Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
InhoudsopgaveGeraamde uitgaven en ontvangstenA. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstelB. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen1. Leeswijzer2. Beleidsagenda2.1 Beleidsprioriteiten2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties2.3 Openbaarheidsparagraaf2.4 Strategische Evaluatieagenda2.5 Overzicht risicoregelingen3. Beleidsartikelen3.1 Artikel 1 InzetA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.2 Artikel 2 Koninklijke MarineA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.3 Artikel 3 Koninklijke LandmachtA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.4 Artikel 4 Koninklijke LuchtmachtA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.5 Artikel 5 Koninklijke MarechausseeA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.7 Artikel 7 Commando Materieel en ITA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten3.8 Artikel 8 Defensie OndersteuningscommandoA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten4. Niet-beleidsartikelen4.1 Artikel 9 Algemeen4.2 Artikel 10 Apparaat Kerndepartement4.3 Artikel 11 Geheim4.4 Artikel 12 Nog onverdeeld5. Begroting agentschappen5.1 Paresto6. Bijlagen6.1 Bijlage Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak6.2 Bijlage subsidieoverzicht6.3 Bijlage uitwerking Strategische Evaluatieagenda6.4 Bijlage overzicht uitgaven veteranen en uitgaven zorg en nazorg6.5 Bijlage budgettaire gevolgen MIVD6.6 Bijlage Tabel Input-Output 2% Defensie-uitgaven6.7 Bijlage afkortingen
36 800 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2026
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2025‒2026
GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 21.415.229.000
Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 279.149.000
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van het in de staat opgenomen baten-lastenagentschap Paresto voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in betreffende begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake het agentschap.
De Minister van Defensie,R.P. Brekelmans
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN
1. Leeswijzer
Algemeen
De leeswijzer volgt de opbouw van de memorie van toelichting van de begroting. De memorie van toelichting is de uitleg bij het hierboven beschreven wetsvoorstel.
Het Ministerie van Defensie bestaat uit zeven organisatiedelen. De vier krijgsmachtdelen (Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee) zorgen ervoor dat de militairen en het materieel klaar zijn voor inzet. Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) en het Commando Materieel en IT (COMMIT) ondersteunen door producten en diensten te leveren. De Bestuursstaf bestaat uit een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de MIVD en heeft daarnaast een rol in het maken van beleid.
De Minister en Staatssecretaris zijn verantwoordelijk voor het algehele beleid van Defensie. De ambtelijke leiding ligt in handen van de Secretaris-Generaal. De Commandant der Strijdkrachten - verantwoordelijk voor een groot deel van de uitvoering - is de militaire adviseur van de Minister en stuurt de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht, Commando Materieel en IT, Defensie Ondersteuningscommando, NLD Commando Speciale Strijdkrachten en Defensie Cyber Commando aan.
Hoofdstuk 2 Beleidsagenda
De beleidsagenda beschrijft de beleidsprioriteiten van Defensie en is opgebouwd langs de waardeketen van Defensie. Daarmee sluiten de beleidsprioriteiten aan op de structuur van de Defensienota 2024. De thema's waarlangs het beleid voor 2026 wordt gepresenteerd zijn:
1. Koers voor versterking (aansturing en samenwerking);
2. Gevechtskracht (primaire processen van Defensie);
3. Mensen;
4. Materieel;
5. Randvoorwaarden.
De agenda sluit af met de onderdelen:
– De belangrijkste beleidsmatige mutaties;
– Openbaarheidsparagraaf;
– De Strategische Evaluatie Agenda (SEA);
– Het overzicht risicoregelingen.
Hoofdstuk 3 Beleidsartikelen
In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet van de krijgsmacht begroot. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan door de leden gemeenschappelijk gefinancierde (common funded) NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is begroot, bijvoorbeeld van de Koninklijke Marechaussee en de Explosieven Opruimingsdienst Defensie.
In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering geraamd voor respectievelijk de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht, Koninklijke Marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1 Inzet.
Door de introductie van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) zijn de middelen uit beleidsartikel 6 Investeringen per 2021 overgeheveld naar het DMF. Defensie brengt een eigen begroting uit voor het DMF.
In de beleidsartikelen 7 Commando Materieel en IT (COMMIT) en 8 Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) zijn de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten geraamd voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieonderdelen. De ondersteunende onderdelen werken met dezelfde financiële instrumenten als de krijgsmachtdelen. De uitgaven voor het Nationaal Fonds Ereschuld worden verantwoord op beleidsartikel 8 DOSCO onder het financieel instrument «schadevergoeding».
Bij de beleidsartikelen worden de beleidswijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren uiteengezet.
Hoofdstuk 4 Niet-beleidsartikelen
In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen zijn de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. Onder dit artikel zijn twee financiële instrumenten opgenomen:
– De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken: het betreft de bijdragen voor kennisopbouw bij TNO, NLR en MARIN, die via de begroting van het Ministerie van Economische Zaken lopen;
– De schadevergoeding voor de Regeling Uitkering chroom-6 Defensie die bedoeld is voor claims. Het budget voor potentiële veteranenclaims is bij artikel 8 DOSCO verantwoord waar het Nationaal Fonds Ereschuld is opgenomen.
In het niet-beleidsartikel 10 Apparaat Kerndepartement worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie begroot, waaronder de bestuursstaf met de defensietop, (hoofd)directies inclusief de Defensiestaf en bijzondere organisatie-eenheden. De bijzondere organisatie-eenheden van de bestuursstaf bestaan uit de Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht (IGK), Inspecteur-Generaal Veiligheid (IGV) die aan het hoofd staat van de Inspectie Veiligheid Defensie (IVD), de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA), de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG), de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), het Militair Huis van de Koning (MHK), de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). Onder het financiële instrument «personele uitgaven» worden onder «uitkeringen» de uitgaven voor het Sociaal Beleidskader Defensie (SBK) van de pensioenen en wachtgelden verantwoord.
Ten slotte zijn er ramingen voor de niet-beleidsartikelen 11 Geheim en 12 Nog onverdeeld opgenomen.
Hoofdstuk 5 Begroting agentschappen
In hoofdstuk 5 is de baten-lastendienst Paresto opgenomen.
Hoofdstuk 6 Bijlagen
In de bijlagen is informatie opgenomen over de volgende onderwerpen: 6.1 Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (ZBO/RWT’s), 6.2 een subsidieoverzicht, 6.3 de toelichting op de Strategische Evaluatie Agenda, 6.4 een uitgavenoverzicht voor veteranen en de uitgaven voor zorg en nazorg, 6.5 een overzicht van de budgettaire gevolgen MIVD, 6.6 Tabel Input-Output 2% Defensie uitgaven en ten slotte is in 6.7 een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen.
Groeiparagraaf
In de begroting 2026 zijn ten opzichte van de begroting 2025 de volgende wijzigingen doorgevoerd:
1. Het KPI-overzicht wordt niet meer opgenomen in de ontwerpbegroting. Er wordt een verwijzing gemaakt naar de Stand van Defensie (SvD). Hierin vindt een verdieping plaats op de KPI's;
2. In de Wet financiële defensieverplichtingen wordt gestuurd op een input van minimaal 2% van het bbp voor de Defensiebegroting. In bijlage 6.6 wordt een overzicht gegeven van zowel de input voor de Defensiebegroting in een meerjarig perspectief als ook de verwachte output. Deze systematiek is uitgelegd in bijlage 5 van de Voorjaarsnota 2025.
Toelichtingsgrens
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen
Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)
Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1000
5
10
=> 1000
10
20
2. Beleidsagenda
2.1 Beleidsprioriteiten
Inleiding
Op het Europese continent woedt al meer dan drie jaar een grootschalige internationale oorlog. Onze veiligheid, vrijheid en toekomst worden bedreigd. Een sterke en slimme krijgsmacht die het gevecht lang kan volhouden, in samenwerking met onze bondgenoten, is daarom urgent en noodzakelijk. Dit kan Defensie niet alleen, maar vraagt ook om versterking van de defensie-industrie, innovatiekracht en weerbaarheid van de Nederlandse samenleving. Alleen zo kunnen we samen beschermen wat ons dierbaar is.
In de Defensienota 2024 is de koers hiervoor uitgezet om, samen met onze partners, onze strategische doelstellingen te bereiken: 1) afschrikken en voorbereid zijn op grootschalig militair conflict in het NAVO-verdragsgebied; 2) klaar voor het gevecht van de toekomst en veranderende dreigingen; 3) klaar voor nationale taken en ondersteuning van civiele autoriteiten. De gereedheid, inzetbaarheid en gevechtskracht moeten hiervoor snel omhoog. Naast de versterking van de eigen krijgsmacht blijven we Oekraïne onverminderd steunen, zoals is afgesproken in het regeerprogramma. Door samen te werken met Oekraïne voorzien we Oekraïne van de noodzakelijke steun om de Russische agressie tegen te houden en versterken we de Europese en Nederlandse krijgsmacht en industrie.
Om dit te realiseren, heeft dit kabinet extra middelen aan Defensie toegekend met het hoofdlijnenakkoord, de Miljoenennota 2025 en in de Voorjaarsnota 2025.
Defensie zet in op meer mensen, meer materieel, meer innovatie, meer digitalisering en meer samenwerking. Defensie heeft sterke, goed gevulde teams nodig om te beschermen wat ons dierbaar is. Dit moet uiteindelijk leiden tot een organisatie van minimaal 100.000 mensen die zo nodig nog verder kan opschalen; er wordt daarbij voor nu grofweg ingeschat dat de oorlogsorganisatie moet kunnen beschikken over maximaal 200.000 mensen. Met een verscheidenheid aan talenten, inzichten en achtergronden streeft defensie naar een organisatie die gelijke kansen biedt aan iedereen. Voor die grotere diverse organisatie is meer ruimte nodig voor training, huisvesting en opslag voor materieel.
De toenemende geopolitieke spanningen en technologische ontwikkelingen dwingen ons om onze krijgsmacht te transformeren. Innovatie is geen luxe, maar een absolute noodzaak. We moeten niet alleen reageren op nieuwe dreigingen, maar deze ook kunnen overtreffen. Dit betekent investeren in technologie, slimme systemen en een sterkere defensie-industrie die in staat is om snel en efficiënt te leveren.
De veiligheid en de weerbaarheid van onze samenleving zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Defensie, partners binnen en buiten de overheid en de samenleving. Effectieve afschrikking begint met voorbereid zijn op dreigingen. Investeringen in defensie en bredere veiligheid bieden bovendien ook economische, technologische, sociale en andere kansen voor de samenleving.
In deze beleidsagenda wordt toegelicht wat Defensie in 2026 gaat doen om een sterke en slimme krijgsmacht te realiseren, die samen het Koninkrijk, Europa en het bondgenootschappelijk gebied veilig houdt.
Financiële ontwikkelingen
Het kabinet Schoof heeft structureel cumulatief € 3,1 miljard toegevoegd aan de defensiebegrotingen (Hoofdlijnenakkoord en Miljoenennota 2025). Daarmee zet dit kabinet de noodzakelijke budgettaire stappen om de defensie-uitgaven te laten groeien naar de voormalige NAVO-norm van 2% (defensie-uitgaven uitgedrukt in percentage van het Nederlands bruto binnenlands product, bbp), zoals ook afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord en vastgelegd in de Wet Financiële Defensieverplichtingen die op 17 juni door de Eerste Kamer is aangenomen. Met de Voorjaarsbesluitvorming 2025 is nog eens € 737 miljoen toegevoegd (opbouw vanaf 2027, structureel vanaf 2030). Deze middelen komen bovenop het minimum van 2%, waarvoor met Voorjaarsnota € 420 miljoen aan de defensiebegroting is toegevoegd. De extra middelen die het kabinet aan Defensie beschikbaar heeft gesteld, worden verspreid over de komende jaren uitgegeven. Voor de intensiveringsreeks startend in 2027 en oplopend tot structureel € 737 miljoen vanaf 2030 wordt een bestedingsplan opgesteld, waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd. Budgettaire verwerking van het bestedingsplan volgt dan met het eerstvolgende begrotingsmoment. Ondanks externe marktkrapte lukt het Defensie om de defensie-uitgaven in absolute zin in korte tijd snel te verhogen. Dit toont niet alleen de ambitie van Defensie, maar ook het aanpassings- en groeivermogen van de organisatie.
In het kader van de versnelde gereedheid voor hoofdtaak 1 wordt de flexibiliteit die de begroting levert benut. Om in te springen op eventuele nieuwe, onvoorziene dreigingen, kansen of technologische ontwikkelingen wordt o.a. het instrument overprogrammering gebruikt (zie ook het Defensiematerieelbegrotingsfonds). Dit instrument wordt in het kader van een versnelde gereedheid in 2026 en 2027 opgehoogd van 30% naar 40%. Daarnaast wordt in het kader van een versnelde gereedheid ook gekeken naar herprioritering in tijd bij projecten (DMF) en/of op de exploitatie (Defensiebegroting) in het geval er onderuitputting dreigt te ontstaan. Gedurende het jaar kan bijvoorbeeld op basis van actuele informatie afkomstig van producenten een project vertragen (of versnellen). Dit biedt dan ruimte gedurende het jaar om urgente en nog onvoorziene uitgaven te financieren (nieuwe projecten dan wel bestaande projecten vergroten). Het budget voor de vertraagde projecten wordt dan tijdelijk ingezet voor een versnelde gereedheid waarna deze bij het volgende begrotingsmoment worden aangevuld vanuit de nog niet verplichte budgetten in het DMF in latere jaren. Uw Kamer wordt hierin uiteraard in meegenomen.
De totale defensie-uitgaven (begroting Ministerie van Defensie en DMF) bedragen in 2026 € 27,7miljard (in 2025 in totaal € 26,0 miljard). In 2025 is van dit totale budget € 4,7 miljard bestemd voor militaire steun aan Oekraïne; in 2026 is dit € 2,7 miljard. Het totaal aan defensie-uitgaven komt in 2026 overeen met een NAVO-norm van 2,02% op basis van de Nederlandse berekeningswijze (2,24% inclusief militaire steun aan Oekraïne). Dit is in figuur 1 weergegeven. De rode lijn geeft het NAVO-percentage weer volgens de Nederlandse berekeningswijze, inclusief militaire steun aan Oekraïne en de groene lijn geeft het NAVO-percentage weer volgens de Nederlandse berekeningswijze, exclusief militaire steun aan Oekraïne. Daarmee behaalt Nederland in 2026 de huidige NAVO-norm van 2%, ook in de meest conservatieve berekeningswijze. Daarnaast kent de NAVO ook een berekeningswijze voor het percentage. Dit percentage is volgens de NAVO-berekeningswijze in 2024 2,06%12.
Figuur 1 NAVO-percentage
Artikel 1 van de Wet Financiële Defensieverplichtingen, die op 17 juni door de Eerste Kamer is aangenomen, regelt dat de input voor de defensiebegroting ieder jaar steeds minimaal 2% van het bbp bedraagt. Hoewel deze wet formeel pas op 1 januari 2026 van kracht wordt, past het kabinet artikel 1, zoals beschreven in Voorjaarsnota 2025, reeds vanaf 1e Suppletoire Begroting 2025 toe. Zie bijlage 6.6 voor tabel Input-Output Defensie-uitgaven 2% bbp.
In onderstaande figuur 2 is de investeringsquote opgenomen. De extra toegevoegde budgetten zijn hierin verdisconteerd. De investeringsquote drukt de defensie-investeringen uit in een percentage van de totale defensiebegroting exclusief militaire steun Oekraïne. De NAVO hanteert een richtlijn van minimaal 20% voor de investeringsquote. In 2026 is de vijfjaars-gemiddelde investeringsquote geraamd op 29,5%.
Figuur 2 Investeringsquote
Koers van Versterking
Internationale veiligheid
Internationale samenwerking is essentieel om een antwoord te bieden op dreigingen in een veranderende geopolitieke wereld. Ook in 2026 bundelt Defensie daarom de krachten met bondgenoten en partners, binnen het NAVO-bondgenootschap en Europa, en door bilaterale samenwerking. Ook in 2026 zet Defensie het gehele instrumentarium voor internationale samenwerking geïntegreerd in, waaronder defensiediplomatie, capaciteitsopbouw, inzet en materieelsamenwerking.
Defensie levert ook in 2026 een militaire bijdrage aan de afschrikking door en verdediging van de NAVO, waaronder aan de Multinational Battle Group (voorheen eFP) in Litouwen. Nederland draagt bij aan de nieuwe NAVO-plannen voor de afschrikking en verdediging, zoals de Regional Plans, het NATO New Force Model en de Command & Control plannen.
Defensie zet zich in voor samenwerking binnen de EU onder andere gericht op het versterken van de defensie-industrie. Dit moet leiden tot de ontwikkeling van militaire capaciteiten die bijdragen aan de NAVO-doelstellingen. Daarnaast pleit Defensie ervoor dat de EU streeft naar het verminderen van juridische barrières voor de inzet en gereedstelling van nationale krijgsmachten. Verder richt Defensie zich binnen de EU op bijdragen aan militaire mobiliteit en partnerschappen met de NAVO en derde landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk.
Bilaterale samenwerking met buurlanden en belangrijke partners, zoals Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk. Noorwegen en de Verenigde Staten is essentieel voor Defensie. De relaties met onder andere Zweden, Finland, de Baltische staten en Polen zijn de afgelopen jaren ook sterk geïntensiveerd. Ook het belang van bilaterale partnerschappen met landen in andere regio´s, zoals Australië, Japan, Zuid-Korea, Indonesië, Kenia en Ivoorkust neemt toe in het licht van toenemende strategische rivaliteit.
Defensie zet zich ook binnen kleinere verbanden in voor een sterkere en veiligere wereld. Binnen de Joint Expeditionary Force en andere verbanden wordt de samenwerking met gelijkgestemde Europese landen verder versterkt.
Oekraine
Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne zet Nederland zich in om Oekraïne zo goed mogelijk in staat te stellen zichzelf te verdedigen tegen de Russische agressie. Nederland blijft Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel onverminderd steunen. Defensie zal dit doen door middel van aankoop en levering van militair materieel, training, bilateraal en in samenwerking met internationale partners. De militaire steun aan Oekraïne wordt gecoördineerd middels de internationale Ukraine Defence Contact Group (UDCG) en in meerdere coalities, waarbij Defensie zich in het bijzonder focust op de Air Force Capability Coalition. Op deze manier ondersteunt Nederland Oekraïne in het huidige gevecht en wordt gewerkt aan de Oekraïense krijgsmacht van de toekomst. Tevens zal Defensie zich blijven inzetten voor accountability door de inzet van forensische opsporingsteams voor onderzoek naar oorlogsmisdrijven gepleegd in Oekraïne. De Nederlandse steun aan Oekraïne levert ook waardevolle inzichten op over moderne oorlogsvoering, technologische innovaties, en biedt kansen op het gebied van defensie-industrie samenwerking, waarbij we uit blijven gaan van de geldende nationale regelgeving en scherp zullen zijn op mogelijke fraude of misbruik van financiële middelen.
Gevechtskracht
De krijgsmacht moet permanent gereed zijn om het Koninkrijk en het bondgenootschap te kunnen beschermen en indien nodig te verdedigen in een grootschalig conflict. Ook om anderen kunnen te helpen moet Nederland allereerst zorgen dat het zijn eigen zaken voor elkaar heeft. Daarvoor moet de krijgsmacht beschikken over effectieve en toekomstbestendige gevechtskracht, met een goede balans tussen slagkracht en het vermogen inzet lang vol te houden. Door de veiligheidssituatie in de wereld moet de gereedstelling versneld plaatsvinden. Deze bijzondere tijden doen een beroep op de professionaliteit, vindingrijkheid en teamspirit van de hele organisatie.
Commandovoering
In 2026 zal de krijgsmacht haar commandovoering verder versterken door technologische innovaties, nieuwe capaciteiten en gerichte training. Een belangrijk onderdeel hiervan is de implementatie van geavanceerde communicatietechnologieën, die real-time informatie-uitwisseling mogelijk maken en de besluitvorming op het slagveld versnellen.
Daarnaast moet de commandovoering zich kunnen aanpassen aan snel veranderende situaties tijdens inzet. Binnen opleidingsprogramma’s richten we ons daarom op goede voorbereiding op onvoorspelbare situaties, het kunnen gebruiken van nieuwe technologieën, omgang met verschillende informatiestromen, creativiteit en mentale veerkracht. Tot slot investeert Defensie in gezamenlijke oefeningen met partners, wat de interne en externe interoperabiliteit bevordert en bijdraagt aan de verbetering van de militaire commandovoering.
Multidomein Optreden
Met multidomein optreden (MDO) wil Defensie in een operationele omgeving haar militair voordeel behalen en behouden. De kracht van het concept zit in het creëren van domein overstijgende effecten in samenhang met niet-militaire activiteiten. Op deze wijze kan de krijgsmacht de operationele mogelijkheden van alle domeinen (lucht, land, maritiem, ruimte en cyber) optimaal benutten. Om de militaire activiteiten te kunnen orkestreren en synchroniseren wordt in 2026 het NLD Joint Force Command verder geprofessionaliseerd. Ook de processen die leiden tot materieel keuzes zullen aangepakt worden om multidomein niet alleen een abstract denkkader te laten zijn, maar het daadwerkelijk tot in de haarvaten van de gehele organisatie door te voeren.
Het optreden van de krijgsmacht is daarbij informatiegestuurd: proactief op basis van een goed begrip van de omgeving en continu aangestuurd en bijgestuurd op basis van actuele informatie. Dit gaat hand in hand met de digitale transformatie van Defensie en vereist verandering van organisatie en aansturing.
Multidomein en informatiegestuurd optreden stelt Defensie in staat haar aanpassings- en reactievermogen op verschillende dreigingen die zich ontvouwen binnen de verschillende domeinen te vergroten. Belangrijke randvoorwaarden zijn de implementatie van de Wet op de Gereedstelling (WODG) en het kunnen opereren in flexibele commandostructuren.
Inlichtingen
Inlichtingen zijn cruciaal voor de krijgsmacht om een dominante informatiepositie ten opzichte van een tegenstander op te kunnen bouwen. De verschillende niveaus van inlichtingen (strategisch, operationeel en tactisch) kunnen niet los van elkaar worden gezien. Daarom investeert Defensie in de verdere versterking van de samenwerking tussen krijgsmacht en MIVD en het doorontwikkelen van de inlichtingencapaciteiten. Zo worden de mariniers versterkt in het vermogen om op zee en in kustgebieden data/informatie te verwerven en om te zetten naar inlichtingen en breidt de MIVD haar inlichtingencapaciteit in de ruimte uit. Ook wordt de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de MIVD en het NLD Joint Force Command geïntensiveerd.
Naast het bestendigen van de interne samenwerking ligt de nadruk ook op het intensiveren van de samenwerking op (inter)nationaal niveau en in toenemende mate met private partijen.
Aankomend jaar besteedt Defensie eveneens aandacht aan randvoorwaarden zoals personeelsbehoud, huisvesting en de brede herziening van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017. De wetsherziening zorgt ervoor dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun belangrijke taak, bescherming van de nationale veiligheid en daarmee dus ook de democratische rechtsstaat en belangen van de burgers, op een verantwoorde manier kunnen blijven uitvoeren met gebruik van moderne technologische methoden en technieken die passen bij de dynamiek en complexiteit van hedendaagse en toekomstige dreigingen.
Cyber
De geactualiseerde Defensie Cyber Strategie beschrijft de cybertaken van Defensie. Deze taken richten zich op de cyberveiligheid van Defensie zelf, slagvaardig optreden in het cyberdomein en een proactieve rol in de cyberweerbaarheid van het Koninkrijk en bondgenoten. Defensie investeert in haar eigen cyberveiligheid door cyberrisico’s in kaart te brengen en te beheersen en militaire eenheden in staat te stellen hun zelfbeschermingsfunctie uit te voeren in het cyberdomein.
Naast investeringen in de eigen cyberveiligheid, versterkt het Defensie in 2026 het Defensie Cyber Commando (DCC) ten behoeve van militaire cyberoperaties, zowel om eigenstandig als binnen multidomein optreden militaire effecten te kunnen bereiken. Defensie beschouwt cyber als een volwaardig operationeel domein waarbij militaire cyberoperaties onderdeel uitmaken van het multidomein optreden. Daarom is ook de verdere ontwikkeling van tactische capaciteit bij de krijgsmachtdelen voor cyber en elektromagnetische activiteiten op het gevechtsveld nodig.
De cybersamenwerking bestaat uit het wederzijds delen van kennis en informatie, innovatie om technologisch voor te blijven op tegenstanders, en het treffen van voorbereidingen voor publiek-private samenwerking in geval van crisis en conflict, zowel steunverlening door Defensie voor de bescherming van kritieke infrastructuren als cyberondersteuning aan de krijgsmacht
Ruimtedomein
De urgentie van het versneld kunnen beschikken over capaciteiten in de ruimte ten behoeve van defensie en veiligheid staat niet alleen nationaal, maar ook internationaal in de EU en de NAVO steeds hoger op de agenda. Voor Defensie blijft de Defensie Ruimte Agenda (DRA,)3 het uitgangspunt om in gang gezette ontwikkelingen verder te ontplooien, waardoor de ruimte als vijfde domein in de defensieorganisatie wordt geborgd. Daarnaast zijn er de Lange-termijn Ruimtevaart agenda (LTR,)4 en de DSII inclusief de Strategische Actieagenda Industrie, Innovatie en Kennis-Defensie (STRAIIK-D)5. In de D-SII is ruimtetechnologie een van de vijf prioritaire NLD-gebieden. Met de lancering van de D-SII in 2025 is het mogelijk om te versnellen op de doelstelling voor het ruimtedomein en dit in samenwerking met nationale en internationale industrie en kennisinstellingen te ontplooien.
Missies en operaties
In de Balkan beoogt Nederland de stabiliteit te bevorderen door een bijdrage aan EUFOR Althea en KFOR. Nederland zal in 2026 ook blijven bijdragen aan een stabiel Irak, maar kleinschaliger dan in de afgelopen jaren. Het kabinet streeft naar maritieme presentie in de Indo-Pacific regio in 2026 en naar een blijvende bijdrage aan de internationale inspanningen om de vrije doorvaart in de Rode Zee te bevorderen. Dit ter ondersteuning van de diplomatieke betrekkingen met de landen in de regio. Daarnaast blijft Nederland in 2026 actief in verschillende andere missies in multilateraal verband of via ad-hoc coalities, mede om een informatiepositie te behouden en internationale samenwerking te bevorderen.
Daarnaast werkt Defensie in 2026 verder aan de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija. Deze aanbevelingen bestrijken meerdere aspecten omtrent missies en operaties, van transparantie over (risico’s bij) militair optreden en versterking van de Nederlandse inlichtingenpositie, tot investeringen in onderzoek, monitoring en archivering en verbeteringen in opleiding en training.
Nationale veiligheid
Het richten op de eerste hoofdtaak van Defensie heeft ook nationaal gevolgen. Host Nation Support (de ontvangst en doorvoer van NAVO-eenheden), Homeland Defence (het beschermen van het eigen grondgebied) en het blijven uitvoeren van nationale taken zijn, juist bij oplopende spanning, nu meer dan ooit een prioriteit voor Defensie.
Defensie brengt verder focus aan op de bescherming tegen militaire en hybride dreigingen. Bijvoorbeeld door bij te dragen aan cyberbescherming, de weerbaarheid vergroten en vitale objecten te beschermen. Zowel in Nederland, als ten aanzien van de vitale infrastructuur op de Noordzee, als in het Caribische deel van het Koninkrijk.
Defensie ontwikkelt samen met de NCTV en de Veiligheidsregio’s het Landelijk Crisisplan Militaire Dreigingen (LCP-MD). Het LCP-MD is de politiek-bestuurlijke leidraad voor besluitvorming en crisisbeheersing bij militaire dreigingen. Daarmee vormt het ook een politiek-bestuurlijk kader voor nadere operationele en decentrale planvorming. In nauwe samenhang met het LCP-MD is Defensie ook begonnen met het uitwerken van het Koninkrijkscrisisplan Militaire Dreigingen (KCP-MD), dat zich richt op het Caribisch deel van het Koninkrijk. Defensie werkt hiervoor samen met BZK, JenV en de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.
Defensie stelt momenteel de ‘Wet op de Defensie Gereedstelling’ op. De wet heeft als doel om knelpunten in regelgeving voor gereedstelling weg te nemen, zodat Defensie zich beter kan voorbereiden op de uitoefening van de 1e hoofdtaak.
Ontwikkelingen ten aanzien van de Caribische regio worden nauwgezet gemonitord. Defensie is nadrukkelijk aanwezig in het Caribische deel van het Koninkrijk en heeft ook hier de bescherming van het grondgebied als eerste hoofdtaak. Met de versterking van Defensie wordt ook geïnvesteerd in Defensie capaciteiten in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarbij draagt Defensie in het Caribisch deel van het Koninkrijk bij aan het handhaven van de internationale rechtsorde (bijv. counterdrugsoperaties) en ondersteunen van civiele autoriteiten (zoals bij de gevolgen van natuurgeweld).
Verder stelt de Koninklijke Marechaussee (KMar) in 2026 flexibele robuuste eenheden gereed: een militaire politie-eskadron en een bijstandseskadron. Deze eenheden zijn onder andere bestemd voor nationale inzet bijvoorbeeld bewaken en beveiligen, host nation support of military mobility. Daarnaast geeft de KMar ook in 2026 uitvoering aan nationale taken onder gezag van het ministerie van Asiel en Migratie en het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Weerbaarheid: Weerbare Samenleving en Industrie
Voor het eerst in lange tijd is het reëel dat Nederland via de collectieve verdedigingsclausule in het NAVO-verdrag («artikel-5») direct betrokken raakt bij een grootschalig gewapend conflict. In 2025 is gestart met het traject ‘Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen’. Een weerbare samenleving heeft een afschrikkende werking; deze zal een minder aantrekkelijk doelwit zijn. Voor het beschermen van Nederland heeft Defensie bovendien de hulp van de samenleving nodig. In 2026 zal verder worden ingezet op het weerbaarder maken van de samenleving en het betrekken van de samenleving bij de opgaven waar Defensie aan werkt. In samenwerking met civiele partners wordt de civiele ondersteuning die Defensie nodig heeft in aanloop naar en tijdens een militair conflict verder geborgd. Op het gebied van militaire mobiliteit worden bijvoorbeeld al verschillende afspraken gemaakt. Voor de zeehavens werkt Defensie, in samenwerking met bedrijven in de haven en relevante overheden. Deze afspraken waarborgen dat Defensie te allen tijde toegang heeft tot specifieke strategische locaties.
Strategische samenwerking met de industrie
Gezien de toegenomen dreiging in Europa investeert Defensie fors in de defensie-industrie. Defensie stelde onder de Defensienota 2024 cumulatief € 1,15 miljard beschikbaar voor opschaling van industrie en innovatie. In 2025 formuleerde Defensie samen met het ministerie van Economische Zaken de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) 2025-2029. Deze geeft richting aan de invulling van de € 1,15 miljard. De strategie heeft de sporen ‘Sterk, Slim en Samen’.
– ‘Sterk’ heeft betrekking op een sterke krijgsmacht en sterke Nederlandse kennis, innovatie en industrie. Dit bereiken wij onder meer door industrieversterkend aanschafbeleid, verminderen van strategische afhankelijkheden en het actieplan financiering defensie-industrie.
– ‘Slim’ heeft betrekking op extra investeringen, in vijf gebieden: Quantum, Sensoren, Intelligente Systemen, Ruimtetechnologie en Slimme Materialen. Defensie wil een betere verbinding van kennis en industrieketen en het versnellen van innovatie
– ‘Samen’ heeft betrekking op het feit dat Defensie nationaal en internationaal samenwerkt. Bijvoorbeeld met de industrie en de financiële sector via Defport en meer samenwerking met universiteiten en hbo’s, en internationale vraagbundeling en samenwerking met Oekraïense defensie-industrie.
Innovatie en kennis.
Defensie bouwt voortdurend kennis op, ontwikkelt technologie (door) en experimenteert met de nieuwste technologieën en innovaties om een toekomstbestendigde krijgsmacht te zijn. In 2026 wordt de financiële groei in activiteiten hierop doorgezet, die met ingang van de Defensienota 2022 is gestart. Daarbij worden kennisopbouw, technologieontwikkeling, kortcyclische innovatie en versterkte (inter)nationale samenwerking voortgezet in lijn met het beleid uit de D-SII.
De interne organisatie(processen) wordt versterkt om sneller van idee tot implementatie en opschaling te komen. We gaan nauwer samenwerken met andere departementen, zowel qua instrumentarium dat zij kunnen inzetten voor Defensie doeleinden als qua expertise. Daarnaast bouwen we onze regionale samenwerkingen uit met ecosystemen en programmabureaus om een landelijk dekkend netwerk te realiseren.
Kennisbehoeftes vanuit de Defensieonderdelen vertalen zich in kennisopbouw van programma’s bij onze strategische kennispartners TNO, NLR en Marin. Daarnaast ontwikkelen we nieuwe technologie met bedrijven en kennisinstellingen om tot prototypes voor Defensietoepassing te komen. Ook zetten we in op nieuwe nationale en internationale samenwerking, bijvoorbeeld met denktanks en internationaal gerenommeerde instituten.
Digitaal
Digitale transformatie
Digitalisering speelt een sleutelrol bij de ontwikkeling van het militair vermogen. Technologische ontwikkelingen op gebieden als AI, Cloud, Cyber en autonome wapensystemen bieden Defensie nieuwe mogelijkheden om effectiever, flexibeler, veiliger en schaalbaar te worden. Ze introduceren echter ook nieuwe bedreigingen van zowel statelijke als niet-statelijke actoren. De digitale transformatie van Defensie faciliteert multidomein operaties, waardoor de interoperabiliteit, het situationeel bewustzijn en besluitvorming worden verbeterd. Naast het adopteren van technologische ontwikkelingen zijn digitale weerbaarheid (cyber security, (business)continuïteit) en digitale soevereiniteit belangrijke prioriteiten.
Informatie en transparantie
Het programma Defensie Open op Orde (DOO) ondersteunt de organisatie bij de groei naar een betere informatiehuishouding. Dit om ervoor te zorgen dat informatie altijd juist, actueel, compleet en vindbaar is zodat kan worden voorzien in de interne en externe informatiebehoefte.
Arbeidsextensief werken
Arbeid is schaars, technologie kan innovatieve oplossingen bieden voor het tekort aan arbeid waardoor capaciteiten arbeidsextensiever georganiseerd kunnen worden. Defensie zet via het programma arbeidsextensivering in op een optimale synthese van mens, organisatie en technologie. Dat oogmerk is nauw verbonden aan de schaalbare krijgsmacht en het schaalbare personeelsbestand. Beslissingsondersteunende instrumenten zijn uitgewerkt en worden toegepast op centraal en decentraal niveau. De instrumenten worden verder doorontwikkeld tijdens het gebruik.
Mensen
Onze mensen vormen het hart van onze organisatie en zijn essentieel voor het succes van ons optreden. De Kamerbrief «Onze mensen onze toekomst; meer beter en sneller» Kamerstuk 33763, nr. 161, zet uiteen welke personele maatregelen Defensie neemt om versneld en uiterlijk in 2030 te veranderen naar een inzetgerede krijgsmacht. Hieraan uitvoering geven is de belangrijkste opdracht voor 2026. Met een verscheidenheid aan talenten, inzichten en achtergronden streeft defensie naar een organisatie die gelijke kansen biedt aan iedereen.
Een divers gevulde krijgsmacht worden waar iedereen zich thuis voelt, vereist het breed enthousiasmeren van de Nederlandse samenleving om bij Defensie te komen werken en, eenmaal aangesteld, ook te blijven. Het volstaat niet om te werven en selecteren zoals dat al decennia gebeurt. Zo zal meer aandacht worden besteed aan het werven van vrouwen – immers de helft van de bevolking – en andere groepen die nu onbedoeld onvoldoende worden bereikt. Defensie blijft streven naar een bezetting die in 2030 voor 30% uit vrouwen bestaat en zet in op andere vormen van diversiteit. Hierbij zal Defensie zich laten inspireren door hoe andere landen met een groter percentage vrouwen en andere doelgroepen hiermee omgaan. Tot slot zet Defensie zich in voor een nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord en de verhoging van de arbeidsproductiviteit van bestaand bestand.
Schaalbare krijgsmacht
Defensie ontwikkelt zich van een krijgsmacht van voornamelijk beroepsmilitairen naar een krijgsmacht van beroepsmilitairen met een omvangrijke flexibele schil van mobilisabele eenheden, die vooral bestaat uit reservisten. In 2026 is duidelijk hoe groot de schaalbare krijgsmacht moet zijn en welke functies hiervan deel uitmaken. Dan worden de vredes- en oorlogsorganisatie ontworpen en in de bedrijfsvoering ingericht. Daarnaast werken we aan het op orde krijgen van de randvoorwaarden, zoals opleidingscapaciteit, voorraden, kleding en legering.
Dienjaar
Parallel bemensen we de schaalbare krijgsmacht met beroepsmilitairen, burgermedewerkers en reservisten. Het Dienmodel (het geheel aan instroom- en doorstroomsporen voor het personeel) is hiervoor de kapstok. Het werven van veel meer reservisten heeft prioriteit. 800 deelnemers doorlopen een militaire basisopleiding door deelname aan Nationale Weerbaarheidstrainingen, waarna ze reservist kunnen worden. Defensie beziet de mogelijkheid voor studenten om met de weerbaarheidstraining hun minor (HBO/WO) of keuzedeel (MBO) in te vullen. Aan vertrekkende en oud-beroepsmilitairen wordt gevraagd om reservist te worden en we werken aan een juridische basis om te verankeren dat vertrekkende beroepsmilitairen voor een bepaalde periode reservist blijven. Het dienjaar wordt versneld opgeschaald naar 1.500 deelnemers en werken aan de verbetering en opschaling van het specialistisch Dienjaar. Een grotere groep jongeren en jongvolwassen krijgt de vrijwillige enquête en we werken aan de wettelijke borging van een eventuele verplichte variant. Het selectie- en keuringsproces wordt aangepast, want alle talent is welkom en nodig. De campagne «Tijd voor Defensie» richt zich op het bereiken van zoveel mogelijk doelgroepen. We nemen maatregelen om te zorgen dat iedereen zich thuis voelt bij Defensie. Defensie houdt in haar aanbod van opleidingen en trainingen bijvoorbeeld rekening met het tegengaan van racisme en discriminatie. In 2025 en 2026 worden objectieve wervings- en selectiemethodes en trainingen ‘ selecteren zonder vooroordelen’ vormgegeven.
Veteranen
Het verlenen van erkenning, waardering en zorg aan veteranen is verankerd in de Veteranenwet. Een belangrijk deel van die taak ligt bij Defensie en de Stichting Nederlands Veteraneninstituut (NLVi). In 2026 wordt hieraan uitvoering gegeven door te investeren in de materiële en immateriële zorg voor veteranen met inzetgerelateerde gezondheidsklachten en hun relaties. De bijzondere zorgplicht van Defensie geldt ook voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (MOD’s) en hun relaties. Aan hen worden activiteiten aangeboden gericht op het verbeteren van het welzijn. Ook wordt meer aandacht besteed aan activiteiten gericht op het erkennen en waarderen van de inzet van veteranen en wordt het zogenoemde ‘transitiebeleid’, dat een soepeler overgang van Defensie naar de ‘burgermaatschappij’ beoogt, verder onderzocht en vormgegeven.
Veilige werkomgeving
In de versnelde voorbereiding op hoofdtaak 1 blijven veiligheid en veiligheidsbewustzijn op alle niveaus binnen de organisatie van belang. Veilig werken is immers een randvoorwaarde voor de operationele gereedheid en inzetbaarheid (voortzettingsvermogen) van de krijgsmacht. Het gaat hierbij om zowel fysieke als sociale veiligheid. Dit vraagt om een veiligheidscultuur waarin het beheersen van veiligheidsrisico’s wordt gezien als inherent onderdeel van de operationele gereedheid en effectiviteit van eenheden. In 2026 werkt Defensie hier verder aan door de implementatie van het herziene veiligheidsmanagementsysteem, dat uitgaat van een integrale risicobeoordeling afhankelijk van de context en intensiteit van het optreden. Daarbij zet Defensie in op het verkorten van de verbetercyclus, door sneller en beter lering te trekken uit meldingen in het nieuwe, integrale meldingssysteem en feedback van toezichthouders. Ook zet Defensie de activiteiten rond de Nadere Inventarisatie Gevaarlijke Stoffen door om de risico’s van deze stoffen te mitigeren, met oog op het borgen van de fysieke veiligheid.
Materieel
In 2026 werkt Defensie middels een uitgebreid investeringsprogramma verder om onze materiele behoeften te vervullen. Deze investeringen worden toegelicht in de materieelagenda van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (Begrotingshoofdstuk K).
Randvoorwaarden
Randvoorwaarden voor de groei en taakuitvoering van Defensie vragen de nodige aandacht en investeringen. De Defensieorganisatie moet militaire inzet en voorbereiding daarop ondersteunen met informatie, passende bedrijfsvoering, beveiliging, een veilige werkomgeving, vastgoed, ruimte om te oefenen en juridische ruimte voor taakuitvoering.
Bedrijfsvoering en beveiliging
Voor de inzet van de krijgsmacht moet de basis, in bedrijfsvoering en beveiliging, staan. Personeel, informatie, materieel en IT-systemen moeten vooraf optimaal beveiligd zijn om de slagkracht en operationele inzet te maximaliseren. Dat omvat onder andere het goed beveiligen van militaire objecten, zoals vliegvelden en munitie-opslag, maar ook het goed beveiligen van onze IT-systemen. Dit vraagt om een versterking van de beveiligingsstructuur binnen Defensie zowel organisatorisch als op het fysieke en personele vlak. Binnen een groeiende organisatie, in zowel medewerkers als in materieel en activiteiten, kunnen risico’s ook toenemen. Defensie zet daarom in op het vergroten van het integraal risico- en beveiligingsbewustzijn bij de medewerkers. Zo gaat Defensie in 2025 een uniforme en herkenbare defensiebrede campagne ontplooien om het beveiligingsbewustzijn te vergroten en gedragsverandering te bewerkstelligen. Onderdeel van de campagne zijn onder andere visuele middelen, digitale content en periodieke thematische aandacht. In 2026 zal worden voortgeborduurd op deze campagne.
Op het gebied van bedrijfsvoering zet Defensie stappen op meer data-gericht werken en het versnellen van het voorzien-in proces. Uiteraard blijft er bijzondere aandacht voor het oplossen van de problemen in de bedrijfsvoering zoals geconstateerd door de Algemene Rekenkamer.
Vastgoed
Vastgoed ondersteunt Defensie bij de uitvoering van de grondwettelijke taken. Defensie wil de operationele gereedheid verhogen, de werk- en woonomstandigheden op de kazernes verbeteren (om een goede en aantrekkelijke werkgever te blijven), het vastgoed verduurzamen en de betaalbaarheid verbeteren. De staat van het vastgoed en de geopolitieke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de vastgoedbehoefte de komende jaren groter is dan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) op dit moment kan realiseren. Om de benodigde versnelling te realiseren, werken Defensie en het RVB daarom met marktpartijen aan een nieuwe vorm van samenwerking. Deze is gericht op het vroegtijdiger inschakelen van de expertise en de capaciteit van de markt voor de opgave als geheel in plaats van per project. Wet- en regelgeving op het gebied van onder andere stikstof en netcongestie hebben een vertragende werking op de realisatie van vastgoedprojecten. Met de beoogde Wet op de Defensiegereedheid (Wodg) wordt ingezet op het wegnemen van knelpunten voor de verhoogde gereedstelling van de krijgsmacht. Voor de fysieke leefomgeving omvat dit het vereenvoudigen of versnellen van juridische procedures om zo een oplossing te bieden voor activiteiten die op korte termijn urgent en noodzakelijk zijn. Deze activiteiten vinden voornamelijk plaats op de huidige militaire terreinen. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn o.a. vliegen, schieten, oefenen, vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen & munitie en specifieke bouwactiviteiten op bestaande defensielocaties. Via tijdelijke ontheffingen kan dit na nadere besluitvorming voor specifieke activiteiten ook buiten militaire terreinen mogelijk worden gemaakt.
Defensie gaat daarnaast met de verduurzamingsmaatregelen van haar vastgoed voldoen aan de wettelijke verplichtingen op het gebied van energiebesparende maatregelen. Het streven is het merendeel van de verduurzamingsmaatregelen rond 2030 te voltooien. Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd6.
Over het concentreren, verduurzamen en vernieuwen van het vastgoed van Defensie en de uitvoering van bovengenoemde opgaven wordt uw Kamer geïnformeerd via de Stand van Defensie en/of via een verzamelbrief.
Ruimte
Defensie zet de komende jaren extra in op het in beeld brengen en borgen van haar ruimtelijke behoeften in de fysieke leefomgeving.
Met het uitbrengen van het ontwerp-Nationaal Programma Ruimte voor Defensie7 is de eerste stap gezet in het borgen van de hiervoor extra benodigde ruimte. Na een periode van inspraak en participatie zal het definitieve programma eind 2025 worden vastgesteld. Het extra ruimtebeslag voor Defensie wordt vervolgens geborgd met regelgeving en in de ruimtelijke plannen van gemeentes en provincies. De realisatie van de benodigde uitbreiding start vanaf 2026 en loopt via verschillende sporen zoals grondverwerving, gebiedsprocessen met betrokken medeoverheden, vastgoed- en materieelprojecten en het organiseren van vergunningsruimte. Naast het NPRD is de besluitvorming voor een aantal uitbreidingsprojecten al een stap verder en zijn de werkzaamheden reeds gaande. Deze projecten maken daarmee op afzienbare termijn onderdeel uit van het ruimtebeslag van de krijgsmacht in Nederland. De kosten voor de ruimtebehoeftes die voortvloeien uit het NPRD (zoals grond- en objectverwerving, vergunning- en wetgevingstrajecten) zijn opgenomen in de begroting van Defensie. De Kamer zal jaarlijks via de Stand van Defensie worden geïnformeerd over de voortgang van de NPRD-projecten.
Leefomgeving: Milieu en PFAS
Defensie volgt actief de wetgeving zoals de Omgevingswet (met thema’s zoals leefomgeving, bouwen, ruimte, bodem, water), zodat we voldoen aan de wetgeving en tijdig kunnen inspelen op eventuele nadelige effecten voor de gereedstelling van Defensie. In 2026 verankeren we compliancemanagement, waaronder milieunaleving, in onze bedrijfsvoering met een actueel beleidskader.
Op dit moment is het nog niet goed mogelijk om een deugdelijke kostenraming te maken voor de uiteindelijk benodigde PFAS sanering en preventie. Wel heeft Defensie op dit moment € 50 miljoen op de begroting gealloceerd als een eerste tranche om de kosten van de lopende saneringen te kunnen dekken.
De PFAS-problematiek is een (inter)nationaal probleem, waarmee Defensie eveneens te maken heeft . Voor de PFAS-verontreinigingen op en nabij tenminste dertien (voormalige) defensielocaties heeft Defensie een programmatische PFAS-aanpak met een risicogestuurd saneringsplan. Dit betekent dat Defensie samen met de betrokkenen per locatie (eventuele) uitvoeringsmaatregelen bepaalt op basis van mogelijke humane risico’s, ecologische risico’s en verspreidingsrisico’s. In 2026 worden op basis van deze risicoanalyses maatregelen uitgevoerd, zoals saneren en monitoren. Nog steeds is onderzoek nodig naar technische oplossingen voor het reinigen en zuiveren van grond en grondwater verontreinigd met PFAS en daarom ondersteunt Defensie waar mogelijk pilots. De zuiveringsinstallatie bij de vliegbasis Leeuwarden is hier een voorbeeld van. De verwachting is dat Defensie deze oplossing op meer plekken kan inzetten.
Duurzaamheid
Defensie richt zich de komende jaren op het versterken van de gevechtskracht en het verhogen van de gereedheid voor de verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied. In de huidige mondiale veiligheidscontext, die wordt gekenmerkt door geopolitieke spanningen en conflict, zoals in Oekraïne, zet Defensie in het bijzonder in op activiteiten en projecten voor duurzaamheid die de Nederlandse krijgsmacht nu en in de toekomst versterken in de primaire taak: het genereren van gevechtskracht.
Defensie heeft uiterlijk in 2025 de herijking van de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid Defensie8afgerond. Bij deze herijking worden de impact van de geopolitieke ontwikkelingen en het versterken van Defensie meegenomen. Defensie volgt voor zover de operationele context het toelaat, het nationale klimaatbeleid.
Defensie geeft in 2026 invulling aan de al ingezette maatregelen zoals voor duurzame brandstoffen en nieuwe maatregelen zoals op het gebied van energiesystemen en voedselverspillingsreductie op de volgende wijze:
– Duurzame brandstoffen: Het doel voor 2026 is het behalen van de volgende percentages voor de duurzame brandstoffen: wegdiesel 30%; scheepsdiesel 10%; jetfuel 10%.
– Smart Energy Grid: Het doel is het onder militair operationele omstandigheden testen en ontwikkelen van energiesystemen die alternatieve brandstof gebruiken. In 2026 wordt hiervoor een slim energienet gerealiseerd op het Camp Innovation onderdeel van het Defensiecomplex Ede Driesprong.
– Circulaire bedrijfsvoering: Dit betreft een breed pakket aan onderzoeken naar bedrijfsspecifieke aanpassingen in de bedrijfsvoering van het Defensie Ondersteuningscommando, zoals het verminderen van voedselverspillingen en –verpakkingen, duurzame catering en duurzame gezondheidszorg. Met als doel zoveel mogelijk circulair te gaan werken en daarmee bij te dragen aan de rijksbrede doelstelling van Nederland circulair in 2050.
Veiligheid en Klimaat
Klimaatverandering heeft impact op de krijgsmacht. Het is mission critical, ten behoeve van de zelfvoorzienendheid, dat Defensie zich voorbereidt op en aanpast aan de veiligheidsgevolgen van klimaatverandering. Conform een EU verplichting stelt Defensie hiertoe een Kamerbrief op. Middels innovaties kan Defensie niet alleen winst behalen bij het verminderen van de ecologische voetafdruk, maar kan tevens worden bijgedragen aan de zelfvoorzienendheid en autonomie van de organisatie en daarmee aan de versterking van het voortzettingsvermogen. Hiermee bouwt Defensie aan een toekomstbestendige en klimaatweerbare krijgsmacht, waarbij operationele effectiviteit leidend is.
2.2 Belangrijkste beleidsmatige mutaties
Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige uitgaven mutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Belangrijkste beleidsmatige uitgaven mutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Art.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Vastgestelde begroting 2025 (inclusief NvW)
12.994.137
12.614.492
11.027.283
11.169.888
11.230.344
11.177.811
Belangrijkste suppletoire mutaties
Eerste suppletoire begroting
2.161.244
656.241
1.592.443
674.796
710.172
877.292
Steun Oekraïne
1.990.000
148.000
1.000.000
‒
‒
‒
Compensatie voorraad Oekraïne
1
‒ 250.000
‒
‒
‒
‒
‒
Overige mutaties Oekraïne
‒ 164.015
‒
‒
‒
‒
‒
Eindejaarsmarge
2,7,8,9,10
36.122
‒
‒
‒
‒
‒
Eindejaarsmarge HGIS
1,8,9,10,11
18.159
‒
‒
‒
‒
‒
Kasschuiven NFE, DOO, ATM
8,10,12
‒ 13.777
‒ 24.310
‒ 4.234
18.321
16.000
8.000
Overboekingen met andere ministeries
1,2,5,7,8,9,10,12
54.031
59.826
93.790
145.367
178.532
214.846
Loonbijstelling
12
413.823
424.726
442.570
449.083
455.072
458.223
Prijsbijstelling
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12
54.051
53.730
56.024
56.499
55.034
55.657
Grensbewaking
5
14.266
27.917
33.563
67.497
82.623
85.777
Overige mutaties
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13
8.584
‒ 33.648
‒ 29.270
‒ 61.971
‒ 77.089
54.789
Mutaties begroting 2026
‒ 245.441
8.144.496
‒ 657.327
‒ 402.797
‒ 402.890
‒ 295.471
Compensatie voorraad Oekraïne
1
‒
‒
‒ 250.000
‒
‒
‒
Interdepartementale budgetoverhevelingen
1,2,5,7,8,9,10
2.514
13.473
13.398
14.253
14.253
14.253
Begrotings overheveling
2,4,5,7,8,10,12
‒ 133.729
‒ 18.727
‒ 36.420
‒ 30.510
‒ 28.684
‒ 35.256
Kasschuif NFE
8
‒ 114.000
‒
‒
‒
‒
114.000
Begrotingsgefinancierde militaire pensioenen
10
‒
8.150.000
‒ 375.000
‒ 375.000
‒ 375.000
‒ 375.000
Overige mutaties
1,2,3,4,5,7,8,9,10,11,12
‒ 226
‒ 250
‒ 9.305
‒ 11.540
‒ 13.459
‒ 13.468
Stand ontwerpbegroting 2026
14.909.940
21.415.229
11.962.399
11.441.887
11.537.626
11.759.632
Toelichting
Mutaties 1e suppletoire begroting
Om de militaire steun aan Oekraïne onverminderd voort te zetten zijn met de 1e suppletoire begroting additionele middelen toegekend, conform het regeerprogramma, waarvan € 2,0 miljard in 2025. Ter compensatie van geleverd materieel uit eigen voorraad aan Oekraïne is € 250,0 miljoen overgeheveld naar het DMF. Door deze compensatie kan het geleverde materieel worden vervangen. € 164,0 miljoen aan kasuitgaven is vervallen vanwege niet gerealiseerde ontvangsten in 2024. Zoals toegezegd in de 1e suppletoire begroting, ontvangt de Kamer voor deze mutatie op een later moment de onderbouwing conform de werkwijze Beleidskeuzes uitgelegd (CW 3.1).
Ook is er voor het intensiveren van de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee extra geld beschikbaar gesteld, ook hiervoor ontvangt de Kamer op een later moment de onderbouwing conform de werkwijze Beleidskeuze uitgelegd (CW 3.1).
Defensie heeft budget ontvangen voor opdrachten uit andere departementen via interdepartementale budgetoverhevelingen, maar ook budget overgeheveld naar het ministerie van Economische Zaken voor het SecurityFund. Hiervoor ontvangt de Kamer op een later moment onderbouwing conform de werkwijze Beleidskeuze uitgelegd (CW 3.1).
Daarnaast zijn met de 1e suppletoire begroting de eindejaarsmarge en de loon- en prijsbijstelling toegevoegd aan de begroting en hebben kasschuiven plaatsgevonden om meer aansluiting te krijgen bij een realistische kasreeks.
Mutaties begroting 2026
Interdepartementale budgetoverhevelingen
Per saldo stijgt de begroting van Defensie in 2026 als gevolg van de interdepartementale budgetoverhevelingen met € 13,5 miljoen. De grootste overheveling van € 42,4 miljoen komt van het ministerie van Justitie en Veiligheid naar het artikel van de Koninklijke Marechaussee voor bewaking en beveiliging.
Begrotings overheveling
Niet alleen heeft Defensie te maken met interdepartementale budgetoverhevelingen, maar ook met departemetale budgetoverhevelingen waarbij budget wordt overgeheveld van de Defensiebegroting naar het DMF. De grootste budgetoverheveling is ten behoeve van het bijstellen van de delta exploitatie van de MQ-9 Reaper, namelijk een verlaging € 55,1 miljoen in 2025 en een verlaging van € 65,4 miljoen in 2026.
Kasschuif NFE
Defensie heeft € 114,0 miljoen teruggekregen van de Belastingdienst ten behoeve van het Nationaal Fonds Ereschuld (NFE). Dit budget wordt van 2025 naar 2030 geschoven door middel van een kasschuif om meer aansluiting te krijgen bij een realistische kasreeks.
Begrotingsgefinancierde militaire pensioenen
De middelen in 2026 zijn gereserveerd voor de betaling aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) van de voorlopige inkoopsom van de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen van voor 1 juni 2001. Vanaf 2027 wordt het budget dat bestemd was voor de toekomstige begrotingsgefinancierde pensioenen vanaf 2027 meerjarig met € 375 miljoen per jaar verlaagd. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar Artikel 10 Kerndepartement.
Overige mutaties
De overige mutaties bevatten veelal prijsbijstellingen. Met de 1e suppletoire begroting is een prijsbijstelling van € 54,1 miljoen toegevoegd aan de Defensiebegroting, met de september suppletoire begroting wordt dit gecorrigeerd met € 0,2 miljoen.
Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige ontvangsten mutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Art.
2024
2025
2026
2027
2028
2029
Stand begroting 2025 (inclusief NvW)
245.411
275.034
384.418
143.627
143.627
‒
Belangrijkste mutaties
Eerste suppletoire begroting
51.602
4.000
4.000
4.000
4.000
147.627
Steun Oekraine
1
47.602
‒
‒
‒
‒
‒
Extrapolatie
1,2,3,4,5,7,8,9,10
‒
‒
‒
‒
‒
143.627
Overige mutaties
1,8
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Mutaties begroting 2026
1.407
‒
‒
‒
‒
‒
Overige mutaties
8,10
1.407
‒
‒
‒
‒
‒
Stand ontwerpbegroting 2026
298.420
279.034
388.418
147.627
147.627
147.627
Toelichting
Mutaties 1e suppletoire begroting
Steun Oekraïne
De ontvangsten zijn in totaal € 51,6 miljoen hoger. € 47,6 miljoen hiervan is het gevolg van een mutatie uit de eerste suppletoire begroting vanwege de steun voor Oekraïne. Nederland schaft materieel aan met andere landen, die een deel van de lasten dragen. Deze ontvangsten zijn niet gerealiseerd in 2024 en schuiven door naar 2025.
Overige mutaties
Als gevolg van een bijstelling in de ontvangsten van de zorgverzekeraar SZVK zijn de ontvangsten met € 4,0 miljoen verhoogd.
2.3 Openbaarheidsparagraaf
Actieve openbaarmaking
In de Kamerbrief voortgang Open Overheid d.d. 17 maart 2025 (Kamerstuk 32 802, nr. 103) schreef de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie dat alle ministeries voldoen aan de verplichte openbaarmaking van de eerste tranche informatiecategorieën (wetten en voorschriften, overige besluiten, vergaderstukken Staten-Generaal, organisatie en werkwijze, en bereikbaarheidsgegevens). BZK werkt samen met de ministeries en de koepels van de medeoverheden aan de voorbereiding op de inwerkingtreding van de overige twaalf informatiecategorieën (in drie tranches). In 2026 zorgt het programma Defensie Open op Orde (DOO) ervoor dat de implementatie van de drie resterende tranches bij Defensie aansluit op de Rijksbrede planning. DOO coördineert de implementatie bij alle Defensieonderdelen en biedt advies en hulpmiddelen, zoals een beslishulp en werkdefinities.
Passieve openbaarmaking
Er is nog steeds een stijgende lijn zichtbaar in de hoeveelheid Woo-verzoeken en in de omvang en complexiteit van de verzoeken (Defensie ontving 124 Woo-verzoeken in 2023 en 171 verzoeken in 2024). De verwachting is dat die stijging zich ook in 2025 en 2026 voortzet. Defensie is steeds zichtbaarder aanwezig in de samenleving, onder andere door de versnelde gereedstelling vanwege de geopolitieke ontwikkelingen, de aanhoudende militaire steun aan Oekraïne, de extra aanschaf van militair materieel en het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD). Om de behandeltermijn van Woo-verzoeken te kunnen verkorten, spant de sectie Woo zich ook in 2026 in om uitvoering te geven aan de maatregelen zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op de invoeringstoets Woo (Kamerstuk 32 802, nr. 94). Het Woo-team wordt ondersteund door de directies van het kerndepartement en de Defensieonderdelen, die verantwoordelijk zijn voor het geordend en tijdig aanleveren van de gevraagde informatie. Het programma DOO ondersteunt de sectie Woo met de implementatie van nieuwe of verbeterde tooling op het gebied van informatiehuishouding, waaronder voorzieningen in het document managementsysteem DefDoc en specifieke Woo-tooling (onder andere voor het lakken van documenten). De tooling moet het proces van het verzamelen en beoordelen van documenten voor de behandeling van Woo-verzoeken aanzienlijk verkorten. In navolging op verschillende Rijksbrede rapporten en adviezen, werkt programma DOO aan versnelling van het Woo-proces. Naar verwachting leiden deze initiatieven in 2026 tot merkbare verbeteringen in de afhandeling van Woo-verzoeken. De sectie Woo blijft zich ook in 2026 inspannen om in goed contact met de verzoeker tijdig aan de informatiebehoefte te voldoen.
Verbetering van de informatiehuishouding
Met het programma DOO versterkt Defensie de informatiehuishouding van de organisatie. Dit om ervoor te zorgen dat informatiestromen helder zijn en er wordt voorzien in een informatiebehoefte, waarmee betere besluitvormingsondersteuning, sturing en verantwoording mogelijk wordt gemaakt. Bij elk Defensieonderdeel is reeds een actieplan in uitvoering om de informatiehuishouding naar een hoger niveau te tillen, in 2026 wordt verder gewerkt aan de uitvoering van deze actieplannen. De stapsgewijze implementatie van het documentmanagementsysteem DefDoc wordt doorgezet in 2026. Om blijvend, kwalitatief én snel te voldoen aan verplichtingen op het gebied van actieve (Archiefwet) en passieve openbaarmaking (Woo-verzoeken) van chatberichten wordt gedurende 2026 verder gewerkt aan de geautomatiseerde veiligstelling en duurzame toegankelijkheid daarvan. Voor (hoog gerubriceerde) missie-informatie wordt een dienst ingericht om te kunnen verantwoorden naar politiek en maatschappij. Deze dienst is in staat zoekvragen over militaire missies uit het verleden te beantwoorden. Ook ondersteunt deze dienst (parlementaire)onderzoekscommissies met capaciteit en technologie. Deze dienst gaat door met het op orde brengen en duurzaam toegankelijk houden van missie-dossiers uit zowel het verleden als het heden. De voor de dienst geïmplementeerde softwareoplossing wordt in beheer genomen door de Defensie IT-organisatie. Voor 2026 is de verwachting oplossingen te implementeren voor e-mail archivering en archivering intranet. Ook is voorzien om een duurzame scan oplossing voor de hooggerubriceerde Defensie archieven te implementeren.
2.4 Strategische Evaluatieagenda
Inleiding
Elke minister is op basis van de Comptabiliteitswet 2016 verantwoordelijk voor het periodiek onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Hiervoor maken alle departementen gebruik van de Strategische Evaluatieagenda (SEA), die jaarlijks in de begroting verschijnt. Op basis van een indeling in beleidsthema’s geeft de SEA een overzicht van lopend, gepland en uitgevoerd evaluatieonderzoek. De belangrijkste evaluatieonderzoeken op de SEA zijn de zogeheten periodieke rapportages.
Voor de ideale synergie tussen beleid, budget en (evaluatie)onderzoeken is het belangrijk de SEA te beschouwen als meer dan een verantwoordingsinstrument en meer dan een lijst aan onderzoeken. Met de SEA streeft Defensie naar een goede onderbouwing van strategische keuzes en de impact daarvan. Door bewust te leren, en door inzicht op te doen over waar we nog te leren hebben, kan bestaand beleid worden verbeterd en nieuw beleid gestructureerd worden voorbereid. Defensie ziet de SEA behalve als product daarom ook als een proces, dat in die vorm voortdurend in ontwikkeling is en dient te synchroniseren met de andere leerprocessen binnen de organisatie.
Planning periodieke rapportages
Het doel van de periodieke rapportages is inzichten uit allerlei documenten op een methodologisch verantwoorde manier samen te brengen om zo een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te creëren. De periodieke rapportage is primair een syntheseonderzoek, waarbij wordt teruggekeken naar reeds opgedane inzichten en verbetervoorstellen worden gedaan richting de toekomst. In onderstaande tabel is zichtbaar welke periodieke rapportages Defensie in de jaren 2025 tot en met 2031 gepland heeft.
Tabel 3 Planning periodieke rapportages
Thema
Eerstvolgende periodieke rapportage
Mensen (veiligheid)
2025
Randvoorwaarden (infrastructuur en vastgoed)
2026
Mensen (personeel)
2027
Materieel en industriebeleid
2028
Gevechtskracht (inzet en gereedstelling)
2029
Randvoorwaarden (IT)
2030
Koers voor versterking (kennis en innovatie)
2031
Koers voor versterking (internationale samenwerking)
2031
Zie ≪bijlage 7.5: Uitwerking Strategische Evaluatieagenda ≫ voor een verdere toelichting op de periodieke rapportages.
Financiële dekkendheid
Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften (RVB) wordt per SEA-thema zo goed als mogelijk vermeld op welke artikelen het thema betrekking heeft. De begroting van Defensie is niet ingedeeld op basis van beleidsthema’s, zoals bij veel andere ministeries het geval is, maar op organisatieonderdelen. Meerdere SEA-thema's hebben daardoor betrekking op meerdere beleidsartikelen uit de begroting. Zo vallen de personele alsook de materiele uitgaven onder de apparaatsuitgaven van elk beleidsartikel en vallen de uitgaven voor gereedstelling weer onder de programma-uitgaven van elk beleidsartikel. Om inzichtelijk te maken in hoeverre de beleidsartikelen met evaluaties zijn afgedekt, laten onderstaande tabellen de koppeling zien tussen SEA-thema’s en (sub)artikelen.
Tabel 4A Koppeling SEA-thema's aan beleidsartikelen hoofdstuk 10
Thema/periodieke rapportage
Beleidsartikelen hoofdstuk 10
1
2
3
4
5
7
8
Mensen (veiligheid)
Loopt door alle beleidsartikelen, zie toelichting onder de tabel.
Randvoorwaarden (infrastructuur en vastgoed)
DMF
Mensen (personeel)
2.1; 2.2
3.1; 3.2
4.1; 4.2
5.1; 5.2
7.1; 7.2
8.1; 8.2
Materieel en industriebeleid
2.2
3.2
4.2
5.2
7.2
8.2
Gevechtskracht (inzet en gereedstelling)
1.1
2.1
3.1
4.1
5.1
7.1
8.1
Randvoorwaarden (IT)
DMF
Koers voor versterking (kennis en innovatie)
DMF
Koers voor versterking (internationale samenwerking)
1.1
2.2
De financiële grondslag van de periodieke rapportage ‘Mensen’, subthema ‘Veiligheidsbeleid’ omvat alle intensiveringen ten aanzien van het veiligheidsbeleid in de onderzoeksperiode 2018 tot en met 2023. De uitgaven vallen onder alle beleidsartikelen en de posten zijn te relateren aan de intensiveringsmaatregelen, gericht op het versterken van de fysieke veiligheid, sociale veiligheid of de integriteit, die zijn opgenomen in het Plan van Aanpak 'Veiligheid', het Plan van Aanpak 'Sociale veiligheid en Integriteit', de «Agenda voor Veiligheid» en de 'Defensienota 2022'.
Tabel 4B Koppeling SEA-thema's aan beleidsartikelen DMF
Thema/periodieke rapportage
Beleidsartikelen DMF
1
2
3
4
5
6
7
8
Mensen (veiligheid)
Hoofdstuk 10
Randvoorwaarden (infrastructuur en vastgoed)
5.11; 5.12, 5,15; 5.16
Mensen (personeel)
Hoofdstuk 10
Materieel en industriebeleid
1.11; 1.12; 1.14; 1.16
2.11; 2.12; 2.16
3.11; 3.12; 3.16
4.11; 4.12; 4.16
6.16
8.18
Gevechtskracht (inzet en gereedstelling)
Hoofdstuk 10
Randvoorwaarden (IT)
6.11; 6.12;6.16
Koers voor versterking (kennis en innovatie)
1.13
Koers voor versterking (internationale samenwerking)
Hoofdstuk 10
Toelichting op de thema’s
In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) staat voorgeschreven dat de SEA is ingedeeld in thema’s die gezamenlijk al het beleid en alle uitgaven van een departement afdekken. De indeling van de SEA is om die reden gekoppeld aan de waardeketen van Defensie, die de samenhang tussen primaire en ondersteunende processen van de organisatie weergeeft.
De processen uit de waardeketen zijn onmisbaar voor de taakuitvoering van Defensie. Bovendien bestaat een grote onderlinge afhankelijkheid en invloed tussen de processen van de waardeketen. Als gevolg van prioritering kan het daardoor gebeuren dat de hoofdthema’s op de SEA zich in de praktijk met elkaar vermengen. Zo is gevechtskracht afhankelijk van de vervulling van personele en materiele behoeften. Deze onderlinge verwevenheid is in overweging genomen bij het plannen van de periodieke rapportages: de uitkomsten van de ene periodieke rapportage worden als input gebruikt voor de analyse van de andere periodieke rapportage.
Om de SEA een duurzaam karakter te geven en de periodieke rapportages af te bakenen tot evalueerbare thema’s, blijft de SEA qua raamwerk de onderdelen van de waardeketen volgen. De periodieke rapportages volgen dus het meer stabiele fundament van beleid en budget. De onderliggende onderzoeken en evaluaties volgen de meer dynamische prioriteiten die daarbinnen worden gesteld. Dit betekent dat de plaatsing daarvan op de SEA mogelijk door de tijd heen wisselt of dat bepaalde onderzoeken en evaluaties ten aanzien van meerdere thema’s waardevolle inzichten opleveren. Voor de geplande periodieke rapportages blijft het nu bepaalde hoofdthema echter leidend.
Stand van Defensie
Sinds 2023 heeft Defensie meerdere reguliere rapportages aan de Kamer in één rapport gebundeld: de Stand van Defensie (SvD). Het oogmerk is om de voortgang van Defensie op verschillende thema's (zoals personeel, materieel, gereedheid en inzet) in één rapport inzichtelijk te maken en integraal te rapporteren. Met de SvD rapporteert Defensie zoveel mogelijk over de voortgang op onder meer de (lange termijn-)doelstellingen, projecten, samenwerkingen, gereedheid en dergelijke. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een set aan gegevens die naast kwalitatieve teksten ook bestaat uit indicatoren en kengetallen.
Evenals de SEA is ook de SvD opgebouwd langs de waardeketen van Defensie (in geval van de SvD wel met identieke terminologie). Daarmee is de SvD een belangrijke bron voor vrijwel elke periodieke rapportage van de SEA. In bijlage 7.5 wordt dit per thema nader gespecificeerd.
Voor een verdere uitwerking van de Strategische Evaluatieagenda met een nadere duiding van de thema’s, zie ≪bijlage 7.5: Uitwerking Strategische Evaluatieagenda ≫.
Klik hier om het jaarverslag 2024 van het Ministerie van Defensie te downloaden, met in bijlage 3 een overzicht van afgerond evaluatie- en overig onderzoek.
Een interactieve weergave van de SEA is beschikbaar op www.rijksfinancien.nl.
2.5 Overzicht risicoregelingen
Defensie kent één openstaande garantie. Dit betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het ministerie van Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen.
3. Beleidsartikelen
3.1 Artikel 1 Inzet
A. Algemene doelstelling
Defensie beschermt wat ons dierbaar is. Die opdracht is een afgeleide van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en de Grondwet. Deze leidt tot drie hoofdtaken:
– Bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief het Caribisch deel van het Koninkrijk.
– Bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit.
– Ondersteuning (onder alle omstandigheden) van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de bestrijding van rampen en incidenten en de beheersing van crises, zowel nationaal als internationaal.
Alle drie de hoofdtaken vergen meer inzet vanwege de toegenomen instabiliteit in de wereld. Om deze taken te kunnen uitvoeren stelt Defensie militaire eenheden gereed die daarvoor kunnen worden ingezet.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen en daadwerkelijk inzetten van eenheden om de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te handhaven. Verder is de Minister in samenwerking met bondgenoten verantwoordelijk voor de uitvoering van bijdragen aan missies voor conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, wereldwijd. Het Koninkrijk der Nederlanden draagt daarmee bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De eenheden kunnen ook worden ingezet voor nationale taken en het verlenen van (internationale) noodhulp.
Onder Beleidsartikel 1 Inzet wordt een overzicht geboden van de inzet van de krijgsmacht. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan gemeenschappelijk gefinancierde NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel is daartoe uitgebreid met een niet-financieel overzicht voor de structurele inzet voor nationale en koninkrijkstaken, bijvoorbeeld door de KMar en de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD).
In beleidsartikel 1 is de begroting van inzet van de krijgsmacht opgenomen. De uitgaven en ontvangsten van inzet worden hier begroot mits:
1. Deze uitgaven additioneel zijn. Dit betekent dat vormen van inzet budgettair niet in dit artikel zichtbaar zijn indien geen sprake is van aanvullende uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor gereedstelling en instandhouding binnen de artikelen van de operationele commando’s (bijvoorbeeld de inzet van helikopters voor Search and Rescue) of indien deze worden verrekend met tweeden of derden (bijvoorbeeld noodhulp die wordt verrekend met het Ministerie van Buitenlandse Zaken).
2. Deze inzet onder directe verantwoordelijkheid van de CDS wordt uitgevoerd. Verschillende vormen van inzet zijn gemandateerd aan de operationele commando’s, zoals de inzet voor de Kustwacht, en worden daarom bij die artikelen begroot en verantwoord.
Om het geïntegreerde karakter met het Nederlandse Buitenlandbeleid te borgen wordt besluitvorming over het Budget Internationale Veiligheid (BIV) interdepartementaal voorbereid en uitgevoerd.
C. Beleidswijzigingen
In eerdere besluitvormingsmomenten heeft het Kabinet Schoof besloten tot deelname dan wel verlenging, uitbreiding of beëindiging van de Nederlandse militaire bijdragen aan onder andere de volgende missies en operaties:
– EUFOR Althea: de verlenging van de bijdrage aan EU-operatie in Bosnië en Herzegovina tot en met 31 december 2027.
– Kosovo Force (KFOR): bijdrage aan KFOR voor de periode 1 april 2025 t/m 1 april 2026.
– United Nations Command (UNC): bijdrage aan het VS-geleide multinationale militaire commando UNC in Zuid-Korea voor de periode 01 januari 2025 tot en met 31 december 2026.
– Pacific Security Maritime Exchange (PSMX) Enforcement Coordination Cell (ECC) (PSMX/ECC): betreft de inzet bij het hoofdkwartier in Japan gedurende de periode juli 2025 t/m juni 2027.
NAVO-bondgenoten besloten in de periode voor en na de illegale Russische invasie van Oekraïne tot aanvullende maatregelen om het NAVO-verdragsgebied te beschermen, Rusland af te schrikken en bondgenoten bij te staan. Als onderdeel van dit pakket aan maatregelen zijn extra eenheden aan de oostflank van het verdragsgebied ontplooid. Nederland levert hier als NAVO-bondgenoot een actieve bijdrage aan.
In VN-verband zal Nederland daarnaast bijdragen blijven leveren aan VN-missies in het Midden-Oosten. Defensie blijft ten slotte indien mogelijk Vessel Protection Detachments (VPD's) inzetten ter bescherming van de koopvaardij. Deze inzet wordt begroot en verantwoord onder overige inzet.
Figuur 3 Overzicht missies en operaties
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Inzet (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
3.323.511
5.027.215
318.301
932.851
180.991
180.991
188.541
Uitgaven
2.699.887
4.377.894
2.350.144
964.694
212.834
212.834
220.384
Apparaatsuitgaven
0
0
0
0
0
0
0
Programmauitgaven
2.699.887
4.377.894
2.350.144
964.694
212.834
212.834
220.384
1.1
Programmauitgaven
2.699.887
4.377.894
2.350.144
964.694
212.834
212.834
220.384
Opdrachten
2.699.887
3.941.894
2.153.844
928.394
176.534
176.534
184.084
Crisisbeheersingsoperaties
2.697.206
3.922.368
2.134.318
908.869
157.009
157.009
164.559
Financiering nationale inzet krijgsmacht
1.346
3.827
3.827
3.826
3.826
3.826
3.826
Overige inzet
1.335
15.699
15.699
15.699
15.699
15.699
15.699
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
0
436.000
196.300
36.300
36.300
36.300
36.300
Bijdrage aan Internationale Samenwerking
0
436.000
196.300
36.300
36.300
36.300
36.300
Ontvangsten
168.983
151.718
133.739
243.123
2.332
2.332
2.332
Tabel 5 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
39,3%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
60,7%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Budgetflexibiliteit
Het aandeel «juridisch verplicht» heeft betrekking op de uitgaven voor levering van goederen en/of diensten van de lopende missies. Voor 2026 is 39,3% juridisch verplicht. De voorziening voor de verwachte verlenging van de huidige missies of voor nieuwe missies is juridisch gezien nog niet verplicht.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet van de krijgsmacht begroot. Het financiële instrument «opdrachten» omvat de uitgavencategorieën:
1. Internationale inzet (BIV), zoals crisisbeheersingsoperaties;
2. Financiering nationale inzet krijgsmacht (FNIK);
3. Overige inzet.
De financiering van de militaire steun aan Oekraïne verloopt ook via het BIV. Dit budget is vanuit de generale middelen toegevoegd aan Artikel 1 door het ministerie van Financiën. Op deze wijze draagt Nederland bij aan de ondersteuning van Oekraïne in de strijd tegen Rusland. De Kamer wordt periodiek op de hoogte gehouden van de geleverde steun aan Oekraïne.
In het beleidsartikel 1 inzet worden onder het nieuwe financiële instrument «bijdrages aan internationale organisaties» de contributiebijdrages aan instandhouding van de NAVO hoofdkwartieren en Oekraïne bijdrages aan internationale samenwerkingsorganisaties verantwoord.
Toelichting uitgaven per missie
Tabel 6 Overzicht Internationale inzet (BIV) (bedragen x € 1.000)
Overzicht Internationale inzet (BIV)
2025
2026
2027
2028
2029
2030
(bedragen x € 1.000)
EUFOR Althea
9.000
17.600
3.400
Veiligheidsinzet in Irak (CBMI)
5.540
NATO Mission in Iraq (NMI)
45.750
Enhanced Forward Presence Litiuwen (EFP LTU)
34.000
36.000
Enhanced Forward Presence Roemenië (EFP ROU)
250
Enhances Vigilites Activities MQ-9
7.200
4.900
Enhanced Air Policing Est
8.600
OP Interflex
9.000
3.865
European Union Military Assistance Mission
7.500
7.500
Missies Algemeen
6.400
7.500
7.500
7.500
7.500
7.500
Personeelszorg
3.150
1.800
1.800
1.800
1.800
1.800
Contributies
36.000
36.300
36.300
36.300
36.300
36.300
Kleinschalige bijdragen aan missies (< € 2,5 miljoen per jaar)
4.525
741
700
300
300
300
Subtotaal
176.665
116.206
49.950
45.900
45.900
45.900
Reservering Dutchbatt III veteranen (BT09)
4.242
742
336
Reservering MIVD (BT11)
5.418
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
Totaal
186.325
121.948
55.286
50.900
50.900
50.900
Toelichting per missie
EUFOR Althea
Nederland ondersteunt landen in de Westelijke Balkan, inclusief Bosnië en Herzegovina. In april 2025 heeft het kabinet besloten tot de inzet van een infanteriecompagnie van de 11e Luchtmobiele Brigade in (maximaal 175 militairen voor de periode oktober 2025 tot oktober 2026), evenals de voortzetting van een Human Intelligence team (maximaal 10 personen) en de vier stafofficieren werkzaam op het hoofdkwartier van EUFOR Althea te Sarajevo. Het nationaal kader hiervan is uitgebreid naar maximaal zeven personen.
Brede veiligheidsinzet Irak
In 2025 is de Nederlandse bijdrage aan de NAVO Missie Irak (NMI) afgenomen. De bijdrage van de commandant NMI, de Force Protection en het helicopter detachement zijn in 2025 beëindigd. De bijdrages aan Operation Inherent Resolve (OIR) en NMI ten behoeve van de brede veiligheidsinzet in Irak duren tot en met juli 2028 en bestaan uit de volgende elementen:
– Militaire en civiele bijdrage aan de NMI om de Iraakse veiligheidsinstituties op institutioneel niveau te adviseren, maximaal twintig civiele en militaire adviseurs;
– Militaire bijdrage aan OIR van de anti-ISIS coalitie in de vorm van SOF-trainers, militaire adviseurs en stafofficieren;
– Militaire en civiele bijdrage aan (hervormingen in) de Koerdische Autonome Regio.
MNBG Litouwen
De NAVO besloot na de illegale annexatie van de Krim door Rusland in 2014 tot de versterking van de afschrikking- en verdedigingsfunctie van de oostflank. Onderdeel hiervan is de vooruitgeschoven aanwezigheid in de Baltische staten en Polen: enhanced Forward Presence (eFP). eFP bestaat op dit moment uit circa 4.500 militairen, verdeeld over een viertal multinationale Battle Groups. eFP brengt tot uitdrukking dat een schending van het verdragsgebied leidt tot de onmiddellijke betrokkenheid van het bondgenootschap. eFP draagt actief bij aan geloofwaardige afschrikking van Rusland en het geruststellen van bondgenoten in Baltische Staten en Polen. In het geval van een aanval stuit de tegenstander namelijk niet alleen op de lokale strijdkrachten, maar tevens op een multinationale NAVO-eenheid.
Nederland neemt sinds 2017 met circa 270 militairen deel aan de multinationale Battle Group in Litouwen. Het nationale kader voor MNBG Litouwen is maximaal 350 pax (waarvan 50 flexibel) tot en met 31 december 2026. De langjarige Nederlandse bijdrage aan de multinationale Battle Group verhoogt hierbij de ervaring met het gezamenlijk optreden met strategische partners waaronder Duitsland, Noorwegen en België. De inzet roteert veelal tussen de 13e Lichte Brigade (13 LtBrig) en de 43e Gemechaniseerde Brigade (43 MechBrig) van het Commando Landstrijdkrachten.
Contributies
Nederland draagt met contributies bij aan de gemeenschappelijke uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties van de NAVO en militaire missies en operaties van de EU. Deze contributies staan los van een eventuele Nederlandse deelname aan een specifieke missie van de NAVO of de EU. Ook de jaarlijkse bijdrage aan de Strategic Airlift Capability (SAC) C-17, gehuisvest op Papa Air Base te Hongarije, is onderdeel van de contributies. Dit is een internationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, waaronder tien NAVO-bondgenoten, en voorziet in een deel van de Nederlandse behoefte aan strategic airlift.
Kleine bijdragen
In onderstaand overzicht staan de kleinschalige Nederlandse bijdragen met een financiële omvang van minder dan € 2,5 miljoen per jaar.
Tabel 7 Overzicht kleinschalige bijdragen aan missies in personeel
Overzicht kleine missies
Maximale omvang
1(NLD) Air Task Force Middle East (ATF ME)*
12
European Union ATALANTA (EU ATALANTA)*
3
European Union Militairy Assistance Mission (EUMAM)*
9
European Union Navel Force Aspides (EUNAVFOR Aspides)*
10
United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL)*
1
United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO)*
12
United Nations Command (UNC)*
3
United Nations Military Peacekeeping Intelligence (UNMPKI)
1
Combined Maritime Forces (CMF)*
3
Netherlands Liaison Team CENTCOM (NLTC)*
2
Office of Security Coordinator (OSC - voorheen USSC)*
4
Pacific Security Maritime Exchange (PSMX) - Enforcement Coordination Cell (ECC)
1
Kosovo Force (KFOR)*
1
*personele omvang varieert in tijd gedurende de missie van 0 tot maximale omvang
*De personele omvang varieert in tijd gedurende de missie van nul tot de maximale omvang.
Toelichting op nationale inzet krijgsmacht
Structurele nationale taken
Defensie voert structurele taken uit ten behoeve van civiele overheden. De financiële middelen van deze structurele taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie. Deze structurele taken zijn vastgelegd in wet- of regelgeving, inclusief ministeriële besluiten, maar ook convenanten of arrangementen. Onder de structurele taken vallen de taken van de Koninklijke Marechaussee, de Kustwachten in Nederland en het Caribisch gebied, luchtruimbewaking, de Bijzondere Bijstandseenheden en de Explosievenopruiming.
Militaire bijstand en steunverlening (Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK)
Defensie verleent militaire bijstand voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde in Europees Nederland en in de Caribiche delen van het Koninkrijk. Deze inzet wordt bekostigd vanuit dit artikel via de afspraken die zijn gemaakt in het convenant FNIK. Deze bijstand wordt zowel door de Koninklijke Marechaussee geleverd als door andere eenheden van Defensie. Daarnaast wordt bijstand verleend in geval van een ramp of crisis of in geval van de vrees voor het ontstaan daarvan.
De tabel indicatieve inzet voor 2026 geeft de geprognosticeerde nationale inzet weer, aangezien bijstandsverzoeken niet (altijd) te voorspellen zijn.
Tabel 8 Indicatieve nationale inzet
Tabel 11 Indicatieve Nationale Inzet
Grondslag/activiteit
Defensieonderdeel (DO)
Soort
Aantal
Explosieven opruiming
EODD (FNIK)
ruimingen
2000
Explosieven opruiming Noordzee
CZSK
ruimingen
35
Quick Reaction Alert (onderscheppingen luchtruim)
CLSK
onderscheppingen
4
Strafrechtelijke handhaving rechtsorde (Politiewet)
Alle DO'n (FNIK)
aanvragen
115
Handhaving openbare orde en veiligheid (Politiewet)
Alle DO'n (FNIK)
aanvragen
25
Militaire steunverlening in het openbaar belang
Alle DO'n (FNIK)
aanvragen
30
Wet Veiligheidsregio
Alle DO'n (FNIK)
aanvragen
25
KB 1987 inzet krijgsmacht in Aruba, Curacoa en Sint Maarten - harde bijstand
CZSK/CLAS (FNIK)
aanvragen
29
KB 1987 inzet krijgsmacht in Aruba, Curacoa en Sint Maarten - zachte bijstand
CZSK/CLAS
aanvragen
3
Wet BES
CZSK/CLAS (FNIK)
aanvragen
3
Toelichting op ontvangsten
De ontvangsten hebben betrekking op de eventuele vergoedingen van de EU, NAVO, VN en partnerlanden voor de door Nederland geleverde diensten of ingezette personele en materiële middelen. Ook wordt de bijdrage van de reders voor de inzet van VPD’s hier geraamd.
3.2 Artikel 2 Koninklijke Marine
A. Algemene doelstelling
De marine levert operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit (zowel vloot als mariniers) ten behoeve van de verdediging op en vanuit zee van de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van het Europees deel van Nederland en in de Caribische delen van het Koninkrijk. Daarnaast beschermt zij de koopvaardij en helpt bij crisisbeheersingsoperaties, humanitaire hulpoperaties en rampen. De marine kan zelfstandig operaties uitvoeren en kan ook samen optreden met de landmacht, luchtmacht, marechaussee en buitenlandse bondgenoten.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de marine alsmede de (mate van) gereedheid van maritieme eenheden. De marine is verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van deze eenheden. De marine is inzetbaar voor zowel internationale als nationale taken. Om de inzetbaarheidsdoelen te bereiken, worden de volgende capaciteiten en inzetbare eenheden van de marine gereed gesteld. Defensie rapporteert hierover aan de Kamer via de Stand van Defensie die twee keer per jaar wordt verzonden (begroting en jaarverslag).
Tevens vormt de marine de beheersorganisatie voor zowel Kustwacht Nederland als de Kustwacht Caribisch Gebied.
Tabel 9 Capaciteiten marine
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
MARITIEME TAAKGROEP VAN 5 SCHEPENDe taakgroep voert als geheel gevechtsoperaties uit op zee, projecteert gevechtskracht vanuit zee op land of treedt in delen langdurig op als afschrikking. De taakgroep kan als geheel of in delen ingezet worden voor maritieme veiligheidsoperaties of voor maritieme assistentie.
Maritime Battle Staff
Levert commandovoering voor maritieme en amfibische operaties.
Luchtverdedigings- en Commandofregat
Bestrijding van maritieme-, oppervlakte-, lucht- en ruimtedreigingen. Is daarnaast een platform voor commandovoering voor een taakgroep voor maritieme gevechtsoperaties, veiligheidsoperaties en maritieme assistentie. Kan tevens ingezet worden als schip van de wacht.
Multipurpose Fregat
Levert slagkracht ter bestrijding van oppervlakte / onderwater eenheden voor gevechtsoperaties. Levert een platform voor maritieme veiligheidsoperaties en maritieme assistentie. Kan tevens ingezet worden als schip van de wacht.
Landing Platform Dock
Amfibisch transport voor amfibische gevechtsoperaties, maritieme veiligheidsoperaties en maritieme assistentie. Kan tevens ingezet worden als schip van de wacht.
Joint Support Ship
Verzorgt bevoorrading op of vanuit zee om voortzettingsvermogen voor amfibische of maritieme gevechtsoperaties te vergroten. Of verzorgt maritieme veiligheidsoperaties en maritieme assistentie. Kan tevens ingezet worden als schip van de wacht.
Onderzeeboot
Levert slagkracht ter bestrijding van oppervlakte en onderwater eenheden voor gevechtsoperaties. Verzamelt inlichtingen en is een platform voor speciale operaties.
Alkmaarklasse Mijnenbestrijdingsvaartuig
Levert mijnenbestrijdingscapaciteit ten behoeve van maritieme gevechtsoperaties, maritieme veiligheidsoperaties en maritieme assistentie. Kan tevens ingezet worden als schip van de wacht.
Marine Combat Group
Levert eenheden voor amfibische gevechtsoperaties en voor veiligheidsoperaties op zee en op land. Kan worden ingezet voor steunverlening en bijstand.
Surface Assault & Training Group
Levert amfibische ondersteuning en maritieme beveiligingsteams.
Hydrografische Opnemingsvaartuigen
Levert oceanografische inlichtingen en hydrografische survey capaciteit voor civiel / militaire samenwerking.
SPECIALE EENHEDEN VOOR SPECIALE OPERATIES EN VOOR TERREURBESTRIJDING
C-Squadron
Levert een Special Operations Maritime Task Group (SOMTG) voor geplande (maritieme) speciale operaties (Foreseeable Special Operation (FSO)) en voor incidentele en onverwachte Speciale Operaties met een korte reactietijd (Non-Foreseeable Special Operation (NFSO)).
M-Squadron
Levert maritieme anti-terreur capaciteit in het hoogste geweldsspectrum voor de Unit Interventie Mariniers (UIM) en ter ondersteuning van de Dienst Speciale Interventies.
HARBOUR PROTECTION TEAMS
Duikteam Defensie Duikgroep (DDG)
Voert onderwater operaties uit met drones en duikers ten behoeve van het onderkennen en neutraliseren van dreigingen onderwater.
FORWARD PRESENCE IN HET CARIBISCH DEEL VAN HET KONINKRIJK
Oceangoing Patrol Vessels
Levert permanente maritieme militaire presentie en neemt deel aan counter-narcotics-operaties. Kan tevens ingezet worden als schip van de wacht.
Ondersteuningsvaartuig (Zr. Ms. PELIKAAN)
Draagt bij aan tactisch voortzettingsvermogen van de operationele eenheden in het Caribisch deel van het Koninkrijk en levert amfibische transportcapaciteit.
Mariniers Squadron Carib
Aanwezigheid van mariniers voor amfibische inzet en militaire bijstand.
Bootpeloton Carib
Aanwezigheid van een marinierseenheid voor amfibische ondersteuning en maritieme patrouille.
Mariniers detachement Sint-Maarten
Aanwezigheid van mariniers voor amfibische inzet en militaire bijstand.
Caribische Militairen
Aanwezigheid van lokale militairen voor territoriale verdediging en militaire bijstand.
C. Beleidswijzigingen
De Koninklijke Marine zet zich wereldwijd in voor de veiligheid van Nederland op en vanuit zee. De marine neemt in 2026 deel aan Standing NATO Maritime Group 1 en aan Standing NATO Mine Countermeasures Group 1. Beide vlootverbanden zijn onderdeel van NATO’s Rapid Reaction Force. Daarnaast zullen verschillende schepen deelnemen aan de USA250 reis.
Om de Koninkrijkstaken van Defensie uit te voeren levert de Koninklijke Marine Oceangoing Patrol Vessels in het Caribisch Gebied en staan er eenheden standby voor noodhulp tijdens het orkaanseizoen. Het Korps Mariniers heeft diverse opdrachten gepland staan in samenwerking met internationale partners, zo wijd de wereld strekt. De ondersteuning die de mariniers geven aan de training van Oekraïners gaat ook komend jaar onverminderd door.
Maritiem optreden kan niet zonder samenwerking met partnerlanden. De unieke en vergaande integratie met de Belgische marine wordt met de gezamenlijke vervanging van de mijnenjagers en M-fregatten bestendigd en waar mogelijk verder uitgebouwd.
De prioriteit ligt in 2026 op het gereedstellen voor hoofdtaak 1: het beschermen van de Nederlandse en Europese belangen in het Koninkrijk en het bondgenootschappelijk gebied. Nationaal op de Noordzee en in het Caribisch deel van het Koninkrijk werkt de marine nauw samen met andere defensieonderdelen, de Kustwacht, overheidsorganisaties en het bedrijfsleven.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Koninklijke Marine (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
1.174.844
1.213.641
1.217.273
1.236.594
1.249.608
1.260.124
1.296.238
Uitgaven
1.191.576
1.284.867
1.271.716
1.282.886
1.291.962
1.302.175
1.302.556
Apparaatsuitgaven
1.085.499
1.182.631
1.171.733
1.192.877
1.201.472
1.211.650
1.212.039
2.2
Apparaatsuitgaven
1.085.499
1.182.631
1.171.733
1.192.877
1.201.472
1.211.650
1.212.039
Personele uitgaven
1.059.640
1.156.726
1.148.007
1.168.438
1.177.321
1.187.505
1.187.718
Eigen personeel
939.719
1.034.891
1.029.368
1.066.927
1.085.732
1.095.663
1.095.768
Externe inhuur
10.930
11.988
11.294
10.961
961
961
961
Overige personele exploitatie
76.015
69.543
64.208
49.429
49.512
49.758
49.878
Kustwacht NL
11.560
14.460
17.532
17.539
17.533
17.540
17.527
Kustwacht CARIB
21.416
25.844
25.605
23.582
23.583
23.583
23.584
Materiële uitgaven
25.859
25.905
23.726
24.439
24.151
24.145
24.321
Overige materiële exploitatie
23.962
23.812
22.305
23.080
22.789
22.784
22.982
Kustwacht NL
93
108
110
108
110
109
87
Kustwacht CARIB
1.804
1.985
1.311
1.251
1.252
1.252
1.252
Programmauitgaven
106.077
102.236
99.983
90.009
90.490
90.525
90.517
2.1
Programmauitgaven
106.077
102.236
99.983
90.009
90.490
90.525
90.517
Opdrachten
105.749
102.156
99.983
90.009
90.490
90.525
90.517
Gereedstelling
30.427
21.964
28.848
18.907
19.389
19.425
19.500
Kustwacht NL
71.847
76.462
67.886
67.886
67.885
67.884
67.801
Kustwacht CARIB
3.475
3.730
3.249
3.216
3.216
3.216
3.216
(Schade)vergoeding
328
80
0
0
0
0
0
Schadevergoeding overig
328
80
0
0
0
0
0
Ontvangsten
12.637
12.324
12.324
12.324
12.324
12.324
12.324
Budgetflexibiliteit
Tabel 11 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
88,5%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
11,5%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Het aandeel «Juridisch verplicht» heeft betrekking op de leveringen van goederen en/of diensten, waarvan overeenkomsten zijn aangegaan voor de financiële instrumenten «opdrachten, personele en materiële uitgaven». Verplichtingen onder gereedstelling betreffen onder meer de operationele rantsoenen en contracten die zijn aangegaan voor het gereedstellen van de eenheden. Bij de personele uitgaven wordt ervan uitgegaan dat het budget voor salarissen, gebaseerd op de organieke sterkte, voor 2026 volledig verplicht is. Daarnaast worden de reeds aangegane verplichtingen voor externe inhuur ook als juridisch verplicht gezien. Voor de personele exploitatie betreft het met name de opleidingen. Onder de materiële uitgaven betreft dit voornamelijk uitgaven voor het zelfstandig aanschaffen van bedrijfsmiddelen. Ook worden er opdrachten gegeven aan o.a. kennisinstituten voor innovatieprojecten.
In totaal is voor 2026 88,5% juridisch verplicht ten opzichte van het totaal beschikbare budget.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Opdrachten
Gereedstelling
Gereedstelling omvat de geraamde uitgaven die worden gedaan voor opwerk- en oefenactiviteiten. Dit betreft onder andere operationele zaken, zoals voeding aan boord van schepen en voeding voor mariniers, de inhuur van oefenterreinen en schietbanen, uitgaven bij havenbezoeken en uitgaven bij lanceringen.
(Schade)vergoeding
Dit betreft allerlei schadevergoedingen. Er is meerjarig geen budget geraamd, omdat de uitgaven tot op heden zeer beperkt zijn.
Personele uitgaven
De personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer, reservisteninzet, lokaal personeel Antillen en inhuur personeel. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen, werving, dienstreizen en overige personeelsgebonden uitgaven.
Materiële uitgaven
Materiële uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit goederen en diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals kantoorinrichting en kantoorartikelen, transport en voorlichting. Daarnaast worden hier de uitgaven voor restaurant gerelateerde diensten, kennisontwikkeling, technologische ontwikkeling en innovatie, schadevergoedingen en kosten voor betalingsverkeer verantwoord.
Groene Draeck
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck worden begroot en verantwoord bij het Ministerie van Defensie zolang de Prinses gebruik maakt van de Groene Draeck. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Ministerie van Defensie zijn afspraken gemaakt over het onderhoud aan de Groene Draeck. In de planperiode 2026 t/m 2030 is maximaal €435.000 (5 maal € 87.000) beschikbaar voor onderhoud, waarbij de daadwerkelijke uitgaven kunnen fluctueren over de jaren heen. Dit budget kan conform de afspraken worden ingezet.
Kustwacht Caribisch gebied
De Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (opgericht in 1996) is een samenwerkingsverband tussen de vier landen in het Koninkrijk der Nederlanden en wordt als zodanig gefinancierd. De Kustwacht oefent haar taken uit binnen het juridisch kader van de Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is een belangrijke partner in de samenwerkingsregeling Versterking Grenstoezicht met Aruba, Curacao en Sint Maarten om het grenstoezicht te versterken. Naast dienstverlenende taken, zoals search and rescue, voert de Kustwacht opsporings- en toezichthoudende taken uit in het Caribisch gebied. Hieronder vallen onder andere drugsbestrijding, algemene politietaken, terrorismebestrijding en grensbewaking. Daarnaast richt de Kustwacht zich op het bestrijden van mensensmokkel, mensenhandel en irreguliere immigratie, omdat de (ei)landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk tussenstation of eindpunt kunnen zijn in de keten van dergelijke praktijken. Voor de uitoefening van haar taken beschikt de Kustwacht over varende, vliegende en rijdende eenheden die worden ingezet rond/op zowel de Boven- als Benedenwindse eilanden.
Het jaarplan en het jaarverslag doorlopen elk een eigen besluitvormingsproces via de Rijksministerraad en parlementaire behandeling, waarin taken, middelen en procesindicatoren worden toegelicht. Het jaarplan wordt voorbereid door de Kustwachtcommissie, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vier landen en één keer per jaar bijeenkomt. De Rijksministerraad stelt het jaarplan van de Kustwacht vast. De Kamer ontvangt de specifieke begroting voor de Kustwacht in het «Jaarplan 2026 Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch Gebied» nadat de Rijksministerraad dit jaarplan heeft vastgesteld.
Kustwacht Nederland
De Kustwacht Nederland is een nationale organisatie, waarvan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) het coördinerend ministerie is. Defensie is de beheerder van de Kustwacht en draagt met de marine en de marechaussee bij aan de dienstverleningstaken (bijvoorbeeld ruimen van explosieven), de handhavingstaken (bijvoorbeeld grensbewaking) en maritime security. Tevens levert de marine de directeur Kustwacht. In bijlage 2 van de begroting van het Mobiliteitsfonds is de overzichtsconstructie Kustwacht Nederland opgenomen. Daarin staat hoe de uitgaven met betrekking tot de Kustwacht Nederland worden begroot op de verschillende hoofdstukken van de rijksbegroting.
Ontvangsten
De geraamde ontvangsten voor het CZSK betreffen onder andere de verkoop van hydrografische zeekaarten en het verrekenen van werk en/of diensten door derden (inclusief internationale partners) zoals personele inzet. De Kustwacht Caribisch gebied ontvangt jaarlijks de exploitatiebijdrage van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten conform het jaarplan KWCARIB.
3.3 Artikel 3 Koninklijke Landmacht
A. Algemene doelstelling
De Koninklijke Landmacht stelt operationele eenheden gereed om in NAVO-verband bij te dragen aan strategische afschrikking. Indien nodig voeren onze militairen, onder de zwaarste omstandigheden, gevechtsoperaties uit om Nederland en het bondgenootschappelijk grondgebied te verdedigen. Landmachteenheden hebben de missie om de grondtroepen van een tegenstander daadwerkelijk te stoppen en te verslaan. De landmacht draagt daarnaast met expeditionaire missies bij aan het bevorderen van de internationale veiligheid en rechtsorde en ondersteunt civiele autoriteiten bij crises- en rampenbestrijding en het verlenen van humanitaire hulp.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landmacht alsmede de mate van gereedheid van de grondgebonden eenheden. De landmacht is verantwoordelijk voor het operationeel gereed stellen en in stand houden van de eenheden. De landmacht is inzetbaar voor zowel internationale als nationale taken. Om de inzetbaarheidsdoelen te bereiken worden de volgende capaciteiten en inzetbare eenheden van de landmacht gereed gesteld. De landmacht zet zich in om toekomstig alle eenheden volledig operationeel gereed te stellen. Defensie rapporteert hierover aan de Kamer via de Stand van Defensie die twee keer per jaar wordt verzonden (begroting en jaarverslag).
Tabel 12 Capaciteiten landmacht
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
BRIGADE COMBAT TEAMVecht en beïnvloedt tegenstanders en de omgeving om gestelde doelen te halen. Dit gebeurt gecoördineerd met alle toegewezen eenheden. Kan worden ingebed in de NAVO-commandostructuur.
Brigade Hoofdkwartier
Levert het vermogen om landoperaties aan te sturen.
Communication & Information Systems
Levert ondersteuning om communicatie en informatie te verzorgen tussen en binnen eenheden.
Joint Intelligence, Surveillance,Target Acquisition & Reconnaissance module (JISTARC module)
Levert aan het brigade hoofdkwartier capaciteit voor de inlichtingenketen. Kan ook inlichtingen verzamelen en analyseren onder civiel gezag.
Brigade Verkenningseskadron
Levert een gevechtseenheid met inlichtingen- en beïnvloedingstaken voor gemotoriseerd en/of gemechaniseerd optreden.
Battle Group
Levert gevechtskracht voor gevechts- en beïnvloedingstaken. Samengestelde gevechtseenheid van bataljonsgrootte inclusief eigen ondersteuning (kent varianten met luchtmobiele-, gemotoriseerde- en gemechaniseerde infanterie en tankeenheden).Kan ook bijdragen aan de gegarandeerde capaciteiten conform interdepartementale afspraken.
Communication and Engagement module
Beïnvloedt spelers en/of actoren in het informatiedomein en draagt bij aan het begrijpen van de omgeving.
Vuursteun Afdeling (artillerie)
Levert grondgebonden indirecte vuursteun.
Genie Bataljon (Inclusief Response chemische, biologische, radiologische en nucleaire capaciteit en Explosieven Opruimingsdienst (EOD) capaciteit)
Conditioneert het terrein voor militaire operaties, versterkt het voortzettingsvermogen van eenheden (mobiliteit, contra-mobiliteit en bescherming) en levert militaire bijstand.
Hospitaal compagnie role 2
Levert een Role-2 chirurgisch hospitaal voor geneeskundige ondersteuning van eenheden. Kan ook onder civiel gezag ingezet worden.
Geneeskundige Compagnie role 1
Levert een role-1 geneeskundige ondersteuning (afvoer, Medical Treatment Facility en vervoer) aan brigade-eenheden.
Herstelcompagnie
Voert correctief en preventief onderhoud uit aan al het materieel ten behoeve van het voortzettingsvermogen van de brigade.
Voorraadcentrum
Levert bevoorrading en transportondersteuning ten behoeve van het voortzettingsvermogen van de brigade. Kan ook onder civiel gezag ingezet worden.
SPECIALE EENHEDEN
Korps Commandotroepen
Levert een Special Operations Land Task Group (SOLTG) voor geplande Speciale Operaties (Foreseeable Special Operations (FSO)) en een SOLTG voor incidentele en onverwachte Speciale Operaties, (Non-Foreseeable Special Operations (NFSO)), met een zeer korte reactietijd.
HEADQUARTERS
NLD/DEU Headquarters
Stuurt landoperaties aan als Land Component Command of als Korps hoofdkwartier en optioneel als Joint Task Force hoofdkwartier.
(RE)DEPLOYMENT HEADQUARTERS
(Re)Deployment Task Force
Stuurt een (re)deployment aan.
AIR- AND MISSILE DEFENCE TASK FORCE (AMDTF)
C2 AMDTF
Levert een Commando- en Engagement element voor het AMDTF.
Logistiek Element
Levert een logistiek element voor het AMDTF.
PATRIOT Fire Unit
Levert een grondgebonden Lucht- en raketverdedigingseenheid voor punt- en gebiedsverdediging.
Norwegian Advanced Surface-to-air Missile System
Levert een grondgebonden luchtverdedigingseenheid voor punt- en gebiedsverdediging.
FIRE UNIT SWP FENNEK
Levert een grondgebonden luchtverdedigingseenheid met STINGER voor punt en gebiedsverdediging.
MAN-PORTABLE AIR DEFENCE SYSTEM
STINGER MANPAD PELOTON
Levert een grondgebonden luchtverdedigingspeloton gespecialiseerd voor maritiem, amfibisch en luchtmobiele inzet.
COUNTER UNMANNED AERIAL SYSTEMS
Counter UAS
Levert een grondgebonden sensor met detectie en identificatiecapaciteit ten behoeve van alarmering van een te beschermen eenheid of object.
PERMANENTE/ STRUCTURELE NATIONALE VEILIGHEID
Territoriaal Operatiecentrum
Levert landelijke operationele aansturing voor de operationele planning, voorbereiding, aansturing en afwikkeling van nationale militaire (crisis)operaties op Nederlands grondgebied zoals bijvoorbeeld in het kader van militaire bijstand en steunverlening tot en met inzet zoals Host Nation Support.
Regionaal Militair Commando en Advies
Regionale aansturing en advies over de hele veiligheidsketen gekoppeld aan een veiligheidsregio en onderdeel van brigadestaven.
Korps Nationale Reserve
Levert in Nederland bewaking en beveiliging voor (tijdelijke) militaire objecten, militaire bijstand aan de politie en assistentie bij rampenbestrijding.
Explosieve Opruimingsdienst Defensie
Mitigeren van explosieve dreiging in alle domeinen, omstandigheden en omgevingen.
CBRN
Levert advies en assistentie voor CBRN dreiging.
C. Beleidswijzigingen
Algemeen
De oorlog in Oekraïne en de veranderende veiligheidssituatie vereisen een landmacht die in staat is grootschalige gevechtsoperaties uit te voeren en te winnen. Daarmee wordt bijgedragen aan de benodigde afschrikking. Het gevecht van verbonden wapens, met als hoeksteen het brigadeniveau, vormt de basis voor het tactische optreden. Alle eenheden ontwikkelen zich momenteel verder met een focus op warfighting. De mens is en blijft daarbij te allen tijde het hart van de Koninklijke Landmacht.
Internationale inzet
De landmacht ondersteunt Oekraïne in beginsel ook in 2026 met trainingen en materieel. Een gevechtseenheid in Litouwen maakt standaard deel uit van de Multinational Battle Group. De primaire taak van de Landmacht is de bijdrage aan afschrikking middels de verdedigingsplannen binnen het NATO Force Model (NFM). Internationaal draagt de landmacht bij aan verschillende missies zoals in Bosnië.
Nationale inzet en evenementen
Landmachteenheden voeren continue een veelvoud aan nationale operaties en steunverleningen uit in het kader van handhaving van de rechtsorde, openbare orde en veiligheid. In het kader van Host Nation Support coördineert en ondersteunt de landmacht onder andere de verplaatsingen van internationale troepen over Nederlands grondgebied. De bijdrage aan het National Defense Plan (NDP) staat centraal als integraal deel van de verdediging van het NAVO-grondgebied.
Middelen
De veiligheidssituatie in Europa vereist een versterking van onze eenheden. De NAVO heeft grote formaties nodig voor haar verdedigingsplannen. In 2026 en verder zien we die versterking vanuit verschillende investeringen materialiseren. Dit gaat de operationele gereedheid van de landmacht flink vergroten. De oorlog in Oekraïne leert ons dat voortzettingsvermogen vereist is. Dat is niet alleen cruciaal om langdurig te kunnen vechten, het heeft vooral ook een afschrikwekkende werking. En afschrikken is onze belangrijkste opdracht.
Internationale militaire samenwerking
Samen met Duitsland draagt de landmacht bij aan de grotere formaties die de NAVO nodig heeft. Dit vertaalt zich ook in gezamenlijke Duits-Nederlandse kennis- en doctrineontwikkeling, operationele behoeftestellingen en verwerving. Ook wordt nauw samengewerkt met tal van andere NAVO-partners als Noorwegen, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten op het gebied van opleidingen, oefeningen en kennisuitwisseling. Missies worden in internationaal verband uitgevoerd.
Gereedstelling
Grotere en veelal internationale oefeningen met een focus op het hoogste geweldsspectrum bereiden de eenheden van de landmacht voor op hun rol binnen de eerste hoofdtaak van de krijgsmacht. Die gereedheid handhaven en verbeteren staat centraal. Om de verdedigingsplannen te beoefenen is de landmacht o.a. gestart met een jaarlijkse oefenserie genaamd FIGHTER LION. Daarnaast blijft de landmacht bijdragen aan de 2e en 3e hoofdtaak.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 Koninklijke Landmacht (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
2.013.456
2.144.326
2.146.803
2.181.470
2.206.335
2.242.515
2.244.126
Uitgaven
2.008.261
2.144.326
2.146.803
2.181.470
2.206.335
2.242.515
2.244.126
Apparaatsuitgaven
1.912.009
2.039.263
2.040.610
2.074.125
2.097.855
2.133.771
2.135.304
3.2
Apparaatsuitgaven
1.912.009
2.039.263
2.040.610
2.074.125
2.097.855
2.133.771
2.135.304
Personele uitgaven
1.888.009
2.002.936
2.005.238
2.037.973
2.061.046
2.097.486
2.098.813
Eigen personeel
1.761.310
1.883.923
1.905.595
1.934.078
1.957.723
1.993.761
1.994.986
Externe inhuur
25.667
37.729
24.890
26.140
24.823
24.914
24.914
Overige personele exploitatie
101.032
81.284
74.753
77.755
78.500
78.811
78.913
Materiële uitgaven
24.000
36.327
35.372
36.152
36.809
36.285
36.491
Overige materiële exploitatie
24.000
36.327
35.372
36.152
36.809
36.285
36.491
Programmauitgaven
96.252
105.063
106.193
107.345
108.480
108.744
108.822
3.1
Programmauitgaven
96.252
105.063
106.193
107.345
108.480
108.744
108.822
Opdrachten
96.059
105.063
106.193
107.345
108.480
108.744
108.822
Gereedstelling
96.059
105.063
106.193
107.345
108.480
108.744
108.822
(Schade)vergoeding
193
0
0
0
0
0
0
Schadevergoeding overig
193
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
7.189
8.054
8.054
8.054
8.054
8.054
8.054
Budgetflexibiliteit
Tabel 14 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
91,0%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
9,0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Het aandeel «Juridisch verplicht» heeft betrekking op de leveringen van goederen en/of diensten, waarvan overeenkomsten zijn aangegaan voor de financiële instrumenten «opdrachten, personele en materiële uitgaven». Verplichtingen onder gereedstelling betreffen onder meer de operationele rantsoenen en contracten die zijn aangegaan voor het gereedstellen van de eenheden. Bij de personele uitgaven wordt ervan uitgegaan dat het budget voor salarissen, gebaseerd op de organieke sterkte, voor 2026 volledig verplicht is. Daarnaast worden de reeds aangegane verplichtingen voor externe inhuur ook als juridisch verplicht gezien. Voor de personele exploitatie betreft het met name de opleidingen. De materiële uitgaven betreffen voornamelijk uitgaven voor het zelfstandig aanschaffen van bedrijfsmiddelen. Ook worden er opdrachten gegeven aan onder meer kennisinstituten voor innovatieprojecten.
In totaal is voor 2026 91,0% juridisch verplicht ten opzichte van het totaal beschikbare budget.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Opdrachten
Gereedstelling
Gereedstelling omvat de ramingen voor uitgaven die worden gedaan voor opwerk- en oefenactiviteiten. Dit betreft onder andere de operationele rantsoenen, voeding en operationele zaken, waaronder het huren van oefenterreinen.
Schadevergoedingen
Dit betreft schadevergoedingen in de breedte. De uitgaven zijn tot heden marginaal waardoor er geen budget is geraamd.
Personele uitgaven
Personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten, uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer, reservisteninzet en inhuur personeel. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen, werving, dienstreizen en overige personeelsgebonden uitgaven.
Materiële uitgaven
Materiële uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit goederen en diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering. Deze uitgaven vallen niet onder de instandhoudingsuitgaven voor materieel, infrastructuur en IT. Daarnaast worden hier de uitgaven voor zelfstandige kleine aanschaffingen, kennisontwikkeling, technologische ontwikkeling en innovatie en kosten voor betalingsverkeer op verantwoord.
Ontvangsten
De ontvangsten bestaan uit de personele ontvangsten en overige ontvangsten. Dit betreft onder andere ontvangsten voortkomend uit salarissen inhoudingen woon-werkverkeer en opleidingen. Ook de ontvangsten die voortkomen uit militaire bijstand en ondersteuning worden op dit artikel verantwoord.
3.4 Artikel 4 Koninklijke Luchtmacht
A. Algemene doelstelling
De Koninklijke Luchtmacht is wereldwijd en in het gehele geweldsspectrum snel en over grote afstand inzetbaar als First Responder. Doel is om vanuit de lucht en de ruimte de juiste effecten te bereiken zodat we tegenstanders afschrikken, of wanneer we onverhoopt toch in een conflict komen, te verslaan. Zowel met onze conventionele als nucleaire taken dragen wij bij aan deze geloofwaardige afschrikking. Met het behalen en behouden van luchtoverwicht en ondersteuning vanuit de lucht en de ruimte zijn wij een cruciale enabler en force multiplier voor de hele krijgsmacht en onze nationale en internationale partners. Daarnaast biedt CLRS hulp bij rampen en dragen we bij aan het bevorderen van de internationale rechtsorde.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de luchtmacht, daarnaast is hij verantwoordelijk voor de mate van gereedheid. De luchtmacht is verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de lucht- en grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht. De luchtmacht is inzetbaar voor zowel (inter)nationale taken als expeditionaire taken. Om de inzetbaarheidsdoelen te bereiken worden de volgende capaciteiten en inzetbare eenheden van de luchtmacht gereed gesteld. Defensie rapporteert hierover aan de Kamer via de Stand van Defensie die twee keer per jaar wordt verzonden (begroting en jaarverslag).
Tabel 15 Capaciteiten luchtmacht
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
JACHTVLIEGTUIGEN
Jachtvliegsquadron
De luchtmacht stelt wereldwijd jachtvliegtuigen gereed voor het verkrijgen en behouden van luchtoverwicht, het ondersteunen van grondtroepen, het neutraliseren van gronddreigingen en verkenningen. Daarnaast geeft Defensie met jachtvliegtuigen invulling aan haar speciale taken. Tenslotte staan jachtvliegtuigen gereed voor het bewaken van het nationale luchtruim, waaronder terroristische dreigingen.
LUCHTRUIMBEWAKING EN -BEVEILIGING
Luchtgevechts-leidingsquadron
De gevechtsleiding levert luchtruimbewaking en -beveiliging voor het NAVO en nationale luchtruim, in samenwerking met jachtvliegtuigen (Quick Reaction Alert (QRA)).
ONBEMANDE VLIEGTUIGEN
Onbemand vliegsquadron
MQ-9 Reaper squadron is ingericht om ISTAR-operaties (Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance) uit te voeren. De verwerkte data wordt beschikbaar gesteld aan (inter)nationale partners.
HELIKOPTERSDe luchtmacht levert wereldwijd helikopters voor of ter ondersteuning van Control of the Air, Air Attack, Air Mobility en ISR (Intelligence, Surveillance and Reconnaissance), zowel zelfstandig als in (inter-) nationaal coalitieverband. De helikopters kunnen, afhankelijk van het type helikopter, worden ingezet vanaf een vliegbasis, te velde of vanaf de schepen van de marine.
Gevechtshelikopter-squadron
Het Apache gevechtshelikoptersquadron kan zelfstandig en ter ondersteuning van grondoperaties worden ingezet voor aanvallen, verkenningen en beveiligingsoperaties.
Transporthelikopter-squadron
Het Chinook transporthelikoptersquadron kan worden ingezet voor de verplaatsing van personeel en materieel, ter ondersteuning van gevechtsoperaties, medische evacuaties of om moeilijk bereikbare locaties te bevoorraden. Ook kunnen de helikopters worden ingezet ter bestrijding van (bos)branden.
Transporthelikopter-squadron
Het Cougar transporthelikoptersquadron kan worden ingezet voor de verplaatsing van personeel en materieel, ter ondersteuning van gevechtsoperaties, medische evacuaties of om moeilijk bereikbare locaties te bevoorraden.
Maritiem helikopter- squadron
Het NH90 maritieme gevechtshelikoptersquadron is in staat om de schepen van de marine te beveiligen tegen oppervlakte- en onderwaterdreigingen. Daarnaast kunnen deze helikopters ook ingezet worden voor transport en medische evacuaties.
LUCHTTRANSPORT
Transportsquadron
Het C-130 transportsquadron wordt ingezet voor Air Mobile, Air Drop, Air Landing en (medische) evacuatie. Deze vliegtuigen kunnen opereren vanaf onverharde banen, met een minimum aan (logistieke) ondersteuning en beschikken over zelfbeschermings-middelen.
C. Beleidswijzigingen
Opdrachten
De Koninklijke Luchtmacht kent geen significante wijzigingen in nationale operaties ten opzichte van het voorgaande jaar.
In 2026 stelt de Koninklijke Luchtmacht zijn wapensystemen primair gereed ten behoeve van het NATO Force Model (NFM). Met de wapensystemen die voor het NFM worden gereedgesteld kunnen ook andere commitments worden aangegaan indien dit niet conflicteert.
Focus in 2026
Door de toegenomen directe dreiging moet de Koninklijke Luchtmacht zich voorbereiden op een oorlog in Europa die mogelijk in de nabije toekomst zal plaatsvinden. De focus van de Luchtmacht is daarbij gericht op het realiseren van de drie strategische doelstellingen Fight Tonight – Fight Tomorrow – Fight Together. De activiteiten van de Luchtmacht zijn afgestemd op deze drie doelstellingen. Met name oefeningen op grotere schaal zijn noodzakelijk, evenals oefeningen op de hogere geweldniveaus en in grotere verbanden, zoals Frisian Flag. Het beschikken over een robuuste hoeveelheid en kwaliteit van middelen, menskracht en voortzettingsvermogen is hierbij randvoorwaardelijk. In 2026 wordt daarom verdere uitvoering gegeven aan de opdrachten uit de Defensienota 2022 en de (voorbereiding op de realisatie van) opdrachten uit de Defensienota 2024.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 16 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 Koninklijke Luchtmacht (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
1.018.102
1.015.291
1.022.291
1.059.440
1.063.150
1.043.707
1.043.690
Uitgaven
942.295
1.030.291
1.022.291
1.059.440
1.063.150
1.043.707
1.043.690
Apparaatsuitgaven
906.534
983.408
984.448
1.024.632
1.028.367
1.009.699
1.010.627
4.2
Apparaatsuitgaven
906.534
983.408
984.448
1.024.632
1.028.367
1.009.699
1.010.627
Personele uitgaven
875.337
937.927
942.204
986.756
984.374
974.403
974.385
Eigen personeel
724.938
794.486
800.865
847.508
852.856
860.643
863.791
Externe inhuur
22.609
30.510
16.571
13.631
10.211
7.294
3.584
Overige personele exploitatie
127.790
112.931
124.768
125.617
121.307
106.466
107.010
Materiële uitgaven
31.197
45.481
42.244
37.876
43.993
35.296
36.242
Overige materiële exploitatie
31.197
45.481
42.244
37.876
43.993
35.296
36.242
Programmauitgaven
35.761
46.883
37.843
34.808
34.783
34.008
33.063
4.1
Programmauitgaven
35.761
46.883
37.843
34.808
34.783
34.008
33.063
Opdrachten
35.695
46.883
37.843
34.808
34.783
34.008
33.063
Gereedstelling
35.695
46.883
37.843
34.808
34.783
34.008
33.063
(Schade)vergoeding
66
0
0
0
0
0
0
Schadevergoeding overig
66
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
17.507
12.111
12.111
12.111
12.111
12.111
12.111
Budgetflexibiliteit
Tabel 17 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
90,0%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
10,0%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Het aandeel «Juridisch verplicht» heeft betrekking op de leveringen van goederen en/of diensten, waarvan overeenkomsten zijn aangegaan voor de financiële instrumenten «opdrachten, personele en materiële uitgaven». Verplichtingen onder gereedstelling betreft onder meer de operationele rantsoenen en contracten die zijn aangegaan voor het gereedstellen van de eenheden. Bij de personele uitgaven in relatie tot eigen personeel wordt ervan uitgegaan dat het budget, gebaseerd op de bezetting, voor salarissen voor 2026 volledig verplicht is. Daarnaast worden de reeds aangegane verplichtingen voor externe inhuur ook als juridisch verplicht gezien. Voor de overige personele exploitatie betreft het met name de opleidingen. Onder de materiële uitgaven betreft dit voornamelijk uitgaven voor kennisinstituten voor innovatieprojecten maar ook bedrijfsmiddelen en dieptereinigingen.
In totaal is voor 2026 90,0% juridisch verplicht ten opzichte van het totaal beschikbare budget.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Opdrachten
Gereedstelling
Gereedstelling omvat de geraamde uitgaven die worden gedaan voor opwerk- en oefenactiviteiten, alsmede de daarbij behorende huur van oefenterreinen en andere operationele zaken. In 2026 staan het gereedstellen voor het NATO Force Model (NFM) en het kunnen acteren op het hoogste geweldsspectrum centraal. Hiertoe zullen er zowel in Nederland als in het buitenland nationale en multinationale oefeningen plaatsvinden. In enkele van deze oefeningen staat het beoefenen van geïntegreerde inzet met de landmacht en/of marine centraal.
Personele uitgaven
Personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten, uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer, reservisteninzet en inhuur personeel. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen (zowel vliegeropleidingen als andersoortige opleidingen), (buitenlandse-) dienstreizen en overige personeelsgebonden uitgaven.
Materiële uitgaven
Materiële uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit goederen en diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals kantoorinrichting en kantoorartikelen, transport en voorlichting. Daarnaast worden hier de uitgaven voor kennisontwikkeling, technologische ontwikkeling en innovatie verantwoord.
Ontvangsten
De geraamde ontvangsten voor het CLRS betreffen voornamelijk de ontvangsten voor het medegebruik dat plaatsvindt op Vliegbasis Eindhoven en Militair Vliegkamp de Kooy.
3.5 Artikel 5 Koninklijke Marechaussee
A. Algemene doelstelling
De Koninklijke Marechaussee (KMar) waakt over de veiligheid van Nederland en het Caribisch gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden. Wereldwijd wordt de marechaussee ingezet op plaatsen van strategisch belang. Van koninklijke paleizen tot aan de buitengrenzen van Europa. Van luchthavens in Nederland en het Caribisch gebied tot oorlogs- en crisisgebieden overal ter wereld. De marechaussee heeft drie hoofdtaken:
1. Grenspolitietaak;
2. Bewaken en beveiligen;
3. (Inter)nationale en militaire politie(zorg)taken.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De taakuitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar ligt niet alleen bij het ministerie van Defensie. Afhankelijk van de betreffende taak is dat het ministerie van Justitie en Veiligheid (inclusief het Openbaar Ministerie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Asiel en Migratie, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie of de burgemeester.
Geplande inzet
Het takenpakket van de KMar is gericht op de veiligheid van de Staat en kent drie hoofdtaken: de grenspolitietaken, bewaken en beveiligen en (inter)nationale en militaire politie(zorg)taken. Deze taken worden (binnen juridische kaders en zo veel mogelijk) informatie- en risico gestuurd verricht door het optimaal benutten van zowel de informatiepositie van de KMar als die van de ketenpartners, in het fysieke en het digitale domein. De KMar heeft in Caribisch Nederland dezelfde taken als in Europees Nederland, hoewel op een andere wettelijke basis. Zo is de KMar onder andere verantwoordelijk voor de grensbewaking van de luchthavens en de zeegrenzen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en verantwoordelijk voor de uitvoering van de politietaak op de door Onze Ministers en Onze Minister van Defensie aangewezen luchthavens op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de beveiliging van de burgerluchtvaart. Op Sint-Eustatius en Saba is de KMar belast met de uitvoering van het vreemdelingentoezicht. De KMar ondersteunt daarnaast het politiekorps Caribisch Nederland. Vanuit de militaire politiezorgtaak is de KMar vanuit haar eigen taakstelling ook aanwezig in de Caribische landen van het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten). Daarnaast levert de KMar op basis van het protocol inzake de inzet van personeel vanuit de flexibele inzetbare pool Koninklijke Marechaussee (hierna: flexpool)ondersteuning aan eerdergenoemde landen, daar waar extra capacitaire inzet of overdracht van kennis en vaardigheden benodigd is. Tevens speelt de KMar in het kader van het protocol over de versterking grenstoezicht in de Caribische landen van het Koninkrijk een grote rol bij de versterking van het grenstoezicht in de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Ook ondersteunt de KMar het International Criminal Court met forensische opsporingsexpertise. Tot slot is de KMar beschikbaar voor militaire bijstand in het gehele Koninkrijk.
1. Grenspolitietaak
De grenspolitietaken van de KMar worden uitgevoerd op basis van de Politiewet 2012, de Vreemdelingenwet 2000 en de Schengengrenscode. Vanuit de grenspolitietaak richt de KMar zich op de bestrijding van irreguliere migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Naast de grenspolitietaken voert de KMar op de aangewezen luchthavens ook de politietaak uit.
2. Bewaken en Beveiligen
De KMar geeft conform artikel 4 Politiewet 2012 uitvoering aan de bewaking en beveiliging van bepaalde objecten, diensten en personen. Als zelfstandige taken zijn opgedragen het waken over de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis, de uitvoering van de politietaak ten behoeve van Nederlandse en andere strijdkrachten, waaronder bewaking en beveiliging van tot die strijdkrachten behorende personen, de beveiliging van de burgerluchtvaart, de uitvoering van de politietaak, waaronder bewaking en beveiliging, op verboden plaatsen alsmede op het terrein van de ambtswoning van de Minister-President en het verrichten van beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van De Nederlandsche Bank N.V. Daarnaast kan de KMar in assistentieverlening aan de politie uitvoering geven aan de bewaking en beveiliging van objecten en diensten alsmede de persoonsbeveiliging van de daartoe door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen personen. Tot slot kan de KMar in (militaire) bijstand aan de politie worden ingezet ten behoeve van persoonsbeveiliging van andere dan door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen personen. Bovendien kan voor overige bewakings- en beveiligingstaken eveneens een beroep worden gedaan op de KMar op grond van hoofdstuk 5 van de Politiewet 2012 (Bijstand).
3. (Inter)nationale en militaire politie(zorg)taken
Om de inzetbaarheidsdoelen ten behoeve van de hoofddoelstellingen van Defensie te bereiken worden de volgende capaciteiten en inzetbare eenheden van de KMar gereed gesteld.
Tabel 18 Capaciteiten marechaussee
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
(INTER)NATIONALE EN MILITAIRE POLITIE(ZORG)TAKEN
Personele Expeditionaire Capaciteit
Levert militairen voor Expeditionaire inzet (NAVO, EU, VN) voor bijvoorbeeld civiele politiemissies.
Crowd and Riot Control (CRC-Peloton)
Levert een peloton voor crowd & riot control voor Defensie als onderdeel van een missie.
Close Protection Capaciteit
Levert een eenheid met speciale beveiligingsopdracht.
Binnen de pijler (inter)nationale- en (militaire) politie(zorg)taken valt een onderscheid te maken tussen militaire politiezorgtaken, civiele vredes- en internationale taken (waaronder de NAVO Militaire Politietaken en Stability Policing taken), defensietaken en de taken van de liaison officieren in het buitenland. In de Politiewet 2012 zijn de militaire politiezorgtaken voor Defensie opgedragen aan de KMar. Door het uitvoeren van die taak, onder het gezag van het Openbaar Ministerie of onder gezag van de burgemeester, levert de KMar een belangrijke bijdrage aan de integriteit van de Krijgsmacht. De uitoefening van deze taken beperkt zich niet alleen tot het Nederlands grondgebied; de KMar gaat ook mee tijdens uitzendingen, inzet en oefeningen van Nederlandse militaire eenheden buiten Nederland.
C. Beleidswijzigingen
Eerste hoofdtaak
De Koninklijke Marechaussee kent in 2026 geen significante wijzigingen ten opzichte van vorig jaar. Vanwege de verslechterde veiligheidssituatie in de wereld, ook aan de grenzen van Europa, is de focus op hoofdtaak 1 van Defensie onverminderd groot. De Koninklijke Marechaussee zal, net als de andere defensieonderdelen, zich moeten richten op het gereed zijn voor de bescherming van het Koninkrijk alsmede het bondgenootschappelijk grondgebied, zowel nu als voor de toekomst. Zonder afbreuk te doen aan de wettelijk aan de KMar opgedragen taken. Het merendeel van deze taken draagt immers rechtstreeks bij aan het waarborgen van de veiligheid van de staat.
Versterking Grensbewaking
De komende jaren staan in het teken van het versterking van het grenstoezicht vanuit de extra middelen die in de voorgaande begroting zijn vrijgemaakt. Er wordt geïnvesteerd in zowel personele capaciteit als ook in IV en technologie op het gebied van grenstoezicht.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 19 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 Koninklijke Marechaussee (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
732.631
835.016
808.689
830.705
892.900
916.814
919.880
Uitgaven
724.415
841.016
808.689
830.705
892.900
916.814
919.880
Apparaatsuitgaven
716.497
833.933
800.942
822.958
884.153
908.067
911.133
5.2
Apparaatsuitgaven
716.497
833.933
800.942
822.958
884.153
908.067
911.133
Personele uitgaven
699.326
815.320
786.522
804.336
856.531
875.901
878.731
Eigen personeel
639.188
772.430
741.435
766.693
817.365
841.173
843.458
Externe inhuur
16.467
6.202
12.640
5.592
5.271
987
1.047
Overige personele exploitatie
43.671
36.688
32.447
32.051
33.895
33.741
34.226
Materiële uitgaven
17.171
18.613
14.420
18.622
27.622
32.166
32.402
Overige materiële exploitatie
17.171
18.613
14.420
18.622
27.622
32.166
32.402
Programmauitgaven
7.918
7.083
7.747
7.747
8.747
8.747
8.747
5.1
Programmauitgaven
7.918
7.083
7.747
7.747
8.747
8.747
8.747
Opdrachten
7.875
7.083
7.747
7.747
8.747
8.747
8.747
Gereedstelling
7.875
7.083
7.747
7.747
8.747
8.747
8.747
(Schade)vergoeding
43
0
0
0
0
0
0
Schadevergoeding overig
43
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
3.365
4.459
4.459
4.459
4.459
4.459
4.459
Budgetflexibiliteit
Tabel 20 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
94,6%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
5,4%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Het aandeel «Juridisch verplicht» heeft betrekking op de leveringen van goederen en/of diensten, waarvan overeenkomsten zijn aangegaan voor de financiële instrumenten «opdrachten, personele en materiële uitgaven». Verplichtingen onder gereedstelling betreft onder meer de operationele rantsoenen en contracten die zijn aangegaan voor het gereedstellen van de eenheden. Bij de personele uitgaven wordt ervan uitgegaan dat het budget voor salarissen, gebaseerd op de organieke sterkte, voor 2026 volledig verplicht is. Daarnaast worden de reeds aangegane verplichtingen voor externe inhuur ook als juridisch verplicht gezien. Voor de personele exploitatie betreft het met name de opleidingen. Onder de materiële uitgaven betreft dit voornamelijk uitgaven voor het zelfstandig aanschaffen van bedrijfsmiddelen. Ook worden er opdrachten gegeven aan o.a. kennisinstituten voor innovatieprojecten.
In totaal is voor 2026 94,6% juridisch verplicht ten opzichte van het totaal beschikbare budget.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Opdrachten
Gereedstelling/instandhouding
Gereedstelling omvat de geraamde uitgaven die worden gedaan voor (de ondersteuning van) de operationele taakuitvoering alsmede voor opwerk- en oefenactiviteiten. Dit betreft o.a. de operationele rantsoenen, civiele taken en operationele zaken, waaronder het huren van oefenterreinen en de inzet van tolken.
Personele uitgaven
Personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer en inhuur personeel. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen, werving, dienstreizen, internationale verhuizingen en overige personeelsgebonden uitgaven. Gelet op het vullingspercentage zoekt de KMar, indien reguliere vulling gelet op de krapte van de arbeidsmarkt niet mogelijk blijkt, naar alternatieve mogelijkheden voor inhuur.
Materiële uitgaven
Materiële uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit goederen en diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals kantoorinrichting en kantoorartikelen, transport, voorlichting. En verder de uitgaven voor evenementenondersteuning, de uitgaven voor kennis, technologische ontwikkeling en innovatie, schadevergoedingen en kosten voor betalingsverkeer.
3.7 Artikel 7 Commando Materieel en IT
A. Algemene doelstelling
Het Commando Materieel en IT (COMMIT) zorgt voor de verwerving van modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie, kleding en uitrusting aan de defensieonderdelen. COMMIT vergroot de impact van de ondersteuning door een integrale en innovatieve aanpak van materieel- en IT-projecten, (wapen)systeem-logistiek en ketenlogistiek.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht. Om de inzetbaarheidsdoelen te bereiken wordt capaciteit en inzetbare eenheden van COMMIT gereed gesteld. De functie van National Armaments Director (NAD) is belegd bij het COMMIT. Uit hoofde hiervan ontwikkelt en versterkt COMMIT de internationale samenwerking op het gebied van IT en materieel (NAVO, EU, multinationaal en bilateraal).
COMMIT ondersteunt bij het bereiken van de drie effecten zoals benoemd in de beleidsagenda: verhogen van de gereedheid en inzetbaarheid, versterking van de gevechtskracht en een verbeterde wendbaarheid van de organisatie. De nadere uitwerking daarvan, inclusief gemaakte keuzes gericht op meer Europese samenwerking, met als gevolg schaalvoordelen en toegenomen interoperabiliteit, is opgenomen in de Defensienota 2024. Voor COMMIT betekent dit onder andere ondersteuning van de transitie naar een informatiegestuurde en technologisch hoogwaardige krijgsmacht, het vergroten van de voorraden (bijvoorbeeld munitie, kleding & uitrusting plus IT-middelen) en diverse verbeteringen op het gebied van projectvoering, inkoop en afstoting van defensiematerieel en personele en logistieke ondersteuning. Specifiek op het gebied van duurzaamheid levert het COMMIT een bijdrage door in toenemende mate biobrandstof te leveren.
Tabel 21 Capaciteiten COMMIT
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
PERMANENTE INCIDENT RESPONSE CAPACITEIT TEN BEHOEVE VAN INFORMATIE SYSTEMEN
Cyber Rapid Response Team (CRRT)van het Defensie Cyber Security Centrum (DCSC)
Levert cyberexpertise op locatie voor incidentcoördinatie, -onderzoek en -afhandeling.
C. Beleidswijzigingen
In het jaar 2026 blijft voor COMMIT de nadruk liggen op de structurele personele groei van de organisatie. Deze groei is nodig om de opdrachten uit de Defensienota 2024 te kunnen uitvoeren. De opdrachten met het daarbij behorende budget zijn opgenomen in het Defensiematerieelbegrotingsfonds.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 22 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Commando Materieel en IT (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
902.229
988.088
901.100
916.207
922.696
922.812
917.600
Uitgaven
902.240
1.012.006
904.176
919.283
925.772
922.812
917.600
Apparaatsuitgaven
709.191
819.211
707.912
719.764
726.408
727.294
722.406
7.2
Apparaatsuitgaven
709.191
819.211
707.912
719.764
726.408
727.294
722.406
Personele uitgaven
687.528
787.215
680.016
690.874
698.639
699.322
699.328
Eigen personeel
558.027
654.789
621.343
632.366
640.934
638.273
638.279
Externe inhuur
95.715
106.662
33.343
32.813
31.799
34.928
34.928
Overige personele exploitatie
33.786
25.764
25.330
25.695
25.906
26.121
26.121
Materiële uitgaven
21.663
31.996
27.896
28.890
27.769
27.972
23.078
Overige materiële exploitatie
21.663
31.996
27.896
28.890
27.769
27.972
23.078
Programmauitgaven
193.049
192.795
196.264
199.519
199.364
195.518
195.194
7.1
Programmauitgaven
193.049
192.795
196.264
199.519
199.364
195.518
195.194
Opdrachten
193.037
192.795
196.264
199.519
199.364
195.518
195.194
Gereedstelling
193.037
192.795
196.264
199.519
199.364
195.518
195.194
(Schade)vergoeding
12
0
0
0
0
0
0
Schadevergoeding overig
12
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
22.507
25.765
25.765
25.765
25.765
25.765
25.765
Budgetflexibiliteit
Tabel 23 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
79,4%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
20,6%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Het aandeel juridisch verplicht heeft betrekking op de leveringen van de financiële instrumenten opdrachten, personele en materiele uitgaven. Verplichtingen onder gereedstelling betreft onder meer de brandstoffen voor inzet van de wapensystemen en voertuigen. Bij de personele uitgaven wordt ervan uitgegaan dat het budget voor salarissen voor 2026 volledig verplicht is. Daarnaast worden de reeds aangegane verplichtingen voor externe inhuur ook als juridisch verplicht gezien. Voor de personele exploitatie betreft het met name de opleidingen. Onder de materiële uitgaven betreft dit voornamelijk uitgaven voor het zelfstandig aanschaffen van bedrijfsmiddelen. Ook worden er opdrachten gegeven aan o.a. kennisinstituten voor innovatieprojecten.
In totaal is voor 2026 79,4% juridisch verplicht ten opzichte van het totaal beschikbare budget.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Gereedstelling
Gereedstelling omvat de geraamde uitgaven voor brandstof en smeermiddelen. De prijzen van met name brandstoffen zijn zeer volatiel als gevolg van de snel wijzigende brandstofprijzen en dollarkoersen.
Personele uitgaven
Personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer en inhuur van personeel. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen, werving, dienstreizen en overige personeelsgebonden uitgaven. COMMIT investeert in de kwaliteit van zijn mensen en de flexibiliteit en diversiteit van het personeelsbestand. De belangrijkste capaciteiten van het COMMIT zijn de kennis en ervaring van het personeel.
Materiële uitgaven
Materiële uitgaven bestaan bij het COMMIT hoofdzakelijk uit goederen en diensten ten behoeve van de bedrijfsvoering, zoals kantoorinrichting en kantoorartikelen.
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen voornamelijk de ontvangsten voor brandstofverstrekkingen (Air-to-air refueling), terug te vorderen btw en terugontvangsten op het programma Foreign Military Sales (FMS).
3.8 Artikel 8 Defensie Ondersteuningscommando
A. Algemene doelstelling
Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) ondersteunt de krijgsmacht in al haar taken. Het DOSCO doet dit door te zorgen voor alle niet-wapensysteemgerelateerde ondersteuning, waaronder personele diensten, zoals werving en opleidingen, maar ook huisvesting, vastgoed, catering, beveiliging, bewaking, facilitaire zaken, gezondheidszorg, logistiek en transport. Het DOSCO voorziet zelf in die ondersteuning en koopt een deel van de producten en diensten in bij organisaties buiten het ministerie van Defensie.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht. Het DOSCO krijgt een gereedstellings-opdracht voor specialistische medische zorg en strategisch transport.
Tabel 24 Capaciteiten DOSCO
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
SPECIALISTISCHE MEDISCHE ZORG
Medisch Team
Levert capaciteit om te voorzien in medische ondersteuning.
STRATEGISCH TRANSPORT
Movement Control-teams (teams van het National Movement Coordination Centre (NMCC) en verplaatsingssondersteuning van CLAS)
Ondersteunen verplaatsingsoperaties zowel nationaal als internationaal van andere inzetbare eenheden.
C. Beleidswijzigingen
Het DOSCO ontwikkelt zich naar een operationele, wendbare en schaalbare organisatie die altijd en overal ondersteuning levert. In vredestijd, maar ook in tijden van een oplopende crisis én in geval van een gewapend conflict. Zo geeft het DOSCO de krijgsmacht een voorsprong in het gevecht. Defensie, en ook het DOSCO, legt daarbij prioriteit op de invulling van hoofdtaak 1 vanwege de verslechterde veiligheidssituatie in de wereld. Nederland heeft een grotere, schaalbare krijgsmacht nodig om bij oplopende spanning meer bij te dragen aan de NAVO én gelijktijdig verantwoordelijkheid te nemen voor nationale taken. Daarom wordt structureel geïnvesteerd in opschaling van de krijgsmacht. Het DOSCO draagt hieraan bij met bijvoorbeeld de opschaling van het dienjaar en het invulling geven aan de nationale weerbaarheidstraining, waarbij het blijft investeren in het opleiden en de persoonlijke ontwikkeling van het defensiepersoneel.
De krijgsmacht moet inzet langer kunnen volhouden, voor de NAVO en nationaal. Met de Defensienota 2024 is al geïnvesteerd in onder meer de operationele ondersteuning die door het DOSCO wordt verzorgd, zoals transport en de geneeskundige keten. Het DOSCO blijft investeren in het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht. De transitie naar een versterkte en snel inzetbare krijgsmacht vraagt om een ondersteuningscommando wat hierbij vroegtijdig aanhaakt, zodat de (financiële) gevolgen voor de ondersteuning goed ingeschat kunnen worden en de ondersteuning tijdig en adequaat georganiseerd kan worden. Hierbij ziet het DOSCO een sterke samenwerking met de maatschappij en (inter)nationale partners als vereiste. Voor de ondersteuning van de krijgsmacht zoekt het DOSCO daarom nadrukkelijk de samenwerking met onder andere civiele bedrijven en kenniscentra om voorbereid te zijn op een grootschalig conflict.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 25 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 Defensie Ondersteuningscommando (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
1.723.254
1.857.403
1.830.514
1.864.145
1.861.633
1.850.230
1.970.048
Uitgaven
1.727.664
1.872.318
1.835.414
1.865.745
1.863.233
1.853.991
1.970.048
Apparaatsuitgaven
1.591.480
1.741.529
1.707.696
1.737.130
1.736.547
1.738.304
1.737.860
8.2
Apparaatsuitgaven
1.591.480
1.741.529
1.707.696
1.737.130
1.736.547
1.738.304
1.737.860
Personele uitgaven
1.135.256
1.275.017
1.260.030
1.278.878
1.289.440
1.306.535
1.306.426
Eigen personeel
810.803
912.318
981.931
1.006.016
1.018.797
1.035.584
1.035.644
Externe inhuur
39.730
44.248
4.176
3.345
3.345
3.345
3.345
Overige personele exploitatie
266.395
297.912
253.304
248.874
247.446
247.746
247.527
Attaches
18.328
20.539
20.619
20.643
19.852
19.860
19.910
Materiële uitgaven
456.224
466.512
447.666
458.252
447.107
431.769
431.434
Overige materiële exploitatie
446.103
458.786
440.092
450.861
439.833
424.678
424.382
Attaches
10.121
7.726
7.574
7.391
7.274
7.091
7.052
Programmauitgaven
136.184
130.789
127.718
128.615
126.686
115.687
232.188
8.1
Programmauitgaven
136.184
130.789
127.718
128.615
126.686
115.687
232.188
Opdrachten
320
6.500
0
0
0
0
0
Gereedstelling
320
6.500
0
0
0
0
0
(Schade)vergoeding
135.864
124.289
127.718
128.615
126.686
115.687
232.188
Schadevergoeding overig
7.983
13.454
9.365
9.376
9.382
9.383
9.384
Nationaal Fonds Ereschuld
127.600
110.335
114.035
114.921
112.986
101.986
218.486
Reservering schadevergoedingen Chroom-6 Defensie
281
500
4.318
4.318
4.318
4.318
4.318
Ontvangsten
73.274
74.195
72.995
72.995
72.995
72.995
72.995
Budgetflexibiliteit
Tabel 26 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
62,3%
bestuurlijk gebonden
6,6%
beleidsmatig gereserveerd
31,1%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Het aandeel «juridisch verplicht» heeft betrekking op de leveringen van goederen en/of diensten, waarvan overeenkomsten zijn aangegaan voor de financiële instrumenten «opdrachten, personele en materiële uitgaven». Bij de personele uitgaven wordt ervan uitgegaan dat het budget voor salarissen, gebaseerd op de organieke sterkte, voor 2026 volledig verplicht is. Daarnaast worden de reeds aangegane verplichtingen voor externe inhuur ook als juridisch verplicht gezien. Voor de personele exploitatie betreft het met name de opleidingen en lopende contracten voor werven personeel en juridische dienstverlening. Onder de materiële uitgaven betreft dit voornamelijk uitgaven voor het zelfstandig aanschaffen van bedrijfsmiddelen, de defensiebrede facilitaire ondersteuning en catering.
Het percentage bestuurlijk gebonden verplichtingen betreft de volledige regelingen voor schadevergoedingen, het Nationaal Fonds Ereschuld en de Reservering schadevergoedingen Chroom 6.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Personele uitgaven
Personele uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen, woon-werkverkeer en inhuur van het personeel. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen, werving, dienstreizen, internationale verhuizingen en overige personeelsgebonden uitgaven. De salarissen van het attaché personeel worden afzonderlijk gepresenteerd, omdat deze uitgaven onder het Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) attachébudget vallen.
Materiële uitgaven
Onder materiële uitgaven worden de geraamde uitgaven voor overige materiële exploitatie en de attachés weergegeven. De uitgaven voor de overige materiële exploitatie bestaan onder andere uit catering, facilitaire dienstverlening, mediadienstverlening, gezondheidszorg, beveiliging, energie en water, schoonmaak en wereldwijd transport van personen en goederen.
Schadevergoeding
De uitgaven voor het Nationaal Fonds Ereschuld worden bij het DOSCO verantwoord onder het financieel instrument schadevergoeding. Dit fonds is ingesteld voor militairen die een handicap, trauma of andere aandoening hebben opgelopen tijdens missies naar het buitenland. Hierin zijn de budgetten voor schadevergoedingen en regelingen voor schadevergoedingen voor veteranen ondergebracht. De uitgaven hiervoor kennen een fluctuerend verloop en meer (jonge) veteranen doen een beroep op compensatie. De Belastingdienst heeft bepaald dat Defensie over de schadevergoedingen vanuit de Regeling Volledige Schadevergoeding (RVS) in het NFE geen belasting meer verschuldigd is. Het te verwachten overschot dat door deze terugbetaling in 2025 ontstond, is doorgeschoven naar latere jaren als reservering voor de in latere jaren te verwachten uit te keren schadevergoedingen.
4. Niet-beleidsartikelen
4.1 Artikel 9 Algemeen
Algemene doelstelling
Het kerndepartement voert een aantal defensiebrede taken uit. Dit zijn het verstrekken van subsidies voor defensie-gerelateerde (maatschappelijke) taken, het bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken, de bekostiging van instellingen voor kennisopbouw, het bijdragen aan internationale organisaties, het uitvoeren van opdrachten, schadevergoedingen en de bijdrage aan rijksbrede en defensiebrede beleidsopdrachten.
A. Budgettaire gevolgen
Tabel 27 Budgettaire gevolgen artikel 9 Algemeen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
254.611
267.532
280.444
284.338
282.686
297.690
335.228
Uitgaven
260.323
268.134
281.046
284.940
283.288
298.292
335.263
9.1
Programmauitgaven
260.323
268.134
281.046
284.940
283.288
298.292
335.263
Subsidies (regelingen)
54.215
51.633
56.899
54.177
58.236
58.237
58.236
Subsidies
54.215
51.633
56.899
54.177
58.236
58.237
58.236
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
89.477
76.144
89.352
87.172
77.521
75.285
75.397
Kennisopbouw TNO via EZ
81.036
64.601
78.009
76.677
67.826
66.076
66.076
Kennisopbouw NLR via EZ
4.177
6.205
6.005
5.157
4.357
3.557
3.557
Kennisopbouw MARIN via EZ
4.264
5.183
5.183
5.183
5.183
5.183
5.183
Overige Bijdragen
0
155
155
155
155
469
581
Opdrachten
12.695
21.650
13.369
12.644
13.439
13.410
13.468
Opdrachten beleid
7.576
7.861
7.305
6.307
7.074
7.058
7.059
opdrachten milieu beleid
5.119
13.789
6.064
6.337
6.365
6.352
6.409
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
83.501
98.554
114.674
124.601
128.082
145.350
182.152
Bijdrage aan de NAVO
72.611
88.550
104.674
110.482
119.347
136.679
173.348
Bijdrage aan internationale samenwerking
10.890
10.004
10.000
14.119
8.735
8.671
8.804
Bekostiging
6.099
4.141
4.141
4.141
4.141
4.141
4.141
Bekostiging diverse instellingen
6.099
4.141
4.141
4.141
4.141
4.141
4.141
Inkomensoverdrachten
147
4.242
742
336
0
0
0
Overige bijdragen
147
4.242
742
336
0
0
0
(Schade)vergoeding
14.189
11.770
1.869
1.869
1.869
1.869
1.869
Schadevergoeding overig
4.733
1.870
1.869
1.869
1.869
1.869
1.869
Regeling Chroom 6 Defensie
904
9.200
0
0
0
0
0
Civielrechtelijke Regeling Srebrenica 2020
8.166
700
0
0
0
0
0
Vrijwillige Bijdrage Hawija
386
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
0
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
Het percentage juridisch verplicht ten opzichte van het beschikbare budget in 2026 is 1,2%. Het percentage bestuurlijk gebonden is 89,9% en het percentage beleidsamtig gebonden is de overige 8,9% .
B. Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Defensie verleent subsidies aan instellingen die een toegevoegde (maatschappelijke) waarde hebben, en die defensiebeleid voor bijzondere doelgroepen uitvoeren, omdat zij hierin gespecialiseerd zijn (waaronder veteranen). De defensiesubsidies worden verleend met als doel instandhouding van de instellingen, zodat deze hun toegevoegde waarde kunnen blijven leveren. De subsidies zijn gecategoriseerd in subsidies voor veteranenzorg en subsidies voor cultureel erfgoed en tradities. Daarnaast worden subsidies verstrekt aan onderwijs en kennis- en technologieontwikkeling. Bijlage 6.2 geeft een overzicht van de subsidies weer.
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken
Defensie draagt bij aan kennisopbouw en innovatie-ontwikkeling. Het Maritiem Research Instituut (MARIN), het Koninklijk Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) en de Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) ontvangen een jaarlijkse bijdrage om hun defensie-specifieke kennisbasis in stand te houden. Vanuit de opgebouwde kennis laat Defensie zich adviseren en ondersteunen bij de beleidsvorming, verwerving en onderhoud van materieel, opleiding en training, bedrijfsvoering en operationeel optreden. Met de uitvoering van onderzoeksprogramma’s en -projecten krijgt de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025-2029 invulling. De overige bijdragen aan begrotingshoofdstukken zijn de bijdragen aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de instandhouding van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en de Atlantische Commissie.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Defensie draagt jaarlijks bij aan de gemeenschappelijke financiering van NAVO-capaciteiten. Tijdens de NAVO-top in Madrid (2022) is een jaarlijkse groei van het gemeenschappelijk budget vastgesteld wat ook leidt tot een jaarlijkse groei van de Nederlandse contributiebijdragen.
Opdrachten
Het budget voor opdrachten betreft voornamelijk de jaarlijkse bestedingen aan derden voor de ondersteuning van beleid en rechtspositionele ondersteuning. Daarnaast zijn ook beleidsuitgaven voor het defensiebreed implementeren van energie- en milieuwetgeving (stikstof en omgevingswet) hier onderdeel van.
Bekostiging
‘Bekostiging’ zijn bijdragen aan instellingen, zoals de Stichting Faciliteiten Centraal Georganiseerd Overleg Militairen en de ondersteuning van organisaties die deel uitmaken van de sector Defensie.
Schadevergoedingen
De schadevergoedingen (voorheen: Inkomensoverdrachten) zijn bestemd voor doelgroepen die schade ondervinden van defensiebeleid.
4.2 Artikel 10 Apparaat Kerndepartement
Algemene doelstelling
De Bestuursstaf, bestaande uit het Directoraat-Generaal Beleid, Ressort PSG, de Defensiestaf, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de bijzondere organisatie eenheden, stuurt het beleid voor en het toezicht op Defensie. De Bestuursstaf adviseert en ondersteunt ook de bewindspersonen bij het besturen van de organisatie en het afleggen van verantwoording aan het parlement. De uitgaven die daarmee gemoeid zijn, zijn vooral salarissen voor burger- en militair personeel, persoonsgebonden uitgaven, externe inhuur en overige exploitatie.
Om de inzetbaarheidsdoelen te bereiken worden de volgende capaciteiten en inzetbare eenheden (budgettair vallend onder het kerndepartement, aansturing door CDS) gereed gesteld.
Tabel 28 Capaciteiten CDS
Capaciteit
Inzetbare eenheid
Omschrijving
NLD SPECIAL OPERATIONS COMMAND AND CONTROL
Opschaalbare expeditionaire stafcapaciteit
Aansturen en coördineren van niet-geplande nationale en/of internationale speciale operaties met een korte reactietijd.
Composite Special Operations Component Command
Het Nederlandse deel, in een gezamenlijk hoofdkwartier met Belgie en Denemarken, coordineert de Speciale Operaties en inzet van speciale eenheden.
DEFENSIE CYBER COMMANDO (DCC)
Militaire Cyber Operaties
Levert cybereffecten die bijdragen aan de bescherming van Nederland en de Nederlandse belangen in de wereld.
JOINT FORCE COMMAND (JFC) i.o.
Real time monitoren, coordineren en aansturen krijgsmacht op operationeel niveau
Creeert het vermogen om de krijgsmacht in een grootschallig conflict ('oorlog') te kunnen aansturen, zowel voor het gevecht als zodanig als nationale beveiliging (homeland security) en Host Nation Support (HNS). Dit alles onder gelijktijdig vermogen om andere operaties uit te (laten) voeren, zoals Hoofdtaak 2 en speciale operaties.
De bijzondere organisatie eenheden van de Bestuursstaf bestaan uit de Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht (IGK), Inspecteur-Generaal Veiligheid (IGV) die aan het hoofd staat van de Inspectie Veiligheid Defensie (IVD), de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA), de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG), de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), Diensten Geestelijke Verzorging (DGV) en het Militair Huis van de Koning (MHK).
A. Budgettaire gevolgen
Tabel 29 Budgettaire gevolgen artikel 10 Apparaat Kerndepartement (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
2.042.041
1.933.178
10.233.611
1.715.146
1.707.593
1.694.583
1.683.790
Uitgaven
1.991.550
1.960.645
10.253.237
1.721.696
1.712.474
1.696.574
1.683.499
10.2
Apparaatsuitgaven
1.991.550
1.960.645
10.253.237
1.721.696
1.712.474
1.696.574
1.683.499
Personele uitgaven
1.963.070
1.906.863
10.185.863
1.651.385
1.636.116
1.639.378
1.625.794
Eigen personeel
442.954
528.133
581.123
606.103
612.298
614.116
613.906
Externe Inhuur
34.603
75.525
45.643
22.513
15.746
22.511
22.511
Overige personele exploitatie
35.824
40.282
36.507
37.688
35.899
35.988
35.986
Uitkeringen (pensioenen en wachtgelden)
1.449.689
1.262.923
9.522.590
985.081
972.173
966.763
953.391
Materiële uitgaven
28.480
53.782
67.374
70.311
76.358
57.196
57.705
Overige materiële exploitatie
28.480
53.782
67.374
70.311
76.358
57.196
57.705
Ontvangsten
9.142
8.309
8.102
8.102
8.102
8.102
8.102
Budgetflexibiliteit
Tabel 30 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
99,1%
bestuurlijk gebonden
0%
beleidsmatig gereserveerd
0,9%
nog niet ingevuld/ vrij te besteden
0%
Het percentage juridisch verplicht ten opzichte van het beschikbare budget in 2026 is 95,6 %. Het percentage beleidsmatig gebonden is de overige 4,4%.
B. Toelichting op de financiële instrumenten
Personele uitgaven
De personele uitgaven bestaan uit salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen en reiskosten woon-werkverkeer. De overige personele exploitatie bestaat uit opleidingen, dienstreizen en overige persoonsgebonden uitgaven.
De post Uitkeringen betreft de militaire pensioenen, AOW-gat compensatie, Uitkering Gewezen Militairen en verstrekking van uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid, waaronder het Sociaal Beleidskader en overige regelingen voor voormalig defensiepersoneel.
Sinds 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking getreden. Daarmee is een overgangsfase gestart waarin afspraken worden gemaakt tussen sociale partners over het invaren van bestaande pensioenen in het nieuwe pensioenstelsel. Uiterlijk per 1 januari 2028 moeten alle pensioenen zijn ondergebracht (ingevaren) in het nieuwe stelsel. Dit invaren in het nieuwe pensioenstelsel is alleen mogelijk voor kapitaalgedekte pensioenen. Voor Defensie betekent deze nieuwe pensioenwet dat de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen opgebouwd vóór 1 juni 2001 moeten worden omgezet naar kapitaaldekking. Deze omzetting, de zogenoemde affinanciering, is voorzien per 31 december 2026. Tot deze overgang naar het nieuwe pensioenstelsel worden deze pensioenen rechtstreeks uit de Defensiebegroting betaald en is er nog geen kapitaal opgebouwd bij de pensioenuitvoerder Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
De affinanciering houdt in dat Defensie medio december 2026 de netto contante waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen in de vorm van een voorlopige inkoopsom in één keer betaalt aan het ABP. De dekkingsgraad van Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), de rentetermijnstructuur en het aantal pensioendeelnemers op het moment van invaren (31 december 2026) zijn bepalend voor de definitieve inkoopsom. In 2027 kan deze definitieve inkoopsom pas worden vastgesteld en vindt er een definitieve afrekening plaats tussen Defensie en het ABP. De definitieve inkoopsom kan hoger of lager dan de voorlopige inkoopsom zijn.
Voor de affinanciering is bij de Voorjaarsnota 2023 voor het eerst een reservering getroffen op de Aanvullende Post bij Financiën van 8,5 miljard euro9. Deze reservering is bij de Voorjaarsnota 2025 op basis van de destijds meest recente inzichten over de rentetermijnstructuur, dekkingsgraad en de ingangsdatum van de nieuwe pensioenregeling geactualiseerd naar 8,15 miljard euro10. De huidige inschatting van de benodigde middelen voor de voorlopige inkoopsom zijn via een overboeking overgeheveld van de Aanvullende Post naar de Defensiebegroting. De Defensiebegroting wordt daarmee eenmalig in 2026 verhoogd. Daarnaast is het budget dat bestemd was voor de toekomstige begrotingsgefinancierde pensioenuitkeringen vanaf 2027 meerjarig met 375 miljoen euro per jaar afgeboekt omdat de noodzaak hiertoe met de affinanciering van de begrotingsgefinancierde pensioenen komt te vervallen. Met hoeveel jaar de meerjarige reeks wordt verlaagd is afhankelijk van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen op 31 december 2026. Dit wordt in 2027 berekend.
Het uitgangspunt is dat de invoering van de Wtp geen effect mag hebben op de defensie-uitgaven relevant voor de NAVO-norm. De betaling van de voorlopige inkoopsom in december 2026 en de afrekening in 2027 worden daarom niet toegerekend als defensie-uitgaven voor de NAVO-norm. Vanaf 2027 wordt jaarlijks de vrijvallende reeks ad 375 miljoen euro extracomptabel bijgeteld aan defensie-uitgaven voor de NAVO-norm. De verwachte toekomstige pensioenuitkeringen op 31 december 2026 bepalen hoeveel jaar Defensie extracomptabel de uitgaven zal bijtellen. Dit wordt in 2027 definitief vastgesteld.
Materiele uitgaven
De komende jaren wordt tevens aandacht besteed aan vastgoed, duurzaamheid (in het bijzonder stikstof) en omgeving. De Verduurzaamroute Vastgoed en de roadmap Energietransitie worden gebruikt voor het aanjagen van innovatie. Verder draagt de verduurzaming bij aan de reductie van CO2 en stikstof. Tevens zal de komende jaren aandacht worden besteed aan het programma Defensie Open Op Orde om te voldoen aan vigerende wet- en regelgeving. Tot slot bereidt Defensie zich verder voor op de omgevingswet in de rol van zowel aanvrager als verlener van vergunningen.
4.3 Artikel 11 Geheim
Algemeen
Het niet-beleidsartikel Geheim op basis van artikel 2.8 van de Comptabili-teitswet 2016 kent geen artikelonderdelen. Dit niet-beleidsartikel is bestemd voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten waarvoor geldt dat openbaarmaking via toedeling aan een expliciet beleidsartikel niet in het belang van de Staat is.
A. Budgettaire gevolgen
Tabel 31 Budgettaire gevolgen artikel 11 Geheim (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
18.333
25.049
19.631
21.220
21.220
21.220
21.220
Uitgaven
18.333
25.049
19.631
21.220
21.220
21.220
21.220
11.0
Geheim
18.333
25.049
19.631
21.220
21.220
21.220
21.220
Geheim
18.333
25.049
19.631
21.220
21.220
21.220
21.220
Geheim
18.333
25.049
19.631
21.220
21.220
21.220
21.220
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
B. Toelichting op de financiële instrumenten
De geheime uitgaven worden jaarlijks toegelicht aan het college van de Algemene Rekenkamer en het bevat tevens het budget voor MIVD gerelateerde uitgaven ten behoeve van internationale inzet.
4.4 Artikel 12 Nog onverdeeld
Algemeen
Het niet-beleidsartikel Nog onverdeeld bestaat uit verplichtingen, uitgaven en ontvangsten. Uitgaven worden onderverdeeld naar loonbijstelling, prijsbijstelling, nog onverdeeld en een eventuele taakstelling (negatief bedrag).
A. Budgettaire gevolgen
Tabel 32 Budgettaire gevolgen artikel 12 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Art.
Verplichtingen
0
93.394
522.082
830.320
968.719
1.026.692
1.101.366
Uitgaven
0
93.394
522.082
830.320
968.719
1.026.692
1.101.366
12.3
Nog onverdeeld Loon
0
70.354
236.271
248.372
222.041
213.867
210.452
Nog onverdeeld Loon
0
70.354
236.271
248.372
222.041
213.867
210.452
Nog onverdeeld Loon
0
70.354
236.271
248.372
222.041
213.867
210.452
12.4
Nog onverdeeld Prijs
0
23.040
285.811
581.948
746.678
812.825
890.914
Nog onverdeeld Prijs
0
23.040
285.811
581.948
746.678
812.825
890.914
Nog onverdeeld Prijs
0
23.040
285.811
581.948
746.678
812.825
890.914
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
B. Toelichting op de financiële instrumenten
Artikel 12 is een begrotingstechnisch artikel van waaruit diverse doorverdelingen plaatsvinden naar andere artikelen van de defensiebegroting.
5. Begroting agentschappen
5.1 Paresto
Algemeen
Het baten-lastenagentschap Paresto maakt deel uit van het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO). Paresto is een professionele interne cateringorganisatie die in opdracht van Defensie een pakket aan cateringondersteuning levert aan haar gehele organisatie en aan (NAVO)-bondgenoten op Nederlands grondgebied. Dit gebeurt met een sterke focus op kwaliteit én met de wensen van gasten en opdrachtgevers als uitgangspunt.
Begroting van baten en lasten
Tabel 33 Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2026 (bedragen x € 1.000)
Laatste vastgestelde begroting t-1
t
t+1
t+2
t+3
t+4
Baten
- Baten als tegenprestatie voor de levering van producten en/of diensten
55.766
60.035
60.635
61.235
61.836
62.436
Catering
55.766
60.035
60.635
61.235
61.836
62.436
waarvan product/dienst B
0
0
0
0
0
0
waarvan product/dienst C
0
0
0
0
0
0
- Baten als tegenprestatie voor levering van input
49.565
50.191
52.168
54.123
56.154
58.165
Aanneemsom Defensie
49.382
49.994
51.968
53.920
55.948
57.956
Aanneemsom Overige
183
197
200
203
206
209
waarvan bijdrage aan C
0
0
0
0
0
0
Rentebaten
1.000
900
900
900
900
900
Vrijval voorzieningen
0
0
0
0
0
0
Bijzondere baten
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
106.331
111.126
113.703
116.258
118.890
121.501
Lasten
Apparaatskosten
106.172
110.900
113.346
115.852
118.483
121.099
- Personele kosten
66.423
68.148
70.187
72.229
74.336
76.502
waarvan eigen personeel
60.715
62.489
64.364
66.238
68.169
70.156
waarvan inhuur externen
5.072
5.004
5.155
5.304
5.460
5.618
waarvan overige personele kosten
636
655
668
687
707
728
- Materiële kosten
39.749
42.752
43.159
43.623
44.147
44.597
waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
waarvan bijdrage aan SSO's
0
0
0
0
0
0
waarvan overige materiële kosten
39.749
42.752
43.159
43.623
44.147
44.597
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten
0
0
0
0
0
0
Rentelasten
0
0
0
0
0
0
Afschrijvingskosten
159
226
357
406
407
402
- Materieel
159
226
357
406
407
402
waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
waarvan overige materiële afschrijvingskosten
159
226
357
406
407
402
- Immaterieel
0
0
0
0
0
0
Overige lasten
0
0
0
0
0
0
waarvan dotaties voorzieningen
0
0
0
0
0
0
waarvan bijzondere lasten
0
0
0
0
0
0
Totaal lasten
106.331
111.126
113.703
116.258
118.890
121.501
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening
0
0
0
0
0
0
Agentschapsdeel Vpb-lasten
0
0
0
0
0
0
Saldo van baten en lasten
0
0
0
0
0
0
Toelichting bij begroting baten en lasten
Baten
Baten als tegenprestatie voor de levering van producten en/of diensten
Hieronder vallen alle aan afnemers doorberekende omzetten voor de geleverde catering producten en diensten. De toename van de omzet ten opzichte van 2025 is te verklaren door de groei van dienstverlening. Tevens heeft het doorberekenen van stijgende inkoopprijzen in de verkoopprijzen voor zowel ingrediënten als personeel een impact op de omzet.
Baten als tegenprestatie voor levering van input
Deze baten bestaan uit de aanneemsom en de opbrengst die Paresto in rekening brengt voor de lakei van de Dienst Koninklijk Huis. De aanneemsom bestaat uit de aan de opdrachtgever in rekening gebrachte bedragen om conform de opgestelde afspraken ondersteuning te leveren op de locaties. De toename vindt zijn grondslag in de effecten van nieuwe arbeidsvoorwaarden.
Rentebaten
De rentebaten betreffen de (te) ontvangen rentebaten over het rekening courant saldo bij het Ministerie van Financiën.
Lasten
Personele kosten
Een deel van de stijging van de personele kosten wordt veroorzaakt door nieuwe arbeidsvoorwaarden van zowel defensiepersoneel als de externe inhuur waar Paresto daar waar nodig een beroep op doet. Het gebruik maken van uitzendkrachten is bijvoorbeeld het geval bij het vervangen van zieke collega’s, piekdrukte of noodzakelijke inzet tijdens (grote) evenementen. Gezien de ontwikkelingen op de flexibele arbeidsmarkt en een significante stijging van de kosten voor externe inhuur zoekt Paresto naar mogelijkheden om het gebruik van externe inhuur te beperken. Deels zal dit gebeuren door een uitbreiding van het defensiepersoneel.
Materiële kosten
De materiële kosten bestaan voornamelijk uit ingrediëntskosten van de omzet. De stijging is derhalve gerelateerd aan de groei van de omzet. Naast deze ingrediëntskosten bevat deze post ook exploitatiekosten van zowel het servicekantoor als de locaties en de afleverkosten van de grootste leverancier. Deze kosten blijven redelijk stabiel over de jaren heen.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten hebben betrekking op de (verwachte) aanschaf van divers materieel dat niet (initieel) via een ander assortiment aangeschaft kan worden.
Kasstroomoverzicht
Tabel 34 Kasstroomoverzicht over het jaar 2025 (bedragen x € 1.000)
Stand slotwet t-2
Vastgestelde begroting
t
t+1
t+2
t+3
t+4
1.
Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen
17.907
11.935
11.935
11.735
10.710
10.685
10.660
+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom
104.436
106.331
111.126
113.703
116.258
118.890
121.501
-/- totaal uitgaven operationele kasstroom
‒ 109.914
‒ 106.331
‒ 111.126
‒ 113.703
‒ 116.258
‒ 118.890
‒ 121.501
2.
Totaal operationele kasstroom
‒ 5.478
0
0
0
0
0
0
-/- totaal investeringen
‒ 8
0
‒ 200
‒ 1.025
‒ 25
‒ 25
‒ 25
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
0
0
0
0
0
0
0
3.
Totaal investeringskasstroom
‒ 8
0
‒ 200
‒ 1.025
‒ 25
‒ 25
‒ 25
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
‒ 486
0
0
0
0
0
0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement
0
0
0
0
0
0
0
-/- aflossingen op leningen
0
0
0
0
0
0
0
+/+ beroep op leenfaciliteit
0
0
0
0
0
0
0
4.
Totaal financieringskasstroom
‒ 486
0
0
0
0
0
0
5.
Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
11.935
11.935
11.735
10.710
10.685
10.660
10.635
Toelichting bij het kasstroomoverzicht
In het overzicht van de kasstromen staat de meerjarige verwachting van de omvang centraal, alsmede de besteding van de beschikbare investeringsruimte en de liquiditeitsverwachting. De beoogde investeringen in 2027 betreffen de aanschaf van een nieuwe kledinglijn. De financiering zal gebeuren vanuit eigen middelen.
Niet zichtbaar in het overzicht is de in 2025 gedane uitkering aan het moederdepartement van € 0,8 miljoen in het kader van de verplichte afroming van het Eigen Vermogen boven de gestelde limiet. Deze afroming heeft inmiddels plaatsgevonden, maar had nog niet plaatsgevonden ten tijde van het opleveren van de vastgestelde begroting 2025. Voor 2024 is de vergelijkbare transactie (€ 0,5 miljoen) wel opgenomen daar het hier de stand slotwet t-2 betreft.
Doelmatigheidsparagraaf
Onderstaande tabel is onderverdeeld in een generiek deel en een specifiek deel. Deze indeling vloeit voort uit de aard van de ondersteuning door Paresto en de sturing op de bruto marge van de locaties. De hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd. Ondergenoemde indicatoren worden beschouwd naar aanleiding van de gewijzigde governance.
Tabel 35 Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Stand slotwet t-2
Vastgestelde begroting t-1
t
t+1
t+2
t+3
t+4
Omschrijving Generiek Deel
Totaal omzet verkopen (x € 1.000)
55.633
55.766
60.035
60.635
61.235
61.836
62.436
Vte'n totaal
841
867
884
893
901
908
917
- waarvan in eigen dienst
779
827
847
855
863
870
878
- waarvan inhuur
62
40
37
38
38
38
39
Saldo van baten en lasten (%)
1,4%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Omschrijving Specifiek Deel
Aantal locaties
76
77
77
77
77
77
77
Productiviteit per medewerker (omzet per Vte)
66.151
64.321
67.913
67.900
67.963
68.101
68.087
% Ziekteverzuim
7,9%
8,5%
8,5%
8,5%
8,5%
8,5%
8,5%
% Bruto marge locaties
34,0%
33,4%
35,0%
35,0%
33,7%
33,5%
33,4%
Toelichting
Totaal omzet verkopen
Dit betreft de gehele omzet welke verkregen is uit de in rekening gebrachte verkopen voor verrichte leveranties en diensten. De stijging ten opzichte van 2024 is een gevolg van verwachte groei.
Totaal VTE
Dit betreft het gemiddelde VTE over het jaar gesplitst naar in eigen dienst en inhuur. De investering in eigen personeel wordt voortgezet. Dit geldt niet alleen voor de operatie, maar ook voor het ondersteunend personeel op het servicekantoor.
Saldo van baten en lasten (%)
Dit wordt berekend door het gerealiseerde resultaat te delen door baten.
Aantal locaties
Dit betreft het aantal locaties waar Paresto aanwezig is als leverancier van de standaard catering activiteiten. Ten opzichte van 2024 (t-2) wordt de locatie Bunnik in gebruik genomen.
Productiviteit per medewerker
Dit wordt berekend door Totaal omzet verkopen te delen door Totaal VTE. Omdat voor toekomstige jaren geen rekening gehouden wordt met prijseffecten blijft de productiviteit stabiel.
Ziekteverzuim
Dit wordt berekend door het aantal ziektedagen te delen door de werkelijke personeelssterkte maal het aantal kalenderdagen van een maand. Paresto hanteert een eigen norm van 8,5% waarmee geanticipeerd wordt op een hoger verzuim dan gemiddeld vanwege een hoge gemiddelde leeftijd.
Brutomarge locaties %
Dit is het percentage van totale omzet verkopen verminderd met ingrediëntskosten ten opzichte van de totale omzet verkopen. De daling van het percentage voor de komende jaren is een gevolg van de gestegen afname die tot een hoger absoluut margebedrag leidt.
6. Bijlagen
6.1 Bijlage Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak
Tabel 36 Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen Ministerie van Defensie
Naam organisatie
ZBO/RWT
Begrotingsartikel
Begrotingsramingen 2026
Uitgevoerde evaluatie ZBO onder Kaderwet
Volgende evaluatie ZBO
Stichting Nederlands Veteraneninstituut (NLVi)
RWT
Niet beleidsartikel 9: Algemeen
€ 29,9 miljoen
Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD)
RWT
Niet beleidsartikel 9: Algemeen
€ 20,4 miljoen
Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek (SWOON)
RWT
Beleidsartikel 8: Defensie Ondersteuningscommando
€ 25,3 miljoen
Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK)
RWT
N.v.t.
€ 0
NLVi
Het Nederlands Veteraneninstituut (NLVi) is een Rechtspersoon met een Wettelijke Taak en voert taken uit op het gebied van zorg, welzijn, erkenning, waardering van de veteraan en geeft uitvoering aan het veteranenbeleid zoals dit staat beschreven in de veteranenwet. Het NLVi is op 1 januari 2021 ontstaan dankzij het samengaan van zes organisaties of organisatiedelen te weten: stichting het Veteranen Instituut, stichting De Basis, stichting Nederlandse Veteranendag (NLVD), het programmabureau Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV), de zorgcoördinatie van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en de coördinatie van de nuldelijnsondersteuning van het Veteranenplatform (VP).
SKD
De Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD) is een Rechtspersoon met een Wettelijke Taak en draagt zorg voor het beheren van de museale collectie van Defensie Nationaal Militair Museum (NMM), Mariniersmuseum en het Marinemuseum. Zij stelt zich daarnaast ten doel de bezoekers aan de hand van een uiteenlopend activiteiten aanbod, met vaste en tijdelijke exposities, inzicht te laten verwerven in de betekenis van de krijgsmacht voor onze samenleving in heden, verleden en toekomst.
SWOON
De Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) ziet in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toe op het wetenschappelijke niveau van het onderwijs en onderzoek op de Nederlandse Defensie Academie. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor- en masterprogramma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze weten schappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen.
SZVK
De Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK) is namens het ministerie van Defensie belast met de uitvoering van de ministeriële regeling Ziektekostenverzekering militairen. De activiteiten van de SZVK richten zich uitsluitend op militairen in actieve dienst aangezien deze niet vallen onder de werking van de Zorgverzekeringswet (ZVW). De SZVK ontvangt geen financiële bijdragen van Defensie om haar taken uit te voeren, maar verkrijgt haar inkomsten uit ziektekostenpremies die Defensie afdraagt. Daarnaast vergoedt Defensie een deel van de kosten van de schadelast die als gevolg van vliegen, inzet, varen en oefenen (VIVO-schade) kan optreden en die niet ten laste van de verzekering wordt gebracht en voor rekening van Defensie als werkgever komt. Naar huidig inzicht kwalificeert deze betaling van de VIVO-schadevergoeding zich niet als een bijdrage van het moederdepartement aan een RWT.
Defensie heeft geen begrotingsraming voor Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak vallend onder andere ministeries.
6.2 Bijlage subsidieoverzicht
De subsidies worden verleend aan instellingen die voor Defensie een toegevoegde waarde hebben. Deze instellingen verrichten o.a. activiteiten op het gebied van veteranen, militair erfgoed en kennis. Verder zijn de subsidiebeschikkingen die Defensie verstrekt alleen bedoeld voor de specifieke subsidieaanvrager en berusten niet op wettelijk voorschrift of wettelijke regeling, anders dan gelegen in de begroting (http://wetten.overheid.nl/BWBR0013110/). De bedragen die zijn opgenomen in de begroting betreffen het wettelijk plafond.
Vanaf 2019 publiceert Defensie de resultaten van de, vanaf dat moment uitgevoerde, subsidie-evaluaties in het jaarverslag. De subsidies worden jaarlijks bij Defensie aangevraagd, door Defensie bezien en op risico’s beoordeeld. De grootte en eventuele risico’s zijn medebepalend voor het controle arrangement, waaronder de subsidie valt. De subsidies worden elke vijf jaar apart geëvalueerd. Tijdens de evaluatie wordt het gezamenlijk belang heroverwogen, waarna afhankelijk van de uitkomst, kan worden besloten tot afbouw van de subsidierelatie.
Tabel 37 Subidies (bedragen x € 1.000)
Naam
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2023
Laatste evaluatie
Volgende evaluatie
Einddatum
Stichting Nederlands Veteraneninstituut (NLVi)
34.212
28.285
29.829
n.v.t.
2026
2027
Nationaal Comité Herdenking Capitulatie 1945 Wageningen
40
50
26
2021
2026
2026
Stichting Veteranen Platform (VP)
285
489
273
273
2022
2027
2028
Stichting Koninklijke Defensiemusea
18.940
19.817
20.394
2019
2024
2024
Stichting Nationale Taptoe
346
460
342
342
2022
2027
2028
Universiteit van Amsterdam
148
79
76
76
2022
2027
2028
Stichting Maritiem Kenniscentrum
23
25
26
26
2022
2027
2028
Stichting Historische Vlucht
125
134
132
132
2022
2027
2028
SWoon NLDA
20
25
26
26
2022
2027
2028
Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg
75
75
77
77
77
nvt
2028
2029
Europees Jeugdparlement Nederland
‒
22
‒
eenmalig
eenmalig
eenmalig
Subsidies te verstrekken na evaluatie/ nader te verdelen1
1
2.172
570
50.887
51.358
51.359
51.358
‒
‒
‒
Totaal subsidies
54.215
51.633
51.771
51.762
51.358
51.359
51.358
‒
‒
‒
X Noot
1
Wanneer een eventuele verlening nog in afwachting is van een evaluatie wordt het budget onder deze post geplaatst.
6.3 Bijlage uitwerking Strategische Evaluatieagenda
Inleiding
Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) is in deze bijlage een uitwerking van de Strategische Evaluatieagenda (SEA) opgenomen. De SEA bestaat daarmee uit twee onderdelen:
1. Een toelichting op de SEA en een tabel met planning van periodieke rapportages in de Beleidsagenda.
2. Een nadere uitwerking per SEA-thema in deze bijlage.
De nadere uitwerking omvat een toelichting per SEA-thema en een overzicht van evaluaties, onderzoeken of voortgangsrapportages die:
– de afgelopen vier jaar zijn opgeleverd;
– momenteel worden uitgevoerd of worden opgesteld en die;
– de komende jaren op de planning staan.
Het syntheseonderzoek naar het thema ‘Mensen: Veiligheidsbeleid’ (2025) is inmiddels in uitvoering en de syntheseonderzoeken naar de thema’s ‘Randvoorwaarden: Infrastructuur en Vastgoed’ (2026) en ‘Mensen: Personeelsbeleid’ (2027) worden in 2025 voorbereid. Vanzelfsprekend zijn deze eerstvolgende periodieke rapportages daarmee meer en breder in beeld dan de periodieke rapportages die later in de tijd gepland staan. De toelichting op de thema’s van de eerste drie periodieke rapportages is daarom, evenals de nadere duiding van de inzichtbehoefte, uitgebreider dan voor de thema’s die in de jaren na 2027 volgen.
SEA-thema’s
Zoals aangegeven in de Beleidsagenda is de indeling van de SEA in lijn met de waardeketen van Defensie. De waardeketen geeft de samenhang van primaire en ondersteunende hoofdprocessen weer, die onmisbaar zijn voor de taakuitvoering van Defensie. De werking daarvan, gekoppeld aan de thema’s op de SEA, is als volgt:
– Het thema ‘Gevechtskracht’ omvat de primaire hoofdprocessen ‘gereedstellen’ en ‘inzet’. Gereedstelling is het proces van het formeren van eenheden uit personeel en materieel (inclusief IT) om ze vervolgens te oefenen voor hun taken.
– Om de randvoorwaarden voor deze primaire processen te creëren zijn ondersteunende processen nodig. Als eerste het vervullen van de personele en materiele behoefte, die in de SEA afgedekt worden door de thema’s ‘Mensen’, ‘Materieel en industriebeleid’ en ‘Randvoorwaarden’. Dit laatste thema kent in de context van de SEA een focus op vastgoed, infrastructuur en IT.
– Het thema ‘Koers voor versterking’ staat in relatie met het hoofdproces ‘besturen/commandovoering’, waarbij de SEA zich richt op de subthema’s ‘Kennis en innovatie’ en ‘Internationale samenwerking’.
Thema 1. Gevechtskracht (inzet- en gereedstelling)
De krijgsmacht moet de juiste gevechtskracht hebben om tegenstanders af te schrikken. En de krijgsmacht moet gereed zijn om te vechten en het gevecht vol te houden wanneer een tegenstander toch aanvalt. De krijgsmacht dient daartoe te beschikken over effectieve en toekomstbestendige gevechtskracht, met een goede balans tussen slagkracht en het vermogen inzet lang vol te houden, en tussen massa en hoogtechnologische wapensystemen. Daarnaast moet de krijgsmacht gereed zijn en de juiste capaciteiten hebben voor nationale taken en inzet in EU-missies of andere verbanden.
Personeel en materieel zijn de bouwstenen voor inzet en gereedstelling. De periodieke rapportage over gevechtskracht is daarom na de periodieke rapportages over personeel (2027) en materieel (2028) gepland.
Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld:
• Evaluaties van missies en operaties
In Kamerstuk 27925, nr. 721 wordt toegelicht hoe en wanneer Defensie missies monitort en evalueert. Zo zet het Kamerstuk uiteen dat Defensie gebruikmaakt van voortgangsrapportages, tussentijdse evaluaties, eindevaluaties en in enkele gevallen een post-missie beoordeling. Conform het Toetsingskader wordt voor elke artikel-100 missie een eindevaluatie uitgevoerd. Dit wordt sinds 1 mei 2020 niet meer door de departementen Defensie, Buitenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid gedaan, maar door een onafhankelijke partij.
• Stand van Defensie
In de Stand van Defensie worden de inzet- en gereedstellingsdoelen gemonitord via een set van kritische prestatie-indicatoren, inhoudelijke informatie over de gereedheid van Defensie is opgenomen in een vertrouwelijke bijlage.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Gevechtskracht’.
Tabel 38 Thema 1. «Gevechtskracht: Inzet en Gereedstelling»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Fleet Operational Standards and Training (FOST)
Synthese (beleidsdoorlichting)
2024
Afgerond
Deze beleidsdoorlichting (Kamerstuk 31516, nr. 43) richtte zich op de gereedstelling van de zogenaamde ‘Grootbovenwatereenheden (GBW)’ van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK). FOST is een instituut op het gebied van operationele training voor maritieme oorlogsvoering. Nederland doet al tientallen jaren mee aan de FOST. De centrale vraag was: 'In hoeverre is de Nederlandse deelname aan FOST als onderdeel van de gereedstelling doeltreffend en doelmatig, en welke factoren zijn hierop van invloed?'.
H 10, artikel 2
Gevechtskracht: Inzet en gereedstelling
Synthese (periodieke rapportage)
2029
Te starten
Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.
Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda), voornamelijk H 10, artikel 1
Overige missie-bijdragen
Voortgangsrapportage
Jaarlijks
Lopend
De rapportage gaat in op de voortgang van en de Nederlandse bijdrage aan de internationale inspanningen. Voor zover mogelijk wordt beschreven in welke mate de inzet van Nederlandse militaire eenheden, individuele militairen en civiele experts en politiefunctionarissen heeft bijgedragen aan de realisatie van de missie- c.q. operatiedoelstellingen. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 29521, nr. 495).
H 10, artikel 1
Inzet NAVO-Oostflank
Voortgangsrapportage
Jaarlijks
Lopend
De grootschalige agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de onverminderde Russische dreiging vormen de grootste geopolitieke uitdagingen voor het NAVO-bondgenootschap sinds het einde van de Koude Oorlog. De Russische dreiging manifesteert zich nadrukkelijk aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. In deze voortgangsrapportage licht het kabinet de ontwikkelingen en besluiten toe over de inzet aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 28676, nr. 505).
H 10, artikel 1
CMX’22 / Resilient Lion’22
Ex-post evaluatie
2022
Afgerond
De NAVO organiseert periodiek een politiek-militaire, strategische crisismanagementoefening (Crisis Management Exercise, CMX) om besluitvorming in NAVO-verband te beoefenen. De editie van 2022 is afgelast in verband met de inval van Rusland in Oekraïne. Om alsnog relevante vraagstukken te bespreken in de daarvoor bestemde overleggen is de oefening Resilient Lion gehouden. Na afloop is de voorbereiding op en deelname aan de oefening geëvalueerd en zijn aanbevelingen ter verbetering geformuleerd.
H 10, artikel 1
Een missie in een missie. De Nederlandse bijdrage aan de VN Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatie Missie in Mali (MINUSMA) 2014-2019
Ex-post evaluatie
2022
Afgerond
De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA werd op 1 mei 2019 beëindigd. De eindevaluatie hiervan is door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) uitgevoerd (Kamerstuk 29521, nr. 451). Onderzocht is in hoeverre de doelen voor de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA zijn bereikt en welke lessen daaruit kunnen worden getrokken voor toekomstige missies.
H 10, artikel 1
Grondslag gezocht - Onderzoekscommissie Land Information Manoeuvre Centre (LIMC)
Commissie van onderzoek
2023
Afgerond
Conform de motie Belhaj c.s. (Kamerstuk 32 761, nr. 186) heeft de minister van Defensie besloten om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC). De onderzoekscommissie heeft onder leiding van Harm Brouwer een diepgaande analyse uitgevoerd naar de gang van zaken rondom de besluitvorming en taakuitvoering van het LIMC. Het eindrapport is door de bewindspersonen van Defensie op 13 januari 2023 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 32761, nr. 258).
H 10, artikel 3
Vlucht verzekerd. Eindevaluatie Nederlandse C-130 bijdrage aan VN-missie MINUSMA in Mali 2021-2022.
Ex-post evaluatie
2023
Afgerond
De artikel-100 missiebijdrage van Nederland aan de VN-missie in Mali (MINUSMA), met een C-130 transportvliegtuig inclusief bemanning en ondersteunend personeel van november 2021 tot en met medio mei 2022, is geëvalueerd door een onafhankelijke partij (IOB) (Kamerstuk 29521, nr. 466, Kamerstuk 29521, nr. BD).
H 10, artikel 1
Tussen wens en werkelijkheid. Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support.
Ex-post evaluatie
2023
Afgerond
Van 2015 tot 2021 nam Nederland deel aan de NAVO-missie Resolute Support in Afghanistan. De Nederlandse bijdrage aan de Resolute Support missie is door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) geëvalueerd. Tijdens de evaluatie is onderzocht in hoeverre de doelen van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support zijn bereikt, hoe dit kan worden verklaard en welke lessen kunnen worden getrokken voor toekomstige Nederlandse missiebijdragen (Kamerstuk 27925, nr. 941).
H 10, artikel 1
Reconstructie en analyse van de evacuatie uit Kaboel in augustus 2021
Ex-post (commissie van) onderzoek
2023
Afgerond
Deze evaluatie is uitgevoerd door een onafhankelijke commissie van onderzoek Evacuatie-operatie Kabul (COEK) voorgezeten door drs. Maarten Ruys (Kamerstuk 27925, nr. 897). De commissie Ruys had tot taak om conform de motie Boswijk c.s. (Kamerstuk 27 925 nr. 838) onderzoek te doen naar de gang van zaken in de grootschalige evacuatieoperatie vanuit Kaboel vanaf het moment van aannemen van de motie Belhaj c.s. over de tolkenregeling op 12 november 2019 (Kamerstuk 35300 X, nr. 45). (Kamerstuk 27925, nr. 944)
H 10, artikel 1
Intensivering zoektocht vermist Special Report Afghanistan
Ex-post onderzoek
2023
Afgerond
In de brief ‘Voortgang actieplan missiearchieven Afghanistan: afronding zoekslag naar vermeend rapport en onderzoek naar melding’ (Kamerstuk 27925 nr. 945) is de Kamer geïnformeerd over een zoekslag die is uitgevoerd naar een rapport over een mogelijk oorlogsmisdrijf door Australische militairen in Uruzgan in 2010. Defensie concludeerde, na uitgebreid onderzoek van de Afghanistan missiearchieven, dat ‘aannemelijk wordt geacht dat het vermeende rapport daadwerkelijk is opgesteld, maar dit niet met zekerheid kan worden vastgesteld’.
H 10, artikel 1
Vervolg zoekslag vermeend rapport Afghanistan (SR 2.0)
Ex-post onderzoek
2025
Lopend
Sinds de Kamer is geïnformeerd over de voortgang van het actieplan missiearchieven Afghanistan (Kamerstuk 27925 nr. 945), is Defensie verder gegaan met het op orde brengen van de missiearchieven (Kamerstuk 27925, nr. 965). Tijdens deze werkzaamheden zijn gegevensdragers aangetroffen met daarop operationele rapporten van de Task Force Uruzgan uit de periode 2006 tot en met 2010, waaronder het gerubriceerde rapport waarop de zoekslag betrekking had. De minister van Defensie heeft opdracht gegeven de feiten rondom het nu aangetroffen rapport op een rij te zetten en door te gaan met het onderzoeken van de nu aangetroffen gegevensdragers.
H 10, artikel 1
Wapeninzet Hawija
Ex-post (commissie van) onderzoek
2024
Afgerond(heropend)
De evaluatie was gericht op de vraag hoe bij de Nederlandse wapeninzet in Hawija, Irak, in de nacht van 2 op 3 juni 2015, burgerslachtoffers hebben kunnen vallen evenals welke lessen hieruit te trekken zijn voor de toekomst. Deze evaluatie werd uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie van tijdelijke aard die onder leiding stond van mr. Winnie Sorgdrager, minister van staat (Kamerstuk 27925, nr. 753 en 754). Het instellen van deze commissie kwam voort uit de uitvoering van de motie Belhaj (Kamerstuk 27925, nr. 14. (Kamerstuk 27925, nr. 983)Naar aanleiding van teruggevonden videobeelden die gemaakt zijn in Hawija heeft de commissie Sorgdrager aangekondigd te werken aan een aanvulling op haar rapport, in de vorm van een addendum over onder meer de aangescherpte conclusies. De commissie heeft hiertoe haar onderzoek heropend (Kamerstuk 27925, nr. 1010). De Kamer wordt geïnformeerd zodra de commissie het addendum op haar rapport aan Defensie heeft aangeboden.
H 10, artikel 10
Mortierongeval Aruba
Ex-post (commissie van) onderzoek
2024
Afgerond
Op 31 augustus 2022 gaf de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV), in het licht van haar bevindingen ten aanzien van het mortierongeval van 2026 in Mali, in overweging een mortierongeval op Aruba in 1961 opnieuw te laten bezien (Kamerstuk 35925 X, nr. 92). Dit vanwege ogenschijnlijke gelijkenissen tussen beide ongevallen, waar de OvV door een nabestaande van het mortierongeval op Aruba op werd gewezen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Op 14 november 2024 zijn de resultaten van dit onderzoek met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 36600 X, nr. 30).
H 10, artikel 8
Mortierongeval Mali
Ex-post (commissie van) onderzoek
2024
Lopend
Het onderzoek is gericht op de vraag of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld bij de werkwijzen die hebben geleid tot het mortierongeval in Mali (op 6 juli 2016). Ook wordt beoordeeld in hoeverre en op welke wijze hiervan sprake is geweest. Daarnaast wordt onderzocht hoe binnen het Ministerie van Defensie de besluitvorming is verlopen rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de opdracht aan de Tijdelijke Commissie onderzoek naar geconstateerde tekortkomingen mortierongeval Mali (commissie Van der Veer). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie van tijdelijke aard die onder leiding staat van de heer P. (Peter) den Oudsten. Over het voornemen om deze commissie in te stellen heeft de minister van Defensie met de Tweede Kamer gesproken tijdens het commissiedebat Veiligheid en Integriteit Defensie op 20 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 X nr. 19). Het eindrapport wordt in 2025 opgeleverd.
Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda), hoofdzakelijk H 10, artikel 1
Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK)
Ex-durante / ex-post evaluatie
2025
Lopend
Vierjaarlijkse evaluatie van het FNIK-convenant waarbij wordt gekeken naar de inhoud, het functioneren, de uitvoering en het beschikbare budget.
H 10, artikel 1
Inzet Rode Zee
Missie-evaluatie
2025
Lopend
Voor artikel 100 Toetsingskader missies of operaties geldt een afspraak met de Kamer om de inzet na beëindiging onafhankelijk te evalueren. De directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom verzocht een evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de maritieme veiligheid in de Rode Zee uit te voeren. De Kamer is geïnformeerd over deze onafhankelijke evaluatie, onder andere in de recent verstuurde jaarlijkse voortgangsrapportage Overige Missiebijdragen (Kamerstuk 29521, nr. 495).
H 10, artikel 1
CMX’25 / Resilient Lion ’25
Ex-post evaluatie
2025
Lopend
De NAVO organiseert periodiek een politiek-militaire, strategische crisismanagementoefening (Crisis Management Exercise, CMX) om besluitvorming in NAVO-verband te beoefenen. In maart 2025 heeft de meest recente editie plaatsgevonden. De voorbereiding op en deelname aan de oefening wordt momenteel geëvalueerd, waarbij tevens aanbevelingen ter verbetering worden geformuleerd.
H 10, artikel 3
Teruggevonden F-16 videobeelden Hawija
Ex-post (commissie van) onderzoek
2025
Lopend
Op 27 maart 2025 is de Kamer geïnformeerd over de vondst van videobeelden gemaakt door een Nederlandse F-16, de ochtend na de wapeninzet tegen een ISIS-autobommenfabriek in Hawija in de nacht van 2 op 3 juni 2015 (Kamerstuk 27925, nr. 986). Naar aanleiding daarvan is een onderzoek aangekondigd om te achterhalen wat er met de videobeelden is gebeurd na het maken ervan, de feiten te reconstrueren en op basis daarvan een oordeel te vellen en conclusies te trekken.De externe en onafhankelijke ‘Commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak)’, oftewel de commissie Brouwer, voert dit onderzoek uit. Het instellingsbesluit met daarin de onderzoekstaak is op 14 mei jl. met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 27925, nr. 992). De commissie verwacht uiterlijk 31 december het eindrapport aan te bieden.
H 10, artikel 10
Onderzoek missiearchieven
Ex-post evaluatie
2026
Te starten
Naar aanleiding van teruggevonden beelden die gemaakt zijn in Hawija start de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E) een onderzoek naar de huidige praktijk van missiegerelateerde archivering bij Defensie. Het onderzoek loopt over twee paralelle sporen. Allereerst het verkrijgen van overzicht in de missiearchieven, waar deze zich bevinden en in hoeverre deze in goede, geordende en toegankelijke staat verkeren. Daarnaast worden bestaande richtlijnen voor archivering van missiearchieven in kaart gebracht. De inspectie zal beoordelen in hoeverre deze voldoen aan de archiefwet, in hoeverre deze richtlijnen daadwerkelijk worden opgevolgd en daar waar nodig adviezen ter verbetering formuleren. De IO&E heeft de intentie om het onderzoek eind 2025 af te ronden. (Kamerstuk 27925, nr. 989)
H 10, artikel 10
20 jaar Nederlandse inzet in Afghanistan
Wetenschappelijk onderzoek
2027 i.p.v. 2026
Lopend
Een wetenschappelijk onderzoek naar het resultaat van twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan (Kamerstuk 27925, nr. 885). Het is geen evaluatie in enge zin des woords, maar een breed wetenschappelijk onderzoek naar de gehele (dus niet alleen militaire) Nederlandse inzet in Afghanistan van de afgelopen 20 jaar. Het oogmerk is om in negen deelonderzoeken en een samenvattend slotwerk te voorzien. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).
H 10, artikel 1
Defensie Ruimteagenda
Ex-post evaluatie
2027 ‒ 2028
Te starten
Tijdens deze ex-post evaluatie wordt onderzocht in hoeverre de te ontwikkelen capaciteiten uit de Defensie Ruimteagenda (Kamerstuk 36 124, nr. 10), daadwerkelijk zijn ontwikkeld. Tijdens deze evaluatie wordt tevens gekeken naar de internationale en bilaterale samenwerking.
H 10, artikel 4
Thema 2. Mensen
Het vervullen van de personele behoefte is één van de ondersteunende processen voor gereedstelling en inzet van de krijgsmacht. Defensie heeft ervoor gekozen dit in de SEA thematisch aan te duiden als ‘Mensen’, aangezien effectieve en langdurige inzet van de krijgsmacht vraagt om mensen die bereid zijn en bereid blijven daaraan te werken. Daarmee zijn mensen uiteindelijk beslissend voor de kracht van de krijgsmacht en het vermogen van de hele organisatie om taken uit te voeren en doelen te behalen. In het licht van de huidige dreigingen, moet Defensie nog sneller groeien om haar taken te kunnen uitvoeren en permanent inzetgereed te zijn. De huidige situatie vraagt bovendien om een flexibele, schaalbare en diverse organisatie.
Het thema ‘Mensen’ bestaat uit de volgende twee subthema’s, waarvoor Defensie separaat een periodieke rapportage oplevert:
– 2.1. Veiligheid
– 2.2. Personeel
Subthema 2.1: Veiligheid
Defensie voert, als organisatie die veiligheid brengt, haar taken vaak uit onder gevaarlijke omstandigheden. Daarbij hoort dat medewerkers zich veilig, gewaardeerd en gerespecteerd voelen en dat leiders het goede voorbeeld geven en hun verantwoordelijkheid nemen. Defensie bereidt haar personeel voor om noodgedwongen te kunnen optreden in onveilige situaties en wanneer niet alle randvoorwaarden zijn ingevuld. Dat geldt voor huidige inzet en nog meer bij inzet in het kader van het beschermen en verdedigen van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten bij een gewapend conflict. Onze mensen moeten zich daar zo goed en zo veilig mogelijk op kunnen voorbereiden.
In 2018 lanceerde Defensie het plan ‘Een veilige defensieorganisatie’ (hierna: Veiligheidsplan) met veertig maatregelen om de fysieke en sociale veiligheid binnen de organisatie te verbeteren. Dit plan was een reactie op verschillende incidenten. Zo concludeerde de Commissie-Van der Veer, naar aanleiding van het ongeval in Mali (2016), dat Defensie tekortkomingen vertoonde in haar veiligheidsbeleid, materieelonderhoud en risicomanagement. Daarnaast onderzocht de Commissie-Giebels meldingen van grensoverschrijdend gedrag en stelde zij vast dat Defensie structureel tekortschoot in de aanpak van dergelijke meldingen. Ook werd een probleem met de meldcultuur en sociale veiligheid binnen de organisatie geconstateerd. Op basis van het Veiligheidsplan zijn stappen gezet om het veiligheidsbeleid van de interne organisatie te versterken, zoals de oprichting van de IVD en het herzien van het bestaande integriteitsbeleid.11
Inzichtbehoefte
De rapportage richt zich op het veiligheidsbeleid in de periode 2018 tot en met 2023. Het evalueren van de impact, die de verschillende maatregelen hebben gehad op de verbetering van veiligheid, helpt bij het formuleren van toekomstig beleid en het nemen van aanvullende maatregelen. Deze periodieke rapportage is naast een verplichte verantwoording ook een kans voor de versterking van hoofdtaak 1. Zo staat in de Kamerbrief ‘Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller’ (Kamerstuk 33763, nr. 161) dat voor snel en grootschalig opschalen, randvoorwaarden op orde moeten zijn, medewerkers zich welkom moeten voelen en een (sociaal) veilige werkomgeving een vanzelfsprekendheid moet zijn.
Bronmateriaal dat gebruikt wordt, omvat onder meer de Jaarrapporten van de Visitatiecommissie 2019, 2020 en 2021, de Herinspectie ISZW 2021, de Evaluatie Aanwijzing SG-007, onderzoeksrapporten van de IVD en Jaarverslagen van Defensie, de IVD en de IGK. Voor een uitgebreide toelichting op de vraagstelling, onderzoeksaanpak en het te gebruiken bronmateriaal, zie de Kamerbrief 31516, nr. 45, de Kamerbrief 31516, nr. 46 en de Kamerbrief 31516, nr. 48.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het subthema ‘veiligheid’.
Tabel 39 Thema 2. 'Mensen', subthema 2.1 «Veiligheid»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Mensen: Veiligheid
Synthese (periodieke rapportage)
2025
Te starten
Syntheseonderzoek conform de eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het veiligheidsbeleid van Defensie in de periode 2018-2023. De Kamer is via brieven geЇnformeerd over de opzet en de vraagstelling van het onderzoek (Kamerstukken 31516, nr. 45, nr. 46 en nr. 48).
Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda)
PvA Veiligheid
Ex-durante evaluatie
2022
Afgerond
Evaluatie van het Plan van Aanpak ‘Een veilige Defensieorganisatie’ om inzicht te krijgen in de status, de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de 40 maatregelen die in het Plan van Aanpak staan. Deze evaluatie is uitgevoerd door de ADR (Kamerstuk 36124, nr. 3).
Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7,8)
Meldpunt Integriteit Defensie en Centrale Organisatie Integriteit Defensie
Ex-post evaluatie
2022
Afgerond
Naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Giebels besloot Defensie om de onafhankelijke positie van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) en het Meldpunt Integriteit Defensie (MID) te waarborgen. Om dit te bereiken zijn de COID en het MID direct onder de secretaris-generaal geplaatst en is het MID sinds begin 2020 extern bemenst. In een motie van de Tweede Kamer is de regering verzocht deze nieuwe positionering van het MID en de onderzoeksrol van de COID te evalueren. Defensie heeft in deze evaluatie de mening van de medewerker meegenomen, ook over het bredere integriteitstelsel (Kamerstuk 35925-X, nr. 88).
Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)
Validatie Wet Bescherming Klokkenluiders
Ex-post evaluatie
2023
Afgerond
Dit is een externe validatie naar de uitvoering van de Wet Bescherming Klokkenluiders, gericht op het verder verbeteren van de sociale veiligheid en integriteit bij Defensie (Kamerstuk 36410-X, nr. 82, Kamerstuk 36410-X, nr.85).
H 10, artikel 10
Mortierongeval Aruba
Ex-post (commissie van) onderzoek
2024
Afgerond
Op 31 augustus 2022 gaf de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV), in het licht van haar bevindingen ten aanzien van het mortierongeval van 2026 in Mali, in overweging een mortierongeval op Aruba in 1961 opnieuw te laten bezien (Kamerstuk 35925 X, nr. 92). Dit vanwege ogenschijnlijke gelijkenissen tussen beide ongevallen, waar de OvV door een nabestaande van het mortierongeval op Aruba op werd gewezen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Op 14 november 2024 zijn de resultaten van dit onderzoek met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 36600 X, nr. 30).
H 10, artikel 2, 8
Mortierongeval Mali
Ex-post (commissie van) onderzoek
2024
Lopend
Het onderzoek is gericht op de vraag of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld bij de werkwijzen die hebben geleid tot het mortierongeval in Mali (op 6 juli 2016). Ook wordt beoordeeld in hoeverre en op welke wijze hiervan sprake is geweest. Daarnaast wordt onderzocht hoe binnen het Ministerie van Defensie de besluitvorming is verlopen rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de opdracht aan de Tijdelijke Commissie onderzoek naar geconstateerde tekortkomingen mortierongeval Mali (commissie Van der Veer). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie van tijdelijke aard die onder leiding staat van de heer P. (Peter) den Oudsten. Over het voornemen om deze commissie in te stellen heeft de minister van Defensie met de Tweede Kamer gesproken tijdens het commissiedebat Veiligheid en Integriteit Defensie op 20 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 X nr. 19). Het eindrapport wordt in 2025 opgeleverd.
H 10, artikel 10
Gezondheid van Nederlandse militairen die uitgezonden zijn geweest vanaf de jaren '90
Literatuurverkenning
2025
Afgerond
Defensie werkt sinds 2021 stapsgewijs aan het implementeren van structurele gezondheidsmonitoring (SGM) (Kamerstuk 36100-X, nr. 1 en Kamerstuk 36410-X, nr. 82) met als doel het opbouwen van meer inzicht in de gezondheid en geleverde zorg aan militairen. Op basis daarvan kan, waar mogelijk, de gezondheid van militairen, de effectiviteit van de zorg en de duurzame inzet van militairen worden verbeterd. De wettelijke grondslag hiervoor is omschreven in een Data Protection Impact Assessement (DPIA) en verankerd in een Algemene Maatregel van bestuur (AMvB). Analyses zijn gericht op groepen medewerkers, niet op het individu.Het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) heeft een historisch (literatuur)onderzoek uitgevoerd, waarbij de gezondheidseffecten van uitzendingen vanaf de jaren ’90 op militairen centraal stonden. In het evaluatierapport worden bronnen genoemd waarmee SGM eventueel uitgebreid kan worden, ook wordt hierin de mogelijkheid van uitbreiding met andere populaties zoals burgermedewerkers en reservisten geschetst.
H 10, artikel 10
Integraal Risicomanagement
Ex-durante evaluatie
2027
Te starten
Binnen Defensie loopt het programma Integraal Risicomanagement (IRM). Dit programma is meerjarig en kent een grote bedrijfsvoeringscomponent waardoor de behoefte bestaat aan een tussentijdse herijking en bijsturing. In 2027 wordt een evaluatie uitgevoerd om de hiervoor benodigde inzichten te verzamelen. Met de uitkomsten van de ex-ante evaluatie (uitgevoerd door NLR, in 2021) hebben de Defensieonderdelen implementatieplannen opgesteld, die als uitgangspunt dienen voor de evaluatie in 2027.
H 10, artikel 10
Subthema 2.2: Personeel
Het vinden van voldoende personeel is één van de grootste uitdagingen waar Defensie voor staat. Defensie werkt daarom al geruime tijd hard aan het verbeteren van instroom en behoud. In de afgelopen jaren vertaalde dit zich onder meer in het uitvoeren van maatregelen uit de contourenbrief ‘Behouden, Binden en Inspireren' (Kamerstuk, 36200 X, nr. 8) en het implementeren van de zogeheten HR-vernieuwing (Kamerstuk, 36200 X, nr. 83).
Inzichtbehoefte
In het licht van de huidige dreigingen, moet Defensie nog sneller groeien om haar taken te kunnen uitvoeren en permanent inzetgereed te zijn. Dat maakt de uitdaging om mensen te vinden en binden alleen maar groter. De Kamerbrief «Onze mensen onze toekomst; meer beter en sneller» (Kamerstuk 33763, nr. 161) zet uiteen welke personele maatregelen Defensie neemt om versneld en uiterlijk in 2030 te veranderen naar een krijgsmacht van 100.000 mensen die inzetgereed is en die opschaalbaar is tot naar verwachting maximaal 200.000 mensen.
De uitwerking en implementatie van de maatregelen die Defensie neemt om aan deze opgave te voldoen, is in volle gang. Dit vraagt veel van onze mensen en bedrijfsvoeringprocessen. De periodieke rapportage ‘personeel’ die in 2027 gepland staat vormt een goed ijkpunt om te zien of we met deze maatregelen op de goede weg zijn en om geïnformeerd bij te sturen waar nodig. De uitkomsten van de periodieke rapportage over het veiligheidsbeleid worden vanzelfsprekend bij de periodieke rapportage ‘personeel’ betrokken.
Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld:
• Trends, Onderzoek en Statistiek (TOS)
Deze afdeling analyseert structureel organisatie- en personeelsdata van Defensie en stelt kennis over het HR-domein beschikbaar voor alle niveaus binnen de organisatie door middel van (half)jaarlijkse rapportages en factsheets. TOS voert bijvoorbeeld structureel onderzoek uit naar de werkbeleving.
• Stand van Defensie
De resultaten van TOS-onderzoeken worden op regelmatige wijze gedeeld met de Tweede Kamer in de halfjaarlijkse Stand van Defensie en daarvoor in de Personeelsrapportages. De Stand van Defensie biedt inzicht in de voortgang van het personeelsbeleid door het gebruik van kritische prestatie-indicatoren zoals vullingsgraad en werkbeleving.
• Themaonderzoeken
Ook (evaluatie en/of onderzoeks)rapportages van andere actoren worden gebruikt, zoals rapportages van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK).
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het subthema ‘personeel’.
Tabel 40 Thema 2. 'Mensen', subthema 2.2 «Personeel»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Mensen: Personeel
Synthese (periodieke rapportage)
2027
Te starten
Syntheseonderzoek conform de eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het personeelsbeleid.
Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda)
Militaire gezondheidszorg
Beleidsdoorlichting
2025i.p.v.2022
Afgerond
Met deze beleidsdoorlichting is onderzocht in hoeverre het gevoerde beleid voor de militaire gezondheidszorg doelmatig en doeltreffendheid is geweest. Hiervoor is naar de periode 2011-2021 gekeken (Kamerstuk 31516, nr. 47).
H 10, artikel 8
Barrières uitzenden vrouwelijke militairen
Ex-post evaluatie
2025i.p.v.2024
Afgerond
De Nederlandse krijgsmacht heeft zich gecommitteerd aan het ‘Elsie Initiatief’, dat gericht is op het vergroten van het aantal vrouwelijke militairen en politie in VN-vredesmissies. Een van de onderdelen van het initiatief is een zogeheten ‘barrière-assessment’; een onderzoek om inzichtelijk te maken welke drempels in de organisatie het uitzenden van vrouwelijke militairen belemmeren. Het onderzoek is in het voorjaar 2022 in opdracht gegeven aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), in 2023 van start gegaan en in Q1 2025 opgeleverd.Gelijktijdig heeft de NLDA tevens een ander onderzoek naar de zorgbehoeften van Nederlandse veteranen afgerond, waarin ook onderscheid werd gemaakt tussen mannen en vrouwen. Samen schetsen de onderzoeken een beeld van de uitdagingen die vrouwelijke militairen ervaren, hun wensen en (zorg)behoeften en welke verbeteringen mogelijk zijn. Defensie wil deze uitdagingen aanpakken, bijvoorbeeld door meer maatwerk en door te werken aan een inclusieve cultuur. De inzichten uit deze onderzoeken helpen daarbij en zijn van groot belang voor de ontwikkeling van toekomstig (veteranen)beleid.
Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)
Culturele diversiteit
Ex-post meting
2024
Afgerond
In 2019 heeft Defensie in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een eerste meting uitgevoerd naar de diversiteit van het defensiepersoneel (met als focus migratieachtergrond) over de periode 2015 tot en met 2017. Destijds is besloten om dit onderzoek regelmatig te herhalen. In 2023-2024 is daarom een nieuwe meting uitgevoerd over de periode 2018 tot en met 2022. Omdat het CBS sinds de nulmeting in 2019 een wijziging heeft doorgevoerd in definitie zijn de resultaten van deze vervolgmeting niet één-op-één te vergelijken met de nulmeting over de periode 2015 tot en met 2017. Deze meting levert desondanks een duidelijk beeld op; de variëteit in herkomst van het defensiepersoneel is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd en mogelijk laat de organisatie arbeidspotentieel liggen. Dit onderzoek, uitgevoerd door Trends, Onderzoek en Statistiek in samenwerking met het CBS, is in juni 2024 afgerond (TOS-24-042, juni 2024) en de eerste resultaten zijn gecommuniceerd in de Stand van Defensie september 2024. Middels de Kamerbrief «Samen Werken Samen Vechten» van juni 2025 is de kamer in meer detail geinformeerd over de resultaten (Kamerstuk 33763, nr. 165).
Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)
Beleving van inclusie
Ex-durante evaluatie
2026i.p.v.2024
Lopend
In 2017 heeft Defensie door het SCP laten onderzoeken hoe medewerkers diversiteit en inclusie (D&I) beleven en waarderen (rapport ‘Grenzen aan de Eenheid’, januari 2017). Het is gezien de doorontwikkeling van het D&I-beleid en aanverwante maatschappelijke ontwikkelingen van belang om met enige regelmaat de beleving en waardering van D&I onder defensiemedewerkers te toetsen. Er wordt binnen Defensie sindsdien al op meerdere vlakken veel gemeten, maar diepgaander onderzoek naar de beleving van inclusie bij verschillende specifieke doelgroepen is nodig. In 2024/2025 is na het doorlopen van een aanbestedingstraject de opdracht voor dit onderzoek toegekend aan Bureau Omlo. Het onderzoek bestaat uit een kwantitatief en kwalitatief gedeelte. Na het doorlopen van het Data Protection Impact Assessment-proces (DPIA), is eind juni 2025 formeel gestart met dit onderzoek. Door de vertraging in de start vanwege de DPIA is de verwachting dat dit onderzoek nu in Q2 2026 wordt afgerond.
Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)
Thema 3. Materieel en Industriebeleid
Om slagvaardig te zijn moet de krijgsmacht beschikken over het juiste en voldoende inzetbaar materieel, waarmee zij samen met bondgenoten en partners kan opereren. Dit vraagt om slimme verwerving en optimale bevoorrading, instandhouding en distributie van het materieel. Snelle besluitvorming over verwerving en tijdige uitvoering van materieelprojecten met een financieel duurzaam investeringsprogramma zijn van groot belang om de krijgsmacht te versterken. Daarnaast streeft Defensie naar samenwerking met partners bij de ontwikkeling en aankoop van materieel.
Inzichtbehoefte
Defensie wil de komende jaren nieuwe projecten starten, om te kunnen voldoen aan de zich snel ontwikkelende en groeiende behoefte op het gebied van materieel. In combinatie met de toename van de vraag naar materieel wereldwijd noodzaakt dit Defensie om wendbaar te zijn, onder andere door (intensievere) samenwerking met partners. Een periodieke rapportage over materieel en industriebeleid helpt om op dit gebied kansen en knelpunten te identificeren alsook tijdig in te spelen op veranderende behoeften en uitdagingen.
Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld:
• Evaluaties van materieelprojecten
Voor projecten die op verzoek van de Tweede Kamer vallen onder de Regeling Grote Projecten (RGP), volgt na de verwerving en invoering van materieel een evaluatie. Dit wordt ook wel de ‘E-fase’ van het Defensie Materieel Proces (DMP) genoemd. De E-fase volgt de door de Tweede Kamer opgedragen vraagstelling conform artikel 16 van de RGP.
Aan het slot van de E-fase doet de Auditdienst Rijk (ADR) onderzoek naar de kwaliteit en volledigheid van de informatie in de evaluatie. Het ADR-rapport vormt een integraal deel van de E-brief waarmee de Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie. Dit ADR-rapport is publiekelijk beschikbaar op de website van de rijksoverheid.
• Stand van Defensie
De Stand van Defensie biedt onder meer inzicht in de voortgang van materieelprojecten en samenwerking met de Nederlandse (defensie)industrie.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Materieel en industriebeleid’.
Tabel 41 Thema 3. «Materieel en industriebeleid»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Materieel en Industriebeleid
Synthese (periodieke rapportage)
2028
Te starten
Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.
Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda)
COTS/MOTS
Beleidsdoorlichting
2021
Afgerond
Met deze beleidsdoorlichting is onderzocht in hoeverre het COTS/MOTS-beleid bijdraagt aan een betere voorspelbaarheid en beheersbaarheid van materieelprojecten op de aspecten tijd en geld (Kamerstuk 31516, nr. 34).
H 10, artikel 6 & 7
Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit
Ex-durante evaluatie
2022
Afgerond
Andersson Elffers Felix (AEF) heeft een externe doorlichting uitgevoerd naar de organisatie, besturing en uitvoering van het programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit (V-OZBT). Het hoofddoel was te komen tot aanbevelingen die binnen Defensie moesten leiden tot een effectievere governance om het vervolg van het programma binnen kaders en zo optimaal mogelijk te laten verlopen met een succesvolle aanbesteding als eindresultaat (Kamerstuk 2022D13058). Tegelijkertijd liet Defensie door de eigen Hoofddirectie Financiën en Control (HDFC) ook een onderzoek uitvoeren naar het planningsproces en de oorzaken van tijdsoverschrijding binnen het programma V-OZBT, om daar lering uit te kunnen trekken en op basis daarvan de projectbeheersing te verbeteren (Het 'AMI-onderzoek', Kamerstuk 2022D13061). In vervolg hierop heeft de stuurgroep V-OZBT AEF gevraagd een vervolganalyse uit te voeren op het AMI-rapport, gerelateerd aan de eerder opgeleverde doorlichting, om te bepalen hoe Defensie op een aantal kernpunten kon versterken en het vertrouwen kon herwinnen (Kamerstuk 2022D13056).
H 10, artikel 2 en 7DMF, artikel 2
Voortgang Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit (VOZBT)
Voortgangsrapportage
Twee keer per jaar gedurende de realisatiefase
Lopend
Het Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit is door de Kamer in 2020 op basis van de Regeling Grote Projecten (RGP) aangewezen als groot project. Sindsdien zijn een basisrapportage en vier voortgangsrapportages naar de Kamer gestuurd (meest recent: Kamerstuk 34225, nr. 74). Conform de RGP zullen er t/m 2037 nog 25 voortgangsrapportages volgen.
H 10, artikel 2 en 7DMF, artikel 2
E-fase Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit (VOZBT)
Ex-post evaluatie groot project
n.t.b.
Te starten
Dit project is aangewezen als groot project, maar nog niet afgerond. Na afronding volgt conform het DMP een evaluatie. De Kamer wordt via een E-brief over de uitkomsten geïnformeerd.
H 10, artikel 2 en 7DMF, artikel 2
E-fase Boxer
Ex-post evaluatie groot project
2024
Afgerond
Overeenkomstig artikel 16 van de RGP heeft Defensie in de evaluatie van het Boxer-project gekeken naar de volgende elementen: doelstellingen, projectactiviteiten, kosten, planning, risicobeheersing, projectorganisatie, publiek-private samenwerking en private co-financiering, exploitatie en de gehanteerde verwervingsstrategie. De Kamer is in 2024 middels een E-brief over de uitkomsten van de projectevaluatie geïnformeerd (Kamerstuk 27830, nr. 445).
H 10, artikel 3 en 7DMF, artikel 3
Voortgang Project Verwerving F-35
Voortgangsrapportage
2025
Afgerond
Het Project Verwerving F-35 is door de Kamer in 1999 op basis van de Regeling Grote Projecten aangewezen als groot project. Sindsdien zijn 25 voortgangsrapportages naar de Kamer gestuurd, de laatste in juni 2025 (Kamerstuk 26488, nr. 478). Over de voortgang van het programma doorontwikkeling F-35 wordt de Kamer via het Defensie Projecten Overzicht geïnformeerd (meest recent: Kamerstuk 27830, nr. 465).
H 10, artikel 4 en 7DMF, artikel 4
E-fase Project Verwerving F-35
Ex-post evaluatie groot project
n.t.b.
Te starten
Dit project is aangewezen als groot project, maar nog niet afgerond. Na afronding volgt conform het DMP een evaluatie. De Kamer wordt via een E-brief over de uitkomsten geïnformeerd.
H 10, artikel 4, 7 en 10DMF, artikel 4
Defensiematerieelfonds (DMF)
Ex-post evaluatie
2027
Te starten
Het DMF heeft tot doel te voorzien in een meerjarig integraal beheer van de financiering en bekostiging van de ontwikkeling, de verwerving, de instandhouding en de afstoting van het materieel, de ICT-middelen en de infrastructuur van het Ministerie van Defensie. Door het inrichten van een separaat fonds nemen naar verwachting de schokbestendigheid en betrouwbaarheid toe. Bij de instelling van het DMF is besloten het in 2027 te evalueren; het fonds wordt dan op doelmatigheid en doeltreffendheid beoordeeld.
H 10, artikel 7DMF, artikel 5 en 6
Maritieme Maakindustrie (MMI)
Voortgangsrapportage
Jaarlijks
Lopend
De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de resultaten in het kader van de sectoragenda maritieme maakindustrie (meest recent: Kamerstuk 31409, nr. 481).
H 10, artikel 7DMF, artikel 2
Voortgang Security Fund (SecFund)
Voortgangsrapportage
Twee keer per jaar gedurende bestaan SecFund
Te starten
Met focus op hoofdtaak 1 is het onder meer van belang de ontwikkeling en adoptie van nieuwe technologieën op het gebied van intelligente systemen, slimme materialen, sensoren, ruimtevaart en quantum technologie te stimuleren. Met het SecFund verbetert de toegang tot risicokapitaal voor innovatieve start-ups, scale-ups en innovatieve MKB’ers gericht op het ontwikkelen van dual-use technologieën. Daarmee verkleint de financieringskloof voor deze bedrijven, zodat deze kunnen doorgroeien en zo de defensie-industrie kunnen versterken.Twee keer per jaar zal een voortgangsrapportage (VGR) worden opgesteld ten behoeve van Defensie, waarna besprekingen plaatsvinden om te kijken waar partijen kunnen verbeteren en welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Deze voortgangsrapportages bevatten in ieder geval informatie over het gecommitteerd vermogen en aantal investeringen, dealflow en financiële resultaten. De eerste VGR wordt in 2026 verwacht i.v.m. het opstarten van het fonds in 2025.
DMF, artikel 1
Security Fund (SecFund)
Ex-durante evaluatie
Eens in de vier jaar, eerstvolgende in 2030
Te starten
Eens in de vier jaar zal de werking van het fonds geëvalueerd worden door een externe partij in opdracht van het fondsmanagement van het SecFund, waarbij onder meer gekeken wordt in hoeverre de werking van het fonds (nog) aansluit bij de doelstellingen. Ook wordt in ieder geval gekeken naar gecommitteerd vermogen en aantal investeringen, performance investeringen, multiplier/co-investeringen en het functioneren van het fondsmanagement en team.
DMF, artikel 1
Thema 4. Randvoorwaarden
Het thema ‘Randvoorwaarden’ bestaat uit de volgende twee subthema’s, waarvoor Defensie separaat een periodieke rapportage oplevert:
– 4.1. Infrastructuur en Vastgoed
– 4.2. IT
Subthema 4.1: Infrastructuur en Vastgoed
Het eerste subthema onder het hoofdthema ‘Randvoorwaarden’ draagt de titel ‘Infrastructuur en Vastgoed’. Hoewel deze titel anders kan doen vermoeden, richt de periodieke rapportage ‘Infrastructuur en Vastgoed’ zich volledig op het vastgoedbeleid van Defensie. De bedoelde infrastructuur is namelijk onderdeel van het vastgoed en verwijst naar de fysieke voorzieningen en systemen die essentieel zijn voor de bruikbaarheid en waarde van een gebouw of terrein. Infrastructuur bij vastgoed omvat derhalve alles van riolering, waterleidingen en communicatienetwerken tot elektriciteitskabels en warmtenetten.
Defensie opereert in een onzekere tijd waarin internationale spanningen nadrukkelijk de aandacht opeisen. Al een aantal jaren wordt daarom fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van de Nederlandse krijgsmacht. Defensie moet groeien en daarbij wordt niet alleen ingezet op het aantrekken van meer personeel en materieel, maar ook op de transformatie van het vastgoed. Defensie beschouwt het voorbereiden van de kazernes als randvoorwaardelijk en vormend voor de ontwikkeling van de Defensieorganisatie, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
Op 2 december 2022 presenteerde Defensie haar huidige Strategisch Vastgoedplan (SVP). Het strategisch perspectief dat hierin wordt gehanteerd, is de groei van de krijgsmacht richting de NAVO-norm van 2% van het bruto binnenlands product. Het SVP vormt daarvoor het kader van de aanpak en dient vier doelen:
1. De operationele gereedheid verhogen.
2. De werk- en woonomstandigheden op de kazernes verbeteren (om een goede en aantrekkelijke werkgever te blijven).
3. Het vastgoed verduurzamen.
4. De betaalbaarheid van het vastgoed verbeteren.
In het SVP 2022 werd tevens een beleidsreactie gegeven op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Vastgoed. ‘Toekomstvast – Goedbeheerd: Interdepartementaal beleidsonderzoek naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie’, (Kamerstuk 34 919, nr. 77 van 16 april 2021). De aanbevelingen uit dit IBO zijn een belangrijke aanleiding geweest voor de totstandkoming van het SVP 2022.
Inzichtbehoefte
Het doel van de periodieke rapportage ‘Infrastructuur en Vastgoed’ is in de eerste plaats om inzicht te bieden in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid uit het SVP 2022 in de periode 2022-2025. De periodieke rapportage onderzoekt tevens wat de implicaties daarvan zijn voor de verdere transformatie van het Defensievastgoed.
Het SVP 2022 gaat uit van een integrale aanpak, waarbij Defensie de plannen in overleg met de omgeving uitwerkt en flexibel kan inspelen op toekomstige ontwikkelingen. De realisatie van het SVP 2022 vindt daarom gefaseerd plaats en het is een bewuste keuze geweest het beleid, en de daaruit voortvloeiende resultaten, middelen en activiteiten, zich gedurende de uitvoering van het SVP verder te laten ontwikkelen. Onderdeel van het onderzoek zal dan ook zijn om de beleidstheorie zo volledig mogelijk, met terugwerkende kracht, te reconstrueren, onder meer door na te gaan wat Defensie tussen 2022 en 2025 concreet heeft gedaan en heeft ervaren op het gebied van vastgoed en wat daarvan tot nu toe effectief en efficiënt blijkt te zijn.
Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen. Enkele voorbeelden daarvan zijn:
• Verantwoordingsonderzoeken Algemene Rekenkamer
Verantwoordingsonderzoeken Defensie van de Algemene Rekenkamer vanaf 2019: over het beheer van het vastgoed van Defensie – vastgoedmanagement niet op orde: ‘onvolkomenheid’ (‘ernstige onvolkomenheid’ in 2020-2021);
• Stand van Defensie
Over het concentreren, verduurzamen en vernieuwen van het vastgoed van Defensie en de uitvoering van het SVP wordt de Tweede Kamer geïnformeerd via de Stand van Defensie en/of via een verzamelbrief.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Randvoorwaarden’, subthema ‘Infrastructuur en Vastgoed’.
Tabel 42 Thema 4. 'Randvoorwaarden', subthema 4.1 «Infrastructuur en vastgoed»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Randvoorwaarden: Infrastructuur en Vastgoed
Synthese (periodieke rapportage)
2026
Te starten
Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.
Voornamelijk DMF, artikel 5
Toekomstvast - goedbeheerd
IBO
2021
Afgerond
Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie (Kamerstuk 34919, nr. 77).
DMF, artikel 5
DEOS
Ex-durante evaluatie
2022
Afgerond
Defensie heeft de aanpak zoals ingezet met de Defensie Energie en Omgeving Strategie 2019–2022 (DEOS, Kamerstuk 33763, nr. 152) en het Plan van aanpak energietransitie Defensie (Kamerstuk 34919, nr. 74) in 2022 geëvalueerd. De evaluatie heeft laten zien dat concrete stappen zijn gezet om duurzaamheid binnen Defensie te bevorderen en dat de voornaamste randvoorwaarden zijn ingeregeld. Aandachtspunten zijn een duidelijkere belegging in de lijn en het vaststellen van aanvullende maatregelen om de verduurzamingsdoelen te realiseren.
H 10, artikel 10
Specialitystelsel Defensie
Ex-ante evaluatie
2024
Afgerond
In het Strategisch Vastgoedplan 2022 (Kamerstuk 36124, nr. 12) had Defensie een onderzoek aangekondigd naar een alternatief huisvestingsstelsel voor het Defensievastgoed onder het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Dit onderzoek is in 2024 uitgevoerd en daarbij zijn de mogelijkheden van een ’specialitystelsel’ voor het Defensievastgoed uitgewerkt en vergeleken met het huidige besturingsmodel. In lijn met de uitkomst van dit onderzoek wordt nu niet overgegaan naar een ‘defensiestelsel vastgoed’ bij het RVB omdat dit op dit moment niet zal leiden tot een betere instandhouding van het vastgoed. Wel zal Defensie de komende jaren met het RVB een aantal verbetervoorstellen uitwerken en uitvoeren. (Kamerstuk 36592 / 29383, nr. 4)
DMF, artikel 5
Subthema 4.2: IT
Defensie transformeert naar een moderne, technologisch hoogwaardige organisatie met een sneller reactievermogen, groter aanpassingsvermogen en betere gevechtskracht, handelend op basis van de beste informatie. In de afgelopen jaren is daarom ook extra in IT geïnvesteerd. In 2025 is de digitale transformatiestrategie van Defensie gepubliceerd. De periodieke rapportage voor IT is in 2030 gepland om de organisatie de kans te geven deze te implementeren en de eerste effecten hiervan mee te nemen in de onderliggende evaluaties.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Randvoorwaarden’, subthema ‘IT’.
Tabel 43 Thema 4. Randvoorwaarden, subthema 4.2. «IT»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Randvoorwaarden: IT
Synthese (periodieke rapportage)
2030
Te starten
Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.
Voornamelijk DMF, artikel 6
Informatiegestuurd Optreden bij de Koninklijke Marechaussee (IGO KMar)
Beleidsdoorlichting
2022
Afgerond
In 2008 is de KMar gestart met het Programma Informatie Gestuurd Optreden (IGO KMar). De beleidsdoorlichting richtte zich op de periode juli 2008 tot december 2020 en reconstrueerde het gevolgde traject van IGO KMar aan de hand van genomen besluiten. Tevens werd onderzocht welke beoogde effecten (outcomes) zijn bereikt. Daarnaast werd naar de toekomst gekeken: welke ontwikkelingen worden verwacht en hoe kan IGO KMar hierop inspelen? Voor het verzamelen van data werd tijdens deze beleidsdoorlichting gebruikgemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethodieken, waaronder een documentenanalyse en interviews met functionarissen die (in)direct verbonden zijn geweest aan het gevoerde beleid (Kamerstuk 31516, nr. 37).
H 10, artikel 5
Programma Grensverleggende IT (GrIT)
Voortgangsrapportage
Halfjaarlijks
Lopend
Rapportage waarmee de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van het groot project Grensverleggende IT (GrIT).
H 10, artikel 7DMF, artikel 6
E-fase programma Grensverleggend IT (GrIT)
Ex-post evaluatie groot project
n.t.b.
Te starten
Dit project is aangewezen als groot project, maar nog niet afgerond. Na afronding volgt conform het DMP een evaluatie. De Kamer wordt via een E-brief over de uitkomsten geïnformeerd.
H 10, artikel 7DMF, artikel 6
Tanden voor de Leeuw
Ex-post evaluatie
2024
Afgerond
Met dit rapport wordt invulling gegeven aan het eerste advies van het rapport commissie LIMC. In het rapport wordt dieper ingegaan op de vraag in hoeverre het huidige onderscheid van de drie hoofdtaken van de krijgsmacht nog voldoet in een tijd dat informatiegestuurd optreden voor de krijgsmacht essentieel is. Daarnaast wordt er een antwoord gegeven op de vraag wat, binnen de huidige kaders van gereedstelling en inzet, de mogelijkheden en uitdagingen zijn om in de informatieomgeving aan de doelomschrijvingen van de krijgsmacht te voldoen (Kamerstuk 33763, nr. 158).
Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8)
NAFIN-storing
Ex-post evaluatie
2025
Afgerond
NAFIN staat voor Netherlands Armed Forces Integrated Network. Naar aanleiding van de NAFIN storing op 27/28 augustus 2024 zijn externe evaluaties uitgevoerd. Deze zijn vertrouwelijk aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 36592, nr. 14).
H 10, artikel 10
Module handhaving KMar
Ex-durante evaluatie
2025
Afgerond
Begin 2025 heeft het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) een onderzoek afgerond naar het project Module Handhaving KMar (project MHHK). Dit project had tot doel continuïteitsrisico’s te voorkomen door het 37 jaar oude IT-systeem BedrijfsProcessenSysteem (BPS) te vervangen. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de gekozen aanpak de continuïteitsrisico’s voor de handhavingsprocessen niet oplost. Het project is met die aanpak vervolgens niet gecontinueerd. De consequenties hiervan vereisen nog nader onderzoek, later dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de gekozen aanpak voor het vervolg. (Kamerstuk 33763, nr. 159)
H 10, artikel 5DMF, artikel 6
Thema 5. Koers voor versterking
De koers voor versterking van de hele organisatie is gebaseerd op onder meer brede (inter)nationale samenwerking en innovatie. Defensie bundelt de krachten met bondgenoten en partners; dit is de meest effectieve manier om de gezamenlijke slagkracht en het Europese handelingsvermogen te versterken en zodoende het continent te beschermen en te verdedigen. In de huidige geopolitieke context is het bovendien nog belangrijker geworden om van innovaties en ervaringen in het veld te leren en deze vervolgens sneller door te voeren dan de tegenstander. Innovatie en doorontwikkeling moeten voor de hele organisatie vanzelfsprekend zijn en in alle investeringsbeslissingen worden meegenomen.
Het thema ‘Koers voor versterking’ bestaat uit de volgende twee subthema’s, waarvoor Defensie separaat een periodieke rapportage oplevert:
– 5.1. Internationale samenwerking
– 5.2. Kennis en Innovatie
Subthema 5.1: Internationale samenwerking
Europa heeft voor haar veiligheid een sterke NAVO en een strategisch autonome EU nodig. Dit vraagt om meer, betere en slimmere Europese en internationale samenwerking. Nederland levert een actieve militaire bijdrage aan het NAVO-bondgenootschap, versterkt de samenwerking met strategische partners en andere partnerlanden en behartigt de Nederlandse militaire- en politieke belangen in internationaal verband. Bovendien blijft Nederland Oekraïne onverminderd steunen voor zolang als dat nodig is.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Koers voor versterking’, subthema ‘Internationale samenwerking’.
Tabel 44 Thema 5. 'Koers voor versterking', subthema 5.1 «Internationale samenwerking»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
NLD-DEU samenwerkingsverbanden
Synthese (beleidsdoorlichting)
2024
Afgerond
Deze beleidsdoorlichting was gericht op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het in 2013-2022 gevoerde beleid ten aanzien van het Nederlands-Duitse samenwerkingsverband Project Taurus. Project Taurus is de intensieve samenwerking van de Nederlandse 43e Gemechaniseerde Brigade met de Duitse 1e Panzerdivision. De centrale vraag was: 'Welke factoren beïnvloedden de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid rond Project Taurus, en in welke mate heeft Project Taurus de kwaliteit van het militair effect beïnvloed?'. (Kamerstuk 31516, nr. 44)
H 10, artikel 3DMF, artikel 3
Koers voor Versterking: Internationale Samenwerking
Synthese (periodieke rapportage)
2031
Te starten
Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.
Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda, voornamelijk H 10, artikel 1 en 2)
Overige missiebijdragen
Voortgangsrapportage
Jaarlijks
Lopend
Deze rapportage gaat in op de voortgang van en de Nederlandse bijdrage aan de internationale inspanningen. Voor zover mogelijk wordt beschreven in welke mate de inzet van Nederlandse militaire eenheden, individuele militairen en civiele experts en politiefunctionarissen heeft bijgedragen aan de realisatie van de missie- c.q. operatiedoelstellingen. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 29521, nr. 495).
H 10, artikel 1
Inzet NAVO-Oostflank
Voortgangsrapportage
Jaarlijks
Lopend
De grootschalige agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de onverminderde Russische dreiging vormen de grootste geopolitieke uitdagingen voor het NAVO-bondgenootschap sinds het einde van de Koude Oorlog. De Russische dreiging manifesteert zich nadrukkelijk aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. In deze voortgangsrapportage licht het kabinet de ontwikkelingen en besluiten toe over de inzet aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 28676, nr. 505).
H 10, artikel 1 en 10
Benutten EU-instrumenten capaciteitsontwikkeling
Ex-durante evaluatie
2026 i.p.v. 2025
Te starten
Om Europese defensiesamenwerking op het terrein van capaciteitsontwikkeling te kunnen vergroten, is het van belang dat EU-instrumenten en processen (CDP, CARD, PESCO, EDA, EDF) optimaal worden benut. Defensie heeft daarom het initiatief genomen dit lopende proces te evalueren, dit is toegezegd in de Defensiebegroting 2025. De ADR gaat de evaluatie uitvoeren.Tijdens de evaluatie wordt gekeken naar de wijze waarop Defensie invulling geeft aan de inzet van de bovengenoemde EU-instrumenten, en hoe dit bijdraagt aan het versterken van het interne defensieproces van capability development, om vervolgens goede voorbeelden en verbetermogelijkheden hiervoor te identificeren. Dit stelt Defensie in staat om de inzet van de EU-instrumenten in het interne defensieproces van capability development te verbeteren.
H 10, artikel 10
Europees Defensiefonds
Ex-durante evaluatie
2026 i.p.v. 2025
Te starten
Eind 2025 staat een evaluatie van het EDF gepland. Het EDF is een jaarlijks fonds vanuit de Europese Commissie voor onderzoek- en ontwikkelprojecten. Aangezien de Commissie niet de volledige kosten dekt, dienen de lidstaten bij te dragen met cofinanciering. Defensie stelt stelselmatig budget ter beschikking ter bevordering van de deelname van Nederlandse partijen aan het EDF. In 2025-2026 wordt geevalueerd of het proces van de wijze van besteding van deze gelden en resulterende ondersteuning van de Nederlandse partijen effectief en efficient is. De evaluatie wordt uitgevoerd door de ADR.
H 10, artikel 10
Subthema 5.2: Kennis en innovatie
De toenemende dreigingen vereisen een sterke krijgsmacht om Nederland en zijn bondgenoten veilig te houden. Een sterk Defensie is alleen mogelijk wanneer dit ondersteund wordt door een sterke industrie, een hoge mate van innovatie en een solide kennisbasis. Deze historische tijden vragen niet om geleidelijke opschaling en groei, maar om een impuls en durf om te veranderen. Dit vraagt iets van de krijgsmacht maar ook van onze partners; Defensie, overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen moeten anders gaan acteren en handelen. Defensie neemt hierin de aanjagersrol.
Met de Strategische Kennis- en Innovatieagenda (SKIA) 2021-2025 (Kamerstuk 35570 X, nr. 32) en de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36124, nr. 1) is na jaren van bezuinigingen op het kennis- en innovatiebeleid ingezet op versterking en groei. De Kamerbrieven in 2022 en 2024 over kennis, innovatie en productiezekerheid hebben meer focus in dit beleid gebracht door keuzes te maken en in te zetten op Nederlandse kansen en door het belang van samenwerking, zowel nationaal als internationaal, te benadrukken.
De Defensienota 2024 heeft de beleidskoers verder aangescherpt. Defensie gaat versterken, moet slimme keuzes maken, moet het samen doen en moet versnellen. Zo kan Nederland op sleutelposities ontwikkelen, produceren en daadwerkelijk leveren voor onze krijgsmacht en die van bondgenoten. Dat houdt ook in dat we leren van elkaar en van wat er om ons heen en in het veld gebeurt, dat we continu doorontwikkelen en toestaan dat we intelligent falen.
Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Koers voor versterking’, subthema ‘Kennis en Innovatie'.
Tabel 45 Thema 5. 'Koers van versterking', subthema 5.2. «Kennis en Innovatie»
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Koers voor Versterking: Kennis en Innovatie
Synthese (periodieke rapportage)
2031
Te starten
Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.
Voornamelijk DMF, artikel 1
Strategische Kennis- en Innovatieagenda (SKIA)
Ex-post evaluatie
2025
Afgerond
Aanleiding was de nieuwe Strategische Kennis- en Innovatieagenda voor Defensie (SKIA). Hiervoor is de oude SKIA 2021-2025 (Kamerstuk 35570-X, nr. 32) geëvalueerd aan de hand van impact en gebruiksnut voor betrokkenen, om zo handvaten te krijgen voor de nieuwe SKIA. De opgedane inzichten zijn meegenomen in het proces om te komen tot de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (samenvoeging SKIA en DIS) (Kamerstuk 31125, nr. 134).
DMF, artikel 1
Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) 2025-2029
Ex-post evaluatie
2030
Te starten
De Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025-2029 (D-SII) en Strategische Actieagenda voor Industrie, Innovatie en Kennis -Defensie 2025 (STRAIIK-D 2025) geven aan welke keuzes Nederland maakt om aan een toekomstbestendige krijgsmacht te werken en de strategische autonomie van Europa op het gebied van veiligheid en defensie te vergroten (Kamerstuk 31125, nr. 134). Via de Stand van Defensie wordt gerapporteerd over de voortgang van de strategie en na vier jaar wordt de strategie geëvalueerd. Hierbij zal worden bekeken in hoeverre de doelstellingen van de strategie worden behaald en of eventuele bijsturing gewenst is. Jaarlijks brengen we een actieagenda uit die de kaders van deze strategie vertaalt naar de opgaves die dan de hoogste prioriteit krijgen.
H 10, artikel 4
Overige onderzoeken en evaluaties
Naast de onderzoeken en evaluaties die binnen de context van de thema’s worden uitgevoerd, worden binnen Defensie ook nog diverse andere (verplichte) onderzoeken gepland. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabellen, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen de subsidie-evaluaties en de overige (evaluatie)onderzoeken.
Artikel 4.24 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) schrijft voor dat, indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, deze tenminste eenmaal in de vijf jaar geëvalueerd wordt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Diverse subsidie-evaluaties zijn daarmee op de SEA van Defensie zowel opgenomen met de status ‘afgerond’ als wel met de status ‘te starten’. Voor subsidieregelingen met een budget van €500.000 en hoger gelden eveneens de eisen uit, onder meer, artikel 3 van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek. De bevindingen van subsidie-evaluaties kunnen worden meegenomen in periodieke rapportages.
Tabel 46 Overige onderzoeken en evaluaties: subsidie-evaluaties
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Nationaal Comité Herdenking Capitulatie Wageningen 1945
Subsidie-evaluatie
20212026
AfgerondTe starten
In 2021 is de subsidie aan het NCHC geëvalueerd. De doelstellingen en activiteiten van NCHC hebben een waardevolle en unieke meerwaarde voor Defensie, namelijk het herdenken van de capitulaties en het vieren van de verkregen vrijheid alsook aandacht vragen voor de wereldwijde vraagstukken van Vrede, Vrijheid en Veiligheid vanuit Wageningen, Stad der Bevrijding. De subsidie is zowel doeltreffend als doelmatig. In 2026 wordt de subsidie aan het NCHC weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Subsidieverstrekkingen
Ex-durante evaluatie
2022
Afgerond
In 2022 zijn meerdere subsidie-evaluaties uitgevoerd (zie bijlage 7.4 subsidieoverzicht, tabel 45). Hieronder vallen bijvoorbeeld subsidieverstrekkingen aan vier veteranenorganisaties die nu gezamenlijk onderdeel zijn van een enkele stichting: het Nederlands Veteranen Instituut. Voor het verantwoordingsonderzoek 2021 heeft de Algemene Rekenkamer (AR) onder andere naar het subsidiebeheer van Defensie gekeken. De hieruit voortgekomen aanbevelingen gebruikt Defensie om het subsidiebeheer te verbeteren.
H 10, artikel 9
Stichting Nederlandse Veteranendag
Subsidie-evaluatie
2022
Afgerond
In 2022 is de subsidie aan de Stichting Nederlandse Veteranendag geëvalueerd. Stichting Nederlandse Veteranendag is per 2021 opgegaan in de Stichting Nederlands Veteraneninstituut. De effecten van de activiteiten in het kader van de Nederlandse Veteranendag op het gebied van (maatschappelijke) erkenning en waardering zijn overwegend positief. De activiteiten dragen bij aan de doelstellingen van de stichting en de beleidsdoelstellingen van Defensie. Stichting NLVD weet met een redelijk stabiel budget een steeds groter effect te genereren. De subsidie is zowel doeltreffend als doelmatig.
H 10, artikel 9
Stichting Veteraneninstituut (Vi)
Subsidie-evaluatie
2022
Afgerond
In 2022 is de subsidie aan de Stichting Veteraneninstituut (Vi) geëvalueerd. Stichting Veteraneninstituut is per 2021 opgegaan in de Stichting Nederlands Veteraneninstituut. De activiteiten uitgevoerd door het Vi dragen bij aan beleids- en subsidiedoelstellingen op het gebied van erkenning en waardering voor veteranen. Met het uitvoeren van haar taken leverde het Vi een meerwaarde op het gebied van veteranenwelzijn. Doelmatigheid en doeltreffendheid van sommige activiteiten is in enkele gevallen moeilijk te bepalen vanwege de aard van de activiteiten die het opstellen van prestatie-indicatoren bemoeilijkt.
H 10, artikel 9
Stichting de Basis
Subsidie-evaluatie
2022
Afgerond
In 2022 is de subsidie aan de Stichting de Basis geëvalueerd. Stichting de Basis is per 2021 opgegaan in de Stichting Nederlands Veteraneninstituut. De activiteiten van stichting de Basis dragen bij aan het verbeteren van de gezondheid en het welzijn van veteranen en hun relaties. Niet voor alle activiteiten zijn duidelijke prestatie-indicatoren opgesteld. Dit komt mede door de aard van de werkzaamheden. Hierdoor is het niet altijd mogelijk om de doeltreffendheid en doelmatigheid vast te stellen. Desondanks leverde de stichting een unieke bijdrage aan het veteranenwelzijn. De stichting is voor het leveren van maatschappelijk werk gebonden aan professionele standaarden en richtlijnen op het gebied van maatschappelijke zorg hetgeen ook bijdraagt aan een doelmatige en doeltreffende zorgverlening.
H 10, artikel 9
Vereniging Veteranenplatform
Subsidie-evaluatie
20222027
AfgerondTe starten
In 2022 is de subsidie aan de Vereniging Veteranenplatform geëvalueerd. Het Veteranenplatform voert een belangrijke taak uit op het gebied van erkenning, waardering en zorg voor veteranen. Deze taak voor erkenning en waardering is opgenomen in de Veteranenwet en het Veteranenbesluit. Het is echter niet altijd mogelijk om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de activiteiten aan te tonen, wat onder andere ligt aan de aard van de activiteiten. De speerpunten van het VP sluiten wel (in bredere zin) aan op de beleidsdoelstellingen van Defensie. In 2027 wordt de subsidie aan de Vereniging Veteranenplatform weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting Nationale Taptoe
Subsidie-evaluatie
20222027
AfgerondTe starten
In 2022 is de subsidie aan de Stichting Nationale Taptoe geëvalueerd. De activiteiten van de Nationale Taptoe dragen bij aan de doelstelling van Defensie en de zichtbaarheid van Defensie in de samenleving. Het militaire karakter dient behouden te blijven, ook voor het aantrekken van een breder en nieuw publiek. Defensie kan deze activiteiten zelf niet doelmatiger uitvoeren, omdat dit duurder is en kan leiden tot verdringingseffecten. In 2027 wordt de subsidie aan de Stichting Nationale Taptoe weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Universiteit van Amsterdam (Leerstoel Militair recht)
Subsidie-evaluatie
20222027
AfgerondTe starten
In 2022 is de subsidie aan de Universiteit van Amsterdam (Leerstoel militair recht) geëvalueerd. De subsidie voor de Leerstoel is effectief en het subsidie-instrument is doelmatig in relatie tot het Defensiebeleid. De Leerstoel levert een waardevolle en unieke bijdrage aan het onderwijs van specialistisch defensiepersoneel en levert relevant wetenschappelijke onderzoek op. Er bestaan geen twijfels over nut, wenselijkheid en doelmatigheid van deze subsidie. De subsidie dient in hoge mate de onderwijsbelangen van het ministerie van Defensie, welke niet elders gediend kunnen worden, en draagt aanzienlijk bij aan het verhogen van het wetenschappelijk niveau op het terrein van het militair recht. In 2027 wordt de subsidie aan de Universiteit van Amsterdam (Leerstoel militair recht) weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting Maritiem Kenniscentrum
Subsidie-evaluatie
20222027
AfgerondTe starten
In 2022 is de subsidie aan de Stichting Maritiem Kenniscentrum geëvalueerd.Het MKC heeft de volgende activiteiten uitgevoerd: het creëren en onderhouden van een adequate maritieme kennisbasis bij het bedrijfsleven en de overheid en het onderhouden van een kennisinfrastructuur door het creëren van een maximale synergie en interactie tussen de verschillende kennisgebieden. Het MKC heeft door het uitvoeren van de bovengenoemde activiteiten laten zien dat deze bijdragen aan de beleidsdoelen van Defensie. Defensie kan deze activiteiten niet zelf uitvoeren (voor deze minimale middelen) wegens expertise en mogelijke verdringingseffecten. In 2027 wordt de subsidie aan de Stichting Maritiem Kenniscentrum weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting Historische Vlucht
Subsidie-evaluatie
20222027
AfgerondTe starten
In 2022 is de subsidie aan de Stichting Historische Vlucht geëvalueerd. De subsidie voor de Stichting Koninklijke Luchtmacht Historische Vlucht is effectief en doelmatig in relatie tot het Defensiebeleid. Defensie kan deze activiteiten niet zelf uitvoeren omdat dit leidt tot hogere kosten en mogelijke verdringingseffecten. De instandhouding van de Nederlandse militaire luchtvaarthistorie en het opbouwen van kennis hiervan vinden op relatief goedkope wijze plaats dankzij de vrijwilligers. Aangezien de zichtbaarheid en publieke relaties van Defensie hiermee ondersteund worden is deze subsidie doeltreffend. Een subsidie is daarbij het meest geschikte instrument. In 2027 wordt de subsidie aan de Stichting Historische Vlucht weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting wetenschappelijk onderwijs en onderzoek NLDA (SWOON)
Subsidie-evaluatie
20222027
AfgerondTe starten
In 2022 is de subsidie aan de Stichting wetenschappelijk onderwijs en onderzoek NLDA (SWOON) geëvalueerd. De subsidie voor de SWOON is effectief en het instrument is doelmatig. De activiteiten van de Stichting dragen bij aan de doelstelling van Defensie tot het mogelijk maken van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek binnen de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie. Defensie kan deze activiteiten niet zelf uitvoeren. In 2027 wordt de subsidie aan de SWOON weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting Phantasy in Blue
Subsidie-evaluatie
2022
Afgerond
In 2022 is de subsidie aan de Stichting Phantasy in Blue (PHiB) geëvalueerd. De subsidie Stichting PHiB is onvoldoende doeltreffend omdat het aantal activiteiten sterk afnam en de stichting daarmee onvoldoende bijdraagt aan de doelen van Defensie (zichtbaarheid). Ondanks dat de subsidie een minimum aan Defensiemiddelen heeft gevergd, is de subsidie tevens onvoldoende doelmatig omdat er te weinig activiteiten voor Defensie zijn uitgevoerd. Daarnaast is de inzet van het instrument subsidies duur en administratief intensief, waardoor een alternatieve wijze van bekostiging meer passend is. Op basis van deze conclusies was het advies om de subsidie niet voort te zetten. De subsidie is daarom niet meer toegekend.
H 10, artikel 9
Invictus Games
Subsidie-evaluatie
2022
Anders
De Invictus Gamessubsidie is een incidentele (of eenmalige) subsidie. Deze subsidie is daarom via een separaat traject verantwoord. De verantwoording van deze subsidie heeft in 2023 plaatsgevonden via een controle van VWS en Defensie.
H 10, artikel 9
ASL BISL Foundation
Subsidie-evaluatie
2022
Anders
Deze evaluatie is niet uitgevoerd. De ASL BISL Foundation is eind 2022 opgeheven en voert geen activiteiten meer uit in het kader van de subsidie ASL BISL (betrof frameworks die organisaties, waaronder Defensie, konden toepassen bij het verbeteren van resp. applicatie- en informatiebeheer). Deze subsidie wordt per 2021 niet meer verstrekt.
H 10, artikel 9
Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD)
Subsidie-evaluatie
2025i.p.v.2024
Lopend
Het evaluatieonderzoek naar de subsidie aan de SKD loopt. De subsidie-evaluatie is met een jaar uitgesteld door afrondende besluiten over de Marine huisvesting, het definitief sluiten van het Marechausseemuseum (december 2024) en een bijstelling van het DBFMO. In 2025 wordt de subsidie-evaluatie afgerond, waarna de resultaten zullen worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting Nederlands Veteraneninstituut
Subsidie-evaluatie
2026
Te starten
In 2026 wordt de subsidie aan de Stichting Nederlands Veteraneninstituut geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg
Subsidie-evaluatie
2028
Te starten
In 2028 wordt de subsidie aan de Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.
H 10, artikel 9
Tabel 47 Overige onderzoeken en evaluaties
Titel
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting
Begrotingsartikel(en)
Publieke investeringen in een politieke context
Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)
2022
Afgerond
Dit IBO heeft geïnventariseerd hoe een kabinet schaarse investeringsmiddelen zo doeltreffend en doelmatig als mogelijk kan alloceren. Het onderzoek is door het Ministerie van Financiën getrokken en Defensie heeft deelgenomen aan de werkgroep.
H 10, artikel 10
PARESTO
Doorlichting agentschap
2025i.p.v.2024(2029)
Afgerond(Te starten)
Tijdens deze doorlichting is het functioneren van het agentschap PARESTO onderzocht met focus op de governance, financieel beheer, doelmatigheidsbevordering en bekostiging. Deze doorlichting is uitgevoerd conform de Regeling agentschappen. Helaas bleek de dataverzameling complexer dan verwacht, hierdoor heeft het onderzoeksproces vertraging opgelopen. De doorlichting van Paresto is daardoor in 2025 afgerond i.p.v. 2024.In 2029 zal de volgende doorlichting van het agenstschap PARESTO plaatsvinden.
H 10, artikel 8Agentschap, separate begroting
6.4 Bijlage overzicht uitgaven veteranen en uitgaven zorg en nazorg
Aan de Kamer is toegezegd dat in de begroting een overzicht wordt opgenomen van de begrote uitgaven in het kader van het veteranenbeleid. Deze uitgaven zijn in de begroting verwerkt in verschillende begrotingsartikelen. In het onderstaande overzicht is dit samengebracht.
Het Nederlands Veteraneninstituut (NLVi)
Tabel 48 Begrote uitgaven Nederlands Veteraneninstituut (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Subsidie Nederlands Veteraneninstituut (NLVi)
29.829
Totaal
29.829
Het NLVi is een stichting die een groot deel van de uitvoering van het veteranenbeleid op het gebied van erkenning, waardering, en de bijzondere zorgplicht (beschreven in de Veteranenwet en nader uitgewerkt in het Veteranenbesluit), tot haar takenpakket heeft. Het NLVi is een rechtspersoon met een wettelijke taak en heeft een eigen onafhankelijke raad van toezicht.
Onderdeel van het NLVi is het Veteranenloket. Het Veteranenloket is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar voor vragen van veteranen en relaties op het gebied van dienstverlening en materiele en immateriële zorg. Dienstslachtoffers zonder de veteranenstatus en hun relaties kunnen voor materiele en immateriële zorg ook het Veteranenloket benaderen. Het programmabureau van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) maakt ook deel uit van het NLVi. Het LZV is een civiel-militaire ketenorganisatie met als doel post-actieve veteranen, dienstslachtoffers en hun relaties bij missie gerelateerde psychische en psychosociale problemen overal in Nederland de meest geëigende zorg te bieden. De eerstelijnszorg (het zogeheten gespecialiseerd maatschappelijk werk) binnen het LZV wordt verzorgd door maatschappelijk werkers van zowel het Bedrijfsmaatschappelijk Werk (BMW) Defensie als het NLVi. Daarnaast zijn binnen het NLVi zorgcoördinatoren werkzaam, die de materiele en immateriële hulpvragen van veteranen en dienstslachtoffers zonder veteranenstatus met uitzendgerelateerde problemen (en hun relaties) coördineren. Verder is de coördinatie van de nuldelijnsondersteuning (NOS) binnen het NLVi belegd. Het NOS is een laagdrempelig landelijk dekkend regionaal georganiseerd netwerk voor veteranen, MOD’ers en hun relaties. Het biedt de veteraan (post-actief en in werkelijke dienst) en zijn relatie ondersteuning bij problemen. Deze hulp kan bestaan uit een gesprek, een luisterend oor, maar kan ook bestaan uit het doorgeleiden naar het Veteranenloket als de hulpvraag mogelijk professionele zorg vereist.
Het NLVi organiseert jaarlijks ook de Veteranendag en tevens voert het NLVi (wetenschappelijk) onderzoek uit op het gebied van de verbetering van de zorg aan veteranen en op het gebied van erkenning en waardering.
Uitgaven erkenning en waardering
De uitgaven voor erkenning en waardering zijn begroot in niet-beleidsartikel 9 Algemeen en 10 Apparaat Kerndepartement, met uitzondering van de uitgaven voor reüniefaciliteiten die zijn begroot op de beleidsartikelen van de operationele commando’s.
Tabel 49 Totaaloverzicht van begrote uitgaven voor erkenning en waardering voor veteranen (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Subsidie Vereniging Veteranen Platform (VP)
273
Ondersteuning organisatie dag voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers
330
Ondersteunen veteranenzaken voor operationele commando's
2.856
Totaal
3.452
Tabel 50 Ondersteunen veteranenzaken door operationele commando's (bedragen x € 1.000)
Operationele commando's
Koninklijke Marine
853
Koninklijke Landmacht
1.375
Koninklijke Luchtmacht
423
Koninklijke Marechausse
205
Totaal
2.856
Vereniging Veteranen Platform (VP)
De Vereniging Veteranen Platform (VP) behartigt de belangen van de Nederlandse veteranen en militaire oorlogs- en dienstslachtoffers via aangesloten veteranenorganisaties. Het VP is daarnaast adviseur van het ministerie van Defensie op het gebied van veteranenzaken. Het ministerie van Defensie beschouwt het VP als vertegenwoordiger van alle veteranen en in die hoedanigheid wordt het VP betrokken bij beleidsveranderingen. Het VP werkt continu aan het verbeteren van de beeldvorming over veteranen en aan het vergroten van de maatschappelijke erkenning en waardering voor veteranen. Ook stimuleert het VP de deelname aan activiteiten door de jonge generatie veteranen.
Dagen voor Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (MOD-ers)
Defensie organiseert, om erkenning en waardering te geven aan Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers (MOD-ers) en hun relaties, MOD-dagen. Deze MOD-dagen zijn voor zowel veteranen met een dienstverbandaandoening (en hun relaties) als voor dienstslachtoffers zonder veteranenstatus (en hun relaties). De doelstellingen van deze dagen zijn het bieden van erkenning aan MOD-ers en hun partners, het bieden van informatie over de (pensioen)regelingen en voorzieningen en het luisteren naar de behoeften van de doelgroep.
Reüniefaciliteiten
Verenigingen voor veteranen, post-actieven en MOD-ers, die geregistreerd zijn in het reünieregister van het Nederlands Veteraneninstituut, kunnen eenmaal per jaar aanspraak maken op reüniefaciliteiten. De organisatie hiervan ligt in handen van de verenigingen zelf. Daarnaast heeft elk operationeel commando de mogelijkheid om een veteranendag te organiseren.
Uitgaven zorg
De uitgaven voor zorg en nazorg zijn begroot op niet-beleidsartikelen 9 Algemeen en 10 Apparaat Kerndepartement.
Tabel 51 Totaaloverzicht van begrote uitgaven voor zorg voor veteranen (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Invaliditeitspensioenen
91.744
Nabestaandenpensioenen
24.180
Nationaal Fonds Ereschuld
114.035
Ereschulduitkering
0
Sociale Zorg (Voorzieningenregeling MOD-slachtoffers)
12.745
Inkomensvoorziening in verband met zorg & re-integratie
400
Totale uitgaven
258.168
Kaderwet militaire pensioenen
Deze wetgeving bevat het geheel aan wet- en regelgeving voor veteranen, MOD-ers, militairen buiten dienst en ex-militairen die niet meer (volledig) kunnen werken of aanvullende voorzieningen nodig hebben vanwege arbeidsongeschiktheid.
Voor 2026 zijn de uitgaven aan bijzonder militair invaliditeitspensioen begroot op € 91,7 miljoen. Tevens is het bijzonder militair nabestaandenpensioen onderdeel van deze wetgeving. Voor 2026 zijn de uitgaven begroot op € 24,2 miljoen. Het Nationaal Fonds Ereschuld is bedoeld voor de claims van veteranen met uitzendgerelateerde aandoeningen. Hierin zijn de Veteranenclaims PTSS en Regeling Volledige Schadevergoeding ondergebracht.
Sociale zorg (o.a. voorzieningenregelingen)
Vanuit de wettelijke zorgplicht voor veteranen worden voorzieningen aan veteranen verstrekt met het oog op het verbeteren van de levensomstandigheden in specifieke situaties.
Inkomensvoorziening in verband met zorg en re-integratie
De inkomensvoorziening, zoals opgenomen in artikel 7 van de Veteranenwet, is een laagdrempelige regeling voor veteranen die ziek of arbeidsongeschikt zijn en waarbij sprake is van een vermoeden van een dienstgerelateerde aandoening. Met het aanvragen van de inkomensvoorziening in verband met zorg wordt tegelijkertijd ook de aanvraag militair invaliditeitspensioen gestart. Daarnaast worden voor deze veteranen de inspanningen op het gebied van de re-integratie geïntensiveerd en worden de reiskosten van hun partners vergoed wanneer ze deelnemen aan ambulante lotgenotengroepen. De uitvoeringskosten die gemoeid zijn met de re-integratie en het vergoeden van de reiskosten maken onderdeel uit van de raming. In totaal is voor deze voorzieningen in 2026 een bedrag van € 400.000 geraamd.
Uitgaven onderzoek
Tabel 52 Begrote uitgaven onderzoek (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Militaire Geestelijke Gezondheidszorg
500
Totaal
500
In de begroting van DOSCO is € 500.000 opgenomen ten behoeve van onderzoeken naar de neurobiologische gevolgen van stress en trauma dat vanuit de Wetenschappelijke Onderzoeksgroep van de MGGZ wordt uitgevoerd.
Uitgaven overig
Tabel 53 Begrote uitgaven overig (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Nationale ombudsman
550
Totaal
550
Conform de Veteranenwet heeft de Nationale ombudsman tevens een rol als ombudsman van de veteranen. In die rol behandelt hij verzoeken/klachten van veteranen over overheidsinstanties en over niet-overheidsinstanties die een taak uitvoeren op het gebied van veteranen. Daarnaast onderzoekt hij of er structurele knelpunten zijn. Het budget dat door het ministerie van Defensie voor de Veteranenombudsman beschikbaar wordt gesteld is € 550.000. Jaarlijks maakt het ministerie van Defensie dit bedrag over naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Financiering van Hoge Colleges van Staat, zoals de Nationale ombudsman, verloopt via het ministerie van Binnenlandse Zaken.
6.5 Bijlage budgettaire gevolgen MIVD
Tabel 54 Begroting MIVD (bedragen x € 1.000)
2025
2026
2027
2028
2029
2030
MIVD Apparaatsuitgaven
412.101
424.884
443.836
443.387
457.481
447.422
MIVD Geheim (art. 11)
25.049
19.631
21.220
21.220
21.220
21.220
Ontvangsten
2.923
2.923
2.923
2.923
2.923
2.923
Toelichting
De MIVD is een bijzondere organisatie-eenheid die onderdeel is van het kerndepartement (Bestuursstaf). De MIVD is belast met de ondersteuning van Defensie op het gebied van het leveren van kwalitatief hoogwaardige inlichtingen- en veiligheidsinformatie. Daarmee levert de MIVD een onmisbare bijdrage aan de opbouw, de gereedstelling en de inzet van de krijgsmacht en de informatiepositie van Nederland.
De uitgaven aan de MIVD zijn binnen de ontwerpbegroting opgenomen in artikel 10 «Apparaat kerndepartement», artikel 11 «Geheim» en in het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). In bovenstaande tabel staan de budgetten uit art. 10 en het DMF voor de MIVD onder ‘MIVD Apparaatsuitgaven’. Het artikel 11 «Geheim» is al separaat inzichtelijk in de begroting van Defensie. Aangezien deze volledig ten behoeve van de MIVD is, is deze hier nogmaals weergegeven. Vanwege het bijzondere karakter van de MIVD en de daarbij behorende geheime uitgaven zijn de uitgaven niet verder uitgesplitst. Budgetten voor onder andere schoonmaak, energie en investeringen in nieuwbouw zijn centraal belegd bij Defensie. Deze zijn niet in bovenstaande tabel opgenomen.
Ontvangsten
De ontvangsten bij de MIVD zijn voornamelijk veiligheidsonderzoeken verricht voor andere (overheids-)organisaties. De Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO), een samenwerkingsverband tussen MIVD en AIVD, brengt daarvoor een tarief in rekening.
6.6 Bijlage Tabel Input-Output 2% Defensie-uitgaven
Tabel 55 Input-Output Defensie-uitgaven 2% bbp
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Originele input 2% (VJN25)1
21.019
24.943
25.942
27.005
27.996
29.023
Intensivering VJN25
90
507
657
737
Huidige input VJN25
21.019
24.943
26.032
27.512
28.653
29.760
Nominaal bbp MEV 20262
1.187.338
1.234.396
1.282.931
1.332.242
1.381.962
1.436.069
%-bbp (input)
1,77%
2,02%
2,03%
2,07%
2,07%
2,07%
Cumulatief saldo in voorgaande perioden verwerkte maatregelen
520
521
510
Maatregelen huidige periode:
Maatregel A: saldo kasschuiven
‒ 128
‒ 24
‒ 4
18
16
122
Maatregel B: saldo in- of extensiveringen
Maatregel C: Onderuitputting en EJM
232
Maatregel D: Overboekingen van andere departementen (toerekenbaar)
111
52
45
47
50
56
Maatregel E1: Overboekingen naar andere departementen (totaal)
‒ 396
‒ 20
‒ 29
‒ 31
‒ 36
‒ 36
Maatregel E2: Overboekingen naar andere departementen (waarvan toerekenbaar)
396
20
29
31
36
36
Maatregel F: saldo overig
26
10
0
0
0
0
Maatregel G: Budgettaire bijstelling pensioenen3
8.150
‒ 375
‒ 375
‒ 375
‒ 375
Totaal maatregelen huidige periode
240
8.187
‒ 334
‒ 310
‒ 309
‒ 197
Maatregel H: Toerekenbare pensioenen2
‒ 8.150
375
375
375
375
Totaal extracomptabele toerekening Defensie-uitgaven
‒ 8.150
375
375
375
375
Stand Defensie-uitgaven MJN26
21.260
24.980
26.592
28.098
29.228
29.938
%-bbp (output)
1,79%
2,02%
2,07%
2,11%
2,11%
2,08%
1 De bbp-raming uit het CEP wordt gebruikt om de 2%-input te bepalen voor de noemersturing. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar Voorjaarsnota 2025 (bijlage 5).
2 De meest actuele raming van het bbp (MEV 2026) is gebruikt. Hiermee rapporteert Defensie op basis van de meest actuele stand van het bbp.
3 De correctie ziet toe op de affinanciering van de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen. Dit wordt toegelicht in Artikel 10 Kerndepartement.
6.7 Bijlage afkortingen
Tabel 56
Afkorting
Omschrijving
ADR
Auditdienst Rijk
AH-64
Apache gevechtshelikopter
AI
Artificiële Intelligentie
AIV
Adviesraad Internationale Vraagstukken
AIVD
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
AMDTF
Air and Missile Defence Task Force
AOW
Algemene Ouderdoms Wet
AR
Algemene Rekenkamer
ASAP
Act in Support of Ammunition Production.
AVG
Algemene Verordening Gegevensbescherming
AWACS
Airborne warning and control system
BBP
Bruto Binnenlands Product
BENELUX
België Nederland Luxemburg
BIV
Budget Internationale Veiligheid
BZ
Ministerie van Buitenlandse Zaken
C2
Command and Control
C-17
Strategisch Transportvliegtuig
C-130
Transportvliegtuig
CBRN
Chemische, Biologische, Radiologische en Nucleaire (CBRN) middelen
CDS
Commandant der Strijdkrachten
CH-47
Chinook transporthelikopter
CLAS
Commando Landstrijdkrachten
CLSK
Commando Luchtstrijdkrachten
COID
Centrale Organisatie Integriteit Defensie
COMMIT
Commando Materieel en IT (voorheen DMO)
CZSK
Commando ZeeStrijdKrachten
DCC
Defensie Cyber Commando
DGV
Diensten Geestelijke Verzorging
DMF
DefensieMaterieelbegrotingsFonds
DMP
Defensie Materieel Proces
DOSCO
Defensie OndersteuningsCommando
DPO
DefensieProjectenOverzicht
EDA
European Defence Agency
EDF
Europees Defensiefonds
eFP
Enhanced Forward Presence
EMASOH
European-led Maritime Awareness in the Strait of Hormuz
EOD / EODD
Explosieven Opruimingsdienst Defensie
EPF
European Peace Facility (Europese Vredesfaciliteit t.b.v. Oekraine)
EU
Europese Unie
EUAM
Europese Adviesmissie
EUFOR
European Union Force
EZK
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
F-35
Vijfde generatie jachtvliegtuig
FNIK
Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht
GrIT
Grensverleggende Informatie Technologie
HGIS
Homogene Groep Internationale Samenwerking
IBO
Interdepartementaal Beleidsonderzoek
IGK
Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht
IGO
Informatie Gestuurd Optreden
IGV
Inspecteur-Generaal Veiligheid
IMG
Inspectie Militaire Gezondheidszorg
IT
Informatietechnologie (incl communicatie)
IVD
Inspectie Veiligheid Defensie
JenV
Ministerie van Justitie en Veiligheid
JISTARC
Joint Intelligence, Surveillance,Target Acquisition & Reconnaissance
KMar
Koninklijke Marechaussee
KPI
Key Performance Indicator
LCP
Landelijke crisisplannen
LZV
Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen
MARIN
Maritime Research Institute Netherlands
MDO
Multi-domein Optreden
MGGZ
Militaire Geestelijke GezondheidsZorg
MHK
Militair Huis van de Koning
MINUSMA
United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission
MIVD
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
MLA
Militaire Luchtvaart Autoriteit
MOD
Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers
MP
Militaire Politie
MPC
Militair Penitentiair Centrum
MQ-9
Onbemand vliegtuig
N.V.
Naamloze Vennootschap
NAVO / NATO
Noord Atlantische VerdragsOrganisatie
NFM
NATO Force Model
NH-90
Helikopter
NLD / DEU
Nederlands-Duits
NLDA
Nederlandse Defensie Academie
NLR
Koninklijk Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum
NLVi
Stichting Nederlands Veteraneninstituut
NOS
Nuldelijnsondersteuning (ondersteuning van veteranen)
NMI
Navo Missie in Irak
NPRD
Nationaal Programma Ruimte voor Defensie
OHK
Operationeel Hoofdkwartier
OIR
Operation Inherent Resolve
PFAS
Poly- en perfluoralkylstoffen
PTSS
Posttraumatische stressstoornis
PW
Politie Wet
QRF
Quick Reaction Force
R&T
Research & Technology
RBV
Rijksbegrotingsvoorschriften
RMCa
Regionaal Militair Commando en Advies
RPE
Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
RWT
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak
SAC
Strategic Airlift Capability
SAF
Sustainable Aviation Fuel
SBK
Sociaal Beleidskader
SEA
Strategische Evaluatie Agenda
SKIA
Strategische Kennis- en Innovatieagenda
SOF
Special Operations Forces
SSCG
Stationschip Caribisch Gebied
SVi
Stichting Veteraneninstituut
SWOON
Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA
SWP
Stinger Weapon Platform
SZVK
Stichting Ziektekosten Verzekering Krijgsmacht
TF PZ
Taskforce Productiezekerheid
TNO
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
UAS
Unmanned Aerial System
UNDOF
United Nations Disengagement Observer Force
UNIFIL
United Nations Interim Force in Lebanon
UVO
Unit Veiligheidsonderzoeken
UNTSO
United Nations Truce Supervision Organisation
VN
Verenigde Naties
VP
Vereniging Veteranen Platform
VS
Verenigde Staten
VTE
Voltijdsequivalent
WIV
Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
Woo
Wet Openbare Overheid
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.