in de tabel wel zichtbaar. Daardoor wijken de totale cijfers van de totale apparaatskosten ZBO's/RWT's en totale apparaatsuitgaven af van de gepresenteerde cijfers in het jaarverslag 2024.
C. Apparaatsuitgaven beleidsdepartement per directoraat-generaal
In onderstaande tabel worden de apparaatsuitgaven van het beleidsdepartement uitgesplitst naar de organisatieonderdelen van Financiën: per directoraat-generaal (DG), de Inspectie belastingen, douane en toeslagen (IBTD) en de Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden. De apparaatsuitgaven van DG Belastingdienst worden verantwoord op artikel 1 Belastingen, Douane op artikel 9 en Dienst Toeslagen op artikel 13.
Tabel 57 Apparaatsuitgaven per DG (bedragen x € 1.000)
Directoraat-generaal
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Totaal Beleidsdepartement Financiën
445.776
474.906
427.233
416.176
400.368
395.643
395.705
Generale Thesaurie
37.413
40.522
39.445
35.549
33.246
32.848
32.087
DG Rijksbegroting
34.442
38.249
36.591
35.677
35.126
34.911
34.606
SG/pSG-cluster
337.510
344.133
302.325
296.637
287.730
284.230
285.385
DG Fiscale Zaken
31.696
37.786
31.512
29.815
27.140
26.507
26.480
Inspectie belastingen, toeslagen en douane
4.715
6.998
6.991
6.987
7.089
7.089
7.089
Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden
0
7.218
10.369
11.511
10.037
10.058
10.058
Artikel 10 Nog onverdeeld
A. Budgettaire gevolgen
Tabel 58 Budgettaire gevolgen artikel 10 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
0
22.609
31.428
67.512
70.107
66.052
54.258
Uitgaven
0
22.609
31.428
67.512
70.107
66.052
54.258
Nog te verdelen
0
22.609
31.428
67.512
70.107
66.052
54.258
Nog te verdelen
0
22.609
31.428
67.512
70.107
66.052
54.258
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
B. Toelichting op de financiële instrumenten
Vanuit dit artikel wordt bij de eerste suppletoire begroting toegekende loon- en prijsbijstelling naar de beleids- en apparaatsartikelen overgeboekt. Ook kan het artikel Nog onverdeeld dienen voor de voorlopige verwerking van een taakstelling of reserveringen. Het artikel bevat momenteel twee reserveringen; voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving en voor het op orde brengen van de informatiehuishouding. Op basis van getoetste plannen worden de middelen overgeheveld naar het betreffende beleids- of apparaatsartikel. Dit artikel is tevens bedoeld om eventuele, nog onzekere ontwikkelingen binnen de begroting van Financiën op te vangen.
5. Beleidsartikelen (Nationale Schuld)
Artikel 11 Financiering staatsschuld
A. Algemene doelstelling
Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld. De wettelijke basis voor deze uitvoerende rol is geregeld in de Comptabiliteitswet 201628. Het Agentschap van de Generale Thesaurie van het ministerie van Financiën is namens de minister van Financiën verantwoordelijk voor de financiering van de staatsschuld.
De doelstelling van artikel 11 sluit aan bij de internationaal geaccepteerde uitgangspunten voor schuldmanagement, zoals verwoord door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank in de ‘Revised Guidelines for Public Debt Management’29. Voor de uitvoering van de schuldfinanciering is een beleidskader vastgesteld dat gebaseerd is op twee belangrijke pijlers: het financieringsbeleid en het renterisicokader.
Het financieringsbeleid dient er vooral toe het (her)financieringsrisico en het liquiditeitsrisico te beheersen en mitigeren. Het bestaat uit de regels en randvoorwaarden die het Agentschap hanteert bij het gebruik van financiële instrumenten voor het financieren van de staatsschuld. Zo valt niet alleen de keuze voor de schuldinstrumenten hieronder, maar bijvoorbeeld ook de communicatie naar investeerders. Drie kernwaarden staan centraal in het financieringsbeleid: consistentie, transparantie en liquiditeit. Binnen de kernwaarden probeert het Agentschap zo flexibel mogelijk te zijn om bijvoorbeeld veranderingen in de financierings-behoefte en marktomstandigheden gedurende het jaar op te kunnen vangen.
Het renterisicokader heeft als belangrijkste doel het beheersen van het renterisico. Dit betreft het risico dat de rentelasten op de staatsschuld stijgen door veranderingen in de rente. Gemiddeld genomen geldt hoe langer de looptijd van een lening, hoe lager het risico voor de begroting. Immers, bij gemiddeld langere financiering is het gedeelte van de staatsschuld dat jaarlijks opnieuw gefinancierd moet worden, en waarvoor dus de rente opnieuw moet worden vastgesteld, lager. Hierdoor werken tegenvallende renteontwikkelingen minder snel door in de rentelasten. Echter, onder normale omstandigheden geldt, hoe langer de looptijd van een financieringsinstrument, hoe hoger de rentekosten zijn. Er zal daarom steeds een optimale afweging gezocht moeten worden tussen kosten en risico.
Naast bovengenoemde risico’s en kernwaarden houdt het Agentschap bij het opstellen van het beleidskader verder nog rekening met onder andere valutarisico, kredietrisico (tegenpartijrisico), integriteitsrisico’s (Know Your Customer, KYC) en operationele risico’s.
Voor de nadere invulling van de schuldfinanciering wordt op basis van het beleidskader jaarlijks in december het financieringsplan gepubliceerd, in de zogeheten Outlook30. Hierin wordt uiteengezet hoe de Nederlandse staat in het komende kalenderjaar de schuldfinanciering zal uitvoeren. Schommelingen in de financieringsbehoefte worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt. Deze werkwijze maakt het financieringsbeleid consistent en transparant en draagt bij aan het betrouwbare imago van de Nederlandse Staat op de financiële markten.
Groene obligatie
In 2019 heeft de Nederlandse Staat als eerste land met een triple-A-rating een groene obligatie (Dutch State Loan, DSL) uitgegeven. Nederland ondersteunt met de uitgifte van groene obligaties de totstandkoming en verdere verdieping van een robuuste groene kapitaalmarkt. De opbrengsten van groene obligaties worden gebruikt voor uitgaven aan duurzame energie, energie-efficiëntie, duurzaam vervoer en klimaatadaptatie. In 2023 volgde de uitgifte van een tweede groene obligatie. In het raamwerk voor deze tweede groene obligatie is er speciale aandacht voor waterinvesteringen (‘blauwe uitgaven’) zoals het Deltafonds. Deze groene obligatie is de eerste triple-A staatslening waarbij de ‘blauwe’ elementen volledig aansluiten bij de EU-taxonomie.
Prestatie-indicatoren
Het renterisicokader voor de financiering van de staatsschuld bestaat uit twee indicatoren: de gemiddelde looptijd van de schuld- en swapportefeuille en het renterisicobedrag (RRB). De gemiddelde looptijd zegt iets over de afruil tussen kosten en risico over alle toekomstige jaren samengenomen. De streefwaarde die is vastgesteld voor de gemiddelde looptijd bedraagt minimaal 8 jaar. Het renterisicobedrag (RRB) is het deel van de schuld- en swapportefeuille waarover binnen 12 maanden de rente opnieuw wordt vastgesteld, uitgedrukt als percentage van de totale schuld. Het RRB zegt daarmee iets over het renterisico binnen een jaar. De streefwaarde voor het RRB is vastgesteld op maximaal 25%.
C. Beleidswijzigingen
Voor 2026 zijn vooralsnog geen beleidswijzigingen voorzien. In 2025 wordt het beleidskader van artikel 11 door middel van een periodieke rapportage integraal geëvalueerd.31 Deze rapportage heeft betrekking op de periode 2020 tot en met 2025 en zal zich toespitsen op het evalueren en wegen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het financieringsbeleid en het renterisicokader.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 59 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 Financiering staatsschuld (bedragen x € 1 mln.)1
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
44.362
26.687
37.622
43.587
44.273
44.580
46.278
Uitgaven
44.362
26.687
37.622
43.587
44.273
44.580
46.278
Opdrachten
22
22
24
23
22
22
22
Overige kosten
22
22
24
23
22
22
22
Rente
6.039
6.716
8.763
10.696
11.866
13.410
14.808
Rente vaste schuld
4.922
5.793
7.686
9.480
10.482
11.895
13.180
Rente vlottende schuld
1.057
923
1.077
1.216
1.384
1.515
1.628
Voortijdige beëindiging schuld
0
0
0
0
0
0
0
Rente derivaten lang
52
0
0
0
0
0
0
Rente derivaten kort
0
0
0
0
0
0
0
Voortijdige beëindiging derivaten
8
0
0
0
0
0
0
Leningen
38.302
19.949
28.835
32.868
32.385
31.148
31.448
Aflossing vaste schuld
38.302
19.949
28.835
32.868
32.385
31.148
31.448
Mutatie vlottende schuld
0
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
47.253
60.893
85.354
58.949
64.696
59.619
62.560
Rente
736
30
20
11
10
10
10
Rente vlottende schuld
225
30
20
11
10
10
10
Voortijdige beëindiging schuld
296
0
0
0
0
0
0
Rente derivaten lang
0
0
0
0
0
0
0
Voortijdige beëindiging derivaten
214
0
0
0
0
0
0
Leningen
46.517
60.863
85.334
58.938
64.686
59.609
62.550
Uitgifte vaste schuld
39.339
40.000
85.334
58.938
64.686
59.609
62.550
Mutatie vlottende schuld
7.178
20.863
0
0
0
0
0
X Noot
1
Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 60 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
99,94%
bestuurlijk gebonden
0,00%
beleidsmatig gereserveerd
0,06%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0,00%
Budgetflexibiliteit
De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de algemene doelstelling bestaan uit renteontvangsten en -betalingen als gevolg van transacties op de geld- en de kapitaalmarkt. Omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld is de budgetflexibiliteit voor dit artikel zeer gering. De uitgaven zijn voor 99,94% als juridisch verplicht aan te merken. Enkele overige kosten (€ 24,0 mln.), zoals provisiekosten voor de Primary Dealers, zijn niet juridisch verplicht.
Aangezien de (betalings)verplichtingen van de aangegane staatsschuld voortvloeien uit beleids- en bedrijfsvoeringsuitgaven die ten laste van andere begrotingen komen, heeft een verplichtingenbenadering (als begrotingsstelsel) voor de begroting van Nationale Schuld noch uit het oogpunt van budgettaire beheersing, noch uit het oogpunt van budgetrecht meerwaarde ten opzichte van het kasstelsel. Om die reden is in de Comptabiliteitswet 2016 bepaald dat voor de uitgaven ten laste van de begroting van Nationale Schuld de verplichtingen in een jaar gelijkgesteld mogen worden aan de uitgaven in dat jaar.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opdrachten
Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor de Primary Dealers. De Nederlandse Staat maakt gebruik van een stelsel van momenteel 14 nationale en internationale instellingen (de Primary Dealers) voor de distributie en promotie van Nederlandse staatsleningen. De Primary Dealers spannen zich onder andere in om Dutch State Loans (DSL’s) af te nemen, te verspreiden en te promoten. Tot deze verplichtingen behoren ook een maandelijkse rapportage over de verrichte activiteiten op de secundaire markt en het verstrekken van prijzen voor de aan- en verkoop van DSL’s en Dutch Treasury Certificates (DTC’s). Daarnaast hebben de overige kosten betrekking op de operationele infrastructuur om de staatsschuld te financieren. In 2026 wordt een toename van de overige kosten verwacht als gevolg van de implementatie van een nieuwe versie van het Treasury Management Systeem.
Rente
Rente vaste schuld
Onder vaste schuld wordt schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar verstaan. De vaste schuld bestaat voornamelijk uit Nederlandse staatsleningen (DSL’s), waarvoor de rentelasten voor een groot deel vastliggen. Deze rentelasten zijn grotendeels het gevolg van de tekortontwikkeling en schuldopbouw uit het verleden, en van de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en risicomanagement. De door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten van nog niet uitgegeven schuld.
Rente vlottende schuld
Onder vlottende schuld wordt schuld verstaan met een oorspronkelijke looptijd korter dan één jaar. Deze schuld bestaat voor het grootste deel uit schatkistpapier met een looptijd van drie tot zes maanden (DTC’s) en Commercial Paper (CP) meestal met een looptijd tussen één week en drie maanden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijk overtollige middelen als gevolg van een positief kassaldo uit te zetten op de geldmarkt. De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo. De door het CPB geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten van nog niet uitgegeven schuld. Verder vallen ook de rentebaten over de overgenomen leningen aan ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) onder deze rubriek.
Voortijdige beëindiging schuld
Uit cashmanagementoverwegingen kunnen DSL’s ingekocht worden. Op die manier worden grote pieken in de aflossingen verkleind en worden aflosmomenten gekozen die beter aansluiten bij het kasbeheer. Het gaat hier momenteel alleen om DSL’s die op het moment van inkoop in de komende 24-maands periode afgelost worden. Het verschil tussen het nominale bedrag dat wordt ingekocht en het bedrag dat daarvoor wordt betaald, wordt tot de rentelasten of -baten gerekend. Voortijdige beëindigingen zijn niet EMU-saldorelevant, omdat zij als een financiële transactie worden beschouwd.
Rente derivaten lang
Binnen het renterisicokader is een streefwaarde gedefinieerd voor de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille en een maximale waarde voor het renterisicobedrag (RRB). Rentederivaten kunnen gebruikt worden om op deze waarden bij te sturen. Op deze derivaten wordt zowel rente ontvangen als betaald. Wanneer er per saldo rente betaald dan wel ontvangen wordt, wordt dit tot de rentelasten respectievelijk rentebaten derivaten gerekend. Deze rentelasten of -baten tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels per september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld.
Rente derivaten kort
De Staat geeft kortlopend schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Het is mogelijk om de looptijd van deze schuld aan te passen met behulp van kortlopende rentederivaten. Het saldo van de rentebaten en -lasten van de derivaten wordt hier weergegeven.
Voortijdige beëindiging derivaten
Uit overwegingen van risicomanagement kan besloten worden om renteswaps voortijdig te beëindigen. Bij het voortijdig beëindigen van een renteswap wordt de netto contante waarde van alle toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Deze rentestromen tellen sinds de overgang naar nieuwe Europese boekhoudregels per september 2014 niet meer mee in de bepaling van het EMU-saldo. Zij hebben wel effect op de EMU-schuld. De opbrengsten uit voortijdige beëindiging van swaps worden niet geraamd omdat van tevoren niet bekend is in welke mate van dit instrument gebruik wordt gemaakt.
Leningen
Aflossing vaste schuld
Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost doordat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt. Daarnaast kan vanuit cashmanagementoverwegingen besloten worden DSL’s deels vervroegd af te lossen.
Uitgifte vaste schuld en mutatie vlottende schuld
De raming van de uitgifte van vaste schuld is gebaseerd op de jaarlijkse financieringsbehoefte. De financieringsbehoefte bestaat uit de omvang van de af te lossen vaste schuld, de uitstaande schuld op de geldmarkt van het jaar ervoor en de raming van het kassaldo van de Rijksoverheid. Voor toekomstige jaren wordt verondersteld dat de uitstaande schuld op de geldmarkt gelijk blijft en het resterende deel van de financierings-behoefte op de kapitaalmarkt wordt gedekt door de uitgifte van DSL’s. In deze veronderstelling muteert de geldmarkt niet, maar blijft deze gelijk. De verwachte verhouding tussen financiering op de geldmarkt en financiering op de kapitaalmarkt wordt jaarlijks bekend gemaakt bij de publicatie van het financieringsplan staatsschuld (Outlook) in december.
Artikel 12 Kasbeheer
A. Algemene doelstelling
Optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.
B. Rol, verantwoordelijkheid en beleidsinformatie
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. De wettelijke basis is geregeld in de Comptabiliteitswet 201632 en nader uitgewerkt in de Regeling schatkistbankieren RWT’s en andere rechtspersonen33 (voor RWT’s), de Wet financiering decentrale overheden34 (voor decentrale overheden), de Wet financiering sociale verzekeringen35 en de Zorgverzekeringswet36 (voor sociale fondsen) en de Regeling Agentschappen37 (voor agentschappen).
Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van de Rijksoverheid. Schatkistbankieren houdt in dat deelnemers hun liquide (overtollige) middelen aanhouden bij het ministerie van Financiën (de schatkist). De publieke middelen verlaten de schatkist niet eerder dan noodzakelijk voor de uitvoering van de publieke taak. Daarnaast kunnen onder voorwaarden sommige categorieën deelnemers aan schatkistbankieren ook leningen afsluiten. Bij schatkistbankieren heeft de minister van Financiën een beleidsmatige en uitvoerende rol. De uitvoering van het schatkistbankieren is belegd bij het Agentschap van de Generale Thesaurie.
Het schatkistbankieren heeft drie doelstellingen: reductie van de EMU-schuld, risicoreductie en doelmatig kasbeheer. Door alle overtollige middelen binnen de overheid te concentreren bij het ministerie van Financiën vermindert de leenbehoefte van de overheid als geheel. Deze lagere leenbehoefte zorgt voor een lagere EMU-schuld. Het risico dat deelnemers lopen met hun overtollige middelen is kleiner doordat er minder geld bij externe partijen in beheer is. Doelmatig kasbeheer wordt bereikt doordat de rentes die worden geboden binnen het schatkistbankieren doorgaans gunstiger zijn dan de geldende marktrentes. Per saldo worden hiermee de rentelasten voor de collectieve sector als geheel gereduceerd.
Het betalingsverkeer van de Rijksoverheid wordt door commerciële partijen uitgevoerd. Periodiek wordt hiertoe het betalingsverkeer, dat verdeeld is in verschillende zogenaamde percelen, aanbesteed. Het ministerie van Financiën coördineert deze aanbestedingen. Door deze aanbestedingen worden commerciële partijen geprikkeld om hun diensten tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding aan te bieden. De doelstellingen van het betalingsverkeerbeleid zijn het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de prijs-kwaliteitverhouding, het garanderen van de betrouwbaarheid van het betalingsverkeer, eenheid in dienstverlening tussen Rijksonderdelen en -diensten en marktconformiteit van de opdracht.
Kengetallen
Het schatkistbankieren kent kengetallen die laten zien wat de omvang is van de aangehouden en uitgeleende middelen én wat de bijdrage is aan het reduceren van de EMU-schuld. De EMU-schuld bestaat uit alle schulden van de collectieve sector aan instellingen buiten de overheid. Doordat de deelnemers aan het schatkistbankieren hun overtollige middelen bij het Rijk aanhouden, hoeft het Rijk minder te lenen. Het gevolg is dat de omvang van de totale extern uitstaande schuld van de hele collectieve sector daalt en daardoor de EMU-schuld afneemt.
Het ministerie van Financiën heeft geen zicht op de verwachte omvang van de aangehouden en uitgeleende middelen. De kengetallen laten daarom alleen de realisatiecijfers zien van het afgelopen jaar.
Tabel 61 Deelnemers en omvang middelen (ultimo 2024)
Overtollige middelen in rekening-courant en deposito (bedragen x € mld.)
Verstrekte leningen en roodstand (bedragen x € mld.)
Agentschappen
4,2
9,2
RWT's en derden
26,5
7,1
Sociale fondsen
51,2
0,0
Decentrale overheden
19,0
0,0
Totaal
100,9
16,3
Tabel 62 EMU-schuldreductie (ultimo 2024)
In miljarden euro
100,9
In procenten bbp
8,9%
C. Beleidswijzigingen
In 2026 zijn geen beleidswijzigingen voorzien. In 2024 is door middel van een periodieke rapportage het beleid voor het gehele artikel gedurende de periode 2018-2023 geëvalueerd.38 De rapportage, inclusief kabinetsreactie, is in november 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer en geeft een positief oordeel over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 63 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 12 Kasbeheer (bedragen x € 1 mln.)1
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
5.930
4.951
4.826
5.331
5.938
6.511
7.117
Uitgaven
5.930
4.951
4.826
5.331
5.938
6.511
7.117
Rente
3.470
2.251
2.126
2.631
3.238
3.811
4.417
Rente kasbeheer
3.470
2.251
2.126
2.631
3.238
3.811
4.417
Uitgaven bij voortijdige beëindiging (hoofdsom)
0
0
0
0
0
0
0
Leningen
2.459
2.700
2.700
2.700
2.700
2.700
2.700
Verstrekte leningen
2.459
2.700
2.700
2.700
2.700
2.700
2.700
Mutaties in rekening-courant en deposito's
0
0
0
0
0
0
0
Mutaties in rekening-courant en deposito
0
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
23.690
12.102
12.430
14.865
14.645
14.490
15.749
Rente
157
169
218
269
318
359
400
Rente kasbeheer
157
169
218
269
318
359
400
Voortijdige beëindiging binnen kasbeheer
0
0
0
0
0
0
0
Leningen
1.218
1.384
1.420
1.473
1.757
1.745
2.077
Ontvangen aflossingen
1.218
1.384
1.420
1.473
1.757
1.745
2.077
Mutaties in rekening-courant en deposito's
22.314
10.549
10.792
13.122
12.570
12.387
13.271
Mutaties in rekening-courant en deposito
22.314
10.549
10.792
13.122
12.570
12.387
13.271
X Noot
1
Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 64 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
100%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Budgetflexibiliteit
De uitgaven en ontvangsten op dit artikel zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. Alle rentelasten en -baten zijn juridisch verplicht omdat deze volgen uit de leningen, deposito’s en rekening-courant-tegoeden die deelnemers in de schatkist aanhouden. De andere uitgaven en ontvangsten volgen ook uit de toename of afname van de middelen die door deelnemers in de schatkist worden aangehouden of uit de schatkist worden geleend.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: rente, leningen en mutaties in rekening-courant en deposito.
Rente
Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen van het Rijk aan de deelnemers van schatkistbankieren. Deelnemers ontvangen rente, bij positieve rentestanden, over een positief saldo op hun rekening-courant en op de deposito’s die ze in de schatkist hebben geplaatst. De rentebaten bestaan uit de door deelnemers aan het Rijk betaalde rente op leningen en over roodstanden op de rekening-courant.39 De door het Centraal Planbureau (CPB) geraamde rentepercentages worden gebruikt voor de raming van de rentelasten. De verwachte rentelasten zijn hoger dan de verwachte rentebaten doordat er in totaal meer middelen in de schatkist worden aangehouden dan dat er zijn uitgeleend (in de vorm van leningen en roodstand op de rekening-courant).
Leningen
De posten verstrekte leningen en ontvangen aflossingen geven de geraamde uitgifte van nieuwe leningen (uitgave voor het Rijk) en de aflossingen op eerder afgesloten leningen (ontvangst voor het Rijk) weer. Als leningen voortijdig worden beëindigd dan worden deze afgelost tegen de marktwaarde van de lening op dat moment of wordt er een boetebedrag door de deelnemer betaald, afhankelijk van het type deelnemer. Hierdoor kan gedurende het jaar een extra uitgave of ontvangst voor het Rijk ontstaan. Deze worden geboekt als uitgaven of ontvangsten bij voortijdige beëindiging.
Mutaties in rekening-courant en deposito’s
De post mutaties in rekening-courant40 en deposito’s41 geeft het bedrag weer dat naar verwachting door alle deelnemers in de schatkist wordt gestort (ontvangst voor het Rijk) of juist wordt opgenomen (uitgave voor het Rijk). Voor 2026 wordt een instroom van middelen, en dus inkomsten voor het Rijk, van € 10,8 mld. geraamd.
6. Bijlagen
Bijlage 1: ZBO's en RWT's
Tabel 65 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder het ministerie van Financiën)
Naam organisatie
ZBO/RWT
Begrotingsartikel
Begrotingsramingen
Uitgevoerde evaluatie ZBO onder Kaderwet
Volgende evaluatie ZBO
Waarderingskamer
ZBO en RWT
Artikel 1
2.489
Waarderingskamer Evaluatie 2017-2021- Eindrapport | Rapport | Eerstekamer.nl
2027
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
ZBO en RWT
Artikel 2
769
Kamerbrief over Kaderwetevaluaties Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank 2016-2020 | Kamerstuk | Eerstekamer.nl
2026
De Nederlandsche Bank (DNB)
ZBO en RWT
Artikel 2
2.202
Kamerbrief over Kaderwetevaluaties Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank 2016-2020 | Kamerstuk | Eerstekamer.nl
2026
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer
RWT
Artikel 2
0
Evaluatieplicht niet van toepassing
Evaluatieplicht niet van toepassing
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
RWT
Artikel 2
0
Evaluatieplicht niet van toepassing
Evaluatieplicht niet van toepassing
Commissie Eindtermen Accountsopleiding (CEA)
ZBO
Artikel 2
0
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/07/21/evaluatie-…
2028
Stichting administratiekantoor financiële instellingen (NLFI)
RWT
Artikel 3
4.954
Evaluatieplicht niet van toepassing
Evaluatieplicht niet van toepassing
Tabel 66 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder andere ministeries)
Naam organisatie
Ministerie
ZBO/RWT
Begrotingsartikel
Begrotingsramingen
Kadaster
Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
ZBO en RWT
Artikel 1
2.933
Kamer van Koophandel
Economische Zaken
ZBO en RWT
Artikel 1
341
RDW
Infrastructuur en Waterstaat
ZBO en RWT
Artikel 1
3.452
Nationale Politie
Justitie en Veiligheid
RWT
Artikel 1
1.191
Autoriteit Consument en Markt (ACM)
Economische Zaken
ZBO
Artikel 2
525
Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
Justitie en Veiligheid
ZBO
Artikel 2
0
Bijlage 2: Specifieke uitkeringen
Tabel 67 Overzicht Specifieke Uitkeringen (SPUKS) (bedragen x € 1.000)
SiSa nr.
Onderdeel
Toelichting
2025
2026
2027
2028
2029
2030
B2
Naam
Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021
245.898
121.630
64.756
0
0
0
Korte duiding
Ten behoeve van gemeentelijke hulp aan Toeslagengedupeerden is in 2020 via een specifieke uitkering circa. € 10,8 mln. (100% voorschot; tevens circa. € 214.000 via het Btw-compensatiefonds) ter beschikking gesteld aan 344 gemeenten. Gemeenten verantwoorden deze middelen sinds 2021 onder de nieuwe, uitgebreide regeling FIN B2.Ten behoeve van gemeentelijke hulp aan Toeslagengedupeerden is in 2021 via deze tweede specifieke uitkering circa. € 11,8 mln. (25% voorschot van totaal beschikbare € 47,2 mln.; tevens € 935.000 via het Btw-compensatiefonds) ter beschikking gesteld aan 352 gemeenten. Gemeenten kunnen deze middelen in ieder geval tot en met 2026 inzetten en verantwoorden. Deze tweede specifieke uitkering «vervangt» en verbreedt de eerste specifieke uitkering op dit onderwerp (2020). Dit betekent dat gemeenten de onder de eerste specifieke uitkering ontvangen middelen voorts verantwoorden als onderdeel van de verantwoordingen over de tweede specifieke uitkering). In 2022 is circa € 33 mln. uitbetaald aan gemeenten en in de eerste maanden van 2023 heeft een nabetaling (correctie) plaatsgevonden ter waarde van circa € 0,4 mln. In 2023 is circa € 46 mln. uitbetaald aan gemeenten. In 2024 is circa € 119 mln. uitbetaald aan gemeenten De eerstvolgende betalingen zullen eind 2025 plaatsvinden o.b.v. de verantwoordingen van gemeenten over hun uitgaven in 2024.
Juridische grondslag
Ministeriële regeling
Maatschappelijke effecten
Deze uitkering stelt gemeenten in staat om gedupeerden in het kader van het Toeslagenherstel van adequatie «brede hulp» op de vijf gemeentelijke hulpgebieden te voorzien. Dit draagt bij aan de doelstelling van de Toeslagenherstelactie: compensatie en herstel, zodat gedupeerden zo snel mogelijk hun leven weer kunnen oppakken.
Ontvangende partijen
353 (voormalige) Nederlandse gemeenten
Artikel
13. Toeslagen
Totaal
245.898
121.630
64.756
0
0
0
Bijlage 3: Subsidieoverzicht
In deze bijlage wordt een overzicht van alle subsidies van het ministerie van Financiën weergegeven.
Tabel 68 Subsidies (bedragen x €1.000)
Art.
Naam Subsidie (regeling)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Laatste evaluatie
Volgende evaluatie (jaartal)
Einddatum Subsidie (regeling)
13
Subsidie Fonds Cultuur Participatie (emotioneel herstel kinderen en jongeren toeslagenaffaire)
2.000
2.000
2.000
0
0
0
0
2024
2025
2026
Totaal
2000
2.000
2.000
0
0
0
0
Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda
Deze bijlage werkt de zeven thema's uit de Strategische Evaluatie Agenda (SEA), zoals in hoofdstuk 2.4 opgenomen, verder uit. Voor elk SEA-thema is een tabel opgenomen die de geplande evaluaties per subthema weergeeft. Hierbij zijn periodieke rapportages schuingedrukt. Onder de tabel staan toelichtingen op de opbouw en inzichtbehoefte van elk subthema.
Tabel 69 Uitwerking SEA-thema 1: Solide overheidsfinanciën
Uitwerking SEA-thema 1: Solide overheidsfinanciën
a. Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer1
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Evaluatie begrotingsbeleid
Periodieke rapportage
20292
Te starten
n.v.t.
De evaluatie begrotingsbeleid van de Studiegroep Begrotingsruimte geeft invulling aan de periodieke rapportage op dit thema. Het rapport van de SBR verschijnt voorafgaand aan Tweede Kamerverkiezingen. Dit zal uiterlijk in 2029 zijn. De laatste beleidsdoorlichting begrotingsbeleid dateert van december 2023.
Periodieke rapportage BTW-compensatiefonds
Periodieke rapportage
2028
Te starten
6
Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het BTW-compensatiefonds. Hierbij worden de veronderstelde baten gewogen tegen de administratieve lasten.
Evaluatie regeling audit committees van het Rijk
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
n.v.t.
Deze evaluatie kijkt naar de toepasbaarheid van de regeling audit committees van het Rijk.
Evaluatie Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 (RPE)
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
n.v.t.
Vijf jaar na de invoering van de RPE 2022 kijkt deze evaluatie naar de werking van deze regeling in de praktijk. De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) en Periodieke rapportages (PR’s) zijn hierin belangrijke onderdelen. Daarnaast wordt ook de werking van de acties volgend uit de Kamerbrief Versterking rijksbrede evaluatiestelsel (17 december 2024) meegenomen.
Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
n.v.t.
Deze evaluatie richt zich op bekendheid met, de verwerking en toepasbaarheid van de Boetewet.
Evaluatie regeling vaststelling aanwijzingen voor subsidieverstrekking (uniform subsidiekader)
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
n.v.t.
Het evaluatieonderzoek kijkt naar de toepasbaarheid en werking van het uniform subsidiekader.
Kader voor Stichtingen en Verenigingen 2024
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
n.v.t.
Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Kader voor Stichtingen en Verenigingen 2024 kijkt het evaluatieonderzoek naar de toepasbaarheid en werking van het kader.
Evaluatie regeling agentschappen 2024
Ex-post evaluatie
2030
Te starten
n.v.t.
Vijf jaar na de inwerkingtreding van de regeling agentschappen 2024 kijkt het evaluatieonderzoek naar de toepasbaarheid en werking van de regeling.
b. Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage Schuldfinanciering
Periodieke rapportage
2025
Lopend
11
De voorgenomen periodieke rapportage van 2025 heeft betrekking op het huidige beleidskader dat is ingegaan vanaf 2020 en loopt tot 2025. Tussentijds zijn twee interne evaluaties in 2021 en 2023 uitgevoerd. Het nieuwe beleidskader zal ingaan per 2026 en mede gebaseerd worden op de resultaten volgend uit de periodieke rapportage.
Periodieke rapportage Schuldfinanciering
Periodieke rapportage
2030
Te starten
11
De periodieke rapportage zal de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid omtrent de financiering van de staatsschuld evalueren. De voorgenomen periodieke rapportage in 2030 zal het renterisicokader evalueren dat ingaat vanaf 2026 en loopt tot 2030. De resultaten van de periodieke rapportage zullen worden gebruikt als input voor een nieuw renterisicokader dat zal ingaan per 2031.
c. Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage Kasbeheer
Periodieke rapportage
2031
Te starten
12
De periodieke rapportage zal de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid omtrent het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk evalueren. In 2024 is een periodieke rapportage afgerond over optimaal Kasbeheer. Naar verwachting zal de volgende periodieke rapportage plaatsvinden in 2031.
X Noot
1
De Evaluatie factsheets brede welvaart is van de SEA gehaald. De factsheets brede welvaart worden onafhankelijk opgesteld door het CBS. Een evaluatie vanuit het ministerie van Financiën is daarom niet van toepassing.
X Noot
2
De periodieke rapportage wordt uiterlijk in 2029 afgerond.
Thema 1: Solide overheidsfinanciën
Binnen dit SEA-thema is subthema b. Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico gekoppeld aan begrotingsartikel 11 en subthema c. Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen aan begrotingsartikel 12. Omdat de Periodieke rapportage Btw-compensatiefonds onderdeel vormt van het subthema a. Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer, kent dit subthema ten dele een koppeling met begrotingsartikel 6.
a. Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer
Financiën zet zich in voor een degelijk begrotings- en verantwoordingsproces, en om goed toezicht op de doelmatigheid en beheersbaarheid van de overheidsuitgaven te houden. In een voortdurend veranderende wereld is het van belang om regelmatig de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid achter de rijksbegroting te onderzoeken. Dit ziet onder andere toe op de comptabele wet- en regelgeving, de kaderstelling en het evaluatiestelsel.
Opbouw en inzichtbehoefte
Financiën speelt een essentiële rol in het waarborgen van solide overheidsfinanciën door middel van effectief begrotingsbeleid en verantwoordingsbeheer. Het subthema Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer richt zich op de analyse en verbetering van begrotingsprocessen, regelgevingskaders en beleidsevaluaties zelf. Deze inzet onderstreept het belang van een onderbouwd en consistent financieel beleid dat het parlement inzicht biedt in hoe publieke middelen efficiënt en verantwoord worden beheerd. Dit draagt bij aan vertrouwen in de beleidsvoering en biedt een solide fundament voor nieuwe begrotingsbeslissingen.
Dit focust zich op drie hoofdterreinen:
1. Evaluatie van regelgeving en kaderstelling: regelmatige toetsing van de comptabele wet- en regelgeving draagt bij aan scherp zicht op hoe effectief de huidige regels zijn en hoe deze bijdragen aan economische stabiliteit. Dit stelt het parlement ook in staat om inzicht te krijgen in de samenhang en effectiviteit van het financiële beleid.
2. Doeltreffendheid van beleidsevaluaties: dit brengt trends en resultaten van het gevoerde beleid in kaart en signaleert knelpunten. Op basis hiervan worden aanbevelingen gedaan om de doelmatigheid te verbeteren en toekomstige beleidskeuzes beter te onderbouwen
3. Begrotingsbeleid: de SEA-activiteiten op dit gebied helpen bij het identificeren van risico’s en het versterken van de veerkracht van overheidsfinanciën. Zo draagt het begrotingsbeleid bij aan een goed fundament voor beleidskeuzes, solide en gezonde overheidsfinanciën en economische stabilisatie. Evaluatie hiervan helpt ook om voorbereid te zijn op risico’s en veranderende situaties, zoals internationale crises of demografische veranderingen.
De evaluatie ten behoeve van de Studiegroep Begrotingsruimte (SBR) geeft invulling aan de periodieke rapportage op dit subthema. Deze evalueert het gevoerde Nederlandse begrotingsbeleid in de praktijk, de opvolging van begrotingsregels, en blikt ook terug op de uitkomsten van de vorige beleidsdoorlichting(en) op dit subthema. Dit helpt om lessen te trekken en draagt op die manier bij aan de kwaliteit van toekomstig begrotingsbeleid.
b. Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico
Opbouw
Voor dit subthema wordt in 2025 de periodieke rapportage Artikel 11 Financiering Staatsschuld uitgevoerd. Binnen het thema zijn de afgelopen jaren twee deelonderzoeken gedaan in de vorm van interne evaluaties. Beide onderzoeken gingen over het renterisicokader, wat één van de twee voornaamste beleidsraamwerken betreft. Er is geen directe overlap met andere SEA-thema’s of onderzoeken. Het subthema is indirect gelinkt aan het thema Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen aangezien de middelen uit het Kasbeheer impliciet worden gebruikt om de staatsschuld te financieren. Ook is er indirecte overlap met het subthema Effectief en efficiënt begrotingsbeleid en begrotingsbeheer aangezien de begroting een belangrijke invloed heeft op de financiering van de staatsschuld.
Inzichtbehoefte
De evaluatie sluit aan op het beleidskader voor de financiering van de staatsschuld. Het vorige beleidskader ging over de periode 2020-2025.
Met de periodieke rapportage wordt inzicht opgedaan in de werking van het financieringsbeleid en het renterisicokader, en de behaalde doelen hiervan. De evaluatie richt zich met name op deze beleidsstukken aangezien dit het grootste handelingsperspectief biedt voor de schulduitgever. Door periodiek te meten hoe de looptijdstructuur van nieuwe emissies de financieringskosten beïnvloedt, kunnen we nagaan of de huidige uitgiftestrategie nog steeds passend is bij het doel van het begrotingsartikel.
Als onderdeel van de periodieke rapportage heeft een onderzoeksbureau een externe toets gedaan op de doelmatig- en doeltreffendheid van het beleid. De inzichten uit de periodieke rapportage zullen gebruikt worden om een nieuw beleidskader op te stellen voor de periode 2026-2030.
c. Optimaal kasbeheer van het Rijk en van gelieerde instellingen
Opbouw
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het beheer van publieke middelen en de bijbehorende geldstromen. Het beleidsdoel van het begrotingsartikel Kasbeheer is optimaal kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd. Het kasbeheer is onder te verdelen in het schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk.
In 2024 heeft het ministerie van Financiën een periodieke rapportage van het kasbeheerbeleid uitgevoerd. De Periodieke rapportage Financiering staatsschuld (gepland voor 2025) behandelt mogelijke rente- en liquiditeitsrisico’s voor de financiering van de staatschuld die voortkomen uit schatkistbankieren. De volgende periodieke rapportage over begrotingsartikel 12 Kasbeheer staat gepland voor uiterlijk 2031.
Inzichtbehoefte
Het evalueren van schatkistbankieren en het betalingsverkeer van het Rijk richt zich op het beoordelen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Diverse beleidsopties volgen op de inzichten van de laatste periodieke rapportage van 2024. In de komende jaren richt het ministerie van Financiën zich op het onderzoeken van twee beleidsopties: de rekening-courantrente die geldt binnen schatkistbankieren overeen laten komen met de rente die de Staat zelf ontvangt op deposito’s bij DNB en het afschaffen van de minimale rekening-courantrente van 0%. Deze beleidsopties worden nog onderzocht; er is nog geen besluit genomen. Tevens zal aandacht besteed worden aan het verder digitaliseren van schatkistbankieren. Voor het betalingsverkeer van het Rijk neemt het ministerie van Financiën zich voor om het uitgeven van eigen IBAN-nummers te onderzoeken, de betrouwbaarheid van de dienstverlening te borgen en verbeteren, toetredingsbarrières te verminderen en de perceelverdeling te herzien.
Tabel 70 Uitwerking SEA-thema 2: Economie en vestigingsklimaat
Uitwerking SEA-thema 2: Economie en vestigingsklimaat
a. Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze1
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage deelnemingen
Periodieke rapportage
2027
Te starten
3
Periodieke rapportage van het beleid dat onder dit beleidsthema valt, waarbij als basis wordt gekeken naar de invulling door de Staat van het aandeelhouderschap van de verschillende deelnemingen. Naar aanleiding van de publicatie van de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 wordt steviger ingezet op de rol van deelnemingen bij de borging van publieke belangen en op een verdere professionalisering van het actief aandeelhouderschap, waarbij voldoende aandacht uitgaat naar recente belangrijke ontwikkelingen (zoals verduurzaming, langetermijnwaardecreatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen).
Evaluaties aandeelhouderschappen Air France-KLM, KLM, Schiphol, FMO
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluaties aandeelhouderschappen Gasunie en UCN
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluaties aandeelhouderschappen BNG Bank, NWB Bank, Invest-NL en Tennet
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluatie aandeelhouderschap Havenbedrijf Rotterdam
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluaties aandeelhouderschappen Invest-International en Stedin
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluaties aandeelhouderschappen Holland Casino en Nederlandse Loterij
Ex-post evaluatie
2030
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluatie aandeelhouderschap NS
Ex-post evaluatie
2031
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
Evaluaties aandeelhouderschappen COVRA en Thales Nederland
Ex-post evaluatie
2032
Te starten
3
Deze reguliere evaluaties worden uitgevoerd met het uniform evaluatiemodel dat in samenwerking met de Auditdienst Rijk is opgesteld. Deze evaluaties richten zich op de beoordeling van de mate waarin het deelnemen in de betreffende onderneming effectief bijdraagt aan de borging van de publieke belangen en of het beheer de gewenste toegevoegde waarde had. Ook wordt bezien of een deelneming nog steeds het juiste instrument is hiervoor.2
b. Internationale financiële betrekkingen
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage Internationale Financiële Betrekkingen
Periodieke rapportage
2031
Te starten
4
De periodieke rapportage zal zich richten op doeltreffendheid en doelmatigheid van de financiële steun die Nederland onder dit begrotingsartikel via de internationale gremia aan Oekraïne heeft verstrekt in de periode 2022-2030.
Evaluatie doeltreffendheid en doelmatigheid Nederlandse steun voor Oekraïne via internationale gremia
Ex-durante evaluatie
2029
Te starten
4
Doelstelling van de evaluatie is om te onderzoeken in hoeverre de kanaalkeuze en het beleidsmatige proces daaromheen voor financiele steun die Nederland in de periode van 2022-2028 aan Oekraine heeft verstrekt, via internationale financiele instellingen (IFI's) en het Nederlandse aandeel in de EU-steun, doelmatig en doeltreffend is geweest.
c. Exportkredietverzekering
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage exportkredietverzekeringen
Periodieke rapportage
2030
Te starten
5
De periodieke rapportage zal zich richten op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de exportkredietverzekering (ekv) faciliteit gedurende de jaren 2022 t/m 2029. Hiertoe zullen in elk geval bestaande beleidsevaluaties meegewogen worden. Ook zal een terugkoppeling worden gegeven van de opvolging van de aanbevelingen uit de voorgaande beleidsdoorlichting over de periode 2016 t/m 2021.
Evaluatie compliance beleid ekv
Ex-post evaluatie
20283
Te starten
5
De doelstelling van de evaluatie van het anti-omkopingsbeleid zal zich richten op de effectiviteit van het beleid in het voorkomen van het in verzekering nemen van transacties met onaanvaardbare omkopingsrisico’s alsmede het toetsen van het nationaal beleid aan de internationale richtlijnen van de OESO.
Evaluatie MVO-beleid exportkredietverzekering
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
5
De MVO-beleidsevaluatie zal zich richten op de vraag in hoeverre het MVO-beleid effectief bijdraagt aan het voorkomen van het verzekeren van transacties waarbij sprake is van een project met onaanvaardbare risico’s voor mens, en/of milieu. Ook zal daarbij worden gekeken naar de relevante internationale standaarden.
Evaluatie verduurzaming exportkredietverzekering
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
5
Evaluatie waarin gekeken wordt naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid dat onder begrotingsartikel 5 valt.
X Noot
1
De evaluatie verduurzaming publieke belangen wordt onderdeel van de periodieke rapportage van het begrotingsartikel, waarbij er expliciet aandacht wordt besteed aan het MVO-beleid voor de staatsdeelnemingen. Deze evaluatie komt daarom als aparte evaluatie te vervallen.
X Noot
2
Zie het handboek Evalueren (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/staatsdeelnemingen/dashboard-s…).
X Noot
3
De evaluatie van het compliance beleid van de ekv focust op het herziene anti-omkopingsbeleid dat in 2024 van kracht is gegaan. Een evaluatie in 2026 is te vroeg om goede conclusies te kunnen trekken en daarom is deze evaluatie verplaatst naar 2028.
Thema 2: Economie en vestigingsklimaat
Binnen dit SEA-thema is subthema a. Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze gekoppeld aan begrotingsartikel 3, subthema b. Internationale financiële betrekkingen aan begrotingsartikel 4 en subthema c. Exportkredietverzekering aan begrotingsartikel 5.
a. Het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze
Opbouw
De Staat oefent via aandeelhouderschap invloed uit op de koers van ondernemingen (deelnemingen) met als doel de borging van bepaalde publieke belangen. Wat die publieke belangen zijn en of een deelneming het meest geschikte instrument is om deze te borgen kan na verloop van tijd veranderen.
Ten minste eens in de zeven jaar wordt geëvalueerd of het algemene beleid met betrekking tot het beheer van de deelnemingen (Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022) actualisatie behoeft. Dit betreft de periodieke rapportage van dit subthema. De volgende periodieke rapportage staat gepland voor 2027.
Naast de periodieke rapportage worden er ook evaluaties per deelneming (minimaal eens per zeven jaar) uitgevoerd. Hierin wordt bepaald of het aandeelhouderschap in de betreffende deelneming nog steeds benodigd en passend is. Deelnemingen in beheer van andere departementen worden eveneens op deze manier geëvalueerd door het betreffende departement.
Inzichtbehoefte
De evaluatie van het algemene beleid op het beheer van de deelnemingen (Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022) richt op het borgen van publieke belangen via het aandeelhouderschap op een zo efficiënt mogelijke wijze. Dit is conform artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector uit Begrotingshoofdstuk IX Financiën en Nationale Schuld. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor:
– een optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen met inachtneming van de betrokken publieke belangen;
– het beheren en afwikkelen van de tijdelijke overheidsinvesteringen in de gesteunde financiële instellingen (op dit moment ABN AMRO en de ASN Bank). In dit kader is de minister van Financiën verantwoordelijk voor zwaarwegende en/of principiële beslissingen (onder andere de exitstrategie en het beloningsbeleid van de financiële instellingen) van NL Financial Investments (NLFI). Voorts houdt de minister van Financiën toezicht op NLFI.
Met de evaluatie van het algehele beleid wordt getracht inzicht te verkrijgen in de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid van het aangaan en afstoten van deelnemingen. Inzichten uit deze evaluatie kunnen uiteindelijk eventueel leiden tot aanpassing van het deelnemingenbeleid.
De evaluaties per deelneming gebeuren op basis van het afwegingskader voor het aangaan en afstoten van deelnemingen uit de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 2022 en conform de uitwerking hiervan in het Handboek Evalueren. Aan de hand van het afwegingskader wordt onder meer getoetst in welke mate het aandeelhouderschap in de betreffende onderneming effectief heeft bijgedragen aan de borging van publieke belangen en wordt de meerwaarde van het aandeelhouderschap afgewogen tegen andere beleidsinstrumenten. Ook wordt onderzocht of er aanleiding is om de gemaakte keuzes voor omvang, duur en de toedeling van de aandeelhoudersrol (staatsdeelneming of beleidsdeelneming) te herzien.
b. Internationale financiële betrekkingen
Opbouw
Artikel 4 van de begroting gaat over de internationale financiële fondsen en instellingen waaraan Nederland deelneemt of een bijdrage levert en over EU-instrumenten die hebben geleid tot kosten of risicoregelingen op artikel 4. De huidige periodieke rapportage zal zich richten op de financiële steun die Nederland via de internationale gremia en de Europese Unie heeft verstrekt vanaf de begroting van Financiën aan Oekraïne in de periode 2022-2030. De vorige periodieke rapportage is in Q1 2025 afgerond en bevatte een strategische evaluatie naar de internationale financiële COVID-instrumenten. Waar mogelijk zal de werkwijze en structuur van die evaluatie als inspiratie dienen voor de evaluatie van de financiële steun aan Oekraïne.
Inzichtbehoefte
Doelstelling van de periodieke rapportage is om te onderzoeken in hoeverre de kanaalkeuze en het beleidsmatige proces daaromheen voor de verstrekte financiële steun aan Oekraïne doelmatig en doeltreffend is geweest. Dit zal getoetst worden door te onderzoeken hoe besluitvorming over de kanaalkeuze tot stand is gekomen, welke argumenten en beleidskeuzes daaraan ten grondslag hebben gelegen, hoe de middelen via deze kanalen uiteindelijk zijn ingezet en of dit conform de vooraf opgestelde beleidskaders is gedaan.
Maatregelen op de begroting van Financiën die onder deze evaluatie vallen, betreffen:
– Garanties en leningen die Nederland via de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Europese Investeringsbank (EIB) heeft verstrekt en de kapitaalverhoging voor de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD);
– Nederlandse aandeel in de steun die door de Europese Unie is verstrekt (o.a. Oekraïne-Faciliteit, MFB-constructies en ERA-leningen);
– Mogelijke toekomstige steunmaatregelen via de begroting van Financiën.
Zolang de oorlog voortduurt, en ook in de wederopbouwfase, zal Nederland Oekraïne blijven steunen. De inzichten en lessen die in de onderliggende evaluatie worden opgedaan, kunnen worden benut in het verstrekken van (indien relevant) toekomstige steun aan Oekraïne en bijbehorende kanaalkeuzes en beleidsmatige overwegingen. Daarnaast geeft de evaluatie ook handvatten om de reactie vorm te geven op toekomstige crises. Belangrijk is om dit in verhouding te bezien tot de Nederlandse herstel- en wederopbouwsteun die via het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt geleverd aan Oekraïne, wat het grootste deel van de Nederlandse steun betreft, en de militaire steun die wordt geleverd via het ministerie van Defensie. De steun die vanuit artikel 4 van de Financiënbegroting is georganiseerd zal in deze bredere context geschetst worden, maar deze andere kanalen zijn geen onderdeel van de scope van deze evaluatie.
De Internationale Financiële Instellingen hebben de afgelopen jaren ook evaluaties uitgevoerd en rapporteren met regelmaat over de activiteiten die zijn verricht in Oekraïne. Bovendien rapporteert het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Kamer over de Nederlandse steunverstrekking. Deze periodieke rapportage bouwt zoveel mogelijk voort op reeds uitgevoerde evaluaties en bestaande monitoringsmechanismen.
c. Exportkredietverzekering
Opbouw
De aangekondigde evaluaties betreffen de evaluatie compliance beleid ekv, de evaluatie MVO-beleid exportkredietverzekering en de evaluatie verduurzaming exportkredietverzekering. De evaluaties zijn tot stand gekomen vanuit de behoefte om nieuw beleid na ongeveer 5 jaar te evalueren met als doel inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het nieuwe beleid. Bovengenoemde evaluaties zien alle drie op verschillende beleidsterreinen met betrekking tot de uitvoering van de ekv-faciliteit. De periodieke rapportage exportkredietverzekeringen staat gepland voor afronding in 2030.
Inzichtbehoefte
De evaluaties zien toe op relatief recentelijk nieuw ingevoerd beleid op het gebied van MVO, compliance en verduurzaming. Met de evaluaties verwachten we beter inzicht te krijgen in hoe MVO-voorwaarden en duurzaamheidscriteria in de praktijk functioneren, en of het compliancebeleid voldoende waarborgen biedt. Ze bouwen deels voort op eerdere aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting Exportkredietverzekeringen, - garanties en investeringsverzekeringen 2016 t/m 2021, bijvoorbeeld over het verbeteren van due diligence-processen en het meten van impact.
Om de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze beleidskeuzes vast te stellen zijn evaluaties op termijn gewenst. Bij de timing is gekozen om eerst een aantal jaar te laten verstrijken, zodat in de evaluaties goed onderbouwde conclusies getrokken kunnen worden. We houden continu bij of de gekozen timing nog aansluit bij de ontwikkeling in de inzichten van het beleid. Daarmee kunnen we de timing van de evaluatie naar voren halen of naar achteren schuiven indien wenselijk. In de beleidsvorming van de onderwerpen compliance, MVO en verduurzaming is aangegeven dat op termijn een evaluatie wenselijk zou zijn, zodat we het beleid waar nodig kunnen bijstellen of aanpassen. De evaluaties richten zich op nationale impact en zullen waar relevant ook een internationaal benchmark element bevatten.
Tabel 71 Uitwerking SEA-thema 3: Financiële sector
Uitwerking SEA-thema 3: Financiële sector
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage financiële markten
Periodieke rapportage
2025
Lopend
2
De periodieke rapportage reflecteert op de periode van 2017 tot en met 2023. Het doel is om in beeld te brengen in hoeverre de middelen en instrumenten die op basis van artikel 2 van de begroting van het ministerie van Financiën zijn ingezet, hebben bijgedragen aan het bereiken van de algemene doelstelling: beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven. De afronding van de rapportage vindt momenteel plaats.
Periodieke rapportage financiële markten
Periodieke rapportage
2032
Te starten
2
Periodieke rapportage van het beleid dat onder dit beleidsthema valt.
a. De aanpak van witwassen
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Beleidscyclus beleid tegen witwassen en terrorismefinanciering (doorlopend)
Ex-post en ex-ante evaluatie
Doorlopend
Lopend
2
Het anti-witwasbeleid wordt bezien aan de hand van de geïdentificeerde witwasrisico's. Onderdeel van de cyclus zijn de nationale risico-analyse en de beleidsmonitor (die soms vervangen wordt door een internationale evaluatie als dat aan de orde is).
Evaluatie Wet toezicht trustkantoren
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
2
Bij deze evaluatie zal, naast de effecten en uitvoering van de wet, in het bijzonder aandacht zijn voor de invulling van de normen door de sector en de mogelijkheden om dit verder te concretiseren.
b. Het stelsel van beroepsreglementering van accountants
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Evaluatie van het stelsel van beroepsreglementering accountants
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
2
Het doel van de evaluatie is om te achterhalen hoe het stelsel van beroepsreglementering van accountants (door onder meer de wettelijke beroepsorganisatie Nederlandse beroepsorganisatie van accountants) functioneert en hoe het beter kan functioneren. De evaluatie is bedoeld om de NBA in de toekomst eventueel beter en functioneler te positioneren, op basis van een weloverwogen takenpakket.
c. Financiële stabiliteit
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Evaluatie van de status van de EU-bankensector en concurrentiekracht in de context van de interne markt
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
2
Gezien de potentieel grote gevolgen van een crisis op de financiële markten is het van belang voortdurend inzicht te hebben in de robuustheid van (de regelgeving voor) de financiële sector. Tegelijkertijd is het voor goed functionerende financiële markten ook belangrijk dat regelgeving doelmatig en efficiënt is. In dat kader is inzicht in de uitwerking van het huidige regelgevend kader op, bijvoorbeeld, de concurrentiekracht van banken ook van belang. Om die reden zal, onder meer in samenwerking met de Nederlandsche Bank, onderzoek worden verricht naar de mogelijkheden om de concurrentiekracht van de bankensector te vergroten, bijvoorbeeld door versimpeling van wet- en regelgeving, zonder daarbij de randvoorwaarden voor stabiele en goed functionerende markten uit het oog te verliezen. Dit onderzoek vindt op deelterreinen, maar nu ook integraal plaats en strekt ertoe verdere beleidsvorming te ondersteunen en internationale en Europese initiatieven, o.a. op het gebied van versimpeling van wet- en regelgeving voor de financiële markten, gericht en effectief te kunnen beïnvloeden. De Europese Commissie heeft aangekondigd eveneens in 2026 met een onderzoek naar de concurrentiekracht van de Europese bankensector te komen, zodat voornoemd onderzoek in de eerste plaats in voorbereiding daarop plaatsvindt.
d. Distributie van financiële producten
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Koppelverkoop van spaar- en betaalrekeningen
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
2
Het doel van de evaluatie is om de impact in kaart te brengen van een verplichting aan banken om een zelfstandige spaarrekening aan te bieden. Hiervoor wordt onder andere gekeken naar de verwachte gevolgen voor het (overstap)gedrag van consumenten, de mogelijke gevolgen voor de kosten van betaaldienstverlening, eventuele risico’s voor de stabiliteit van deposito’s, en ook de eventuele implicaties voor de kosten van kredietfinanciering.
Gedragsaspecten van sparen
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
2
Het doel van dit onderzoek is het om (gedrags)inzichten te krijgen in de mogelijkheden om Nederlanders (zonder minimale spaarbuffer), met een midden of hoog inkomen en dus theoretisch de ruimte hebben om te sparen, te stimuleren om een minimale spaarbuffer op te bouwen zodat zij beter voorbereid zijn op mogelijke toekomstige financiële tegenslagen.
e. Overige onderzoeken
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Evaluatie garantieregeling Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT)
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
2
De deelname van de Staat in de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) wordt elke vijf jaar geëvalueerd om te bepalen of de staatsdeelname nog steeds wenselijk is of dat deze beëindigd kan worden.
Evaluatie garantieregeling WAKO (kernongevallen)
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
2
Deze regeling wordt periodiek geëvalueerd om te bepalen of die nog steeds wenselijk is. Gezien aanpassingen in de onderliggende verdragen die per 1 januari 2022 in werking zijn getreden, is gekozen voor een iets langere evaluatieperiode. Om de effecten van deze wijzigingen mee te kunnen nemen is het goed als deze verdragen ten minste een jaar in werking zijn getreden.
Thema 3: Financiële sector
Dit SEA-thema is gekoppeld aan begrotingsartikel 2.
Opbouw
Het ministerie van Financiën maakt beleid en regelgeving voor de financiële sector. Dit beleid en deze regels richten zich tot financiële instellingen en tot andere betrokkenen, zoals de toezichthouders AFM en DNB en andere organisaties met publieke taken, en bevorderen bepaald gedrag van deze partijen. Dat gedrag moet de stabiele en integere werking van financiële markten met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven dichterbij brengen.
Om te monitoren of het beleid en de wetgeving ook daadwerkelijk het beoogde doel hebben, voert het ministerie evaluaties uit van bepaalde instrumenten, zoals van wetgeving, van functioneren van organisaties met publieke taken of ZBO’s en van garanties. Deze evaluaties zijn veelal wettelijk voorgeschreven. Daarnaast voert het ministerie regelmatig ex-ante onderzoek uit naar mogelijke beleidsmiddelen, waaronder ook wetgeving. Verder is van belang dat het overgrote deel van de het beleid en de wetgeving op het gebied van de financiële markten een Europese of zelfs een mondiale component heeft en wordt ook op Europees en mondiaal niveau geëvalueerd. Het beleidsterrein kent tot slot met DNB en de AFM twee grote toezichthouders. Ook zij voeren met regelmaat onderzoek uit. Dit onderzoek dient niet zozeer direct om de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid te evalueren, maar biedt daar vaak wel waardevolle input voor.
Over het beleidsterrein financiële sector (artikel 2) wordt elke zeven jaar een periodieke rapportage uitgevoerd. Momenteel werkt de directie Financiële Markten aan de afronding van de periodieke rapportage 2025. Deze periodieke rapportage omvat het gehele beleidsterrein. De volgende periodieke rapportage (2032) zal een focus hebben op een aantal subthema’s. De Strategische Evaluatie Agenda geeft inzicht in gepland onderzoek op deze 4 subthema’s:
1. De aanpak van witwassen
2. Het stelsel van beroepsreglementering van accountants
3. Financiële stabiliteit
4. Distributie van financiële producten
De keuze voor deze thema’s zorgt er enerzijds voor dat de beschikbare capaciteit gericht wordt ingezet om van enkele onderdelen een goed beeld te krijgen. Door thema’s te kiezen over de breedte van het beleidsterrein van de financiële markten, zeggen de uitkomsten op de verschillende thema’s samen ook iets over de effectiviteit van het werk op het gehele beleidsterrein. De SEA op deze thema’s is nog in ontwikkeling en zal in de periode tot 2032 verder worden ingevuld.
In het overzicht zijn ook overige geplande onderzoeken en evaluaties opgenomen die in opdracht van het ministerie worden verricht op het gebied van de financiële markten.
a. De aanpak van witwassen
Inzichtbehoefte
Op het gebied van het anti-witwasbeleid is door het ministerie van Justitie en Veiligheid samen met het ministerie van Financiën een beleidscyclus ingericht, waarin het anti-witwasbeleid wordt bezien aan de hand van de geïdentificeerde witwasrisico's. Onderdeel van de cyclus zijn de nationale risico-analyse en de beleidsmonitor (die soms vervangen wordt door een internationale evaluatie als dat aan de orde is).
Daarnaast vindt een evaluatie plaats van de Wet toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018). Deze evaluatie kijkt met name naar de doeltreffendheid van de Wtt 2018, waarmee de normen waaraan trustkantoren zich moeten houden zijn aangescherpt en het toezichtsinstrumentarium is uitgebreid. Bij die evaluatie zal, naast de effecten en uitvoering van de wet, in het bijzonder aandacht zijn voor de invulling van de normen door de sector en de mogelijkheden om dit verder te concretiseren.
b. Het stelsel van beroepsreglementering van accountants
Inzichtbehoefte
Het beleid van het ministerie van financiën op het gebied van accountancy heeft als doel de kwaliteit van de wettelijke controle te borgen. Kwalitatief goede wettelijke controles zijn een belangrijke bron van informatie voor betrokkenen bij ondernemingen, zoals aandeelhouders, maatschappelijke organisaties en de overheid zelf. Een van de middelen om de kwaliteit van de controle te bewaken is een stelsel van beroepsreglementering voor accountants dat wettelijk is vastgelegd. Het doel van de evaluatie is om te achterhalen hoe het stelsel van beroepsreglementering van accountants (door onder meer de wettelijke beroepsorganisatie Nederlandse beroepsorganisatie van accountants) functioneert en hoe het beter kan functioneren. De evaluatie is bedoeld om de NBA in de toekomst eventueel beter en functioneler te positioneren, op basis van een weloverwogen takenpakket.
c. Financiële stabiliteit
Inzichtbehoefte
Een stabiele financiële sector is een voorwaarde voor een goed functionerende economie en zorgt ervoor dat de risico’s voor belastingbetalers worden geminimaliseerd. De financiële crisis in 2008, en meer recent de onrust in de Amerikaanse bankensector, laat het belang zien van solide financiële instellingen. Gezien de potentieel grote gevolgen van een crisis op de financiële markten is het van belang voortdurend inzicht te hebben in de robuustheid van (de regelgeving voor) de financiële sector. Tegelijkertijd is het voor goed functionerende financiële markten ook belangrijk dat regelgeving doelmatig en efficiënt is. In dat kader is inzicht in de uitwerking van het huidige regelgevend kader op, bijvoorbeeld, de concurrentiekracht van banken ook van belang. Om die reden zal, onder meer in samenwerking met de Nederlandsche Bank, onderzoek worden verricht naar de mogelijkheden om de concurrentiekracht van de bankensector te vergroten, bijvoorbeeld door versimpeling van wet- en regelgeving, zonder daarbij de randvoorwaarden voor stabiele en goed functionerende markten uit het oog te verliezen. Dit onderzoek strekt ertoe verdere beleidsvorming te ondersteunen en internationale en Europese initiatieven, o.a. op het gebied van versimpeling van wet- en regelgeving voor de financiële markten, gericht en effectief te kunnen beïnvloeden.
d. Distributie van financiële producten
Inzichtbehoefte
Er bestaat veel beleid en wetgeving die ingrijpt in het proces van distributie van financiële producten, met als doel om te zorgen dat burgers en bedrijven geen nadeel ondervinden van niet-passende of slechte financiële producten. Het precieze doel en de middelen verschillen daarbij per product en per distributiekanaal. Zo zijn er regels over transparantie richting de afnemer, waarbij al dan niet bepaalde formats worden voorgeschreven, zijn er regels over het betalen van vergoedingen door aanbieders aan distributeurs (bemiddelaars of adviseurs) en de transparantie daarover en zijn er verplichtingen voor partijen die producten aan burgers of bedrijven verstrekken, zoals bemiddelaars, adviseurs, maar ook aanbieders die direct contact met burgers of bedrijven hebben. Dit complex aan regels is historisch zo ontstaan. Er is behoefte aan inzicht in de verschillen en de achtergrond daarvan, de mogelijke samenhang en de effectiviteit van de verschillende onderdelen. Dit inzicht kan aanleiding zijn voor (inzet op) versimpeling en stroomlijning van het regelcomplex al dan niet op Europees niveau.
e. Overige onderzoeken
Inzichtbehoefte
De deelname van de Staat in de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT) wordt elke vijf jaar geëvalueerd om te bepalen of de staatsdeelname nog steeds wenselijk is of dat deze beëindigd kan worden.
De Wet aansprakelijkheid kernongevallen bevat een garantieregeling door de Staat. Deze regeling wordt periodiek geëvalueerd om te bepalen of die nog steeds wenselijk is. Gezien aanpassingen in de onderliggende verdragen die per 1 januari 2022 in werking zijn getreden, is gekozen voor een iets langere evaluatieperiode. Om de effecten van deze wijzigingen mee te kunnen nemen is het goed als deze verdragen ten minste één jaar in werking zijn getreden. De verwachting is dat de evaluatie in 2026 aan de Tweede Kamer wordt toegezonden.
Tabel 72 Uitwerking SEA-thema 4: Fiscaal beleid
Uitwerking SEA-thema 4: Fiscaal beleid1
a. Fiscale regelingen
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage fiscale regelingen
Periodieke rapportage
20292
Te starten
1
De doeltreffendheid en doelmatigheid van fiscale regelingen worden integraal in kaart gebracht. Hierin wordt teruggeblikt op de evaluaties van fiscale regelingen.
Monitor fiscale regelingen
Ex-durante evaluatie
Jaarlijks
Lopend
1
Jaarlijks wordt met de Miljoenennota een overzicht meegestuurd met daarin een overzicht van fiscale regelingen. Hierin wordt onder meer gerapporteerd over het budgettaire belang, beleidswijzigingen en recente evaluaties.
Evaluatie fiscale regelingen voor bos- natuur- en cultuurgronden
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fiscale regelingen voor bos- natuur- en cultuurgronden. Daarbij worden ook de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoordt.
Vervolgonderzoek vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor taakoverdrachten tussen verenigingen en ANBI's
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
1
Naar aanleiding van de evaluatie van vrijstellingen in de overdrachtsbelasting in 2025 wordt vervolgonderzoek gedaan naar de wenselijkheid en de (on)mogelijkheden voor aanpassingen van de vrijstelling voor taakoverdrachten tussen verenigingen en ANBIs, zodat de regeling beter aansluit bij de bredere beleidsdoelen op het gebied van de volkshuisvesting. Daarbij worden de opties die in de evaluatie zijn geschetst ook beoordeeld, mede aan de hand van het toetsingskader fiscale regelingen.
Vervolgonderzoek vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor Wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM)
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
1
Het doel van de vrijstelling voor wijkontwikkelingsmaatschappijen (WOM’s) is het bevorderen van stedelijke herstructurering. Uit de evaluatie die in 2025 is uitgevoerd blijkt dat de WOM-vrijstelling niet doeltreffend is en dat het ontwerp van de regeling maakt dat deze vrijstelling vrijwel niet wordt gebruikt. Het vormgeven van de vrijstelling als subsidie zou een meer doeltreffende manier kunnen zijn om herstructurering te bevorderen. Daarom is een vervolgonderzoek gestart waarin wordt gekeken naar de wenselijkheid en de (on)mogelijkheden daarvan.
Evaluatie jaarlijkse schenkingsvrijstelling kinderen
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de jaarlijkse schenkingsvrijstelling voor kinderen, waarbij onder meer het gebruik in kaart wordt gebracht.
Evaluatie vrijstelling voorwerpen kunst en wetenschap box 3
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
1
In de evaluatie wordt gekeken naar de vrijstelling van voorwerpen van kunst en wetenschap in box 3. Ook worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
Evaluatie verlaagd tarief accijns kleine bierbrouwerijen
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffend- en doelmatigheid van het verlaagde accijnstarief voor kleine bierbrouwerijen, ook in het licht van de overstap van plato naar alcoholpercentage.
Onderzoek eigenwoningregeling: 30-jaarstermijn
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
1
In navolging op bouwstenenrapport wordt vervolgonderzoek gedaan naar de problematiek rond de 30-jaarstermijn.
Onderzoek eigenwoningregeling: eigenwoningforfait (EWF)
Ex-ante evaluatie
2026
Te starten
1
In navolging op bouwstenenrapport wordt vervolgonderzoek gedaan naar het eigenwoningforfait.
Monitoring verhoging btw-tarief logies
Ex-durante evaluatie
2026
Te starten
1
De effecten op prijzen en afzet van de verhoging van het btw-tarief op logies worden in 2026 gemonitord.
Evaluatie kleineondernemersregeling btw
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
In deze evaluatie wordt de doeltreffend- en doelmatigheid van de kleineondernemersregeling onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van aangiftegegevens.
Evaluatie generieke investeringsregelingen
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
In de evaluatie zal gekeken worden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van een tweetal regelingen die gericht zijn om investeringen te stimuleren, namelijk de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en de herinvesteringsreserve. De laatste evaluatie van de KIA vond plaats in 2017. De herinvesteringsreserve is niet eerder geëvalueerd.
Evaluatie btw-vrijstelling financiële diensten
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de huidige behandeling van financiële diensten in de omzetbelasting en naar de mogelijkheden om btw te heffen op (bepaalde) financiële diensten.
Evaluatie energiebelasting – deel 1
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
De energiebelasting kent een aantal fiscale regelingen. In het onderzoek zal op basis van recente studies en beschikbare data gekeken worden naar doelmatigheid en doeltreffendheid van de regelingen.
Pilot actualisatie doelstellingen fiscale regelingen
Ex-durante evaluatie
2026
Te starten
1
In het ambtelijk rapport fiscale regelingen van 2023 is aanbevolen om de doelstellingen van fiscale regelingen te actualiseren. Dit jaar wordt een pilot uitgevoerd waarin gekeken wordt naar de mogelijkheden om doelstellingen actueler, concreter en meetbaarder te maken.
Evaluatie vrijstellingen overdrachtsbelasting in de ondernemingssfeer en vrijstellingen van technische aard
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de vrijstellingen in de overdrachtsbelasting gericht op ondernemers en vrijstellingen van technische aard. Ook worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
Evaluatie fiscale regelingen eigen woning
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie wordt de doeltreffend- en doelmatigheid van de fiscale regelingen eigen woning onderzocht en worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord. Hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van aangiftegegevens.
Evaluatie Energie-investeringsaftrek (EIA)
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de EIA, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de MIA/Vamil, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie fiscale regelingen scheepvaart
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
1
In deze evaluatie zal een inschatting worden gemaakt van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fiscale regelingen voor de scheepvaart. Ook de overige vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen zullen hierbij worden behandeld.
Evaluatie verhoging btw-tarief logies
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
1
De effecten op prijzen en afzet van de verhoging van het btw-tarief op logies worden geëvalueerd.
Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
1
Deze evaluatie richt zich op de hoogte van het kilometerbedrag en de gedragsreactie op de verhoging daarvan in 2023/2024. Daarnaast kan gekeken worden naar de samenloop met de thuiswerkvergoeding en andere wijzigingen in het mobiliteitsbeleid binnen de loonheffing, zoals de OV-abonementen en leasefietsen.
Evaluatie fiscale regelingen autobelastingen
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
1
In deze evaluatie worden een aantal maatregelen meegenomen zoals de beëindiging van de bpm-vrijstelling bestelauto's en de versobering van de kwarttarieven. Daarnaast wordt conform de RPE gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van verschillende uitzonderingen in de BPM en MRB en wordt het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen.
Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de bedrijfsopvolgingsregelingen, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aftrek specifieke zorgkosten, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie verlaagde btw-tarieven
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de verlaagde btw-tarieven, waarbij de maatregelen sinds de vorige evaluatie worden meegenomen.
Evaluatie maatregelen giftenaftrek en geven uit vennootschap
Ex-durante evaluatie
20292
Te starten
1
Deze evaluatie richt zich op de uitwerking van de belangrijkste wijziging van de afgelopen jaren, namelijk de beperking van de periodieke giftenaftrek per 2023 tot een bedrag van eerst € 250.000 per jaar en sinds 2025 € 1.500.000 per jaar. Daarnaast wordt gekeken naar de vrijstelling in de dividendbelasting en inkomstenbelasting in box 2 voor geven uit de vennootschap voor zover volgend uit de giftenaftrek Vpb, die in 2024 uitgebreid werd en in 2025 weer beperkt. Dit vanwege de inhoudelijke samenhang met de beperking van de periodieke giftenaftrek.
Evaluatie afschaffing Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK)
Ex-post evaluatie
2030
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de effecten van de afschaffing van de IACK op onder meer arbeidsparticipatie.
b. Algemeen belastingstelsel
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Monitoring fiscale oplossing eenverdienersproblematiek
Ex-durante evaluatie
Jaarlijks vanaf 2027
Te starten
1
Vanaf 2027 wordt jaarlijks bezien of de fiscale oplossing voor de eenverdienersproblematiek het beoogde doel nog bereikt.
Monitoring effecten van de aanpak van belastingontwijking
Ex-durante evaluatie
Jaarlijks
Lopend
1
Door het monitoren van de inkomensstromen naar laagbelastende jurisdicties kan de effectiviteit van onder meer de conditionele bronbelasting in het tegengaan van belastingontwijking via Nederland gemeten worden. De Nederlandsche Bank publiceert de benodigde tabellen.
Evaluatie CO2-heffing industrie en CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
1
Sinds 1 januari 2021 betalen industriële bedrijven een CO2-heffing. In de evaluatie zal de regeling geëvalueerd worden op doeltreffendheid en doelmatigheid en zal gekeken worden naar de hoogte van het tarief. Gegevens voor de evaluatie worden verkregen van RVO.
Beprijzing veehouderij akkerbouw
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
1
Onderzoek naar de benodigde beprijzingsniveaus per sector om de klimaatdoelen te borgen. Dit onderzoek is beloofd in de fiscale strategische agenda.
Impactanalyse afvalmaatregelen
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
1
Dit voorjaar is een aantal fiscale maatregelen voor afvalverbrandingsinstallaties aangekondigd. De staatssecretaris van IenW heeft aan de Tweede Kamer toegezegd dat hiervoor een impactanalyse gemaakt wordt.
Onderzoek e-facturatie: infrastructuur, binnenlandse e-facturatie en digitale rapportage
Ex-ante evaluatie
2025
Lopend
1
Op grond van de Richtlijn Btw in het digitale tijdperk moeten per 1 juli 2030 de gegevens over grensoverschrijdende handel in de EU tussen ondernemers digitaal worden gerapporteerd. Om deze bijna real-time informatievoorziening te faciliteren zijn ondernemers verplicht elektronische facturen uit te schrijven die voldoen aan in de richtlijn genoemde standaard. Bij de totstandkoming van het beleid en de implementatie moeten diverse beleidskeuzes worden gemaakt. In het bijzonder moet worden onderzocht welke keuzes moet worden gemaakt m.b.t. de infrastructuur van e-facturering en digitale rapportageverplichtingen en welke voor en nadelen bestaan bij het invoeren van een verplichting voor binnenlandse e-facturatie en/of rapportage.
Evaluatie wetgeving rondom Afgezonderd Particulier Vermogen (APV)
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
In deze evaluatie van de APV-wetgeving wordt onder andere gekeken of de huidige formulering van de wet de Belastingdienst voldoende handvatten biedt om alle vormen van misbruik en oneigenlijk gebruik aan te pakken. In het verlengde daarvan wordt onderzocht of uitbreiding of aanpassing nodig is.
Evaluatie AWIR
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
Als onderdeel van de periodieke rapportage Toeslagen wordt de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen geëvalueerd.
Evaluatie BPM
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
De aanschaf van personen- en bestelauto’s wordt belast via de bpm. Voor personenautos geldt dat de bpm sinds 2010 op CO2-uitstoot is gebaseerd om de verkoop van elektrische auto’s te stimuleren. Tegelijkertijd gaat dit ten koste van andere doelstellingen van de bpm, zoals het genereren van een opbrengst voor de overheid. In deze evaluatie wordt de bpm en de gekozen tariefstructuur geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid, afgezet tegen de huidige twee doelen van de bpm: opbrengst genereren en CO2 reduceren.
Evaluatie verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken
Ex-post evaluatie
20262
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de effecten van de verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Daarnaast worden de uitzonderingen voor mineraalwater en zuivel geëvalueerd.
Evalueren afschrijfbeperkingen- en verruimingen in de IB (artikel 3.30 en 3.30a IB2001)
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
9
De afschrijfbeperkingen- en verruimingen zijn als dekkingsmaatregel in het Wetsvoorstel Werken aan Winst (Vergaderjaar 2005/2006) opgenomen. Gekeken zal worden naar de mate waarin de beperkingen extra opbrengsten hebben gegenereerd door de fiscale en commerciële afschrijvingsritmes met elkaar te vergelijken. Zodoende wordt ook beoogd meer inzicht te krijgen in verschillen tussen commerciële en fiscale afschrijvingen.
Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars
Ex-durante evaluatie
2026
Te starten
1
De opbrengst van de minimumkapitaalregel zal worden geanalyseerd op basis van aangiftegegevens.
Evaluatie Wet excessief lenen
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
1
In deze evaluatie zal het effect van het wetsvoorstel onderzocht worden op basis van aangiftegegevens inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Tevens zal nader gekeken worden mogelijke uitvoeringsproblemen en ontwijkingssituaties zoals aangegeven tijdens de Kamerbehandeling.
Monitoring grenseffecten brandstofaccijns
Ex-durante evaluatie
20272
Te starten
1
In deze evaluatie worden de grenseffecten van het aflopen van de accijnsverlaging op de brandstoffen in kaart gebracht.
Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 Algemeen wetboek recht)
Ex-durante evaluatie
2027
Te starten
1
Hierbij zal worden gevolgd in welke mate en op welke manier dit instrument wordt ingezet in de uitvoeringspraktijk.
Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina)
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie zal onderzocht worden of de maatregel doeltreffend en doelmatig was. Dit zal worden gedaan op basis van de gerealiseerde opbrengsten van de dividendbelasting, de ontwikkeling in aard en aantal van de bezwaar- en beroepsprocedures in de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting en de beperking van de verrekening van voorheffingen in de aangiften vennootschapsbelasting.
Evaluatie twee schijven box 2
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie zal onderzocht worden of de maatregel doeltreffend is in het behalen van meer belastingopbrengst en het tegengaan van belastinguitstel. Hiertoe zal gekeken worden naar de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.
Empty package survey tabaksaccijns
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
9
In dit onderzoek wordt via het rapen van pakjes sigaretten op straat het aandeel pakjes uit het buitenland en het aandeel (illegale) illicit whites in kaart gebracht. De douane voert dit onderzoek uit.
Evaluatie kansspelbelasting
Ex-post evaluatie
20272
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffend- en doelmatigheid van de kansspelbelasting, waarbij onder meer gekeken wordt naar de recente tariefsverhogingen en de vrijstelling voor kleine prijzen.
Evaluatie energiebelasting - deel 2
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
In deze evaluatie wordt de energiebelasting als geheel geëvalueerd.
Monitoring opbrengsten Warmte-Kracht-Koppeling (WKK)-maatregel
Ex-durante evaluatie
20272
Te starten
1
Vanaf de inwerkingtreding van de WKK-maatregel worden de opbrengsten jaarlijks gemonitord.
Tussentijdse evaluatie fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouwsector
Ex-durante evaluatie
2027
Te starten
1
Tijdens dit evaluatiemoment kunnen de beleidseffecten van deze maatregelen en de mogelijkheden om te verduurzamen worden geëvalueerd.
Evaluatie actualiseren leegwaarderatio
Ex-post evaluatie
20272
Te starten
1
De leegwaarderatiotabel is een forfait waarmee verhuurders de waarde van hun verhuurde woningen voor belastingheffing in box 3 kunnen bepalen aan de hand van de Waardering Onroerende Zaken waarde. In dit onderzoek wordt de leegwaarderatiotabel geactualiseerd, waarbij kan worden aangesloten bij de methode voor actualisatie uit de evaluatie van 2022.
Evaluatie Wetsvoorstel delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen
Ex-durante evaluatie
2028
Te starten
1
Bij deze evaluatie zal worden gekeken in welke mate gebruik wordt gemaakt van de delegatiebepaling, en of deze een oplossing biedt bij situaties waarin het niet wenselijk is om invorderingsrente in rekening te brengen.
Evaluatie assurantiebelasting
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
1
In deze evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van (de fiscale regelingen in) de assurantiebelasting. Hierbij zullen ook de overige vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen worden behandeld.
Tussenevaluatie fiscale stimuleringsmaatregelen EV's
Ex-durante evaluatie
2028
Te starten
1
In het Klimaatakkoord zijn verschillende (tussen)evaluaties voor de fiscale stimulering van Elektrische Voertuigen (EV) opgenomen, waaronder een (tussen)evaluatie in 2027/2028. Met behulp van de evaluatie kan aan de hand van de laatste ontwikkelingen binnen de automarkt worden bepaald welk beleid en welke maatregelen nodig en wenselijk zijn ter stimulering van EV’s. Hierbij wordt dan ook de voortzetting van de mrb-korting in 2026-2029 meegenomen, waarbij gekeken wordt of en zo ja in welke vorm het nodig en wenselijk is om de tariefskorting voort te zetten. Bij de evaluatie wordt ook gekeken hoe de tariefkorting uitwerkt naar de verschillende autosegmenten op basis van hun afmeting en in hoeverre de korting het meergewicht compenseert en of er niet sprake is van onder- of overcompensatie.
Evaluatie wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en bpm
Ex-post evaluatie
2028
Te starten
1
De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm heeft een evaluatiebepaling. De Minister van Financien zendt in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming binnen 5 jaar na inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Monitoring implementatie platformdeel van richtlijn "btw in het digitale tijdperk", onderdeel platformeconomie
Ex-durante evaluatie
2029
Te starten
1
In deze monitor wordt gekeken naar de gevolgen van de invoering van vier maatregelen die volgen uit implementatie van het onderdeel «platformeconomie» van de Europese richtlijn VAT in the Digital Age (VIDA).
Empty package survey tabaksaccijns
Ex-post evaluatie
2029
Te starten
9
In dit onderzoek wordt via het rapen van pakjes sigaretten op straat het aandeel pakjes uit het buitenland en het aandeel (illegale) illicit whites in kaart gebracht. De douane voert dit onderzoek uit.
Evaluatie vliegbelasting
Ex-post evaluatie
2030
Te starten
1
In deze evaluatie zal de doelmatigheid en doeltreffendheid van de vliegbelasting worden onderzocht.
Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes
Ex-durante evaluatie
2030
Te starten
1
In dit onderzoek wordt gekeken in welke mate en op welke manier de openbaarmaking van fiscale vergrijpboetes wordt ingezet in de uitvoeringspraktijk.
Evaluatie CO2-heffing industrie
Ex-post evaluatie
2031
Te starten
1
Dit betreft de periodieke evaluatie van de CO2-heffing industrie.
Evaluatie belasting op leidingwater
Ex-post evaluatie
2031
Te starten
1
De belasting op leidingwater wordt geëvalueerd, waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar de effecten van de afschaffing van het heffingsplafond per 2027.
Evaluatie afvalstoffenbelasting
Ex-post evaluatie
2031
Te starten
1
Na de laatste evaluatie van de afvalstoffenbelasting in 2024 is een aantal maatregelen opgenomen in het Belastingplan 2026. De uitwerking van deze maatregelen wordt meegenomen in de volgende evaluatie in 2031.
Evaluatie btw-herziening onroerende diensten
Ex-post evaluatie
2031
Te starten
1
Na vijf jaren zal een beleidsevaluatie plaatsvinden naar aanleiding van de maatregel om belastingbesparende structuren met kortdurende verhuur tegen te gaan.
Evaluatie tariefdifferentiatie vliegbelasting
Ex-post evaluatie
2032
Te starten
1
De tariefdifferentiatie vliegbelasting wordt geëvalueerd. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de opbrengst per afstandscategorie, het effect op het vlieggedrag van passagiers (waaronder mogelijke uitwijkreacties), en de impact op de netwerkkwaliteit van Nederlandse luchthavens. Tevens zal worden bezien of de tariefdifferentiatie bijdraagt aan het internaliseren van externe kosten.
Evaluatie box 3 stelsel op basis van werkelijk rendement
Ex-post evaluatie
2033
Te starten
1
Voorgesteld wordt om wettelijk te borgen dat het onderhavige wetsvoorstel binnen vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd. Daarbij zal in ieder geval aandacht moeten zijn voor de budgettaire opbrengst, de uitvoering door de Belastingdienst, de administratieve lasten bij ketenpartners en de doenlijkheid voor en administratieve lasten bij burgers. Bij de eerste evaluatie zullen de fiscale regelingen die met dit voorstel worden geïntroduceerd worden getoetst op doeltreffendheid en doelmatigheid. Dit zal vervolgens iedere vijf jaar opnieuwgebeuren. In het voorstel zitten twee fiscale regelingen. Het gaat om het vermogenswinstregime dat geldt voor onroerende zaken en voor aandelen in startende ondernemingen.
X Noot
1
Wegens herprioritering, ander uitgevoerd onderzoek dat hieraan raakt en de naar verwachting beperkte meerwaarde zijn de volgende evaluaties komen te vervallen: evaluatie van de fiscale behandeling ANBI's, evaluatie fiscale behandeling stichtingen en verenigingen en de evaluatie regeling groenprojecten.
X Noot
2
Wegens herprioritering en/of recente beleidsmatige ontwikkelingen is het jaartal van de evaluatie gewijzigd.
Thema 4: Fiscaal beleid
Dit SEA-thema is gekoppeld aan begrotingsartikel 1 (samen met thema 5: Belastingdienst).
a. Fiscale regelingen
Opbouw
Dit subthema bevat alle onderzoeken en evaluaties rondom fiscale regelingen. Fiscale regelingen zijn uitzonderingen in het belastingstelsel zoals vrijstellingen, kortingen en verlaagde tarieven. Deze hebben vaak een beleidsdoel zoals het stimuleren van bepaald gedrag of herverdeling van inkomen. Ten behoeve van de periodieke rapportage in 2029 wordt een actueel beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid van fiscale regelingen nagestreefd. Bij de programmering van de evaluaties van individuele regelingen wordt onder andere gekeken naar het budgettaire en beleidsmatige belang en recente ontwikkelingen op dat vlak. De uitkomsten van deze evaluaties staan centraal in de periodieke rapportage waarin fiscale regelingen integraal worden doorgelicht. Daarbij zal ook gekeken worden naar de voorwaarden voor doeltreffend- en doelmatigheid en het opvolgen van aanbevelingen uit individuele beleidsevaluaties. Fiscale regelingen worden ingezet op diverse beleidsterreinen. De evaluaties zijn daarom ook van belang voor andere departementen.
Inzichtbehoefte
Het primaire doel van belastingen is het ophalen van middelen om zo de overheidstaken te kunnen financieren. Daarnaast worden belastingen ingezet voor herverdeling van inkomen en het sturen van gedrag. Voor het bereiken van laatstgenoemde doelen worden ook fiscale regelingen ingezet. Deze regelingen beogen vaak maatschappelijke doelen maar leiden ook tot derving van belastinginkomsten en zorgen daarnaast voor een complexer belastingstelsel. De evaluaties geven vooral inzicht in of beleidsdoelen bereikt worden en of dat tegen redelijke kosten gebeurt, maar ook of een fiscale regeling de geschikte instrumentkeus is. Daarnaast bevatten de evaluaties beleidsaanbevelingen. Deze inzichten kunnen benut worden om fiscale regelingen te verbeteren, af te schaffen of om te vormen.
In sommige gevallen bouwen evaluaties voort op eerdere evaluaties of onderzoeken. Zo zijn een aantal evaluaties van vrijstellingen in de overdrachtsbelasting op de agenda gezet naar aanleiding van een verkenning naar deze vrijstellingen. Soms is er naar aanleiding van eerdere evaluaties meer data verzameld om zo betere uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van regelingen, zoals het geval is bij de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA).
b. Algemeen belastingstelsel
Opbouw
Dit subthema bevat alle onderzoeken en evaluaties die gerelateerd zijn aan fiscaal beleid, behalve die betrekking hebben op fiscale regelingen. De evaluaties en onderzoeken die onder dit subthema vallen hebben betrekking op diverse onderwerpen zoals energie, klimaat, de winstbelasting, accijnzen en invordering. Deze onderzoeken komen voort uit evaluatieparagrafen bij wetgeving (CW3.1), periodieke evaluatieverplichtingen (RPE) maar ook uit voorbereidend werk voor wetgeving.
Inzichtbehoefte
De periodieke rapportage Verduurzaming van het belastingstelsel is komen te vervallen omdat deze te weinig meerwaarde bood bovenop de reguliere evaluaties die reeds staan geprogrammeerd, zoals de evaluaties energiebelasting en vliegbelasting, en de doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving in de Klimaat- en Energieverkenning die al een totaalbeeld schetst. In de SEA 2027 zal een alternatieve periodieke rapportage worden geprogrammeerd onder het subthema Algemeen belastingstelsel op het gebied van de belastingontvangsten. Het ministerie neemt het komende jaar de tijd om uit te werken wat hier de invulling van is met de meeste meerwaarde.
Tabel 73 Uitwerking SEA-thema 5: Belastingdienst
Uitwerking SEA-thema 5: Belastingdienst
a. Uitvoering en handhaving Belastingdienst
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage Belastingdienst
Periodieke rapportage
2029
Te starten
1
De periodieke rapportage betreft een syntheseonderzoek dat gericht is op de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van uitvoering en handhaving door de Belastingdienst, en op lessen voor het vergroten daarvan. We hanteren daarbij de evaluatiecriteria uit het evaluatiekader opgesteld door de OESO.
Fiscale Monitor
Ex-durante evaluatie
Jaarlijks
Lopend
1
Een jaarlijkse survey waarbij burgers, bedrijven en hun intermediairs worden bevraagd over onder andere functioneren en imago van de Belastingdienst, waardering van de dienstverlening, vertrouwen in de Belastingdienst, belastingmoraal en compliance. De Fiscale Monitor wordt al jaren op een vergelijkbare manier uitgevoerd, zodat de monitor niet alleen inzicht geeft in de huidige stand van zaken, maar ook zeer geschikt is om trends vast te stellen.
Stand van de Uitvoering
Ex-durante evaluatie
Jaarlijks
Lopend
1
Om problemen in de uitvoering in beeld te brengen haalt de Belastingdienst signalen op van binnen en van buiten de organisatie. Op basis daarvan identificeert de Belastingdienst knelpunten, vraagt daarvoor aandacht, werkt zelf aan oplossingen hiervoor en agendeert deze ook breder, o.a. bij de politiek, met het streven om gezamenlijk tot oplossingen te komen.
Evaluatie dienstverlening (2020-2024)
Ex-post en ex-durante evaluatie
2025
Lopend
1
Deze evaluatie richt zich op de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van de dienstverlening van de Belastingdienst. De evaluatie reconstrueert de beleidstheorie van dienstverlening van de Belastingdienst, beschrijft ontwikkelingen in de dienstverlening gedurende de onderzoeksperiode en brengt trends in kaart in gebruik, waardering en kosten van dienstverlening.
Brieven als instrument
Ex-post en ex-durante evaluatie
2025
Lopend
1
De Belastingdienst stuurt vele brieven met verschillende doelen (bijv informatievoorziening, mededelingen, reminders, aanmaningen). Het doel van deze overzichtsstudie is meer te leren over de effectiviteit van de brief als een instrument. Daartoe wordt kennis over de (voorwaarden voor) effectiviteit van brieven uit eerdere onderzoeken, uit de literatuur en uit de organisatie bijeengebracht.
Transformatie van de dienstverlening
Ex-post en ex-durante evaluatie
2025
Lopend
1
Deze evaluatie richt zich op de in 2020 ingezette 'Transformatie van de dienstverlening'. In deze lerende evaluatie wordt gekeken naar wat er nodig is om de in interne evaluaties al gedocumenteerde uitdagingen voor het borgen van klantcentrisch werken aan te gaan en op te lossen.
Doorwerking van de visie op dienstverlening
Ex-durante evaluatie
2025
Lopend
1
Deze evaluatie van de in 2021 vastgestelde «Visie en ambitie op dienstverlening» biedt inzicht in de doorwerking van deze Belastingdienstbrede visie op de werkvloer onder medewerkers die dienstverlening bieden. Er wordt onderzocht in hoeverre deze medewerkers de dienstverleningsprincipes kunnen toepassen in de praktijk en wat nodig is om toepassing te verbeteren.
Leren van signalen van burgers en ondernemers
Ex-durante evaluatie
2026
Te starten
1
Burgers en ondernemers geven op uiteenlopende manieren inzichten aan de Belastingdienst over het handelen van de dienst en over mogelijk problematische uitwerking van wet- en regelgeving op hun dagelijkse leven. De Belastingdienst wil in verbinding staan met de samenleving én een lerende organisatie zijn. In deze evaluatie van het signalenproces wordt gekeken naar hoe de Belastingdienst leert van signalen uit de maatschappij.
Menselijke maat
Ex-durante evaluatie
2027
Te starten
1
Deze evaluatie richt zich op de wijze waarop de Belastingdienst invulling geeft aan het hanteren van de menselijke maat in het werk. Hanteren van de menselijke maat betekent dat we in de uitvoering van onze taak beogen recht te doen aan de belangen van burgers en ondernemers binnen de kaders die de wet ons geeft. Uitgangspunten die we hierbij hanteren zijn onder andere dat we burgers en ondernemers met respect behandelen, het recht op gelijke behandeling borgen en maatregelen nemen om mensen in kwetsbare posities te beschermen.
Operationele handhavingsplannen MKB
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
De directie Midden - en Klein Bedrijf (MKB) werkt met operationele handhavingsplannen waarin de handhavingsaanpak voor een bepaalde doelgroep of fenomeen uitgewerkt is. Deze handhavingsplannen worden geëvalueerd middels monitoring, een effectmeting of belevingsonderzoek. De evaluatie betreft een synthese hiervan waarbij de link wordt gelegd naar de beleidstheorie van MKB.
Evaluatie van de HUBA campagne (Particulieren)
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
De directie Particulieren biedt tijdens de aangifteperiode (maart t/m begin mei) extra hulp bij aangifte (huba). Hulp bij aangifte is een van de instrumenten van de beleidstheorie van Particulieren. Het doel is zoveel mogelijk mensen die dit nodig hebben goede hulp te bieden bij het regelen van de aangifte inkomstenbelasting, zodat zij goed en tijdig aan hun verplichtingen kunnen voldoen en hun rechten verkrijgen. Deze evaluatie richt zich op verschillende aspecten, zoals de klantbeleving, de typering van de burgers die deze hulp ontvangen (en mogelijk ook de groepen die nog niet bereikt worden) en de inhoudelijke kwaliteit van de aldus ingediende aangiften (compliance).
Impact van het vooroverleg (Grote Ondernemingen)
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
1
Bij het toezicht van grote ondernemingen maakt de Belastingdienst gebruik van vooroverleg. Dit onderzoek staat stil bij de vragen hoe en in welke mate vooroverleg, ondanks de geconstateerde afname in de verzoeken, bijdraagt aan de beoogde (tussen)doelen van Grote Onderneming (GO) zoals het bevorderen van zekerheid, werken in de actualiteit, het bevorderen van procedurele rechtvaardigheid bij klanten en het versterken van de werkrelatie tussen klanten en GO.
Inzicht in productiviteit van dienstonderdelen
Ex-durante evaluatie
2028
Te starten
1
Het verbeteren van de productiviteit is van groot belang voor de Belastingdienst. Er worden verschillende externe onderzoeken gedaan bij MKB, P en CAP, de Algemene Rekenkamer heeft een lopend onderzoek en C&F is bezig met het koppelen van inzet van personeel aan producten die op basis van het processenmodel zijn gedefinieerd. Doel van het ontwikkeltraject is om met de uitkomsten van de verschillende externe onderzoeken te komen tot een eenduidige systematiek binnen de Belastingdienst om de productiviteitsontwikkeling over de jaren heen consistent te kunnen monitoren. In een syntheseonderzoek kan daarnaast onderzocht worden welke rol de productiviteitsmetingen krijgen in de bestuurlijke besluitvorming of verantwoording over de uitvoering.
Thema 5: Belastingdienst
Dit SEA-thema is gekoppeld aan begrotingsartikel 1 (samen met thema 4: Fiscaal beleid).
a. Uitvoering en handhaving Belastingdienst
Opbouw
DG Belastingdienst kiest voor een brede programmering van evaluaties onder het thema ‘Uitvoering en handhaving Belastingdienst’. Dat past bij de diversiteit aan taken en verantwoordelijkheden binnen de uitvoerings- en handhavingspraktijk en de daarbij behorende besluitvorming en beleidsontwikkeling. Alle evaluaties bieden, afhankelijk van de specifieke aard en inzichtbehoefte, relevante inzichten in (voorwaarden voor) doelmatigheid en/of doeltreffendheid.
Inzichtbehoefte
Vier evaluaties van verschillende aspecten van de dienstverlening door de Belastingdienst worden nog in 2025 afgerond. Er zijn daarnaast door Particulieren (P), het Midden- en kleinbedrijf (MKB) en Grote Ondernemingen (GO) evaluaties gepland naar voor burgers en ondernemers belangrijke, impactvolle processen. Om daarnaast oog te hebben voor meer overstijgende, Belastingdienstbrede ontwikkelingen, zijn er ook evaluaties geprogrammeerd naar respectievelijk een beleidsmatig-, een bedrijfsvoerings- en een maatschappelijk relevant vraagstuk. Twee doorlopende instrumenten met een evaluatief karakter die jaarlijks uitgevoerd worden, de Fiscale Monitor en de Stand van de Uitvoering, staan eveneens op de SEA. Deze evaluaties geven met elkaar invulling aan de brede inzichtbehoefte van de Belastingdienst.
De op de SEA geprogrammeerde evaluaties dienen als bouwblokken voor de periodieke rapportage die voor 2029 geprogrammeerd staat. Dit syntheseonderzoek geeft, op basis van de uitkomsten van de verschillende evaluaties, invulling aan de brede inzichtbehoefte van de Belastingdienst. Er worden conclusies getrokken over (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van ‘Belastingdienstbeleid’, en over lessen voor het vergroten daarvan. Waar relevant en mogelijk zal bij het syntheseonderzoek gebruik gemaakt worden van de evaluatiecriteria uit het evaluatiekader opgesteld door de OESO.
Tabel 74 Uitwerking SEA-thema 6: Toeslagen
Uitwerking SEA-thema 6: Toeslagen
a. Presteren in het heden en anticiperen op de toekomst
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage dienstverlening Toeslagen1
Periodieke rapportage
2026
Te starten
13
De periodieke rapportage biedt een overkoepelend inzicht in de bereikte doeltreffendheid en doelmatigheid op het beleidsthema Toeslagen. Hierin worden de ontwikkelingen en aanpassingen in de dienstverlening en uitvoering van Dienst Toeslagen en in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR) meegenomen. Daarnaast wordt er gekeken naar de ontwikkelingen in de beleidstheorie van Toeslagen en naar de burgerbeleving. Ook worden geleerde lessen uit het huidige stelsel voor toekomstige hervormingen in beeld gebracht. Voor dit onderzoek worden de evaluatieonderzoeken van de afgelopen jaren gebruikt, waaronder de gecombineerde evaluatie van de Awir en Evaluatie Uitvoering en Dienstverlening uit 2022 dat als nulmeting geldt.
Onderzoek uitvoering en dienstverlening Toeslagen
Ex-durante evaluatie
2025
Lopend
13
Wij streven ernaar om de dienstverlening aan alle toeslaggerechtigden te optimaliseren en om meer in de actualiteit te werken en zo betere resultaten te behalen op de drie burgerbeloften. Dit onderzoek draagt hieraan bij door inzichten te verschaffen in de uitvoering en dienstverlening, en bouwt voort op al het onderzoek en interne inzichten die sinds het voorgaand evaluatiemoment (in 2022) zijn opgedaan. Doel van het onderzoek is om te achterhalen hoe de burger toeslagen ervaart, wat hiervan de belangrijkste oorzaken en ontwikkelingen zijn in de uitvoering en dienstverlening en hoe de uitvoering en dienstverlening voor de burger kan worden verbeterd.
Belevingsonderzoek Toeslagen
Ex-durante evaluatie
2025
Lopend
13
Het belevingsonderzoek Toeslagen is een jaarlijks terugkerende survey en brengt in beeld hoe de voor Dienst Toeslagen belangrijke doelgroepen ons beoordelen: mensen die recht hebben op toeslagen en maatschappelijke intermediairs die mensen helpen bij het regelen van hun toeslagen. Het onderzoek biedt inzicht in de beleving en ervaring van mensen. Daarmee willen we de dienstverlening van Toeslagen verder verbeteren. Aan de orde komen onder andere: functioneren en imago, waardering van de dienstverlening, vertrouwen en naleving.
Onderzoekslab Toeslagen
Ex-ante evaluatie
2025
Doorlopend
13
Het toeslagenlab is in 2024 opgericht en is een onderzoeksomgeving waarin het mogelijk is om de interactie van burgers met Toeslagen te simuleren. Het doel hiervan is dat bepaalde aannames kunnen worden getest en er inzichten ontstaan over de mogelijke effectiviteit van maatregelen, in het bijzonder vanuit het gedragsperspectief, waardoor beleidsideeen vooraf kunnen worden getoetst. Het betreft ex-ante onderzoek, alleen beleidsideeën in de ontwikkelfase kunnen opgenomen worden in een eventueel experiment. Doel is om in een gecontroleerde setting, nieuwe beleidsideeën te toetsen op effectiviteit. In 2025 en 2026 zijn experimenten voorzien rondom voorzichtig voorschieten en boetebeleid.
Onderzoek uitvoering en dienstverlening Toeslagen
Ex-durante evaluatie
2028
Te starten
13
In aanloop naar de volgende vijfjaarlijkse evaluatie van Toeslagen wordt een ex-durante evaluatie voorzien. Doel van dit onderzoek is om tussentijds inzicht te vergaren in de ontwikkeling in de uitvoering en dienstverlening vanuit het perspectief van de burger.
b. Recht doen aan het verleden
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage hersteloperatie
Periodieke rapportage
2028
Te starten
13
Met de periodieke rapportage wordt inzicht gegeven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het financieel herstel van gedupeerden van de toeslagenaffaire, waarbij volledigheid, zorgvuldigheid en informatiedeling naar gedupeerden voorop staan.
Evaluatie hersteloperatie toeslagen
Ex-durante evaluatie
20272
Lopend
13
De evaluatie hersteloperatie toeslagen ziet op het evalueren van de Wet hersteloperatie toeslagen en de aanvullende wet met als doel om de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleidsmaatregelen te onderzoeken.
X Noot
1
Bij de voorbereiding van de (gecombineerde) evaluaties AWIR en uitvoering en dienstverlening voor 2026 kwam naar voren dat ook dit een vorm van een syntheseonderzoek zou gaan worden, met vergelijkbare onderzoeksvragen die ook bij een periodieke rapportage beantwoord zouden moeten worden. Hierdoor is besloten om in 2026 één overkoepelend onderzoek te doen onder de noemer van een periodieke rapportage.
X Noot
2
De wetsevaluatie hersteloperatie wordt een jaar later afgerond dan in de vorige SEA voorzien vanwege vertraging in de aanbesteding en de complexiteit van het onderzoek.
Thema 6: Toeslagen
Dit SEA-thema is gekoppeld aan begrotingsartikel 13.
a. Presteren in het heden en anticiperen op de toekomst
Opbouw
Binnen het SEA-thema Toeslagen is de agendering van evaluaties opgebouwd langs de strategische doelstellingen: presteren in het heden, anticiperen op de toekomst en rechtdoen aan het verleden. Bij het subthema Presteren in het heden en anticiperen op de toekomst ligt de agendering in lijn met het streven om de dienstverlening aan alle toeslaggerechtigden te optimaliseren, om meer in de actualiteit te werken en zo betere resultaten te behalen op de drie burgerbeloften: ‘wij staan voor u klaar’, ‘u weet waar u aan toe bent’ en ‘u krijgt waar u recht op heeft’. In 2026 staat de periodieke rapportage van Toeslagen centraal, met als doel inzicht te bieden in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir), en uitvoering en dienstverlening over de afgelopen vijf jaar. De periodieke rapportage wordt voorafgegaan door een ex-durante evaluatie en andere, meer operationele onderzoeken, die binnen de Dienst Toeslagen worden geagendeerd.
Inzichtbehoefte
De evaluaties binnen dit subthema volgen een vijfjaarlijkse cyclus, waarbinnen tussentijds verschillende ex-ante en ex-durante evaluaties worden uitgevoerd die aan het eind van de cyclus bijdragen aan de periodieke rapportage. Dit betreft bijvoorbeeld het belevingsonderzoek Toeslagen, waarmee periodiek de beleving van toeslaggerechtigden en maatschappelijk intermediairs wordt opgehaald, en het onderzoekslab Toeslagen, waarbij nieuwe beleidsideeën in een experimentele setting voorafgaand aan implementatie kunnen worden getoetst.
Met de onderzoekscyclus binnen Toeslagen wordt invulling gegeven aan de wettelijke verplichting om vijfjaarlijks verslag uit te brengen over de doeltreffendheid van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir) en de effecten van de wet in de praktijk. Deze cyclus is in 2022 opgestart, volgend op de ontvlechting en de oprichting van Dienst Toeslagen als zelfstandig onderdeel van het ministerie van Financiën.
b. Recht doen aan het verleden
Opbouw
Het doel van de hersteloperatie is gedupeerden erkenning en financieel herstel bieden voor het onrecht dat hen is aangedaan bij de uitvoering van de toeslagenregelingen. Naast de regelingen voor gedupeerde aanvragers zijn er regelingen voor andere groepen die geraakt zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag of andere toeslagen. De hersteloperatie richt zich niet alleen op financieel herstel, maar ook op emotioneel en maatschappelijk herstel.
Inzichtbehoefte
De wetsevaluatie beoogt inzicht te geven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het financieel herstel van gedupeerden van de toeslagenaffaire. Het evaluatietraject start in 2025 met het opstellen van een evaluatiestrategie die ingaat op de te betrekken perspectieven bij de evaluatie en een evaluatieagenda. Dit zijn onder andere de rechtsbescherming, de wetssystematiek in relatie tot de uitvoering van de wet, de organisatorische aspecten, het burgerperspectief en de te trekken lessen uit de hersteloperatie. Hiermee wordt enerzijds beoogd de wet te evalueren en anderzijds leerlessen te formuleren ten aanzien van het effectief bieden van herstel en de wijze waarop dit geregeld en georganiseerd kan worden.
Het Kabinet heeft de ambitie om het financieel herstel van gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire in 2027 af te ronden. De evaluatie van de hersteloperatie – mede inhoudende de evaluatie van wet hersteloperatie toeslagen en de wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen – is in 2025 gestart. De verwachting is dat deze evaluatie in 2027 zal worden afgerond.
De Kamer zal door middel van tussenrapportages worden geïnformeerd over de resultaten van de periodieke rapportage in de loop van 2026 en 2027. De periodieke rapportage zal in 2028 naar de Kamer worden gezonden.
Tabel 75 Uitwerking SEA-thema 7: Douane
Uitwerking SEA-thema 7: Douane
a. Effectgericht sturen
Titel onderzoek
Type onderzoek
Afronding
Status
Artikel
Periodieke rapportage Douane
Periodieke rapportage
2026
Te starten
9
Inzicht vergroten in:- De beleidseffecten die opdrachtgevers willen bereiken door middel van de inzet van Douane activiteiten en resultaten.- De wijze waarop Douane activiteiten en resultaten (in theorie en praktijk) bijdragen aan het bereiken van deze outcome, en hoe deze resultaten, relaties en outcome inzichtelijk en meetbaar kunnen worden gemaakt.- De wijze waarop ambities van Douane en opdrachtgevers ten aanzien van resultaten en outcome zich vertalen in het handhavingsplan Douane.- De manier waarop keuzes in het Handhavingsplan consequenties kunnen hebben voor individuele opdrachtgevers en hoe hier in gezamenlijkheid over kan worden gesproken en besloten (sturen op effecten).- De wijze waarop Douane als opdrachtnemer over deze resultaten, relaties en outcome zou moeten rapporteren.- De mate van haalbaarheid van deze wijze van rapporteren en de inspanning die nodig is om het gewenste niveau van rapporteren te realiseren.
Sturen op effecten
Ex-durante evaluatie
2025
Lopend
9
Het doel van de procesevaluatie is het inventariseren van mogelijke verbeteringen voor gezamenlijk sturen op effecten door opdrachtgevende ministeries en de Douane. Bevindingen worden gebruikt bij de planning en vormgeving van het strategische initiatief Sturen op Maatschappelijk Effect.
Thema 7: Douane
Dit SEA-thema is gekoppeld aan begrotingsartikel 9.
a. Effectgericht sturen
Opbouw
De Douane moet kiezen waar het zijn mensen en middelen inzet. Dit gebeurt in samenspraak met tien opdrachtgevende ministeries. Het doel is daar op te treden waar het voor de samenleving het meest effect heeft. Sturen op maatschappelijke effecten is een van de strategische doelstellingen van de Douane voor de komende jaren. De programmering van de SEA sluit hier op aan. De periodieke rapportage in 2026 bouwt voort op de SEA-onderzoeken naar effectgericht sturen van de Douane. Daarnaast krijgt aanpalend onderzoek naar maatschappelijke risico’s daarin een plek.
Inzichtbehoefte
Met de in 2025 uit te voeren procesevaluatie wil de Douane samen met opdrachtgevers het inzicht vergroten in de kwaliteit van de gezamenlijke sturing. Het doel van deze procesevaluatie is het inventariseren van mogelijke verbeteringen voor gezamenlijk sturen op effecten. Het onderzoek kijkt daarbij onder andere naar lopende initiatieven op dat terrein, zoals de voorbereiding van een Douanebrede maatschappelijke risicoanalyse en de totstandkoming en bespreking van het Meerjaren handhavingsplan.
De evaluaties binnen het thema Effectgericht sturen bouwen voort op aanbevelingen uit de Beleidsdoorlichting 2012-2018. De Douane wil de gesprekken met opdrachtgevers vooral voeren over de te bereiken effecten, en de relatie met naleving en aantallen controles, Daartoe is een verdere explicitering van de beleidstheorie onder de Douanestrategie en -instrumenten nodig, en meetbare prestatie-indicatoren op outcomeniveau. De Douane heeft in dat kader inzichtbehoeften ten aanzien van:
– de wijze waarop ambities van opdrachtgevers en Douane en ten aanzien van effecten, resultaten en de reductie van maatschappelijke risico’s zich vertalen in het Handhavingsplan Douane;
– de manier waarop keuzes in het Handhavingsplan consequenties kunnen hebben voor individuele opdrachtgevers en hoe hier in gezamenlijkheid over kan worden gesproken en besloten;
– de wijze waarop de Douane over deze resultaten en outcome zou moeten rapporteren;
– de hiervoor noodzakelijke inhoud en reikwijdte van de beleidstheorie Douane, inclusief de relatie met de beleidseffecten die opdrachtgevers willen bereiken door middel van de inzet van Douane activiteiten en resultaten.
Dit moet leiden tot verdere professionalisering van het sturen op maatschappelijke effecten en tot grotere (transparantie over de) effectiviteit van de Douane inzet voor Nederland en Europa. Deze inzichtbehoefte staat centraal in de periodieke rapportage in 2026.
Bijlage 5: Lijst van afkortingen
Tabel 76 Lijst van afkortingen
A
ABC-doelen
Afdracht, Beschermen en Concurrentiepositie
ACM
Autoriteit Consumenten en Markt
ACP
Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen
ADR
Auditdienst Rijk
ADSB
Atradius Dutch State Business
AFM
Autoriteit Financiële Markten
AIIB
Asian Infrastructure Investment Bank
ANBI
Algemeen Nut Beoogde Instelling
ANVS
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
AP
Autoriteit Persoonsgegevens
ASB
Assurantiebelasting
Awb
Algemene wet bestuursrecht
Awir
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Awr
Algemene wet inzake rijksbelastingen
B
BBP
Best Banking Practice
bbp
Bruto Binnenlands Product
BCF
Btw-compensatiefonds
BerB
Bedrijfseconomische resultaatbepaling
BES
Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BNG
BNGBank Nederlandse Gemeenten
bni
Bruto Nationaal Inkomen
BoP
Betalingsbalanssteun
BPM
Belasting voor Personenauto's en Motorfietsen
Btw
Belasting over de toegevoegde waarde
BZM
belasting zware motorrijtuigen
C
CAP
Centrale Administratieve Processen
CBAM
Carbon Border Adjustment Mechanism
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CDFC
College Deskundigheid Financiële Dienstverlening
CEA
Commissie Eindtermen Accountantsopleiding
CET-1
Common Equity Tier 1
CJIB
Centraal Justitieel Incassobureau
cMEV
concept Macro Economische Verkenningen
COP26
26th Conference of the Parties to the UN Framework Convention on Climate Change
COVRA
Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval
CP
Commercial Paper
CPB
Centraal Planbureau
CW
Comptabiliteitswet
D
DAC
Directive on Administrative Cooperation
DG
Directoraat-Generaal
DGS
Depositogarantiestelsel
DNB
De Nederlandsche Bank
DRZ
Domeinen Roerende Zaken
DSL
Dutch State Loan
DTC
Dutch Treasury Certificate
DUO
Dienst Uitvoering Onderwijs
E
EB
Energiebelasting
EBA
Europese Banken Autoriteit
EBRD
European Bank for Reconstruction and Development
EC
Europese Commissie
ECA
Export Credit Agency
ECB
Europese Centrale Bank
Ecofinraad
Raad voor Economische en Financiële Zaken van de EU
EDF
European Development Fund
EFSF
European Financial Stability Facility
EFSM
European Financial Stabilisation Mechanism
EGF
Europees garantiefonds
EIA
Energie-Investeringsaftrek
EIB
Europese Investeringsbank
EIF
European Investement Fund
EKV
Exportkredietverzekering
EMB
Eigenmiddelenbesluit
EMU
Economische en Monetaire Unie
ERM
Europees wisselkoersmechanisme
ESA-2010
Europese Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen
ESM
European Stability Mechanism
EU
Europese Unie
F
FCI
Fortis Corporate Insurance
FD
Fiscaal Dienstverlening
FEC
Financieel Expertise Centrum
FIOD
Financiële Inlichtingen- en Opsporingsdienst
FGR
Functiegebouw Rijk
FMO
Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FSP
Fiscal Structural Plan
FSV
Fraude Signalering Voorziening
fte
Fulltime-equivalent
G
GLF
Greek Loan Facility
GO
Grote Ondernemingen
H
HLA
Hoofdlijnenakkoord
HRM
Human Resource Management
HZK
Huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget
I
IACK
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
IB
Integrale Beoordeling
IBRD
International Bank for Reconstruction and Development
IBTD
Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane
ICT
Informatie- en Communicatietechnologie
IDA
International Development Association
IFC
International Finance Corporation
IFI
Internationale Financiële Instellingen
IH
Inkomensheffing
IHH
informatiehuishouding
IMF
Internationaal Monetair Fonds
IMVO
Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
IPW
Instituut voor Publieke Waarden
IV
Informatievoorziening
K
KNM
Koninklijke Nederlandse Munt
Kpi
Kritische prestatie-indicator
KYC
Know Your Customer
L
LH
Loonheffing
M
MEV
Macro Economische Verkenning
MFB
Macro-financiële bijstand
MFK
Meerjarig Financieel Kader
MIA
Milieu-investeringsaftrek
MIF
Multilateral Interchange Fee
MIGA
Multilateral Investment Guarantee Agency
MKB
Midden- en Kleinbedrijf
mld
Miljard
mln
Miljoen
MNE
multinational enterprise
MNSP
Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen
MOB
Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer
MoU
Memorandum of Understanding
MRB
Motorrijtuigenbelasting
MVO
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
N
NBM
Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars
NCSC
Nationaal Cyber Security Centrum
nDWU
nieuwe Douanewetboek van de Unie
NFKo
Nieuwe Financiering Kinderopvang
NGEU
NextGenerationEU
NHT
Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden
NIO
Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NLFI
Nederlandse Staat der Participaties
NWB
Nederlandse Waterschapsbank
O
OB
Omzetbelasting
OCT
Overzeese landen en gebieden
OCW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OVB
Overdrachtsbelasting
O&P
Organisatie en Personeel
P
P&O
Personeel en Organisatie
PRGT
Poverty Reduction and Growth Trust
PSD
Payment Services Directive
R
RPE
Regeling Periodieke Evaluatie
RRB
Renterisicobedrag
RRF
Recovery and Resilience Facility
RST
Resilience and Sustainability Trust
RWT
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
RVO
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
S
SAFE
Security Action for Europe
SBN
Sociale Banken Nederland
SDR
Special Drawing Rights
SEA
Strategische Evaluatie Agenda
SG
Secretaris-Generaal
SGH
Stichting Gelijkwaardig Herstel
SMP
Securities Markets Programme
SRH
SNS REAAL Holding
SSO
Shared Service Organisatie
SPUK
Specifieke Uitkering
SURE
Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency
SZW
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
T
TEM
Traditionele Eigen Middelen
U
UBO
Ultimate Beneficial Owners
UCN
Ultra Centrifuge Nederland
UHT
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
ULCM
Ukraine Loan Cooperation Mechanism
USD
Amerikaanse dollar
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
V
Vifo
Wet veiligheidstoets op investeringen, fusies en overnames
VK
Verenigd Koninkrijk
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Vpb
Vennootschapsbelasting
VWEU
Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
W
WAKO
Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen
Wft
Wet op het financieel toezicht
WOK
Wet op de Kansspelen
Woo
Wet Open Overheid
WOZ
Waardering Onroerende Zaken
Z
ZBO
Zelfstandig Bestuursorgaan
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.