Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
InhoudsopgaveGeraamde uitgaven en ontvangstenA. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstelB. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen1. Leeswijzer2. BeleidsagendaBeleidsprioriteitenBelangrijkste beleidsmatige mutatiesOpenbaarheidsparagraafStrategische Evaluatie AgendaOverzicht risicoregelingen3. BeleidsartikelenBeleidsartikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatveranderingA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidswijzigingenD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de financiële instrumenten4. Niet-beleidsartikelenArtikel 70 ApparaatArtikel 71 Nog onverdeeld5. Begroting agentschappenNederlandse Emissieautoriteit (NEa)6. BijlagenBijlage 1: ZBO's en RWT'sBijlage 2: Specifieke uitkeringen Ministerie van KGGBijlage 3: SubsidieoverzichtBijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie AgendaBijlage 5: Rijksbreed overzicht klimaatuitgavenLijst van afkortingen
36 800 XXIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII) voor het jaar 2026
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2025–2026
GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln). Totaal € 13.714,0 mln.
Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikel en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln). Totaal € 2.338,4 mln.
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.T.M. Hermans
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei heeft 2 begrotingen:
1. de beleidsbegroting (Hoofdstuk XXIII van de Rijksbegroting) en
2. de fondsbegroting van het Klimaatfonds (Hoofdstuk M van de Rijksbegroting)
Voor u ligt de beleidsbegroting Hoofdstuk XXIII.
1. Leeswijzer
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Begrotingsstructuur;
2. Prestatiegegevens;
3. Groeiparagraaf;
4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.;
5. Ondergrenzen toelichtingen.
1. Begrotingsstructuur
Beleidsagenda
De beleidsagenda begint met het onderdeel beleidsprioriteiten. Aansluitend bij de missie van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) hebben de beleidsprioriteiten de volgende opbouw: Inleiding, Groene groei, Klimaat, Energietransitie, Europese en internationale inzet op het gebied van de energie- en klimaattransitie, Weerbaarheid en leveringszekerheid, Netcongestie, Kernenergie, Waterstof, warmte en energiebesparing, Verduurzaming industrie, Carbon Capture and Storage, Transitie diepe ondergrond en Slotparagraaf.
Na het onderdeel beleidsprioriteiten volgen: de belangrijkste begrotingsmutaties voor de uitgaven en de ontvangsten, de openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda en het overzicht van de risicoregelingen.
Beleidsartikel
Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op het beleidsartikel. Hierin is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de Minister opgenomen. Voor het beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt (voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting) verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.
In de budgettaire tabel van het beleidsartikel zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.
In de begroting zijn verder de volgende bijlagen opgenomen: (bijlage 1) een overzicht van de ZBO’s/RWT’s vallend onder het Ministerie van KGG, (bijlage 2) een overzicht met de specifieke uitkeringen van KGG, (bijlage 3) het subsidieoverzicht met hyperlinks naar de betreffende subsidie, de meest recent uitgevoerde evaluatie en geprogrammeerde eerstvolgende evaluatie, en de geplande einddatum van de subsidie, (bijlage 4) een nadere uitwerking van de Strategische Evaluatie Agenda en de meest recent uitgevoerde en geprogrammeerde beleidsdoorlichtingen en evaluaties met hyperlinks naar de betreffende rapporten en (bijlage 5) een rijksbreed overzicht van klimaatuitgaven.
Informatievoorziening
Het Ministerie van KGG hecht aan hoogwaardige, betrouwbare informatievoorziening om de impact van haar beleid en de voortgang op doelen te monitoren. Uitvoeringsorganisaties worden aangestuurd om relevante monitoringsinformatie te verzamelen over de voortgang en impact van beleid voor burgers en bedrijven. Daarnaast zet KGG in op het gebruik van onafhankelijke voortgangsinformatie zoals van het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Planbureau, de EU en de OESO. KGG communiceert thematisch over beleidsvoortgang op websites als dashboardklimaatbeleid.nl en dashboardgroningen.nl. Voor voortgang op brede welvaart publiceert het CBS de Monitor Brede Welvaart en Sustainable Development Goals. Daarnaast is informatie, zoals ook genoemd in de toelichting bij de beleidsartikelen, te vinden op websites van betreffende uitvoeringsorganisaties. Tot slot wordt op rijksfinancien.nl alle budgettaire data verzameld. Deze website biedt ook de mogelijkheid om gerelateerde informatie toe te voegen aan de reguliere begrotingsinformatie. Dat zijn bijvoorbeeld beleidsevaluaties, visualisaties van financiële tabellen, bijbehorende officiële stukken, en links naar aanvullende beleidsinformatie.
Begrotingsreserves
De KGG-begroting kent een viertal reserves, namelijk de reserve duurzame energie, de reserve voor de garantieregeling aardwarmte, de reserve voor een risicoregeling voor ECN/NRG en de nieuwe reserve voor de garantieregeling warmtenetten. In de toelichting op de financiële instrumenten, onder onderdeel E van beleidsartikel 31 wordt verder ingegaan op de aard van deze instrumenten.
Overzicht maatregelen ten behoeve van het klimaatbeleid
Zoals toegelicht in de kabinetsreactie evaluatieonderzoek en overzicht klimaatbeleid (Kamerstuk 32 813, nr. 1401) wordt middels twee overzichten in de rijksbegroting geprobeerd een zo volledig en eenduidig mogelijk financieel overzicht te bieden van het klimaatbeleid. Het betreft het totaaloverzicht van klimaatuitgaven, een bijlage van de begroting van KGG, en het integraal overzicht klimaat, een bijlage van de Miljoenennota. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie Leegte (Kamerstuk 30 196, nr. 278), de motie Grinwis/Stoffer (Kamerstuk 36 274, nr. 45), het advies van de Raad van State bij de Miljoenennota 2024 over klimaatinclusief begroten en het rapport ‘Inzicht in uitgaven klimaatbeleid’ van de Algemene Rekenkamer. De overzichten blijven in ontwikkeling en zullen continu verbeterd worden.
In bijlage 5 van deze begroting is het rijksbrede totaaloverzicht opgenomen van de uitgaven ten behoeve van het klimaatbeleid en de verduurzaming van de energievoorziening. Deze tabel bevat alle voorgenomen uitgaven op departementale begrotingen die onder de gestelde definitie van klimaatuitgaven vallen. Deze definitie heeft het kabinet expliciet gedefinieerd in de kabinetsreactie op het rapport ‘Inzicht in uitgaven klimaatbeleid’ van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 32 813, nr. 1235).
In aanvulling hierop zijn in het integraal overzicht klimaat, de bijlage van de Miljoennota, ook de klimaatgerelateerde belastingen opgenomen die onder de hiervoor gestelde definitie vallen. Het voornemen was om vanaf dit jaar ook de uitgaven aan klimaatadaptatiebeleid op te nemen in deze bijlage van de Miljoenennota. Dit is met een jaar vertraagd. De Tweede Kamer is reeds geïnformeerd over de definitie van klimaatadaptatie-uitgaven die zal worden gehanteerd om dit overzicht te kunnen vullen (Kamerstuk 27 625, nr. 693).
2. Prestatiegegevens
In het beleidsartikel wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van KGG voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij KGG een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn (waar mogelijk) prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.
3. Groeiparagraaf
In het kader van het vereenvoudigen van de begrotingsstukken met betrekking tot de bijlagen, zijn de verdiepingsbijlage (een toelichting op de mutaties ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting) en de bijlage moties en toezeggingen vanaf de ontwerpbegroting 2026 komen te vervallen. De bijlagen Rijksuitgaven Caribisch Nederland, Nationaal Groeifondsprojecten KGG en Klimaatfondsprojecten KGG komen vanaf de ontwerpbegroting 2026 te vervallen. De totaaloverzichten worden opgenomen bij het desbetreffende departement, respectievelijk; Binnenlandse Zaken, Nationaal Groeifonds en Klimaatfonds.
Hiermee wordt invulling gegeven aan de voorstellen die in de Voorjaarsnota 2025 zijn opgenomen met als doel om alleen bijlagen en overzichten op te nemen waar de Kamer behoefte aan heeft en om informatie niet op verschillende plekken in verschillende stukken aan te bieden.
4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (Kamerstuk 2010-2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie zorgt er voor dat de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland op grond van het Nederlands Nationaal Hervormingsprogramma een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.
In de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland in 2025-2026 (COM(2025)) wordt onder andere aanbevolen:
– Met het oog op de toepasselijke termijnen voor de tijdige voltooiing van de hervormingen en investeringen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241, zorgen voor de doeltreffende uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk. De uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s (EFRO, JTF, ESF+) versnellen, in voorkomend geval voortbouwend op de mogelijkheden die de tussentijdse evaluatie biedt. Optimaal gebruikmaken van EU-instrumenten, met inbegrip van de ruimte die InvestEU en het platform voor strategische technologieën voor Europa bieden om het concurrentievermogen te verbeteren (aanbeveling 2);
– De algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen door de uitrol van hernieuwbare energiebronnen te versnellen en de energie-efficiëntie te verbeteren, met name in gebouwen. De congestie van het elektriciteitsnet verminderen door de capaciteit van het transmissie- en distributienet te vergroten, flexibiliteitsoplossingen toe te passen, zone-overschrijdende handel te maximaliseren en vergunningsprocedures verder te vereenvoudigen. Structurele maatregelen uitvoeren om overmatige stikstofafzetting en de verslechtering van de waterkwaliteit doeltreffend aan te pakken, met name door verdere inspanningen te leveren op het gebied van duurzame landbouw (aanbeveling 4).
Hieronder wordt ingegaan op aanbeveling 2 van de Europese Commissie. In de beleidsprioriteiten komen de onderwerpen genoemd in aanbeveling 4 aan bod.
Landspecifieke afspraken Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)
Nederland kan in totaal € 5,4 mld aan Europese middelen ontvangen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF) voor belangrijke investeringen en hervormingen. Inmiddels zijn er twee betaalverzoeken succesvol ingediend ter waarde van € 2,5 mld.
Voor deze betaalverzoeken geeft het Ministerie van Klimaat en Groene Groei uitvoering aan de volgende vijf maatregelen:
1. C1.1 R5 Energiewet
2. C1.1 I1 Wind op Zee
3. C1.1 I2 Groenvermogen waterstof
4. C3.2 I2 Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)
5. C8 R1 Energiehervormingspakket
Motie Hachchi c.s.
Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van KGG voor Caribisch Nederland in 2026 bedragen € 8,3 mln. Deze uitgaven zijn verwerkt op beleidsartikel 31.
5. Ondergrenzen toelichtingen
Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen ten opzichte van de voorgaande begroting in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen
Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)
Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1000
5
10
=> 1000
10
20
In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.
2. Beleidsagenda
Beleidsprioriteiten
Inleiding
Nederland zit middenin een belangrijke transitie naar een duurzaam en weerbaar energiesysteem en een klimaatneutrale samenleving. Het demissionaire Kabinet zet zich zowel nationaal als Europees in om te bouwen aan ons verdienvermogen en tegelijkertijd minder afhankelijk te worden van andere delen van de wereld, met name voor onze energie- en grondstoffenvoorziening. Dat is nodig om onze economie sterk en weerbaar te houden. Geopolitieke spanningen zorgen er onder andere voor dat leveringszekerheid van energie geen vanzelfsprekendheid meer is. Dat maakt dat het belangrijk is om in te zetten op meer betaalbare en duurzaam opgewekte energie van dichtbij.
Het demissionaire Kabinet kiest voor economische groei, waarbij bedrijven de Nederlandse welvaart vergroten en hun concurrentievermogen versterken door duurzame oplossingen te bedenken. Door nieuwe technologieën en nieuwe toepassingen te stimuleren tegen klimaatverandering, bouwen we een schoon en welvarender land voor deze en volgende generaties. Knelpunten in de energietransitie moeten hierbij weggenomen worden zodat energie betaalbaar blijft en Nederland in 2050 een bijna volledig duurzame energievoorziening heeft. Overkoepelend gelden hierbij als uitgangspunten betaalbaarheid voor burgers en bedrijven, leveringszekerheid en het verminderen van uitstoot van broeikasgassen. Eventuele afwenteling op milieu of natuur dient daarbij vermeden te worden. Deze uitgangspunten komen in het Kabinetsbeleid terug door onder andere in te zetten op elektrificatie, energiebesparing, kernenergie, Carbon Capture Use and Storage (CCUS), waterstof, het verder verduurzamen van de industrie en gebruik van de diepe ondergrond.
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) werkt met iedereen in Nederland aan het scheppen van kansen die nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen, zodat we groene economische groei kunnen realiseren. Alleen samen — met overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, internationale partners en inwoners — kunnen we de omslag naar een sterk, schoon en weerbaar Nederland realiseren.
Groene groei
Het demissionaire Kabinet werkt aan een duurzaam en welvarend Nederland. Groene groei maakt het mogelijk om onze welvaart – en alles wat daarbij hoort aan publieke voorzieningen – ook voor de langere termijn in stand te houden. Het aanpassen aan klimaatverandering én duurzame economische groei gaan daarbij samen. De transitie naar een hernieuwbaar energiesysteem is daar de belangrijkste bouwsteen van. Een energiesysteem gebouwd op hernieuwbare en betaalbare energie van dichtbij zorgt ervoor dat we minder afhankelijk worden van energie van buiten Europa en maakt ons op die manier weerbaarder. Om ruimte te geven aan groene groei vervolgt het Ministerie van KGG de komende jaren de uitrol van schone en eigen energie, zorgt het ervoor dat Nederland zoveel mogelijk zelf kan voorzien in de ‘oude’ energiebronnen zolang die nodig zijn én faciliteert het de industrie waar dat verantwoord is.
Een toekomstige, sterke en weerbare economie is gedecarboniseerd, aldus Mario Draghi in zijn rapport «The future of European competitiveness».1 In dit rapport benoemt Draghi de uitdagingen die Nederland, net als Europa, kent rondom de innovatiekloof, decarbonisatie en energieprijzen. Lage R&D-investeringen, hoge energieprijzen en uitblijvende keuzes hinderen het concurrentievermogen van Nederland. De negatieve impact van de stijgende energieprijzen en energievraag op de economische prestaties van Europa kan verminderd worden door investeringen in decarbonisatie.
De energietransitie brengt veel (investerings)kansen met zich mee. De Nederlandse industrie levert bijvoorbeeld veel welvaart op, en kan dat ook in de toekomst blijven doen wanneer zij investeert in verduurzaming. Op lange termijn is verduurzamen van de industrie immers de beste weg naar een sterke industrie in Europa en Nederland die zorgt voor welvaart en weerbaarheid. Het is daarom belangrijk dat obstakels richting verduurzaming worden weggenomen. Hoewel bedrijven, maatschappelijke instellingen en huishoudens graag zouden investeren in verduurzaming, is dat nu niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld door beperkingen rondom stikstof, arbeidskrachten of netcongestie. Het demissionaire Kabinet zet er daarom op in om de randvoorwaarden verder op orde te krijgen, zodat we plannen en ambities daadwerkelijk voor elkaar kunnen krijgen.
Om investeringen te kunnen doen en kansen van groene groei te kunnen verzilveren, is het van belang dat er een gelijk speelveld is en dat de Nederlandse industrie kan concurreren met het buitenland. Het demissionaire Kabinet versterkt de concurrentiekracht van de industrie en zorgt dat investeren in verduurzaming in Nederland aantrekkelijk blijft.
Klimaat
In de afgelopen jaren is er veel beleid ontwikkeld om de klimaat- en energiedoelen te halen. Maatregelen die ruimte geven aan groene groei, die erop gericht zijn om de uitvoering vlot te trekken en voor elkaar te krijgen wat we hebben afgesproken. Op weg naar een sterk, schoon en weerbaar Nederland. In lijn met de Klimaatwet heeft het demissionaire kabinet in het tweede kwartaal van 2025 het Klimaatplan gepresenteerd gericht op de komende tien jaar.2 In de Klimaat- en Energienota, die gelijktijdig met de KGG-begroting op Prinsjesdag wordt gepubliceerd, wordt verantwoording afgelegd over de voortgang die het afgelopen jaar is geboekt met het klimaat- en energiebeleid en vindt herijking plaats waar nodig. Het doel was, is en blijft om het 2030 doel van 55% CO2-reductie in 2030 binnen bereik te brengen. Het PBL verwacht in de KEV 2025 een CO2-reductie van 46,8-54,5% in 2030. Dat is een significante verbetering ten opzichte van vorig jaar, maar we zijn er nog niet. Dit laat zien dat er blijvend aandacht nodig is voor de transitie, nu maar ook in de komende periode. Het kabinet blijft zich inzetten voor de voortvarende uitvoering van dit beleid, het op orde brengen van de randvoorwaarden en het zetten van logische stappen voor halen van de doelen in alle sectoren.
Het demissionaire Kabinet heeft met het Pakket voor Groene Groei: voor een weerbaar energiesysteem en een toekomstbestendige industrie een verdere uitwerking gepresenteerd van het samenhangende pakket aan maatregelen, gericht op normeringen, beprijzingen en subsidies.3 Hiermee is het Klimaatfonds bijna volledig geprogrammeerd, zoals weergegeven in de Klimaatfondsbegroting en het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2026. Om bedrijven te blijven helpen met CO2-reductie en de productie van hernieuwbare energie te blijven ondersteunen zal de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie ++ (SDE++) in 2026 opnieuw worden opengesteld, met een indicatief budget van € 8 mld. Daarnaast wordt er gewerkt aan een ontwerp voor tweezijdige contracts for difference (CfD’s) om hernieuwbare elektriciteitsprojecten op doelmatige wijze te blijven stimuleren. Via het traject Toekomst van de SDE++ wordt onderzocht wat er nodig is om de volgende fase van de energietransitie richting 2050 passend te ondersteunen.
Energietransitie
Het demissionaire Kabinet werkt aan een duurzaam, betaalbaar én betrouwbaar energiesysteem van de toekomst. Hiervoor maken we steeds meer gebruik van duurzame energiebronnen, zoals zon, wind en aardwarmte, slaan we vaker energie op via batterijen en waterstof en passen we onze energie-infrastructuur aan. Met de actualisatie van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) in 2026 geeft het demissionaire Kabinet richting aan de energietransitie en de ontwikkeling van het Nederlandse energiesysteem op middellange termijn. Bij de actualisatie van het NPE maakt het demissionaire Kabinet tevens verschillende zaken beter inzichtelijk, waaronder de impact van (nieuwe) 2040-doelen in EU-verband op het gebied van klimaat en energie en het kostenbeeld van de energietransitie op lange termijn met het oog op de betaalbaarheid.
Het Ministerie van KGG stimuleert de transitie naar groene energie door onder andere tenders voor windenergie op zee uit te schrijven en duurzame energie te genereren op Rijksgronden via het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed (OER). Ook coördineert het ministerie de ruimtelijke inpassing van noodzakelijke energie-infrastructuurprojecten. Via het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) plant en prioriteert het ministerie sleutelprojecten, zoals de Delta Rhine Corridor (DRC), en onderzoekt het versnellingstrajecten voor uitvoering en implementatie. De DRC speelt een belangrijke rol bij het overgaan op hernieuwbare energie en het versterken van de leveringszekerheid en de energie-onafhankelijkheid. Twee andere belangrijke baten van de DRC zijn het behouden van de economische waarde van de grote industrieclusters en het voorkomen van een toename van vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, spoor en water.
Met het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) geeft het demissionaire Kabinet verder vorm aan de ruimtelijke sturing op de nationale onderdelen van het energiesysteem. Door strategisch te sturen op vraag, aanbod en flexibiliteit wordt de extra ruimtevraag en de maatschappelijke kosten van het klimaatneutrale energiesysteem beperkt. Het PEH II, de actualisatie van het PEH, is naar verwachting in 2028 gereed en actualiseert de gedane onderzoeken met nieuwe inzichten, bijvoorbeeld op het gebied van Small Modular Reactors (SMRs). Het PEH II doet daarbij een verdere verdiepingsslag op de impact van locaties voor flexibiliteit op het energienetwerk en gaat gebieden voor kernenergie en aanlanding van wind op zee afwegen op ruimtelijke en energetische criteria. In het najaar van 2025 wordt de onderzoeksaanpak gepubliceerd, volgend op de startnotitie. Aanvullend is het kabinet een verkenning naar de intensivering van ruimtelijke sturing gestart. Hieronder valt onder meer het omzetten van het PEH naar ruimtelijke reserveringen.
Hiernaast is innovatie cruciaal voor het energiesysteem van de toekomst, voor het creëren van groene groei, en het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe markten en het verdienvermogen van Nederland. Met de Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) wordt samen met de Topsector Energie richting gegeven aan welke innovaties nodig en kansrijk zijn. In 2026 worden – in lijn met de richting die wordt gegeven door het NPE en het PEH - verschillende energie-innovatieregelingen opnieuw opengezet om de volledige innovatiecyclus te kunnen ondersteunen, zoals de Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatieregeling (MOOI), de Energie- en Klimaatonderzoek en Ontwikkelingsregeling (EKOO), en de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+).
Het demissionaire Kabinet hecht ten slotte veel waarde aan de betaalbaarheid van de energietransitie voor huishoudens en bedrijven. In lijn met de kabinetsreactie over het hieraan gerelateerde IBO-rapport4 wordt verdere uitwerking gegeven aan het toekomstbestendig maken van de bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur. Het demissionaire Kabinet beziet de mogelijkheden om de investeringskosten anders te verdelen en te verlagen om de netwerkkosten te dempen zoals ook beschreven in de kabinetsreactie op het IBO.5 Daarnaast is het kabinet voornemens plannen in te dienen bij de Europese Commissie voor middelen uit het Sociaal Klimaatfonds. Deze middelen moeten ten goede komen aan kwetsbare huishoudens die onevenredig geraakt worden door aanstaande prijsstijgingen ten gevolge van ETS-2.
Op Europees niveau zet Nederland zich in om netkosten tussen landen te verdelen voor de aanleg van het net op zee. Het demissionaire Kabinet werkt samen met andere EU-landen binnen de North Seas Energy Cooperation (NSEC) met als doel een gezamenlijke en gebalanceerde verdeling van kosten en baten te verkennen en met een gezamenlijk voorstel te komen richting de Europese Commissie. Tevens wordt ingezet op alternatieve bilaterale en multilaterale oplossingen met afspraken op projectbasis. Voor de toekomstige windparken en (hybride) interconnectoren zet het demissionaire Kabinet in op een verdeling van de kosten tussen landen die een afspiegeling is van de baten die ermee samenhangen. Ook wordt de governance omtrent bekostiging van de elektriciteitsinfrastructuur verbeterd. Een goed werkende, concurrerende energiemarkt met een transparant aanbod is hierbij van groot belang. Dit bevordert namelijk voorspelbare energieprijzen voor huishoudens en bedrijven. Bij prijsstijgingen is extra aandacht nodig voor huishoudens met een laag inkomen en hoge energielasten, met beleid gericht op verduurzaming van de woning en het betalen van de rekening.
Europese en internationale inzet op het gebied van de energie- en klimaattransitie
Onze leveringszekerheid borgen en het halen van doelen kunnen we als Nederland niet alleen. Het demissionaire Kabinet zet in Europees en internationaal verband in op het afbouwen van fossiele subsidies gericht op de energievoorziening, zodat klimaateffecten die gepaard gaan met het gebruik van fossiele brandstoffen Europees beprijsd worden. Daarnaast zet het demissionaire Kabinet (doorlopend) in op versterking van het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS), op het koolstofcorrectiemechanisme aan de grens (CBAM) en op het verhogen van minimumtarieven en het afschaffen van vrijstellingen in de Europese richtlijn energiebelastingen (ETD). Ook zet het demissionaire Kabinet in op een goede implementatie van het Europese Fit for 55 pakket richting 2030 en een effectieve beleidsarchitectuur richting 2040. De Europese Commissie heeft als onderdeel van de Europese Klimaatwet een tussendoel van netto 90 procent ten opzichte van 1990 voor 2040 op weg naar klimaatneutraliteit richting 2050 aanbevolen.6 Het demissionaire Kabinet kiest er nadrukkelijk niet voor om een nationaal tussendoel voor 2040 vast te leggen in de nationale Klimaatwet, maar ziet tegelijkertijd de realisatie van netto 90 procent broeikasgasreductie in 2040 in Europa als logische tussenstap op weg naar klimaatneutraliteit in 2050.7 De Europese Commissie komt naar verwachting in 2026 met wetgevende beleidsvoorstellen om het 2040-doel te realiseren.
Ten slotte wil het demissionaire Kabinet op Europees niveau een stevig uitvoeringspakket, cf. de motie van het lid Erkens8, dat de klimaat- en energietransitie vooruitbrengt door te pleiten voor onder andere versnelling van vergunningverleningsprocedures, het vergroten van de interconnectiecapaciteit en een eerlijke verdeling van kosten en baten tussen lidstaten voor grensoverschrijdende infrastructuurprojecten, en harmonisatie van netwerktariefmethodieken binnen de EU. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de Clean Industrial Deal9, het Actieplan Betaalbare Energieprijzen10 en de aangekondigde Industrial Decarbonisation Accelerator Act.
Weerbaarheid en leveringszekerheid
Het veranderde geopolitieke landschap en toegenomen digitalisering brengen risico’s mee voor vitale energie-infrastructuur. De inzet op verhoogde weerbaarheid – fysiek en digitaal – van vitale energie-infrastructuur is van belang om de continuïteit van deze infrastructuur te borgen. Tevens vraagt dit om aandacht voor risicovolle strategische afhankelijkheden en voor crisisbeheersing.
Het demissionaire Kabinet hecht daarnaast veel waarde aan een betrouwbaar energiesysteem van de toekomst dat garant staat voor leveringszekerheid. Zo laat de jaarlijkse monitoring van de leveringszekerheid elektriciteit door TenneT zien dat de risico’s rondom leveringszekerheid na 2030 naar alle waarschijnlijkheid stijgen.11 Het Ministerie van KGG werkt in dit kader dit jaar verder aan een wettelijke basis voor capaciteitsmechanismen en onderzoeken naar capaciteitsmechanismen in de Nederlandse context en naar vraagrespons in het kader van leveringszekerheid. Ook voert het Ministerie van KGG de komende periode met belanghebbenden gesprekken over het gewenste niveau van leveringszekerheid in de toekomst, afgezet tegen de kosten om deze te borgen. Tot slot zet het Ministerie van KGG zich komend jaar in voor een efficiënt Europees beoordelingskader voor capaciteitsmechanismen.
Het is belangrijk dat Nederland niet te afhankelijk is van één energiebron en inzet op een diverse energiemix. Daarom werkt het demissionaire Kabinet aan de borging van gasleveringszekerheid, voortbouwend op de nationale en Europese maatregelen die de voorgaande jaren zijn ingezet om vraag te verminderen, de import te diversifiëren (voldoende LNG-importcapaciteit en aandacht voor importcontracten), gasopslagen te vullen en nationale productie te optimaliseren. Het demissionaire Kabinet komt met het voorstel voor de Wet bestrijden energieleveringscrisis, waarmee zowel de crisisparaatheid op het gebied van gas verder wordt versterkt, als de weerbaarheid van het gassysteem wordt vergroot. Het streven is om het wetsvoorstel begin 2026 aan te bieden voor parlementaire behandeling.
In het opslagjaar 2025-2026 vult GasTerra de gasopslagen Norg en Grijpskerk mogelijk niet volledig. Daarom verschuift de vultaak van EBN in het huidige vuljaar 2025–2026 van de gasopslag Bergermeer voor een deel naar Norg en Grijpskerk. Aan EBN wordt een liquiditeitsfaciliteit beschikbaar gesteld, zodat EBN in het lopende jaar transacties kan doen die leiden tot een hogere vulgraad van Norg en Grijpskerk. EBN kan hier een beroep op doen om eventuele liquiditeitsbehoeften op te vangen bij extreme, externe prijsstijgingen. Het is niet de verwachting dat EBN hier daadwerkelijk een beroep op doet: daarom is nu alleen verplichtingenruimte in de begroting gereserveerd. In het opslagjaar 2026-2027 zal GasTerra, gezien de voorziene beëindiging van haar activiteiten eind 2026, op grond van de bestaande afspraken de gasopslagen Norg en Grijpskerk niet meer vullen. Daarom wordt EBN in staat gesteld om in het opslagjaar 2026-2027 de gasopslagen Bergermeer, Norg en Grijpskerk te vullen. Het vullen van de gasopslagen is van belang voor het borgen van de leveringszekerheid. Voor de kosten van het vullen wordt aan EBN allereerst een subsidie beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt een leenfaciliteit beschikbaar gesteld ten behoeve van de aankoop van gas en voor liquiditeitssteun om te kunnen voldoen aan margin calls bij de beurshandel.
Voor een weerbaar gassysteem is ook een goed functionerende gasmarkt essentieel. In EU-verband wordt hier dan ook actief op ingezet, bijvoorbeeld via de naderende herziening van de verordening op gasleveringszekerheid, en met het versterken van het toezicht en de transparantie op de (gas)groothandelmarkt via de tenuitvoerlegging van de Regulation on Wholesale Energy Market Integrity and Transparency (REMIT) II. Nederland pleit hier actief voor een gemeenschappelijke inzet op gasbesparing als belangrijke eerste maatregel om een crisis te voorkomen.
Netcongestie
Het demissionaire Kabinet neemt regie op de aanpak van netcongestie en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet om groene groei te faciliteren. Netcongestie kan de voortgang van ambities voor duurzame energie vertragen. Daarvoor werkt het demissionaire Kabinet samen met alle partners vol door aan de acties in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) langs de drie actielijnen: sneller bouwen, beter benutten en slimmer inzicht.12 De inzet op betere benutting sluit aan bij de aanbeveling van het IBO Bekostiging van de Elektriciteitsinfrastructuur dat daarmee op langere termijn ook de kosten voor investeringen in het net kunnen dempen. Ook zet het demissionaire Kabinet in op een snellere fysieke uitbreiding van het nationale hoogspanningsnet.13 Samen met medeoverheden en TenneT werken we toe naar een nieuwe werkwijze om de doorlooptijden flink in te korten. Er moet bij nieuwe projecten sneller duidelijkheid komen welke bestuurslaag het bevoegd gezag wordt, waarbij provincies en het Rijk vaker het bevoegd gezag overnemen als dit tijdswinst oplevert. Ook moeten processen meer parallel worden opgepakt, knelpunten sneller in kaart worden gebracht, versnellingsmaatregelen vaker worden toegepast en moeten projecten strakker worden gemonitord. Deze nieuwe werkwijze vereist flinke aanpassingen van bestaande processen van overheden en TenneT. We starten daarom met een ingroeimodel van circa 25 projecten, waarbij het Kabinet met mede-overheden en TenneT in een vroeg stadium scherpe afspraken maken over deze nieuwe werkwijze. Om de doorlooptijden verder fors in te korten gaat het Kabinet met het wetgevingsprogramma en beleidsaanpak nieuwe versnellingsmaatregelen treffen. Tot slot maakt het Kabinet met gebiedsinvesteringen mogelijk om de leefomgevingskwaliteit te verhogen in regio’s waar veel hoogspanningsprojecten samen komen. Zo houden we het energiesysteem toegankelijk, betrouwbaar en toekomstbestendig.14
Kernenergie
Het demissionaire Kabinet voorziet een belangrijke rol voor kernenergie en continueert de voorbereiding van de bouw van twee tot vier nieuwe kerncentrales. Hiervoor lopen meerdere trajecten: de ruimtelijke projectprocedure, de voorbereiding van een techniekselectieproces en de voorbereiding van een Rijk-regio pakket. Het streven is om eind 2025 een voorkeur voor de vormgeving van een Government Support Package vast te leggen, dat de basis zal zijn voor de verdere uitwerking van de financiële rol van de overheid bij de bouw van de nieuwe kerncentrales. Op het ruimtelijke spoor is een belangrijk speerpunt de lopende milieu-effectrapportage (MER)-procedures voor de locatiekeuze. Naast de inhoudelijke sporen waar het Ministerie van KGG zich voor inzet, is het oprichten van de projectorganisatie een belangrijke stap. De bedoeling is dat de projectorganisatie Nucleaire Energie Organisatie NL (NEO NL) in de toekomst de eigenaar wordt van het nieuwbouwproject en samen met de leverancier de bouw van de kerncentrales realiseert. Deze organisatie wordt nu binnen het Ministerie van KGG opgebouwd en het streven is dat deze begin 2026 zelfstandig verder gaat als deelneming van het Ministerie van KGG.
Het demissionaire Kabinet heeft ook de ambitie om de Kerncentrale Borssele (KCB) open te houden na 2033. Verlenging van de bedrijfsduur van de KCB betekent het behoud van 485 Megawatt vermogen aan CO2-vrije elektriciteit na 2033. Daarnaast wordt met een bedrijfsduurverlenging de nucleaire kennis en expertise van EPZ (de exploitant van de KCB) behouden. Om dit mogelijk te maken moet de Kernenergiewet gewijzigd worden, want op basis van de huidige wet moet de KCB op 31 december 2033 gesloten worden. Met de wetswijziging krijgt EPZ de mogelijkheid om een vergunning aan te vragen voor het voortzetten van vrijmaken van kernenergie na 2033. Het demissionaire Kabinet streeft ernaar dat het wetsvoorstel in 2026 in werking zal treden.
Om de ambities op het gebied van kernenergie in Nederland te kunnen realiseren, is een versterkte inzet op kennisontwikkeling en innovatie essentieel. Het bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen en de overheid hebben hiervoor een MMIP Kernenergie opgesteld. Ook is het Technologie Ontwikkelingsprogramma via een MOOI-regeling specifiek voor kernenergie opengesteld om een impuls te geven aan innovatie in het bedrijfsleven en is er toegewerkt naar openstelling van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma. In 2026 zullen de reeds gestarte acties met betrekking tot het nucleaire onderwijs op mbo-, hbo- en wo-niveau verder worden versterkt en zal er worden aangesloten bij bestaande initiatieven om de instroom van technische studenten te vergroten.
Small Modular Reactors (SMRs) kunnen ten slotte een CO2-vrije aanvulling vormen op het toekomstige Nederlandse energiesysteem. Met het SMR-programma is gestart met de noodzakelijke voorbereidingen om de potentiële rol van SMR’s in kaart te brengen, stakeholders in een geïnformeerde positie te brengen en te kunnen anticiperen op een eventuele realisatie. De ambitie is om in het najaar van 2025 een nationale SMR-visie te publiceren waarin het demissionaire Kabinet uitleg geeft over hoe zij initiatieven voor de realisatie van SMRs zal ondersteunen, hoe rollen en taken verdeeld zullen zijn, en hoe gewerkt wordt aan randvoorwaarden zoals kennis, technologieontwikkeling en kansen voor de maakindustrie. In 2026 zal deze nationale visie verder uitgewerkt worden.
Waterstof, warmte en energiebesparing
De energietransitie vraagt om een versnelde opschaling van duurzame alternatieven zoals waterstof, collectieve en individuele warmte, én energiebesparing. Bij waterstof krijgt de tijdige realisatie van transport- en opslaginfrastructuur de hoogste prioriteit. Met subsidies ondersteunt het demissionaire Kabinet de import en productie van hernieuwbare waterstof via H2Global en de OWE (de Subsidieregeling grootschalige productie volledig hernieuwbare waterstof via elektrolyse) en de productie van koolstofarme waterstof via de subsidieregeling SDE++.
Er zijn ook duurzame warmteoplossingen nodig om de gebouwde omgeving op een klimaatneutrale manier te kunnen verwarmen. Hiervoor heeft de Tweede Kamer de Wet Collectieve Warmte aangenomen op 3 juli jl. Daarnaast onderzoekt het demissionaire Kabinet hoe de randvoorwaarden voor betaalbaarheid, publieke realisatiekracht en gemeentelijke regie op orde kunnen worden gebracht. Individuele warmte wordt ondersteund door de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor warmtepompen en de inwerkingtreding van de bijmengverplichting groen gas. Deze verplichting staat gepland vanaf 1 januari 2027 en moet een impuls geven aan de investeringen in groen-gas productielocaties.
Het demissionaire Kabinet streeft ten slotte naar aanvullende stappen om de besparing te vergroten en zodoende het nationale doel voor energiebesparing dichterbij te brengen. Zo wordt de energiebesparingsplicht verbeterd in samenwerking met brancheverenigingen, omgevingsdiensten, gemeenten, provincies en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Daarnaast wordt de Energie Efficiëntie-richtlijn geïmplementeerd met als doel energiebesparing te realiseren bij bedrijven, instellingen en huishoudens.
Verduurzaming industrie
Nederland heeft een innovatieve en veerkrachtige industrie, die cruciaal is voor onze welvaart, autonomie en weerbaarheid in een veranderende wereld. Het demissionaire Kabinet wil, met het oog op toekomstbestendigheid en verdienvermogen, industriebedrijven in Nederland houden en tegelijkertijd helpen verduurzamen. De overheid werkt daarom, samen met provincies, industrieclusters, bedrijven, netbeheerders en andere stakeholders, aan maatregelen om te zorgen dat de sector de juiste investeringen kan doen om sneller te verduurzamen richting 2050. Daarbij is ook aandacht voor mkb-bedrijven en de bedrijven in cluster 6. Het demissionaire Kabinet ondersteunt hen door het ontzorgingsprogramma uit te breiden naar grotere mkb-bedrijven en met het Actieplan Cluster 6 2.0.
Het demissionaire Kabinet zet in op het verbeteren van de concurrentiekracht van de industrie en het gelijke speelveld om te zorgen dat investeringen in verduurzaming weer aantrekkelijker worden. Om die reden stelt het demissionaire Kabinet in het Pakket voor Groene Groei € 643 mln beschikbaar uit het Klimaatfonds om de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS) met vier jaar te verlengen (2025 t/m 2028).15 Hiermee wordt op korte termijn ingegrepen en kunnen bedrijven in energie-intensieve sectoren een tegemoetkoming krijgen voor de stijgende elektriciteitskosten als gevolg van ETS.
Binnen het bestaande instrumentarium moet er oog zijn voor een goede link met de doelen van CO2-reductie en stimuleringsinstrumenten voor de industrie. Voor opschaling van innovatieve klimaat-technologieën in de industrie zijn o.a. de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) en de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) beschikbaar.16 Daarnaast wordt met stimuleringsinstrumenten de industrieroutes verder op orde gebracht. Voor waterstof betekent dit de implementatie van de Europese hernieuwbare energie richtlijn REDIII en Renewable Fuels of Non-Biological Origin (RFNBO) waterstof lidstaatverplichtingen, inclusief de raffinageroute. Bij elektrificatie wordt naast de verkenning van amortisatie voor het anders over de tijd verdelen van de investeringskosten ook continuering van de Flex-e regelingen voorzien voor drie jaar.
Hierbij is het belangrijk dat de Nederlandse industrie aansluit bij Europees en internationaal industriebeleid. Met de Clean Industrial Deal (CID) poogt de EU het concurrentievermogen en de weerbaarheid van de Energie Intensieve Industrie en Clean Tech Sector te versterken, als ook de verduurzaming en decarbonisatie hiervan te versnellen ten behoeve van de 2030, en 2050 klimaatdoelen en het ontwikkelen van een circulaire economie.17 Nederland onderschrijft deze doelstellingen. Specifiek ligt de focus bij de CID op de staal- en chemiesectoren, evenals de verduurzaming van de Europese staatssteunkaders. Bij de Nederlandse inbreng in Europa zal groene marktcreatie ook een belangrijk onderwerp zijn. Groene marktcreatie op EU-niveau heeft hierin de voorkeur door de schaalvoordelen en het gelijke speelveld voor bedrijven in Nederland.
Carbon Capture and Storage (CCS)
Het demissionaire Kabinet heeft middelen gereserveerd om fors te investeren in het afvangen en opslaan van broeikasgassen met het CCS-project Aramis, zodat de industrie kan verduurzamen. Het gaat om in het Klimaatfonds gereserveerde middelen voor het afdekken van een gedeelte van het vollooprisico en voor de deelname van EBN aan het project. Aramis is voornemens om uiterlijk in 2027 de investeringsbeslissing te nemen.Het demissionaire Kabinet draagt met deze financiële reserveringen, het verlenen van vergunningen, en dergelijke bij aan het vormgeven van de benodigde randvoorwaarden voor het verder uitrollen van CCS in Nederland, als onderdeel van een Europees systeem.
Transitie diepe ondergrond
Het demissionaire Kabinet blijft werken aan passende kaders voor een veilige en verantwoorde transitie van de diepe ondergrond als cruciale schakel in het energiesysteem van de toekomst. De diepe ondergrond is essentieel voor een betrouwbaar en duurzaam energiesysteem, met kansen voor CO2-opslag, aardwarmtewinning en waterstof-opslag. In 2026 gaat de herziene Mijnbouwwet in consultatie en wordt het Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond vastgesteld.18 De wet wordt aangepast zodat de huidige en toekomstige activiteiten aansluiten bij wat nodig is voor de realisatie van het toekomstig energiesysteem, de energietransitie en een efficiënt vergunningenproces. Daarnaast hecht het demissionaire Kabinet waarde aan de (na)zorg van de omgeving. Zo opent eind 2025 het digitale loket voor afhandeling van mijnbouwschade in Limburg en volgt naar verwachting in januari 2026 de opening van het fysieke schadeloket. Particuliere woningeigenaren die getroffen zijn door mijnbouwschade kunnen zo hulp krijgen bij het herstel van die schade.19
Diverse maatregelen uit de kabinetsreactie Nij Begun20 zijn in 2025 opgestart en leveren in 2026 de eerste resultaten. Zo wordt in 2026 het programma GeoKennisNL uitgevoerd en worden de eerste resultaten van het wetenschappelijk panel voor Sociale Effecten Mijnbouw (SEM) verwacht. De onderzoeken die het SEM panel initieert moeten zorgen voor meer inzicht in maatschappelijke effecten van mijnbouwprojecten. In 2026 levert TNO binnen het programma PEGA Invulling Ondergrond (PIO) deelprojecten op over mijnbouweffecten, data van vertrekkende operators en ondergrondse opslag. Tegelijk breidt het KNMI, in opdracht van het Ministerie van KGG, het seismisch meetnetwerk uit om beter toezicht te houden op het gebruik van de diepe ondergrond.
Voor geothermie is in 2026 de start voorzien van een programma om de ontwikkeling en toepassing van lage temperatuur geothermie (LTG) te bevorderen. Met LTG kan naar schatting aan 37 procent van de huidige warmtevraag in de gebouwde omgeving worden voldaan en daarmee wezenlijk bijdragen aan de doelstelling uit het klimaatakkoord om 1,5 miljoen woningen van het aardgas af te halen. Met deze inzet van middelen uit het Klimaatfonds draagt het demissionaire Kabinet bij aan opschaling van concrete projecten, geflankeerd door kennis- en innovatieactiviteiten en een leer- en monitoringprogramma. Ten slotte is het demissionaire Kabinet voor het project Hystock voor waterstofopslag voornemens om in 2026 een financiële bijdrage te leveren middels een subsidie aan GasUnie als uitvoerder van het project. Waterstofopslag vormt een essentiële schakel in het toekomst waterstofsysteem, als buffer voor wanneer vraag en aanbod niet met elkaar samenvallen. Deze financiële steun (uit de Klimaatfondsmiddelen) is nodig omdat er nog geen markt is voor de handel in waterstof en de investerende partijen daardoor voor de markt uit hun investeringen moeten doen. Het demissionaire Kabinet helpt zo dus een deel van de aanlooprisico’s in de uitvoering af te dekken.
Tot slot
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) staat voor grote en samenhangende verantwoordelijkheden die raken aan vele aspecten van de brede welvaart in Nederland. Door met oog voor haalbaarheid en uitvoerbaarheid gericht te investeren in de klimaat- en energietransitie kunnen we niet alleen emissies terugdringen, maar ook groene groei realiseren. Dit is een belangrijk speerpunt van het KGG-beleid en vraagt om scherpe beleidskeuzes en nauwe samenwerking met de samenleving en KGG-partners zoals medeoverheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en de toezichthouders waaronder bijvoorbeeld Autoriteit Consument en Markt (ACM), Energie Beheer Nederland (EBN) en Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). In 2026 zet het Ministerie van KGG vol in op deze gezamenlijke aanpak: met de overtuiging dat we, juist door samen te werken, het verschil kunnen maken voor een sterke, eerlijke en duurzame toekomst.
Belangrijkste beleidsmatige mutaties
Totaaloverzicht belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar
In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de belangrijkste mutaties die zijn opgetreden tussen de ontwerpbegroting 2025 (incl. amendementen en Nota’s van Wijziging) en de ontwerpbegroting 2026.
Tabel 1 Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Art.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Stand ontwerpbegroting 2025 (inclusief NvW en amendementen)
4.496.332
5.546.906
5.585.796
5.643.339
5.323.282
2.137.188
Belangrijkste mutaties
Eerste suppletoire begroting 2025
SDE
31
2.516.839
761.000
512.000
518.000
455.203
‒ 408.461
Mijnbouwwet
31
60.000
10.000
Vulmaatregelen gasopslag
31
‒ 168.497
‒ 81.500
188.000
36.500
36.500
36.500
Bijdrage EBN voor kosten schade en versterken Groningen
31
‒ 293.838
‒ 455.803
224.884
130.987
201.231
Toekenning Groenvermogen
31
105.000
Kasschuiven Regulier
31
‒ 35.883
16.808
19.060
1.409
‒ 2.369
975
Kasschuiven Klimaatfonds
31
‒ 37.633
17.551
‒ 3.449
‒ 26.252
26.111
23.672
Kasschuiven Nationaal Groeifonds
31
‒ 309.888
26.028
128.142
56.831
77.387
21.500
Eindejaarsmarge Nationaal Groeifonds
31
190.063
Loon- en Prijsbijstelling
71
78.667
93.661
78.274
75.859
66.065
84.723
Overige mutaties
‒ 1.517
‒ 2.241
20.224
20.992
18.910
4.961.736
Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2025
Overhevelingen Klimaatfonds
31
183.102
145.086
621.124
401.605
355.779
98.083
Mutaties ontwerpbegroting 2026
Overheveling Gemeentefonds
31
‒ 4.182
‒ 666.340
Overhevelingen Klimaatfonds
31
‒ 119.711
115.350
60.234
223.709
160.626
151.861
Overheveling Provinciefonds
31
‒ 5.790
‒ 47.329
‒ 3.714
‒ 3.714
‒ 3.714
Storting reserve Warmtenetten
31
174.500
Windpark Ijmuiden Ver Beta
31
‒ 20.000
‒ 20.000
‒ 20.000
‒ 20.000
‒ 20.000
Overboeking ISDE
31
‒ 1.670
‒ 1.670
‒ 23.670
‒ 23.670
‒ 23.670
‒ 23.670
Opvragen Aanvullende Post
31
5.307
10.800
6.001
6.001
121.335
Kasschuiven Regulier
31
‒ 54.416
79.629
181.652
41.837
‒ 116.071
‒ 313.245
Kasschuiven Nationaal Groeifonds
31
‒ 28.686
‒ 3.948
4.015
‒ 5.168
3.242
30.545
Kasschuiven Klimaatfonds
31
‒ 298.943
132.284
16.800
‒ 32.493
‒ 28.094
118.051
Vulmaatregelen gasopslag
31
91.625
91.625
91.625
91.625
Lening EBN
31
100.000
7.751.000
Mijnbouwwet
31
19.000
‒ 36.000
‒ 10.000
LPO KGG
71
‒ 25.745
‒ 30.125
‒ 25.772
‒ 25.490
‒ 17.085
‒ 31.955
Overige mutaties
5.316
‒ 23.157
‒ 17.061
‒ 28.664
‒ 14.872
‒ 18.187
Stand ontwerpbegroting 2026
6.582.758
13.713.962
6.992.277
7.177.140
6.525.843
7.263.507
Toelichting
Eerste suppletoire begroting 2025
Eerste suppletoire begroting 2025Met de 1e suppletoire begroting 2025 zijn onder andere middelen voor het SDE-domein toegevoegd uit de begrotingsreserve duurzame energie. Dat komt door de gedaalde energieprijzen in de Klimaat- en Energieverkenning 2024. In 2025 is het budget voor de vulmaatregel over 2024-2025 naar beneden bijgesteld vanwege een lagere verwachte realisatie. De budgetten voor komende vulmaatregelen zijn ook, onder het mom van realistisch ramen, en op basis van realisaties uit het verleden, in kasbudget naar beneden bijgesteld. Tot slot wordt er ook voor het gasjaar 2026-2027 een vultaak aan EBN gegeven, de subsidie wordt in 2027 uitbetaald. Tot slot hebben mutaties plaatsgevonden van een meer technische aard; hierbij valt te denken aan kasschuiven, de toevoeging van eindejaarsmarge en de toevoeging van loon- en prijsbijstelling.
Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2025
Overhevelingen Klimaatfonds Dit betreft de overhevelingen die hebben plaatsgevonden na toekenning uit het Klimaatfonds uit het Pakket voor Groene Groei. Een grote post is de IKC ETS, met een bedrag van € 496,6 mln. Tot slot is er voor het Nationaal Isolatie Programma € 793,5 mln overgeheveld naar de KGG-begroting en is er € 368,6 mln voor de Stimulering van hybride warmtepompen bestaande bouw overgeheveld. Beide mutaties dragen bij aan de ophoging van het budget van de ISDE.
Mutaties Ontwerpbegroting 2026
Overheveling GemeentefondsDit betreft de overboeking van het budget in 2026 voor de regeling Capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE-regeling) naar het Gemeentefonds, zodat het kan worden uitgekeerd via Decentralistatie Uitkeringen (DU's). Daarnaast betreft dit een overboeking in het kader van de Uitvoeringslasten Kernenergie Klimaatfonds 2025. Het betreft de uitkering naar het Gemeentefonds voor een DU Voorbereiding bouw kerncentrales.
Overhevelingen KlimaatfondsDeze reeks bevat de nieuwe maatregelen die zijn overgeheveld vanuit het Klimaatfonds. Een grote overheveling is voor prioritaire dekking voor diverse problematiek Wind op Zee (€ 948 mln) en voor verlenging van de IKC- ETS (€ 150 mln). Daarnaast betreft deze reeks meerdere maatregelen namelijk: Elektrolyse 500-1000 MW (€ 212mln), WarmtelinQ (€ 195 mln), Garantieregeling warmte (€ 174,5 mln) en Gebiedsinvesteringen (€ 162 mln). Daarnaast hebben er ook enkele terugboekingen naar het Klimaatfonds plaatsgevonden voor Demo 1 (€ 274 mln), VEKI (€ 77 mln), nieuwbouw kerncentrales (€ 3 mln), Bedrijfsduurverlenging Borssele (€ 0,4 mln) en Cluster 6 (€ 0,8 mln).
Overheveling ProvinciefondsDit bevat meerdere overhevelingen naar het Provinciefonds, namelijk voor kernenergie en een overheveling voor de CDOKE-regeling en Netcongestie. Voor kernenergie worden uitvoeringslasten overgeheveld voor de voorbereiding van de bouw van kerncentrales, via een DU. Ook de overhevelingen voor CDOKE en Netcongestie zijn voor een DU.
Storting reserve WarmtenettenDe opschaling van collectieve warmte loopt tegen een barrière aan doordat (met name nieuwe) warmtebedrijven beperkt toegang hebben tot de kapitaalmarkt. Met de Garantieregeling Warmtenetten (GRW) worden staatsgaranties verstrekt waarmee warmtebedrijven vreemd vermogen kunnen aantrekken voor de realisatie van warmtenetten. (Publieke) aandeelhouders hoeven daardoor minder publiek kapitaal in te brengen. Omstreeks Prinsjesdag 2026 wordt het ten behoeve van de GRW ingevulde toetsingskader risicoregelingen ter besluitvorming voorgelegd in de MR. De € 174,5 mln die vanuit het Klimaatfonds beschikbaar is gesteld, zal eind 2026 in de begrotingsreserve worden gestort. Na nadere uitwerking van de garantieregeling zal bij VJN2026 de verwachte kas en ontvangstenreeks op de KGG-begroting worden verwerkt. Naar verwachting zal de garantieregeling in het tweede of derde kwartaal van 2026 voor het eerst opengesteld kunnen worden.
Windpark Ijmuiden Ver BetaMiddels deze mutatie worden de gederfde ontvangsten gedekt middels een desaldering op Waterstof-middelen voor Demo 1.
Opvragen Aanvullende PostEr zijn verschillende middelen opgevraagd van de Aanvullende Post (AP), namelijk dekking voor mijnbouwschade Limburg, resterende loon en prijs-ontwikkeling (LPO) en middelen voor de ACS-eilanden (Aruba, Curaçao en Sint- Maarten).
Kasschuiven RegulierDeze reeks bestaat uit de reguliere kasschuiven op de KGG-begroting. De grootste zijn SDE-middelen voor de ACS-eilanden (€ 116 mln), CDOKE-middelen (€ 38 mln) en WarmtelinQ (€ 20 mln). De CDOKE-middelen worden specifiek beschikbaar gemaakt in die jaren voor een uitkering aan de Nationale Aanpak Lokaal (NAL)-regio's. Dit is conform een voorstel van VNG en IenW voor de Nationale Agenda Laadinfrastructuur.
Kasschuiven Nationaal GroeifondsDit betreft een kasschuif voor NieuweWarmteNu!, waarbij € 30,5 mln naar 2030 wordt geschoven. Er wordt een kasschuif verwerkt om aan te sluiten bij een bijgesteld ritme voor bestaande projecten en nieuw te verplichten innovatie projecten.
Kasschuiven KlimaatfondsIn deze reeks zitten de kasschuiven voor de overgehevelde Klimaatfonds-middelen. Er is voor de VEKI (€ 165 mln), NIKI (€ 191 mln), Waterstof regeling (€ 79 mln) en op kleinere posten geschoven. De grootste kasschuif heeft plaatsgevonden op de NIKI. De middelen voor deze regeling zijn in het juiste ritme geschoven, deze schuif vindt ook deels buiten de meerjaren periode plaats. Ook heeft er een kasschuif plaatsgevonden op de VEKI om de resterende middelen voor de VEKI zo te alloceren dat er nog twee publicaties kunnen plaatsvinden in 2025 en 2026 en uitfinanciering kan plaatsvinden in het ritme van de regeling zoals voorzien.
Vulmaatregel gasopslagVoor het behalen van de Europese en nationale vuldoelstellingen voor de gasopslagen wordt de vultaak voor EBN voor het vulseizoen 2026-2027 uitgebreid naar de gasopslagen Norg en Grijpskerk. Hiervoor is in totaal € 518 mln gereserveerd. Als uitbreiding van de vultaak tot netto-kosten leidt worden deze gefinancierd met een opslag op de transporttarieven van GasUnie in 2027 t/m 2030. Aanvankelijk worden deze inkomsten gelijk gesteld aan de hoogte van de totale subsidie. De ontvangsten van deze heffing worden met een desaldering ingezet voor de benodigde subsidie en vervolgens in het juiste kasritme gezet.
Lening EBNEBN ontvangt een lening voor de vultaak van de gasopslagen. De lening is bedoeld voor de aankoop van gas en voor aanvullende zekerheidsstortingen wanneer de gasprijs snel oploopt. De lening wordt terugbetaald in 2027 (zie ontvangsten).
MijnbouwwetOp grond van de Mijnbouwwet is verliesverrekening mogelijk voor het winstaandeel dat mijnbouwbedrijven moeten afdragen aan de Staat. Omdat de verwachte winsten neerwaarts zijn bijgesteld vindt de verliesverrekening eerder plaats.
LPO KGGEr heeft een overheveling plaatsgevonden tussen KGG en EZ om de loon- en prijsbijstelling juist te verdelen in verband met de herverkaveling. Ook wordt een deel van de prijsbijstelling ingezet ter dekking van problematiek bij de gesharede onderdelen van KGG en EZ.
Overige mutatiesDeze reeks bestaat uit technische mutaties.
Tabel 2 Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
Art.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Stand ontwerpbegroting 2025 (inclusief NvW en amendementen)
2.418.140
2.418.903
6.120.003
4.900.987
3.886.987
0
Belangrijkste mutaties
Eerste suppletoire begroting 2025
ETS- ontvangsten
31
0
0
150.000
150.000
100.000
100.000
Heffing gasleveringszekerheid
31
0
‒ 108.850
‒ 12.415
‒ 12.415
‒ 12.415
96.435
Dividenduitkering EBN
31
‒ 589.000
93.000
‒ 269.000
‒ 293.000
‒ 247.000
‒ 181.694
Ontvangsten Mijnbouwwet
31
30.000
‒ 100.000
‒ 60.000
‒ 30.000
0
0
SDE
31
2.516.839
761.000
512.000
518.000
148.198
0
Overige mutaties
39.554
‒ 36.619
3.724
1.604
5.082
3.314.219
Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2025
ETS-ontvangsten
31
0
0
350.000
250.000
250.000
200.000
Mutaties ontwerpbegroting 2026
ETS-ontvangsten
31
‒ 10.000
‒ 30.000
‒ 80.000
‒ 90.000
‒ 100.000
‒ 50.000
Groenvermogen
31
‒ 4.900
0
0
0
0
0
Zeevonk
31
0
‒ 20.000
‒ 20.000
‒ 20.000
‒ 20.000
‒ 20.000
Heffing Gasleveringszekerheid
31
91.625
91.625
91.625
91.625
Lening EBN Vulmaatregel
31
7.851.000
Autonome bijstelling CO2- heffing industrie
31
23.000
12.000
Afboeken opbrengsten CO2- heffing industrie
31
‒ 61.000
‒ 88.000
‒ 125.000
Verhoging CO2- heffing AVI's
31
55.000
75.000
275.000
206.000
Gasbaten
31
‒ 270.000
‒ 590.000
‒ 140.000
17.000
‒ 3.000
‒ 3.000
Overige mutaties
28.660
0
‒ 3.545
‒ 3.545
‒ 3.545
‒ 3.545
Stand ontwerpbegroting 2026
4.182.293
2.338.434
14.460.392
5.430.256
4.370.932
3.750.040
Toelichting
Eerste suppletoire begroting 2025
Eerste suppletoire begroting 2025Met de 1e suppletoire begroting 2025 is onder andere de raming voor de ETS-ontvangsten naar boven bijgesteld (€ 500 mln). Vanwege het aanhouden van een noodvoorraad gas door EBN vanaf 2027 en het verlengen van de vultaak voor EBN, wordt de raming voor de heffing gasleveringszekerheid aangepast. Daarnaast zijn de ontvangsten Mijnbouwwet bijgesteld op basis van de gegevens van EBN en de actuele marktomstandigheden. Ook is de SDE raming bijgesteld, vanwege gedaalde energieprijzen inde Klimaat- en Energieverkenning 2024 ten opzichte van de Klimaat- en Energieverkenning in 2023 is de onrendabele top voor de productie van duurzame energieproductie en CO2-opslag groter geworden waardoor er meer subsidie (€ 2,25 mld) uitbetaald moet worden in de komende jaren dan oorspronkelijk geraamd. Deze ramingsbijstelling wordt gefinancieerd vanuit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.
Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2025
ETS- ontvangsten Dit betreft een ramingsbijstelling waarmee de ETS-ontvangsten vanuit ETS2 voor de glastuinbouw-sector worden toegevoegd aan de ontvangstenreeks.
Mutaties ontwerpbegroting 2026
ETS- ontvangsten bij ontwerpbegroting 2026De raming is naar beneden bijgesteld ten opzichte van de Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van 2025, omdat de huidige inschatting van de toekomstige prijzen voor ETS1 en ETS2 lager is.
GroenvermogenIn 2025 staat een ontvangst van € 4,9 mln geraamd voor het NGF onderdeel Groenvermogen. Dit bedrag is echter al in 2024 ontvangen, waardoor de raming in 2025 wordt bijgesteld.
ZeevonkMiddels deze mutatie worden de gederfde ontvangsten gedekt middels een desaldering op Waterstof-middelen voor Demo 1.
Heffing gasleveringszekerheidVoor het behalen van de Europese en nationale vuldoelstellingen voor de gasopslagen wordt de vultaak voor EBN voor het vulseizoen 2026-2027 uitgebreid naar de gasopslagen Norg en Grijpskerk. Als uitbreiding van de vultaak tot netto-kosten leidt worden deze gefinancierd met een opslag op de transporttarieven van GasUnie in 2027 t/m 2030. Aanvankelijk worden deze inkomsten gelijk gesteld aan de hoogte van de totale subsidie.e ontvangsten van deze heffing worden met een desaldering ingezet voor de benodigde subsidie en vervolgens in het juiste kasritme gezet.
Lening EBN VulmaatregelEBN ontvangt een lening voor de vultaak van de gasopslagen. De lening is bedoeld voor de aankoop van gas en voor aanvullende zekerheidsstortingen wanneer de gasprijs snel oploopt. De lening wordt terugbetaald in 2027.
Autonome bijstelling CO2-heffing industrieHet kabinet heeft besloten tot een aanpassing van de CO2-heffing voor de industrie per 1 januari 2026. De verwachte inkomsten – voor en na de aanpassing – zijn daarom opnieuw geraamd op basis van de laatste ontwikkelingen van de CO2-emissies en de laatste ramingen van het Planbureau voor de Leefomgeving.
Afboeken opbrengsten CO2-heffing industrieHet kabinet heeft besloten tot een aanpassing van de CO2-heffing voor de industrie per 1 januari 2026. Dit leidt tot lagere ontvangsten van cumulatief 274 miljoen euro in de periode 2026 t/m 2028, omdat de CO2-heffing t/m 2028 in de begroting was verwerkt. De terugsluis van de opbrengsten van de CO2-heffing wordt eveneens afgeboekt (zie uitgaven Klimaatfonds), waardoor er geen saldo-effect is.
Verhoging CO2-heffing AVI'sHet kabinet heeft besloten tot het verhogen van de CO2-heffing voor de afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) waardoor de verwachte opbrengsten stijgen. Omdat deze heffing ingaat vanaf 2027, leidt deze verhoging tot extra ontvangsten vanaf 2027.
GasbatenDe gasbaten bestaan uit de dividenduitkering van EBN en ontvangsten op basis van Mijnbouwwet. Ten opzichte van de raming bij Voorjaarsnota 2025 is het dividend van EBN vanaf 2026 volledig afgeboekt. Als gevolg van de verslechtering van de financiële resultaten door een (in 2025 en 2026) lagere gasprijs en door hogere kosten, zal EBN de komende jaren naar verwachting geen dividend uitkeren. De resultaten van EBN worden als voorspeller gebruikt voor de te verwachten ontvangsten uit de Mijnbouwwet. In lijn met de verwachtingen van EBN zijn de ontvangsten naar beneden bijgesteld. Voor 2026 worden geen ontvangsten verwacht.
Overige mutaties Deze reeks bestaat uit technische mutaties.
Openbaarheidsparagraaf
Dit is de openbaarheidsparagraaf bij de begroting van 2026 van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) en de bijbehorende dienstonderdelen. Met deze openbaarheidsparagraaf laten we zien hoe we uitvoering gaan geven aan onze plannen op het gebied van actieve en passieve openbaarmaking ter uitvoering van de Wet open overheid (Woo) en het verbeteren van de informatiehuishouding. Daarbij is er een nauwe samenwerking tussen het kerndepartement en de verbonden dienstonderdelen. Met deze activiteiten maken we de omslag naar een meer open departement, dat zoveel mogelijk transparant is in haar handelen, besluitvorming en verantwoording. Deze omslag is een langdurig traject, waarin wij continu bijsturen en ons blijven ontwikkelen.
De urgentie voor een transparante overheid blijft in 2026 onverminderd hoog. Zoals opgenomen in de ambtseed ligt er een sterkte nadruk op het werken in het algemeen belang van de samenleving met aandacht voor het zorgvuldig en open werken als ambtenaren. Het zorgvuldig omgaan met informatie en het bijdragen aan een open overheid zijn kernwaarden die ook doorklinken in de vormgeving van het beleid op openbaarheid en de bredere bewustwording hiervan bij de professionals binnen de Rijksoverheid.
Openbaarmaking
In 2026 werken we verder aan het terugdringen van de afhandeltermijnen van Woo-verzoeken en geven we meer prioriteit aan de inspannings- en resultaatverplichting voor het openbaar maken uit eigen beweging. We optimaliseren processen, uniformeren besluitvorming en zetten in op automatisering. Bij het organiseren van openbaarmaking is continu aandacht voor de verbanden tussen passieve en actieve openbaarmaking. Het doel daarbij is om processen en organisatorische aspecten die voor passieve en actieve openbaarmaking vergelijkbaar zijn zoveel mogelijk te harmoniseren en centraal te organiseren, zodat een efficiencyslag kan plaatsvinden. Bij het verder implementeren van de Woo en het doorvoeren van de maatregelen uit de kabinetsreactie op de Invoeringstoets Woo werken we door middel van interdepartementale werkgroepen (georganiseerd door BZK) samen met andere overheden. Op basis van de uitkomsten van de wetsevaluatie Woo (verwacht in de zomer van 2026) zullen we onze activiteiten verder aanscherpen. In 2026 werken we concreet aan de volgende activiteiten:
– Passieve openbaarmaking. Voor het sneller en beter afhandelen van Woo-verzoeken zetten we in op verdere centralisatie van het proces in de organisatie. Concrete voorbeelden hiervan zijn centraal zoeken en lakken door middel van informatiespecialisten en het werken met een Woo-regisseur. Daarnaast zetten we in op verdere automatisering (waar mogelijk en verantwoord met AI) en gerichter contact met de verzoeker om goed in te spelen op de informatiebehoefte. Tevens geven we uitvoering aan de uitkomsten van de interdepartementale werkgroepen m.b.t. een uniform Woo-proces, omvangrijke Woo-verzoeken, de Woo-contactpersoon en misbruik van de Woo.
– Resultaatsverplichting actieve openbaarmaking met 17 informatiecategorieën. Afhankelijk van de ontwikkelingen en tijdspaden rondom het publicatieplatform Rijk wordt in 2026 verder gewerkt aan de openbaarmaking van de verschillende tranches aan informatiecategorieën. Hiervoor zullen we binnen ons concern een zorgvuldig implementatieproces doorlopen inclusief gedegen ondersteuning voor medewerkers.
– Inspanningsverplichting actieve openbaarmaking. In 2026 geven we verder vorm aan onze inspanningsverplichting op actieve openbaarmaking vanuit het principe van betekenisvolle actieve openbaarmaking. Daarbij kijken we naar welke informatie, in welke context, relevant en van toegevoegde waarde is om openbaar te maken. Op basis van een Rijksbrede richtlijn en de uitkomsten van de interdepartementale werkgroep op de inspanningsverplichting wordt afgewogen welke informatie in welke vorm in aanmerking komt voor proactieve openbaarmaking.
– Beslisnota’s. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie naar de actieve openbaarmaking van beslisnota’s (verwacht in 2025) zal het beleid worden aangepast en de uitvoering worden verbeterd.
– Implementatie strategisch opleidingsplan openbaarheid. Op basis van het ontwikkelde strategische opleidingsplan openbaarheid en de uitgevoerde pilots in 2025 wordt het opleidingsplan organisatiebreed geïmplementeerd. De eerste focus daarbij is het opleiden van beleidsmedewerkers zodat zij goed geëquipeerd zijn om openbaarheidsprocessen in de basis uit te voeren. Zowel in de ontwikkeling als implementatie is er aandacht voor de samenhang tussen informatiehuishouding en openbaarheid qua kennis en vaardigheden.
Verbetering van de informatiehuishouding
Het op orde zijn van de informatiehuishouding is randvoorwaardelijk om te kunnen voldoen aan de wettelijke openbaarmakings- en archiveringsverplichtingen. KGG heeft de ambitie om in 2027 informatie volledig, betrouwbaar en duurzaam toegankelijk te krijgen en te houden. Bij het kerndepartement wordt hier op ingezet door middel van het Groeiplan Informatiehuishouding met als doel een volwassenheidsniveau 3 te bereiken aan het einde van het jaar. Daarvoor worden de volgende activiteiten ondernomen vanuit de vier actielijnen van het Rijksbrede programma Open op Orde:
– Informatieprofessionals. We werken aan de verdere implementatie van een solide en efficiënte IHH-organisatie met voldoende kwantiteit en kwaliteit aan IHH-professionals. Met de uitrol van het strategische opleidingsplan IHH worden zowel beleidsmedewerkers als informatieprofessionals structureel opgeleid om hun taken in de IHH-keten goed uit te voeren. Zo zorgen we op medewerkersniveau dat iedereen vanuit zijn eigen rol het juiste handelingsperspectief heeft en wordt op organisatieniveau IHH als vak-specialisme goed geborgd.
– Volume en aard van de informatie. Het volume van de te verwerken informatie binnen de organisatie neemt al jaren in hoog tempo toe. Met behulp van informatiebeheerplannen is in 2025 hard gewerkt om inzichtelijk te maken waar informatie te vinden is, wie er toegang toe hebben en hoe er voor de informatie gezorgd wordt. In 2026 worden de verbeterplannen om sturing te kunnen geven aan deze levenscyclus van informatie verder geïmplementeerd. Archiving by design, een goede mappenstructuur, de juiste metadata en zoekprotocollen zijn hier onderdeel van. Met de beheerplannen zorgen we ervoor dat de juiste informatie bewaard blijft en dat informatie die niet bewaard hoeft te worden, vernietigd wordt.
– Informatiesystemen. We investeren in een verdere professionalisering op het gebied van doel-, applicatie-, proces- en informatiearchitectuur, zodat ICT-systemen zo goed mogelijk passen bij onze werkprocessen en de organisatie. Door tijdens de ontwikkeling en aanschaf van applicaties al rekening te houden met duurzame toegankelijkheid van overheidsinformatie (DUTO), worden medewerkers beter ondersteund in hun werk. Daarnaast zorgen we voor verdere borging van de archivering van e-mails, chatberichten en sociale media.
– Bestuur en naleving. In 2025 zijn de visie en governance op IHH ontwikkeld en vastgesteld, en is gestart met de implementatie hiervan. Er is daarmee een duidelijk beeld wie binnen de organisatie verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de IHH en hoe gestuurd kan worden op het behalen van de gewenste resultaten. In 2026 gaan we verder met het implementeren van ons kwaliteitssysteem aan de hand van KPI’s (deze zijn in 2025 gekozen en vastgesteld). De informatie die nodig is om te kunnen sturen, komt in 2026 beschikbaar in een IHH-dashboard.
Overkoepelende activiteiten
Naast de acties die we inzetten op openbaarmaking en het verbeteren van de informatiehuishouding, werken we ook aan overkoepelende activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn:
– Netwerk informatiehuishouding, openbaarmaking en transparantie. We organiseren themabijeenkomsten ter bevordering van verbinding, kennisdeling, training, ontwikkeling en samenwerking. Afhankelijk van het thema ligt de focus op professionals die direct aan openbaarheid en informatiehuishouding werken of juist op de inhoudelijke beleidsmedewerkers en leidinggevenden die vanuit hun eigen rol ook verantwoordelijkheden hebben op deze thema’s. Het netwerk draagt bij aan meer bewustwording op het thema en biedt handvatten voor professionals om zorgvuldig en open te werken.
– In gesprek met externe stakeholders. In 2026 willen we verder voortbouwen op de dialoog met externe stakeholders op het gebied van openbaarheid. Hiermee kunnen we beleid, processen en de samenwerking verbeteren en verstevigen. Een voorbeeld is een Ronde Tafel met journalisten en belangenorganisaties. Deze hebben we reeds georganiseerd in 2025 met LVVN en willen we uitbreiden.
Financiële toelichting
Bovenstaande activiteiten worden deels gefinancierd uit de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) gelden en Woo-gelden. Naast deze gelden zijn er eigen/reguliere middelen en capaciteit vanuit de lijnorganisatie en ICT-investeringen. Het totale budget aan POK- en Woo-gelden voor 2026 bedraagt € 25,6 mln waarvan € 8,4 mln reeds gealloceerd aan de dienstonderdelen.
Tabel 3 Financieel overzicht (bedragen x € 1.000)1
POK
Woo
Totaal
Kerndepartement
1.119
16.067
17.186
Diensten
5.691
2.712
8.403
Totaal
6.810
18.779
25.589
X Noot
1
De bovenstaande bedragen zijn totaalbedragen voor de ministeries van EZ, KGG en LVVN. Deze ministeries worden op de thema’s IHH en openbaarmaking bediend door één werkorganisatie.
Strategische Evaluatie Agenda
Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 (RPE 2022) is het overzicht met een planning van beleidsdoorlichtingen omgevormd tot een Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Voorheen waren beleidsdoorlichtingen primair gericht op de doorlichting van afzonderlijke begrotingsartikelen; in de SEA staan tegenwoordig de beleidsthema’s van de missie van KGG centraal. Daarmee komt het vizier meer te liggen op de integrale en samenhangende beleidsaanpak van een beleidsthema (zoals energietransitie en industrie) en minder op de afzonderlijke beleidsonderdelen. Met de SEA wordt tevens beoogd onderzoeken beter te laten aansluiten op de beleidscyclus en wordt meer recht gedaan aan ontwikkelingen op een beleidsveld. Op deze wijze kunnen ook leerervaringen benut worden om het beleid tussentijds bij te sturen als dat nodig blijkt.
Strategische Evaluatie Agenda (SEA)
De SEA is gericht op onderstaande beleidsthema’s waarbij in onderstaande tabel wordt aangegeven op welke beleidsartikelen dit betrekking heeft. In bijlage 4 wordt toegelicht welke onderliggende evaluatieplanning hiermee samenhangt.
Tabel 4 Strategische Evaluatie Agenda
Thema/Periodieke rapportage
Eerstvolgende Periodieke rapportage
Begrotingsartikelen
31
Energietransitie en industrie
2029
x
Evaluaties van herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)
2031
x
Beschrijving SEA-thema's/budgettaire en beleidsmatige afbakening/inzichtbehoefte
Energietransitie en industrieHet ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) zet zich met zijn partners in voor de brede energietransitie naar een weerbaar energiesysteem en innovatief en duurzaam Nederland. De inzet is daarmee onder andere gericht op het verduurzamen van de industrie, energiezekerheid, betaalbaarheid, leveringszekerheid, het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en het op orde brengen van de randvoorwaarden.
Binnen KGG wordt datagedreven gewerkt. Medewerkers moeten daarvoor beschikken over data- en analyse instrumenten die ook gebruikt kunnen worden bij het uitvoeren van evaluaties. Jaarlijks wordt via de Klimaat- en Energienota gerapporteerd over de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het klimaat- en energiebeleid. Uiteindelijk leidt dit tot aanpassingen van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat iedere twee en half jaar een update krijgt en iedere vijf jaar wordt herzien. Met deze werkwijze wordt aangesloten op de Strategische Evaluatie Agenda. De periodieke evaluatie richt zich daarom op de brede energietransitie als geheel, waarin nog verder richting wordt aangebracht.
Binnen het thema Energietransitie en industrie wordt overkoepelend geëvalueerd. Deze evaluaties helpen bij het beoordelen van de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid. Ook wordt gekeken naar de rolverdeling tussen markt en overheid. Deze evaluaties vormen de basis voor het uitwerken van toekomstig beleid rondom de energietransitie, energieprijzen, energie-infrastructuur, industrie en klimaat. Zo kan er blijvend worden ingezet op een duurzaam en welvarend Nederland. Onder deze periodieke rapportage vallen verschillende evaluaties. Voorbeelden van evaluaties die onder dit overkoepelende thema vallen en de komende jaren op de agenda staan zijn: Energiebelasting (2027), Energie Investeringsaftrek (2028), Ondersteuning Cluster 6 (2029), SDE++ (2029), IPCEI Waterstof (2025/2026), Klimaatfonds (2027), Nationaal Plan Energiesysteem (2028) en Maatwerkaanpak (2027).
Ook zal gekeken worden naar uitkomsten van evaluaties van de departementen op het gebied van klimaat en energiebeleid bij EZ, VRO, LVVN en IenW. Reeds geplande relevante evaluaties in sectoren Gebouwde Omgeving, Landbouw & Landgebruik en Mobiliteit zijn weergegeven op de SEA’s/evaluatieplanningen van respectievelijk VRO, LVVN en IenW. De relevante monitors/evaluaties op de begroting van KGG voor de sectoren Elektriciteit en Industrie worden in bijlage 4 weergegeven.
Daarnaast zullen de lessen uit het vorige Periodiek Evaluatieonderzoek meegenomen worden. Conform de lessen uit het synthese-onderzoek (CE Delft, 2024) zal vanaf 2025 in evaluaties meer aandacht zijn voor normerende instrumenten en bezien worden hoe naast doelmatigheid en doeltreffendheid ook geëvalueerd kan worden op rechtvaardigheid zoals gedefinieerd in het Klimaatplan. Er wordt een onderzoek uitgezet over hoe te evalueren op rechtvaardigheid bij klimaat- en energiebeleid. Doel is dat hier een handreiking uit volgt die gebruikt kan worden bij toekomstige evaluaties.
Evaluatie van herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)Dit thema richt zich op de in voorbereiding zijnde nieuwe Energiewet (wetsvoorstel tot vervanging van de Elektriciteit en Gaswet). Deze wet zal naar alle waarschijnlijkheid vijf jaar na inwerkingtreding (begin 2026) geëvalueerd worden. Dit zal waarschijnlijk in 2031 gebeuren. Ook de nieuwe Warmtewet (Wet Collectieve Warmtevoorziening) is nog in voorbereiding en zal naar verwachting half 2026/begin 2027 in werking treden. Deze wet zal net als de Energiewet naar alle waarschijnlijkheid vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd worden.
Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda.
Voor het meest recente overzicht van afgeronde evaluaties en doorlichtingen, zie: Jaarverslag EZK 2024, bijlage 3: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek. Een interactieve weergave van de SEA is beschikbaar op www.rijksfinanciën.nl.
Overzicht risicoregelingen
Tabel 5 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
Uitstaande Garanties 2024
Geraamd te verlenen 2025
Geraamd te vervallen 2025
Uitstaande garanties 2025
Geraamd te verlenen 2026
Geraamd te vervallen 2026
Uitstaande Garanties 2026
Garantieplafond
Totaal plafond
Artikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Aardwarmte
7.961
7.000
961
961
Totaal
7.961
7.000
961
0
0
961
0
0
Tabel 6 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
Uitgaven 2024
Ontvangsten 2024
Stand risicovoorziening 2024
Saldo 2024
Uitgaven 2025
Ontvangsten 2025
Stand risicovoorziening 2025
Saldo 2025
Uitgaven 2026
Ontvangsten 2026
Stand risicovoorziening 2026
Saldo 2026
Artikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Aardwarmte
17.773
0
7.000
10.773
‒ 7.000
10.773
0
Warmtenetten
0
0
0
174.500
0
Totaal
0
0
17.773
0
7.000
0
10.773
‒ 7.000
0
0
185.273
0
Toelichting
Artikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Aardwarmte
Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Aardwarmte is een belangrijke optie voor het behalen van energie- en klimaatdoelen. Stimuleren van aardwarmte was al een prioriteit uit het energieakkoord, de warmtevisie, de beleidsbrief tuinbouw en de meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw 2014–2020. Ook het Klimaatakkoord, Klimaatfonds en Nationaal Groeifonds zetten fors in op de ontwikkeling van geothermie in Nederland om de klimaatdoelen in 2030 te kunnen halen.
Een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte is het ontbreken van een (betaalbare) particuliere verzekering voor het geologische risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Met deze garantieregeling aardwarmte wordt daarom het risico afgedekt dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warmwaterproductie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd. Deze regeling is in 2024 beëindigd.
Warmtenetten
De opschaling van collectieve warmte loopt tegen een barrière aan doordat (met name nieuwe) warmtebedrijven beperkt toegang hebben tot de kapitaalmarkt. Met de Garantieregeling Warmtenetten (GRW) worden staatsgaranties verstrekt waarmee warmtebedrijven vreemd vermogen kunnen aantrekken voor de realisatie van warmtenetten. (Publieke) aandeelhouders hoeven daardoor minder publiek kapitaal in te brengen. Omstreeks Prinsjesdag 2026 wordt het ten behoeve van de GRW ingevulde toetsingskader risicoregelingen ter besluitvorming voorgelegd in de MR. Na nadere uitwerking zal de garantieregeling naar verwachting in het tweede of derde kwartaal van 2026 voor het eerst opengesteld kunnen worden.
Tabel 7 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)
nr.
Artikel omschrijving
Leningnemer
Saldo 01-07-2025
Looptijd lening
1
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
EBN BV
48.000
1-12-2034
2
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
ECN
40.000
31-12-2026
3
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
NRG (ECN)
102.113
31-12-2026
4
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Fibrant
2.071
1-12-2034
5
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Fibrant
7.757
1-12-2034
6
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Fibrant
17.547
1-12-2034
7
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Pallas
44.925
1-7-2022
8
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
EBN BV (Porthos)
53.400
31-12-2038
9
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
EBN BV FEED Aramis Opslag
32.000
31-12-2042
10
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Solarge Holding B.V.
5.284
31-12-2024
11
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
LIOF Healix
950
1-7-2027
12
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Stichting Nuclear Research and Consultancy Group
25.084
1-11-2025
13
Artikel 31 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Stichting Groenfonds
7.066
31-12-2039
Toelichting
1 Energie Beheer Nederland (EBN)
De achtergestelde lening tegen 0% rente van in totaal € 48 mln is bedoeld voor investeringen in geothermieprojecten in Nederland volgens het businessplan genaamd ‘Masterplan Aardwarmte’. Er is door het voormalige Ministerie van EZK gekozen voor verplichte deelname van EBN in deze geothermieprojecten. De lening is verstrekt aan EBN bv, die deze lening heeft doorgestort als agio in EBN Aardwarmte bv. EBN zal samen met professionele marktpartijen risicodragend deelnemen in projecten via haar dochter voor 20% tot 40%.
2 Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)
In 2016 is aan ECN een lening verstrekt van € 40 mln voor het verwerken en afvoeren van historisch radioactief afval in Petten.
3 Stichting Nuclear Research & consultancy Group (NRG)
Aan NRG is een lening van € 82 mln verstrekt voor het uitwerken en uitvoeren van een Herstelplan, in algemene zin gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering van NRG en in het bijzonder op het scheppen van de noodzakelijke financiële, technische, commerciële en organisatorische voorwaarden voor het in bedrijf houden van de Hoge Flux Reactor (HFR).
4 t/m 6 Fibrant
De leningen aan Fibrant zijn verstrekt voor investeringen in (de ombouw van) installaties teneinde de uitstoot van lachgas (als CO2- equivalent) te reduceren. Hiermee worden drie projecten uitgevoerd met een totale lachgasreductie van ruim 0,6 Mton CO2-equivalent.
7 Pallas
Aan de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor is een lening verstrekt voor fase 1 van de totstandkoming van een nieuwe hoge fluxreactor (de Pallas-reactor), die bestemd is voor de productie van medische en industriële radio-isotopen en voor nucleair technologisch onderzoek.
8 EBN B.V.
In 2020 is een lening verstrekt aan EBN, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. De door EBN verkregen rendementen op het Porthos-project zullen worden gebruikt om deze lening af te lossen.
9 EBN B.V. FEED Aramis Opslag
In december 2023 is ten behoeve van de uitvoering van de FEED-fase van het CCS-opslagproject Aramis een lening aan EBN bv verstrekt van € 32 mln.
10 Solarge Holding B.V.
Er is in 2024 een lening verstrekt aan Solarge van € 5,3 mln. Dit betreft een lening in het kader van het Nationaal Groeifonds project SolarNL.
11 LIOF Healix
Dit betreft een marktconforme lening aan LIOF ten behoeve van ondersteuning van een specifiek innovatief en duurzaam bedrijf in regio Limburg. Deze lening is nodig om vanuit LIOF een tijdelijke overbrugging voor dit bedrijf uit de KGG doelgroep mogelijk te maken.
12 Stichting Nuclear Research and Consultancy Group
In 2024 heeft het ministerie van KGG een kortlopende lening aan NRG verstrekt om te zorgen dat de Stichting NRG voldoende liquiditeit tot haar beschikking heeft. De lening loopt tot 1 november 2025 en heeft een hoofdsom van € 25 mln.
13 Stichting Groenfonds
Dit betreft een niet-rentedragende (renteloze) en achtergestelde geldlening aan Stichting Nationaal Groenfonds ten behoeve van ontwikkelleningen voor energiecoöperaties uit het Ontwikkelfonds Opwek. Stichting Nationaal Groenfonds beheert het Ontwikkelfonds Opwek, en verstrekt leningen aan energiecoöperaties voor de ontwikkelfase van zon- en windprojecten.
3. Beleidsartikelen
Beleidsartikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
A. Algemene doelstelling
Beleidsartikel 31 heeft doelstellingen in het kader van klimaat, energie en groene groei. Dit betreft het borgen van een realistisch, betaalbaar en uitvoerbaar klimaat- en energiebeleid en er wordt gewerkt aan een sterk, schoon en weerbaar Nederland door in te zetten op maatregelen die groene groei realiseren. Hierbij heeft het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) een gedeelde opgave op het gebied van de klimaat- en energietransitie en ruimtelijke inpassing, samen met andere departementen zoals bijvoorbeeld Economische Zaken (EZ), Infrastructuur en Waterstaat (I&W), Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).
Het Ministerie van KGG zet zich in op beleidsdoelen binnen de volgende domeinen.
Klimaatbeleid
Voor het klimaatbeleid betreft de algemene doelstelling de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050 (met een tussenstap van 90% minder broeikasgassen in 2040). Om deze doelstelling te bereiken zet het Ministerie van KGG een mix van subsidies en normerings- en beprijzingsinstrumenten in, maar ook niet-financiële instrumenten. Het Kabinet rapporteert twee keer per jaar over de voortgang van het klimaatbeleid, aansluitend bij de begrotingscyclus. In het najaar wordt in de Klimaat- en Energienota verantwoording afgelegd over de resultaten van het Klimaat- en Energiebeleid aan de hand van informatie uit het Dashboard Klimaatbeleid, Monitor Energiesysteem en de cijfers over gerealiseerde emissies en ramingen uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEV). Jaarlijks wordt in het voorjaar op basis van de KEV bezien of alternatief beleid nodig is om de doelen te bereiken.
Figuur 3 Uitstoot broeikasgassen Nederland in miljard CO2-equivalenten
Bron: Emissieregistratie (2025).1
X Noot
1
De cijfers voor 2024 zijn voorlopige cijfers.
Energiebeleid
In het kader van het energiebeleid werken we, samen met de landen om ons heen, toe naar een CO₂-vrije energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is. Hierbij wordt gezorgd voor een goed functionerende energiemarkt, worden economische kansen verzilverd, en wordt de benodigde energie-infrastructuur op een evenwichtige manier in het ruimtelijk beleid geïntegreerd. Het is belangrijk dat bestaande elektriciteitsinfrastructuur versneld uitgebreid wordt en beter wordt benut; zo behouden we toegang tot elektriciteit voor maatschappelijke doelen als economische groei, woningbouw, mobiliteit en verduurzaming en verminderen we waar mogelijk netcongestie. Daarnaast zet het Kabinet in op het verhogen van de productie van hernieuwbare energie. Dit doet het Kabinet door onder andere energie-regelgeving en subsidies transitiegericht te maken, waarbij de energiemarkt goed blijft functioneren en de betrokkenheid van de samenleving wordt vergroot, zodat iedereen naar vermogen kan bijdragen. Mensen met een laag of middeninkomen en ondernemers worden bij de energietransitie geholpen, en regio en omwonenden worden tijdig betrokken bij nieuwe projecten.
Groene Groeibeleid
Naast het halen van de klimaatdoelen en energiezekerheid, is een belangrijke maatschappelijke uitdaging het realiseren van groene groei. De uitstoot van broeikasgassen en andere vervuiling die vrijkomt bij economische activiteiten hebben grote gevolgen voor het klimaat, onze natuurlijke hulpbronnen, onze gezondheid en de leefomgeving. Het is dan ook belangrijk om actie te ondernemen en de economie te verduurzamen. Het Ministerie van KGG vervult hierin een aanjagende, coördinerende en ondersteunende rol voor de verduurzaming van de industrie, waarbij ervoor wordt gezorgd dat verduurzamingsprojecten kunnen en worden uitgevoerd in Nederland. Het Ministerie van KGG vervult ook een belangrijke rol bij het op orde brengen van de randvoorwaarden voor deze verduurzaming, bijvoorbeeld in het ondergronds opslaan van CO₂ (CCS), en het zo snel mogelijk verzwaren en het beter benutten van het elektriciteitsnet. Daarnaast wordt er ingezet op de goede afwikkeling van de sluiting van het Groningengasveld.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Klimaat en Groene Groei (KGG) is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. De Minister is op grond van de Energiewet (vanaf 1 januari 2026, ter vervanging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet), de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van de transitie naar een duurzame en concurrerende industrie en een klimaat-neutrale economie. Hieruit vloeien de volgende rollen voort.
Klimaatbeleid
Regisseren
– Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.
– De regie op de internationale aspecten van het nationaal klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.
(doen) Uitvoeren
– De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen, en op de handel in CO2 -emissierechten (Emissions Trading System; ETS). Europese doelen gaan ook in op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie.
– De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor aan het Ministerie van KGG gerelateerde marktinstrumenten die bijdragen aan een klimaat-neutrale samenleving. Dit zijn het Europese handelssysteem in broeikasgasemissierechten, de CO2-heffing industrie, de CO2-minimumprijs en CORSIA (Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation). Onderdeel van de opdracht aan de NEa is daarnaast het toezicht houden op de certificering van biomassa. Ook heeft de NEa een rol in het toezicht houden op en monitoren van methaanemissies op geïmporteerde fossiele goederen (methaanverordening).
Stimuleren
– Om de klimaatdoelen te behalen worden partijen uit de samenleving proactief betrokken. De Minister van KGG stimuleert de dialoog met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Klimaatwet.
– Op basis van de Tijdelijke wet Klimaatfonds heeft de Minister van KGG de rol van Fondsbeheerder van het Klimaatfonds. De Minister biedt de Tweede Kamer bij Voorjaarsnota een ontwerp-Meerjarenprogramma Klimaatfonds aan en bij Miljoenennota het definitieve Meerjarenprogramma Klimaatfonds. Het Klimaatfonds volgt daarnaast het reguliere begrotingsproces met diverse begrotingsstukken gedurende het jaar.
– De voortgang van het Klimaatbeleid wordt gemonitord via het Dashboard Klimaatbeleid.
Energiebeleid
Regisseren
– Het regisseren van de lange termijn ontwikkeling van het energiesysteem met het Nationaal Plan Energiesysteem en de bijbehorende energiecyclus, onder meer met de jaarlijkse Klimaat- en Energienota.
– Het sturen op samenhang tussen nationale en lokale strategieën voor de energietransitie.
– Het bieden van handelingsperspectief en wegnemen van belemmeringen voor lokale duurzame energie-initiatieven.
– Regisseren van het nationale energiebesparingsbeleid op basis van het indicatieve nationale doel, met het oog op het door Nederland nakomen van de in EU-verband gemaakte afspraken over energiebesparing (Europese Energie-Efficiëntie Richtlijn).
– Het uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.
– Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.
– Regisseren van evenwichtig risicobeleid voor de energietransitie, zodat er verantwoord wordt omgegaan met risico’s voor de veiligheid en gezondheid van mensen en de transitie tegelijkertijd uitvoerbaar blijft.
– Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde energietransitie, inclusief opslag en winning van energie in de diepe ondergrond.
– Het verlenen van de vergunningen voor activiteiten in de diepe ondergrond.
– De stimulering en versnelling van de productie van aardgas op de Noordzee. Daartoe heeft het Kabinet in april 2025 een sectorakkoord afgesloten.
– Het creëren van randvoorwaarden voor zorgvuldige afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld en goede nazorg op basis van het mijnbouwbeleid en onderliggende regelgeving.
– Het vaststellen van kaders waarmee de vergunninghouder (NAM) de nazorg moet vormgeven.
– Zorgen voor een blijvende afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas en het creëren van mogelijkheden voor gebruik van geïmporteerd hoog calorisch gas in Nederland.
– Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.
– De voorbereidingen voor de bouw van vier kerncentrales in Nederland en de ontwikkeling van een nationale visie op Small Modular Reactors (SMR's).
– Het regisseren en prioriteren van de benodigde nieuwe energie-infrastructuur met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK).
Financieren
– Het beschikbaar stellen van een financieel instrumentarium (o.a. opdrachten, subsidies en bijdragen aan ZBO’s en agentschappen) op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, het gebruik van de diepe ondergrond (mijnbouw en CO₂-opslag) en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO₂-reductie, energieproductie en een goed werkend energiesysteem.
Stimuleren
– Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken uit het Energieakkoord, respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED III).
– Het stimuleren van energiebesparing conform afspraken uit het Energieakkoord, respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Energie-efficiëntie (EED).
– Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van energie-innovaties (o.a. via subsidieregelingen MOOI, EKOO, DEI+).
– Het stimuleren van een maatschappelijke dialoog over energievraagstukken.
– Het stimuleren van decentrale ontwikkelingen in het energiesysteem, zoals energiehubs.
– Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO₂-uitstoot van energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.
– Het stimuleren van lokaal eigendom en omgevingsfondsen bij duurzame opwek.
– Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.
(doen) Uitvoeren
– Het tot stand brengen van de ruimtelijke inpassing van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Procedure Projectbesluit vallen.
Groene Groeibeleid
Regisseren
– Actief sturen en regie voeren op een snellere fysieke uitbreiding van kritieke elektriciteitsinfrastructuur middels het Pakket voor Groene Groei voor een weerbaar energiesysteem en een toekomstbestendige industrie.
– Regisseren van de aanpak op netcongestie door te zorgen voor toegang tot elektriciteit waardoor maatschappelijke doelen zoals economische groei, woningbouw, mobiliteit, verduurzaming en land- en tuinbouw zoveel mogelijk gewaarborgd zijn in samenwerking met de Minister van I&W, Minister van EZ, Minister van VRO en Minister van LVVN. Hier wordt invulling aan gegeven door het opzetten van een wetgevingsprogramma ten einde het elektriciteitsnet versneld uit te breiden.
– Sturen op de realisatie van randvoorwaarden in de industrieclusters via het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) en het stimuleren van opschaling, innovatie en realisatie van nieuwe duurzame industrieën.
– Samenwerking met bedrijfsleven, medeoverheden, brancheorganisaties en NGO’s binnen het NPVI.
– Sturen op de realisatie van complexe verduurzamingsprojecten bij de grootste industriële uitstoters via de maatwerkaanpak.
– Sturen op de ontwikkeling van sectoragenda’s, bijvoorbeeld voor de chemische industrie.
– Het sturen op samenwerking en efficiëntie binnen verschillende sectoren, specifiek op het terrein van het samenwerkingsverband cluster 6 als het gaat om de verduurzaming van de Nederlandse industrie.
– Het monitoren en verminderen van methaanuitstoot die ontstaat als gevolg van de winning van fossiele grondstoffen (ruwe olie, aardgas en kolen), en het monitoren en verminderen van de distributie, transport en behandeling van aardgas, zowel binnen als buiten de EU (implementatie methaanverordening).
– In 2025 is de nationale agenda op ondergrondse waterstofopslag gepubliceerd. Hiermee gaat het Kabinet in op de noodzaak van ondergrondse waterstofopslag en welke uitdagingen er zijn. Er wordt o.a. ingezet op de ontwikkeling van project Hystock.
Financieren
– Het voeren van het subsidies, bekostiging, opdrachten e.d. op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing en het gebruik van de diepe ondergrond gericht op het realiseren van CO₂ -reductie, veiligheid en een goed werkend energiesysteem.
– Investeringen in noodzakelijke, randvoorwaardelijke fysieke infrastructuur, zoals het CCS project Aramis.
– Ontwikkelen van de productie van hernieuwbare energie/clean tech via het bestaande instrumentarium (NIKI, VEKI, DEI+).
(doen) Uitvoeren
– Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie- ecosystemen.
Stimuleren
– Het stimuleren van het bedrijfsleven om te verduurzamen middels subsidies en maatwerkafspraken.
– Het stimuleren van de huidige MKB-aanpak voor verduurzaming.
– Ontwikkeling van het aanbod van groen gas via o.a. het wetsvoorstel voor een bijmengverplichting groen gas.
– Het inzetten op circulair ondernemen in samenwerking met het Ministerie van I&W en het Ministerie van EZ.
– Ontwikkeling van de verduurzaming langs de verschillende industrieroutes (Waterstof, CCS, Circulaire Economie, Elektrificatie, Energie - en procesefficiëntie).
– Ontwikkeling van het aanbod van duurzame producten via o.a.
het actieplan om het aanbod van duurzame koolstofdragers (zowel binnenlands als via import) op te schalen en de leveringszekerheid zo goed mogelijk te borgen.
– De voortgang van het Energiebeleid wordt gemonitord via de Monitor Energiesysteem.
In tabel 8 is een selectie van relevante prestatie-indicatoren opgenomen behorend bij klimaat- en energiebeleid.
Tabel 8 Prestatie-indicatoren behorend bij klimaat- en energiebeleid
Strategisch hoofddoel
KPI
2019
2020
2021
2022
2023
20241
Ambitie (2030)
Bron
A. Naar een klimaatneutrale samenleving
Reductie van broeikasgasemissies tov 1990 (in %)
19,1%
26,5%
25,5%
31,4%
36,1%
37,0%
55%
CBS 84979NED
Emissies niet-ETS sectoren (Mton CO2-equivalenten)
97,2
90,3
92,9
84,9
87,5
82
emissieregistratie.nl
Emissies ETS-sectoren (Mton CO2-equivalenten)
83,7
74,1
74,1
68,5
58,9
62,2
emissieregistratie.nl
B. Transitie naar een duurzaam en robuust energiesysteem
Gerealiseerd vermogen windenergie op zee (MW)
957
2.460
2.460
2.570
3.978
4.748
21GW
CBS 82610NED
Gerealiseerd vermogen windenergie op land (MW)
3.527
4.188
5.186
6.131
6.757
6.965
CBS 82610NED
Gerealiseerd vermogen zon-PV (MW)
7.226
11.108
14.823
17.356
21.275
23.682
CBS 82610NED
Opgesteld vermogen windenergie op zee (MW)
1.503
0
110
2.170
770
CBS 82610NED
Opgesteld vermogen windenergie op land (MW)
661
998
945
626
208
CBS 82610NED
Opgesteld vermogen zon-PV (MW)
3.882
3.715
2.533
3.919
2.407
CBS 82610NED
Aandeel hernieuwbare energie in het energiesysteem (PJ)
185
223
263
281
312
358
CBS 84917NED
Totaal nationaal energieverbruik (PJ)
2668
2447
2545
2353
2253
2261
CBS EED cijfers
Aandeel hernieuwbaar (in %)
8,9%
14%
13,1%
15,2%
17,4%
19,8%
39%
CBS - Energieverbruik uit hernieuwbare bronnen stijgt naar 20 procent
Opgewekte energie uit groengas (PJ)
14,9
17,4
17,5
18,2
18,8
17,6
CBS 83140NED
X Noot
1
Alle cijfers die genoemd worden voor 2024 zijn voorlopig.
C. Beleidswijzigingen
Beleidswijzigingen Klimaatbeleid
Nederland werkt aan een grote verbouwing van het energiesysteem en bedrijven verduurzamen hun processen. Dat levert grote uitdagingen op. Het Kabinet blijft inzetten op een realistische aanpak. Daarvoor worden concrete stappen gezet in alle sectoren – de industrie, elektriciteit, landbouw, gebouwde omgeving en mobiliteit. Stappen die zowel op korte termijn haalbaar zijn én op lange termijn verstandig. De afgelopen jaren heeft het Kabinet voornamelijk gefocust op het ontwikkelen van nieuw beleid om de doelen voor 2030 te halen. Nu is het tijd om de focus te verschuiven naar het daadwerkelijk uitvoeren van dat beleid en de plannen die al op tafel liggen.
Met het Europese beleid gericht op 2040 en het Klimaatplan dat zich richt op het beleid voor de periode 2025-2035 komt er steeds meer aandacht voor het benodigde beleid na 2030. Het einddoel is klimaatneutraliteit in 2050 met een sterke, schone en weerbare economie.
De cyclus voor het Meerjarenprogramma (MJP) Klimaatfonds 2027 begint na de zomer 2025 met het uitwerken van maatregelen door diverse ministeries en het opstellen van deelprogramma’s per perceel door de voor dat perceel verantwoordelijke bewindspersoon. Deze maatregelen worden in december voorzien van een conceptbeoordeling door het fondsbeheerteam van het Ministerie van KGG in samenwerking met het Ministerie van Financiën. Vervolgens wordt deze voor een onafhankelijke reflectie gedeeld met het PBL en TNO. Na verwerking van de onafhankelijke reflecties dient de Minister van KGG vanuit haar rol als fondsbeheerder een voorstel in voor het ontwerp-MJP 2027. Hierover vindt besluitvorming plaats tijdens de Voorjaarsbesluitvorming. Daarna wordt het programma met de Tweede Kamer gedeeld. Bij Prinsjesdag wordt het definitieve MJP gepubliceerd, samen met de Klimaatfondsbegroting. Na autorisatie door beide Kamers kunnen er met de toegekende middelen verplichtingen worden aangegaan.
Het Nationaal Burgerberaad Klimaat is begin 2025 van start gegaan en brengt 175 willekeurig gekozen burgers bijeen die adviezen ontwikkelen voor het Kabinet voor te nemen klimaatmaatregelen. Het tegengaan van klimaatverandering heeft gevolgen voor ieders dagelijks leven. Het raakt aan hoe we wonen, werken, reizen en het raakt onze omgeving en de portemonnee. Het doel van het burgerberaad is om invloed en zeggenschap van burgers op grote maatschappelijke veranderingen, zoals de klimaatopgave, te vergroten door hen om advies te vragen en daarmee ook de representatieve democratie te versterken. De adviezen komen tot stand na een zorgvuldig proces én op onderwerpen waar nog voldoende beleidsmatig potentieel is. De adviezen van het burgerberaad zijn in het najaar van 2025 gereed en worden daarna aangeboden aan de Tweede Kamer. In 2026 volgt er een kabinetsreactie, zodat de Kamer de adviezen en de kabinetsreactie daarop kan bespreken.
De Europese Commissie heeft als onderdeel van de Europese Klimaatwet een tussendoel van netto 90% t.o.v. 1990 voor 2040 op weg naar klimaatneutraliteit richting 2050 aanbevolen. Het Kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van een EU-klimaatdoel voor 2040 van netto 90%. De Europese Commissie komt naar verwachting in 2026 met wetgevende beleidsvoorstellen om het 2040-doel te realiseren. Het Kabinet zet in op een goede implementatie van het Europese Fit for 55 pakket richting 2030 en een effectieve beleidsarchitectuur richting 2040. Het Kabinet wil op Europees niveau obstakels, conform motie Erkens, voor de klimaat- en energietransitie wegnemen door te pleiten voor onder andere versnelling van vergunningverleningsprocedures, het vergroten van de interconnectiecapaciteit, een eerlijke verdeling van kosten en baten tussen lidstaten voor grensoverschrijdende infrastructuurprojecten, en harmonisatie van netwerktariefmethodieken binnen de EU. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de Clean Industrial Deal, het Actieplan Betaalbare Energieprijzen en de aangekondigde Industrial Decarbonisation Accelerator Act.
Begin 2025 is het tweede Klimaatplan op basis van de Nederlandse Klimaatwet aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin wordt ingegaan op de strategie naar klimaatneutraliteit in 2050 en de concrete beleidsagenda 2025-2035.
Beleidswijzigingen Energiebeleid
Kernenergie
Voor de bouw van de eerste twee nieuwe kerncentrales zijn meerdere trajecten in gang gezet: de ruimtelijke projectprocedure, de voorbereiding van een techniekselectieproces (waarvan begin 2026 het proces start om tot een technologieleverancier te komen, afhankelijk van de klimaatfondsbesluitvorming) en de voorbereiding van een Rijk-Regio pakket. Om input te leveren aan zowel de ruimtelijke projectprocedure als verdiepende kennis op te doen voor het techniekselectieproces, worden in 2026 grondonderzoeken gedaan. Daarnaast wordt de keuze voor een Government support package (GSP) en de oprichting van de projectorganisatie NEONL voorbereid. Deze laatste moet de bouw van de nieuwe kerncentrales gaan realiseren, samen met de techniekleverancier.
Zorgvuldige en vlotte belangenafweging rondom en besluitvorming over mogelijke locaties voor de derde en vierde kerncentrales vraagt om een intensivering van de huidige inzet op locatiebepaling en additionele participatietrajecten.
Het Kabinet streeft naar bedrijfsduurverlenging van de Kerncentrale Borssele (KCB) na 2033. Hiermee wordt 485 MW vermogen aan CO₂-vrije elektriciteit en de nucleaire kennis en expertise van EPZ (exploitant van de KCB) behouden. Het Kabinet streeft ernaar dat de hiervoor benodigde wetswijziging van de Kernenergiewet in 2026 in werking treedt.
Om de ambities op het gebied van kernenergie in Nederland te kunnen realiseren, is een versterkte inzet op kennisontwikkeling en innovatie essentieel. Daarom is samen met het bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen een Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) Kernenergie opgesteld (Kamerstuk 32 645, nr. 120).
Nationaal Plan Energiesysteem
In 2023 heeft het Kabinet het eerste Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) vastgesteld met daarin de visie en strategie om te komen tot een robuust, betaalbaar en volledig duurzaam energiesysteem in 2050. In 2026 wordt het NPE geactualiseerd en zal het ontwikkelpad voor het energiesysteem worden aangepast op basis van een aantal grote ontwikkelingen, waaronder nieuwe inzichten over de toekomst van de industrie, de impact van netcongestie en tegenvallende ontwikkelingen bij wind op zee en waterstof. Daarnaast zal bij de actualisatie van het NPE in meer detail gekeken worden naar het kostenbeeld van het energiesysteem en of er keuzes zijn die kosten in het energiesysteem kunnen verlagen, waarbij ook de resultaten van het in 2025 afgeronde IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur worden meegenomen.
Decentrale ontwikkelingen energiesysteem
Naast het NPE wordt ook ingezet op de decentrale ontwikkelingen binnen het energiesysteem. Om de samenwerking te bevorderen worden bestaande nationale ondersteuningsprogramma’s als het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NPRES), Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) en het Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren van het Energiesysteem (SP IPE) incl. de daarvoor beschikbare budgetten samengebracht in één nieuw nationaal programma gericht op het energiesysteem. Daarnaast zijn de beleidsmatige kernpunten van de decentrale ontwikkelingen aangegeven in een Kamerbrief (Kamerstuk 29023, nr. 587) en zal worden ingegaan op de rol van energiegemeenschappen in het energiesysteem.
Programma Energiehoofdstructuur
Via het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) geeft het Kabinet vorm aan de ruimtelijke sturing op het nationale energiesysteem. Door strategisch te sturen op vraag, aanbod en flexibiliteit worden de extra ruimtevraag en de maatschappelijke kosten van het nieuwe energiesysteem beperkt. Na oplevering van de eerste versie van het PEH in 2024 is gestart met de actualisatie van het PEH via PEH II, dat naar verwachting in 2028 gereed zal zijn. Verwachte beleidswijzigingen zijn het aanwijzen van voorkeursgebieden voor kernenergie, het identificeren van kansrijke locaties voor diepe aanlanding en het intensiveren van ruimtelijke sturing in de industrieclusters. In het najaar van 2025 wordt de onderzoeksaanpak gepubliceerd, opvolgend aan de startnotitie. Eind 2026 wordt de hoofdlijnenbrief PEH verwacht.
Energiewet
Al geruime tijd is er de wens om de regelgeving voor elektriciteit en gas beter te structureren, toekomstgerichter te maken, deels te herzien en overzichtelijk samen te voegen in één wet. In december 2024 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel voor de Energiewet (Kamerstuk 36 378, nr. 2), die op 1 januari 2026 inwerking zal treden. De Energiewet vervangt dan de huidige Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en bevat tevens de uitwerking van afspraken uit het Klimaatakkoord en verschillende toezeggingen aan het parlement. Met het wetsvoorstel wordt eveneens een groot deel van het zogeheten Europese ‘Clean Energy Package’ geïmplementeerd, met name de Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2019/944). Ter implementatie van nieuwe Europese wetgevingspakketten zijn in 2024 nieuwe wetstrajecten gestart die de Energiewet weer gaan wijzigen, zowel op het gebied van gas (het ‘Decarbonisatiepakket’) als elektriciteit (het pakket voor de ‘Electricity Market Design’).
Wet Bestrijden Energieleveringscrisis
De gascrisis uit 2022 heeft duidelijk geïllustreerd dat een goed functionerende gasmarkt op mondiaal, Europees en nationaal niveau essentieel is voor het borgen van de leveringszekerheid van gas. Het hoofddoel van dit wetsvoorstel is tweeledig. In de eerste plaats wordt beoogd om in het geval van een (dreigende) gascrisis de Minister van KGG in staat te stellen om op slagvaardige en efficiënte wijze te opereren ter bestrijding van deze crisis. Dit wetsvoorstel voorziet daarom in een wettelijke regeling. In de tweede plaats wordt met dit wetsvoorstel beoogd de weerbaarheid van het Nederlandse gassysteem te vergroten om de gasleveringszekerheid te borgen en te voorkomen dat Nederland in een (dreigende) gascrisis terechtkomt. Om hier invulling aan te geven worden met dit wetsvoorstel de Energiewet en de Mijnbouwwet gewijzigd. Met deze wijzigingen wordt de wijze waarop de verordening gasleveringszekerheid in Nederland ten uitvoer wordt gelegd, verbeterd, en worden verschillende aanvullende nationale maatregelen getroffen ten behoeve van het beter waarborgen van gasleveringszekerheid. Dit wetsvoorstel is onder meer aangekondigd in de brieven die de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie op 5 oktober 2023 en 27 maart 2024 naar de Tweede Kamer hebben gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 29023, nr. 449 en 494).
Windenergie op zee
Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse energietransitie is windenergie op zee. De huidige routekaart richt zich op 21 gigawatt (GW) productiecapaciteit. In 2025 wil het Kabinet extra ruimte aanwijzen voor windenergie na realisatie van de 21 GW, voor de periode richting 2040, in een partiële herziening van het Programma Noordzee 2022–2027. Voor de invulling van Doordewind 2 (DDW2) is financiële dekking gevonden. In de partiële herziening wordt ook windenergiegebied 6/7 ruimtelijk aangewezen. Echter, de financiële dekking van de inpassingskosten voor gebied 6/7 wordt overgelaten aan een volgend Kabinet. Voordat een nieuwe routekaart en ontwikkelkader windenergie op zee worden vastgesteld en hierdoor verplichtingen moeten worden aangegaan, dienen deze inpassingskosten te worden gedekt. Deze omvatten onder andere de kosten voor borging van scheepvaartveiligheid.
De marktomstandigheden voor windparken op zee zijn verslechterd door kostenstijging en achterblijvende vraag, waardoor de kans kleiner is geworden dat deze subsidievrij gebouwd kunnen worden. Het Kabinet presenteert in september 2025 een actieplan voor windenergie op zee met daarin een inzet op: versnelling van de vraagontwikkeling naar elektriciteit en het ondersteunen van de aanbodontwikkeling windparken op zee. Het Kabinet stelt in het najaar van 2025 slechts één vergunningprocedure (tender) voor 1 GW open via een vergelijkende toets met financieel bod. Om de slagingskans van tenders voor windparken op zee te vergroten, is het Kabinet voornemens om in 2026 2 GW aan windparken op zee met subsidie te vergunnen en treft daar momenteel alle voorbereidingen voor. Begin 2026 zal het kabinet de routekaart voor de realisatie van 21 GW actualiseren en met de Kamer delen, daarin wordt dan ook het bouwtempo bepaald.
Waterstof
Omdat hernieuwbare waterstof cruciaal is voor ons toekomstige energiesysteem bouwt het Kabinet onverminderd verder aan een sterk fundament voor deze markt. Het Kabinet investeert daarom ook in 2026 vóór de markt uit in productie, import, en transport- en opslaginfrastructuur. Ook werkt het aan het realiseren van de juiste randvoorwaarden voor waterstofprojecten. Meer informatie over het waterstofbeleid staat in de Klimaat- en Energienota en over de financiële prioriteiten in het Meerjarenprogramma van het Klimaatfonds.
Het Kabinet ziet wel dat de markt is veranderd: de kosten voor hernieuwbare waterstof stijgen, de verwachte vraag naar waterstof achterblijft en onder andere hierdoor de uitrol van windparken op zee en transportinfrastructuur zijn vertraagd. Dit vraagt om meer aandacht voor het oplossen van problemen bij de uitvoering (bijvoorbeeld ruimtelijke procedures) en realisme over het halen van doelen. Het Kabinet kijkt welke rol koolstofarme waterstof kan spelen om te komen tot een fossielvrij waterstofsysteem.
Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE)
Met de Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE) stimuleert het Kabinet o.a. isolatiemaatregelen, warmtepompen, zonneboilers en de aansluiting op een warmtenet. De Kamer is op 19 juni 2025 geïnformeerd over de positieve uitkomsten van de evaluatie van de ISDE. De ISDE is doeltreffend en doelmatig bevonden en de belangrijkste aanbeveling is om de regeling zoveel mogelijk te continuëren. Uit de evaluatie blijkt dat in de periode 2019-2023 in totaal bruto 663 kton CO2 is bespaard dankzij de ISDE. Het Kabinet blijft inzetten op het vergroten van de bekendheid van de regeling en onderzoekt hoe de doelstellingen per 2027 verder kunnen worden aangescherpt. Tevens wordt energiezuinige ventilatie toegevoegd als subsidiabele maatregel met ingang van 2026.
Energie-innovatie en opschaling
De energietransitie heeft te maken met integrale en multidisciplinaire vraagstukken zoals netcongestie en de verduurzaming van de industrie, die vragen om innovatieve oplossingen. Daarom zal in 2026 weer ingezet worden op energie-innovatie. De regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) zal opengesteld worden voor grote pilot en demonstratieprojecten. Hierbij zal ook ruimte geboden worden voor projecten gericht op flexibilisering van het energiesysteem. De regeling Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) 2026 zal met een brede openstelling een groot deel van de innovatieprogrammering van de Topsector Energie beslaan. Ook zal in 2026 de MOOI kernenergie worden beschikt. Hierin worden integrale multidisciplinaire oplossingen uitgevraagd voor uitdagingen binnen het grootschalig toepassen van hernieuwbare elektriciteit, de verduurzaming van de gebouwde omgeving en de energie- en warmtevraag van de industrie. Ook zullen de regelingen Energie en Klimaat Onderzoek en Ontwikkeling (EKOO) en Horizon Europe Partnership (HEP) opengesteld worden voor kleine onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die in nationale en internationale samenwerkingsverbanden kunnen worden opgepakt.
SDE++
De SDE++ levert een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren van de klimaat- en energietransitie. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2025 zijn middelen gereserveerd voor een openstellingsbudget van € 8 mld in 2026. Het komende jaar zal het Kabinet de verkenning naar aanpassingen aan de SDE++ voortzetten en op basis daarvan voorstellen voor aanpassingen voorbereiden. Voor de toekomstige stimulering van zon-PV en windenergieprojecten wordt gewerkt aan het ontwerpen van een alternatief instrument voor de SDE++. Dit is de zogenoemde two-way contracts for difference: een instrument met tweerichtingscontracten ter verrekening van verschillen (enerzijds gericht op het wegnemen van de onrendabele top van projecten en anderzijds het absorberen van overwinsten). Hierover is de Kamer in de zomer van 2025 geïnformeerd. Ter bevordering van de energietransitie op de ACS-landen staat € 150 mln gereserveerd op de aanvullende post. Hiervan is € 116 mln opgevraagd voor Aruba en Curaçao om randvoorwaardelijke projecten ten behoeve van de energietransitie te subsidiëren. Deze middelen worden toegevoegd aan het budget voor ‘flankerend beleid SDE+’.
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
De Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) stimuleert lokale initiatieven op het gebied van zon-PV, wind- en waterkrachtprojecten. Momenteel wordt verkend op welke wijze de regeling kan worden verbeterd om op effectieve wijze lokale projecten van energiecoöperaties te ondersteunen.
Energie-investeringsaftrek (EIA)
De energie-investeringsaftrek stimuleert ondernemers om de meest zuinige en efficiënte energiebesparings- en CO2-reducerende opties te kiezen. Voor deze opties geldt thans een fiscaal aftrekpercentage van 40% waardoor bij gebruik van de EIA de belastbare winst van deze ondernemers wordt verlaagd en een fiscaal voordeel wordt gerealiseerd.
Collectieve warmte
De Wet collectieve warmte (Wcw) vergroot de publieke sturing op warmtebedrijven, regelt de bescherming van de consumenten en andere verbruikers en regelt de verantwoordelijkheid voor de productie en levering van warmte. Het wetsvoorstel is in juni 2025 door de Tweede Kamer goedgekeurd. De datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel hangt mede af van de snelheid van de behandeling door de Eerste Kamer en de uitwerking van de lagere regelgeving.
Collectieve warmte wordt voor ongeveer een derde van de gebouwde omgeving de goedkoopste oplossing om de warmtevraag te verduurzamen. Voor de verdere uitrol van warmtenetten is flankerend beleid ontwikkeld, waar ook in 2026 uitvoering aan gegeven wordt. Mede met de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) kan de onrendabele top van warmtenetten worden afgedekt. Begin 2025 is geconcludeerd dat het tempo waarop warmtenetten met de WIS gerealiseerd worden lager ligt dan gehoopt. Hierop is zowel het doelbereik (van 500.000 naar 200.000 aansluitingen in bestaande bouw) als het budget (van € 1,6 naar € 1,4 mld cumulatief) aangepast. De regeling is op diverse punten verruimd en aangepast om betere aansluiting te vinden bij de grote verscheidenheid aan warmtenetprojecten. In de zomer van 2025 is de aangepaste WIS opnieuw opengesteld met een budget van € 200 mln.
Daarnaast heeft het Kabinet € 195 mln toegekend binnen het Klimaatfonds om een aanvullende subsidie te verstrekken aan het deel warmtetransportnetwerk WarmtelinQ (tracé Rijswijk-Leiden) dat te kampen heeft met een financiële tegenvaller. Over de precieze uitwerking is het Kabinet nog met Gasunie/WTS en de provincie Zuid-Holland in gesprek (zie ook Kamerstukken II 2024/25 31 239, nr. 421).
Tot slot is in het Klimaatfonds onder voorwaarden € 224 mln toegekend voor de Nationale Deelneming Warmte (NDW) en € 174,5 mln toegekend voor een risicoregeling. Beide maatregelen zijn belangrijk om de publieke realisatiekracht te versterken, zodat overheden het publiek meerderheidsbelang kunnen invullen. Parallel geeft het Kabinet opvolging aan het advies van Frans Rooijers over de toekomst van private warmtebedrijven door in gesprek te gaan met warmtebedrijven, medeoverheden, pensioenfondsen, infrastructuurbedrijven en hun aandeelhouders. Zo kan worden beoordeeld in hoeverre, met welke partijen, in welk tempo en onder welke condities overname van de afzonderlijke private warmtebedrijven eventueel wenselijk is (zie ook Kamerstukken II 2024/25 30 196, M).
Ontwikkelingen Mijnbouwbeleid en aanpassing wetgeving
De diepe ondergrond speelt een onmisbare rol in het energiesysteem. Voor het Kabinet staan veiligheid en maatschappelijk, financieel en ruimtelijk verantwoord gebruik van de diepe ondergrond voorop. De lessen als gevolg van de parlementaire enquête Groningen werken hier nadrukkelijk in door. In 2026 wordt een herziening van de Mijnbouwwet in consultatie gebracht en wordt een kader opgesteld voor het gebruik van de diepe ondergrond middels het Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond. Hiermee wordt invulling gegeven aan de regierol van het Rijk bij het gebruik van de diepe ondergrond en de impact daarvan op de bovengrond. Hierin worden ook de kaders rond nazorg meegenomen waar operators, zoals NAM in relatie tot het definitief gesloten Groningenveld, aan gebonden zijn. In januari 2026 opent het fysieke loket voor de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg. Hierbij worden burgers ontzorgd bij het melden van schade.
Het Kabinet werkt tevens aan het beter delen en ontsluiten van kennis en data. Zo wordt in 2026 het programma GeoKennisNL uitgevoerd en worden de eerste resultaten van het wetenschappelijk panel voor Sociale Effecten Mijnbouw (SEM) verwacht.
Technieken als de opslag van CO2, aardwarmtewinning en de opslag van waterstof dragen bij aan het verduurzamen van het energiesysteem. In 2026 wordt een afsprakenkader tussen het Rijk, decentrale overheden en de sector gemaakt, met als doel de ontwikkeling van aardwarmte verder te stimuleren. Tot slot wordt gewerkt aan de uitvoering van de in juli 2025 gepresenteerde waterstofopslag-agenda en de de-risking van de eerste waterstofopslagcavernes.
Beleidswijzigingen Groene Groei beleid
Pakket Groene Groei
Het recent gepubliceerde Pakket voor Groene Groei: voor een weerbaar energiesysteem en een toekomstbestendige industrie is gericht op actief sturen en regie voeren op een snellere fysieke uitbreiding van kritieke elektriciteitsinfrastructuur.
Tegelijkertijd brengt het Kabinet de plannen in lijn met de nieuwste inzichten over de toekomstige energievraag om de inzet van beleid doelmatig en kosteneffectief te houden. Het Kabinet houdt bijvoorbeeld rekening met minder eigen productie van waterstof voor met name grondstoffentoepassing in de industrie. Het Kabinet gaat uit van 30-40 GW windenergie op zee in 2040, waarbij 30 GW in 2040 in ieder geval nodig lijkt en rekening wordt gehouden met mogelijke doorgroei naar 40 GW. De ontwikkeling van de demo’s van elektrolyse op zee wordt voor de komende vijf jaar op pauze gezet en het Kabinet gaat uit van 3-4 GW elektrolyse op land in 2035.
Verduurzaming Industrie
Het Kabinet werkt aan een meer gelijk speelveld en zet – in het verlengde van de Europese ontwikkelingen – in op het verbeteren van de concurrentiekracht van de industrie, en het zorgen dat investeren in verduurzaming weer aantrekkelijker wordt. Het Kabinet verlengt de Subsidieregeling Indirecte Kostencompensatie (IKC-ETS) met vier jaar. Dit is een belangrijke stap richting een gelijker speelveld.
Op de randvoorwaarden voor verduurzaming zetten we ook concrete stappen. Het Kabinet is voornemens fors te investeren in het CCS-project Aramis. In het Klimaatfonds zijn middelen vrijgemaakt om het CCS-project Aramis te realiseren. Het betreft enerzijds de benodigde middelen voor EBN om te investeren in de aanleg van de benodigde infrastructuur op de Noordzee. Anderzijds betreft het middelen om een deel van het vollooprisico te mitigeren, zodat er tijdig een investeringsbeslissing kan worden genomen en het project een bijdrage kan leveren aan de 2030 doelstelling. Door tijdige aanleg van het Aramis-project, kunnen de bedrijven die CO2-afvang willen inzetten dat voor 2030 ook doen.
Sinds 1 januari 2021 geldt voor industriële bedrijven met een hoge CO2-uitstoot een nationale CO2-heffing. Zo worden bedrijven meer gestimuleerd om bij hun investeringen rekening te houden met de gevolgen van CO2-uitstoot voor mens en milieu. De heffing is deel van een breed pakket maatregelen, dat industriële bedrijven stimuleert te investeren in verduurzaming. In het coalitieakkoord van Rutte IV is afgesproken dat een eventuele opbrengst van de CO2-heffing via het Klimaatfonds ten goede komt aan verduurzaming van bedrijven. In het Belastingplan 2026 is opgenomen dat het tarief van de CO2-heffing per 1 januari 2026 verlaagd wordt naar 78,67 euro/ton CO2 emissie, waarna dit tarief constant blijft met een jaarlijkse indexatie. Het kabinet geeft met deze beleidswijziging uitvoering aan motie van Dijk c.s. (Kamerstukken 36725, nr. 11). Door deze beleidsmatige wijziging worden de opbrengsten uit de CO2-heffing voor industriële bedrijven nagenoeg 0. Tegelijkertijd is de CO2-heffing voor de afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) verhoogd en is hier de afspraak over de terugsluis naar het klimaatfonds komen te vervallen.
Daarnaast kiest het Kabinet voor een relatief lage verplichte inzet van hernieuwbare waterstof van 4%, zodat de verplichting goed te dragen is voor de afnemers. En wordt, ook op verzoek van de Kamer, de raffinageroute voor het gebruik van groene waterstof anders vormgegeven (Kamerstuk 36 600, XXIII, nr. 32). Hierdoor wordt het aantrekkelijker om groene waterstof te gebruiken bij de productie van brandstoffen door raffinaderijen en ontstaat investeringsbereidheid in nieuwe electrolysers voor het produceren van groene waterstof.
Binnen het bestaande instrumentarium moet er oog zijn voor een goede link met de doelen van CO2-reductie en stimuleringsinstrumenten voor de industrie. Daarvoor worden er op de industrieroutes concrete maatregelen getroffen. Bij elektrificatie wordt komend jaar de continuering van de IKC-ETS en Flex-e regelingen voorzien. Voor wat betreft circulair plastic vindt een bijsturing plaats door uitwerkingen van alternatieven voor de circulaire plasticsnorm en plasticsheffing. Bij de Nederlandse inbreng in Europa zal groene marktcreatie ook een belangrijk onderwerp zijn. Groene marktcreatie op EU-niveau heeft hierin de voorkeur, omdat dit schaalvoordelen heeft en zorgt voor een gelijk speelveld voor bedrijven in Nederland.
Aanvullende inzet Industrie en Energiesysteem
Naast financiële ondersteuning kijkt het Kabinet ook naar andere manieren om knelpunten op te lossen en de uitvoering te versnellen. In het voorjaar van 2025 is een onderzoek afgerond om de ruimtebehoefte voor de verduurzaming in de clusters te inventariseren, in samenwerking met betrokken departementen, medeoverheden en stakeholders in de clusters (Kamerstuk 29 826, nr. 258). Komend jaar worden oplossingsrichtingen verder uitgewerkt in een vervolgonderzoek met het Ministerie van VRO en de clusters. De resultaten van beiden worden verwerkt in de Nota Ruimte en in de bijbehorende uitvoerings-agenda.
Realisatie Verduurzamingsprojecten
De samenwerking tussen industrie, netbeheerders en overheden in de 5+1 clusters blijft onverminderd belangrijk om te zorgen voor een snelle transitie van de industrie. Het Kabinet besluit komend jaar of, en in welke vorm, de clusteraanpak met clusterregisseurs en projectmanagementorganisaties per industriecluster wordt voortgezet en neemt een besluit over het Cluster Energie Strategieën-proces (CES-proces) 2026/2027 en hoe data over toekomstig energieverbruik wordt verzameld en gerapporteerd bij de industrie. Daarnaast onderzoekt het Kabinet samen met de netbeheerders hoe data over toekomstig energieverbruik van de industrie verwerkt wordt in de investeringsprogramma’s (IP’s) van de netbeheerders.
Fixteams voor bedrijven
Er worden middelen beschikbaar gesteld die erop gericht zijn om met behulp van fixteams micro-ondernemingen te helpen met directe en simpele ingrepen om energie te besparen. Hierbij wordt een aanvraag gedaan bij het Social Climate Fund, waardoor Europees geld geworven kan worden voor deze maatregel. In totaal is beoogd hier € 34 mln beschikbaar voor te maken, waarvan € 9 mln uit het Klimaatfonds.
Aanvullende inzet Cluster 6
Er is ook aandacht voor de industrie die niet gevestigd is in de grote vijf industrieclusters (Chemelot, Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Noord-Nederland, Zeeland), het zogeheten ‘cluster 6’. Er zijn voor de SDE++ drie nieuwe categorieën voor elektrificatie van de industrie aangekondigd. Dit betreft de thermische opslag hoge temperatuurwarmte, een proces geïntegreerde warmtepomp en een categorie voor waterstofproductie door middel van elektrolyse op basis van een power purchase agreement (Kamerstuk 31 239, nr. 387). De categorie voor een proces geïntegreerde warmtepomp wordt gecontinueerd met enkele aanpassingen. De verwachting is dat veel bedrijven uit het zesde cluster hiermee belangrijke verduurzamingsstappen kunnen zetten.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 31 (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
0
45.945.969
8.907.972
3.260.098
3.455.559
3.089.516
2.403.120
Uitgaven
0
6.582.758
13.713.962
6.992.277
7.177.140
6.525.843
7.263.507
Subsidies (regelingen)
0
5.094.544
5.083.412
5.374.852
5.268.574
4.769.201
5.664.630
Missiegedreven Onderzoek en Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)
0
74.798
74.901
73.492
64.269
56.702
29.106
Hernieuwbare Energietransitie (HER+)
0
23.795
0
0
0
0
0
Green Deals
0
448
0
0
0
0
0
Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+)
0
93.664
224.207
258.407
239.258
234.056
327.618
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)
0
2.311
1.933
429
0
0
0
Projecten Klimaat en Energieakkoord
0
3.482
9.436
5.787
5.462
5.477
4.773
SDE
0
603.664
340.000
366.000
373.000
384.000
335.543
SDE+
0
2.083.271
343.017
428.115
600.627
991.752
1.001.944
SDE++
0
585.621
968.974
974.592
1.238.512
1.314.715
1.474.395
Flankerend beleid WOZ
0
0
99.778
102.025
77.132
63.562
89.145
Structurele kosten WOZ
0
0
7.363
7.363
53.930
67.870
13.033
Flankerend beleid SDE+
0
0
59.229
60.445
48.460
9.491
9.244
Subsidiering TenneT Net op Zee
0
0
181.000
181.000
181.000
181.000
181.000
Aardwarmte
0
12.611
12.828
0
0
0
0
ISDE-regeling
0
560.396
508.510
499.784
473.119
419.593
346.826
Carbon Capture Storage (CCS)
0
2.620
4.084
4.192
4.196
4.202
4.212
Hoge Flux Reactor
0
6.985
6.899
6.888
3.887
4.670
4.681
Caribisch Nederland
0
17.154
8.342
5.020
4.095
4.105
4.120
Overige subsidies
0
13.955
23.236
9.983
1.533
1.534
1.535
Opschalingsinstrument waterstof
0
81.620
468.712
283.247
334.106
296.046
582.633
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
0
7.058
4.719
5.247
19.280
15.592
18.124
IPCEI-waterstof
0
55.401
243.957
342.139
450.720
95.218
3.090
Vulmaatregelen gasopslag
0
74.060
151.500
554.500
36.500
36.500
36.500
MIEK
0
4.671
4.634
4.297
4.302
4.311
4.324
Schadeafhandeling mijnbouw Limburg
0
4.262
26.614
27.823
5.504
5.954
2.954
Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)
0
11.033
57.602
86.109
114.863
151.469
952.104
NGF-project NieuweWarmteNu!
0
14.059
42.130
42.533
29.244
13.242
30.545
Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023
0
63.701
10.000
0
0
0
0
Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten
0
13.928
0
0
0
0
0
Tegemoetkoming blokaansluiting
0
2.000
1.500
0
0
0
0
Investeringen waterstofbackbone
0
52.461
117.461
154.961
276.361
70.000
0
NGF - project Circulaire Zonnepanelen
0
22.193
21.429
18.413
15.171
9.000
27.328
Geothermie (Klimaatfonds)
0
1.946
84.499
29.580
25.729
51
0
Subsidieregeling flexibiliteit
0
29.630
31.966
1.582
0
0
0
Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie
0
258
5.230
5.287
3.978
0
0
Subsidieproject Djewels
0
16.478
26.522
5.000
6.000
0
0
Opslag waterstof
0
0
38.689
0
0
0
0
Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten
0
5.379
24.801
24.186
24.216
24.275
24.377
Realisatie Zon op Zee
0
1.992
7.073
9.024
7.864
17
0
Verduurzaming industrie
0
69.475
281.491
111.152
92.805
94.987
77.629
Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)
0
890
0
0
0
0
0
NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie
0
156.042
123.703
165.000
55.000
30.000
20.000
Indirecte kostencompensatie ETS
0
167.400
126.662
199.088
150.000
0
0
Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds
0
79.067
183.608
149.903
88.260
61.883
32.097
NGF - project Circulaire Plastics
0
18.054
21.213
27.717
19.331
41.387
0
NGF - project Biobased Circular
0
23.191
49.900
10.000
7.500
6.000
1.500
Stikstofaanpak piekbelasters industrie
0
15.348
29.660
26.317
5.860
5.140
0
Stimuleringsprogramma koolstofverwijdering klimaatfonds
0
150
3.500
5.200
8.500
9.400
8.250
Social Climate Fund
0
0
4.500
4.500
0
0
0
Subsidies WarmtelinQ
0
3.022
16.400
98.525
119.000
56.000
16.000
Subsidie Invest NL
0
15.000
0
0
0
0
0
Leningen
0
120.539
7.770.488
17.453
19.736
0
0
Lening EBN
0
117.000
7.751.000
0
0
0
0
Lening InvestNL
0
604
907
907
604
0
0
Leningen NGF - project Circulaire zonnepanelen
0
300
0
0
0
0
0
Verduurzaming industrie
0
2.635
18.581
16546
19132
0
0
Garanties
0
7.000
0
0
0
0
0
Verliesdeclaratie aardwarmte
0
7.000
0
0
0
0
0
Opdrachten
0
95.309
175.997
104.209
74.282
64.345
57.580
Onderzoek mijnbouwbodembeweging
0
4.740
9.224
6.151
6.070
2.332
2.337
SodM onderzoek
0
1.593
2.565
2.566
2.566
2.566
2.566
Uitvoeringsagenda klimaat
0
477
146
132
0
0
0
Klimaat mondiaal
0
2.055
1.972
1.857
2.116
1.498
816
Onderzoek en opdrachten
0
26.302
22.726
14.533
10.928
12.889
12.788
Programma Opwek Energie op Rijksbastgoed (OER)
0
18.045
20.935
14.808
2.453
2.577
0
Energiehulp Oekraïne
0
750
0
0
0
0
0
Projecten Kernenergie
0
31.924
98.133
50.435
35.620
29.873
28.802
Stikstofaanpak piekbelasters industrie
0
13
2.875
0
0
0
0
Verduurzaming industrie
0
2.676
5.518
4.819
5.824
3.636
1.292
Werkbudgetten
0
4.243
3.439
341
0
0
0
CSIRT - DSP
0
266
6.539
6.817
7.381
7.381
7.381
Energie-efficiency
0
2.225
1.925
1.750
1.324
1.593
1.598
Vermogensverschaffing/-onttrekking
0
0
0
256.837
546.886
412.310
279.264
Bijdrage aan EBN voor de kosten van schade en versterken Groningen
0
0
0
256.837
546.886
412.310
279.264
Bijdrage aan agentschappen
0
218.414
161.350
163.466
161.643
153.528
153.886
Bijdrage RVO.nl
0
177.550
109.985
107.447
106.768
106.298
106.236
Bijdrage RDI
0
11.328
16.399
18.161
16.966
12.336
12.336
Bijdrage NEa
0
22.069
25.864
26.004
26.167
26.243
26.663
Bijdrage KNMI
0
3.761
5.161
5.597
5.591
2.500
2.500
Bijdrage NVWA
0
1.058
1.058
1.058
1.058
1.058
1.058
Bijdrage RIVM
0
176
230
3.110
3.004
3.004
3.004
Bijdrage RWS
0
2.472
2.653
2.089
2.089
2.089
2.089
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
0
140.231
167.155
171.616
170.518
153.950
153.950
Doorsluis COVA-heffing
0
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
TNO kerndepartement
0
25.566
52.811
57.294
56.207
39.650
39.650
TNO SodM
0
2.265
2.244
2.222
2.211
2.200
2.200
TNO publieke SDRA
0
1.400
1.100
1.100
1.100
1.100
1.100
Bijdrage aan medeoverheden
0
888.856
151.646
869.515
925.280
962.101
943.611
Uitkoopregeling
0
750
0
0
0
0
0
Regeling toezicht energiebesparingsplicht
0
9.879
11.313
16.361
16.375
14.320
14.424
Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden
0
878.227
140.333
853.154
908.905
947.781
929.187
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
0
10.506
29.414
34.329
10.221
10.408
10.586
Nuclear Research Group
0
8.637
8.596
8.579
8.584
8.595
8.611
Internationale contributies
0
1.724
1.682
1.618
1.505
1.681
1.843
PBL Rekenmeesterfunctie
0
145
136
132
132
132
132
Verrekening Mijnbouwwet
0
0
19.000
24.000
0
0
0
Storting/onttrekking begrotingsreserve
0
7.359
174.500
0
0
0
0
Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie
0
7.359
0
0
0
0
0
Storting in begrotingsreserve Garantieregeling Warmtenetten
0
174.500
0
0
0
0
Ontvangsten
0
4.182.293
2.338.434
14.460.392
5.430.256
4.370.932
3.750.040
Ontvangsten COVA
0
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
Ontvangsten zoutwinning
0
2.511
2.511
2.511
2.511
2.511
2.511
Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie
0
2.746.003
1.069.602
820.602
622.186
152.384
4.186
ETS-ontvangsten
0
840.000
1.120.000
5.320.000
4.260.000
3.550.000
3.150.000
Diverse ontvangsten
0
75.694
18.636
21.104
18.984
28.462
24.768
Heffing gasleveringszekerheid
0
0
0
222.390
222.390
222.390
222.390
Lening EBN Vulmaatregel
0
0
7.851.000
0
0
0
Opbrengsten tenders Wind op Zee
0
21.085
1.085
1.085
1.085
1.085
1.085
Ontvangsten verduurzaming industrie
0
40.000
12.000
106.000
174.000
275.000
206.000
Dividenduitkering EBN
0
0
0
0
0
0
0
Dividenduitkering GasTerra
0
3.600
3.600
3.600
0
0
0
Ontvangsten Mijnbouwwet
0
341.000
0
0
17.000
27.000
27.000
Ontvangsten NAM publieke SDRA
0
1.400
0
1.100
1.100
1.100
1.100
Tabel 10 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
0
45.945.969
8.907.972
3.260.098
3.455.559
3.089.516
2.403.120
waarvan garantieverplichtingen
7.000
waarvan overige verplichtingen
0
45.938.969
8.907.972
3.260.098
3.455.559
3.089.516
2.403.120
Geschatte budgetflexibiliteit
Tabel 11 Geschatte budgetflexibiliteit
2026
juridisch verplicht
98%
bestuurlijk gebonden
1%
beleidsmatig gereserveerd
1%
nog niet ingevuld/vrij te besteden
0%
Juridisch verplicht
Van het voor 2025 beschikbare budget is 98% juridisch verplicht. Bij de berekening van dit percentage worden enkele veronderstellingen toegepast. Namelijk dat alle middelen toegekend uit het Klimaatfonds juridisch verplicht zijn en dat dit ook voor NGF-projecten geldt.
– Subsidies (regelingen): het percentage juridisch verplicht (97%) wordt vooral veroorzaakt door de langjarige verplichtingen die voor de subsidieregelingen SDE, SDE+, SDE++, HER+, ISDE, MOOI/TSE en DEI+ zijn aangegaan en die in 2026 uitbetaald dienen te worden. Ook voor het Flankerend beleid Wind op Zee, dat vanuit het SDE+-budget gefinancierd wordt, worden met name voor de locatieonderzoeken voor windparken op zee langjarige verplichtingen aangegaan. Daarnaast is ook aan TenneT een langjarige subsidie toegezegd voor de aanleg van het net op zee. Voor het waterstof-backbone project is in 2023 een omvangrijke subsidieverplichting naar de Gasunie aangegaan die onder andere in 2026 tot een aanzienlijke kasbetaling zal leiden. Ook de diverse subsidies gericht op de verduurzaming van de industrie (maatwerkafspraken, VEKI) zijn deels al juridisch verplicht, als ook diverse NGF-subsidieregelingen (Groenvermogen, Circulaire Plastics, Biobased Circular). Verder zIjn ook de openstellingen van de IPCEI-waterstofprojecten (golf 2, 3 en 4) en de doorwerking van de vulmaatregelen gasopslagen naar 2026 juridisch verplicht. Tot slot zijn enkele van omvang kleinere subsidies ook van budget voorzien uit het Klimaatfonds, waarmee ze juridisch verplicht zijn.
– Leningen: het voor leningen beschikbare budget (met name aan EBN voor de vultaak van de gasopslagen) is voor 100% juridisch verplicht.
– Opdrachten: circa 90% van het in 2025 voor opdrachten beschikbare budget is juridisch verplicht. Dit is met name het gevolg van het grote aandeel Klimaatfonds-budgetten (circa 74% van het opdrachtenbudget). Ook zijn enkele middelen in het kader van onderzoek naar de diepe ondergrond juridisch verplicht alsmede een bijdrage aan CSIRT-DSP (inmiddels NSCS) welke onder de categorie opdrachten is gecategoriseerd.
– Bijdragen aan agentschappen: de meeste opdrachten aan de agentschappen worden voorafgaand aan het begrotingsjaar verstrekt en zijn daarmee grotendeels (89%) juridisch verplicht.
– Bijdragen aan ZBO's/RWT's: dit budget is voor 100% juridisch verplicht. Hier speelt vooral de doorsluis van de COVA-heffing aan de Stichting COVA voor het aanhouden van strategische olievoorraden. Omdat dit een wettelijke taak is, is dit voor 100% juridisch verplicht. Ook de diverse opdrachten aan TNO zijn 100% juridisch verplicht.
– Bijdragen aan medeoverheden: dit budget is voor 70% juridisch verplicht. In 2024 zijnverplichtingen aangegaan voor gebiedsinvesteringen in de regio's waar sprake is van aanlanding van netten op zee, die spelen hierin een grote rol.
– Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: het voor 2026 beschikbare budget is voor 96% juridisch verplicht, vooral omdat de bijdrage aan NRG voor 2026 juridisch verplicht is en omdat er middelen zijn gebudgetteerd voor verrekenbare verliezen in het kader van de ontvangsten voor de Mijnbouwwet.
Bestuurlijk gebonden
Het percentage bestuurlijk gebonden (1%) wordt grotendeels verklaard door middelen gereserveerd voor flankerend beleid voor de SDE, de opslag van waterstof welke later in 2026 wordt verplicht en een bijdrage aan de NEa.
Beleidsmatig gereserveerd
Het budget aan middelen dat nog resteert (1%) is beleidsmatig gereserveerd, onder andere voor de DEI, middelen in het kader van communicatie, flankerend beleid rondom wind op zee en de uitvoeringslasten van de medeoverheden.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)
De Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)-regeling ondersteunt integrale innovatieve oplossingen die wezenlijk bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord. De MOOI stimuleert brede consortia van bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties die integrale oplossingen ontwikkelen voor de verduurzaming van het energiesysteem, de gebouwde omgeving en de industrie. Daarbij worden de consortia actief uitgedaagd om eindgebruikers, ontwikkelaars en vernieuwers en uitdagers uit het MKB te betrekken. Op die manier hebben innovaties een grotere kans op succes. De Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP's) van de Topsector Energie beschrijven de innovatieopgaven van deze verschillende sectoren met klimaatdoelen. De MMIP’s vormen daarmee de basis voor de inhoud van de MOOI-regeling. De MOOI-regeling wordt breed opengesteld, mede met een bijdrage vanuit het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). De MOOI richt zich op de drie thema’s ‘Elektriciteit’, «Gebouwde omgeving» en 'Industrie'. Een MOOI-regeling met de drie standaard thema’s wordt omwille van het beschikbare budget elke twee jaar opengesteld. Door het budget van twee jaar bij elkaar te voegen, ontstaat meer slagkracht per ronde. In 2025 is de MOOI opengesteld voor een nieuw thema dat toeziet op oplossingen voor de integratie van grote hoeveelheden hernieuwbare energie in het energiesysteem (systeemintegratie). In lijn met de tweejarige cyclus wordt in 2026 de MOOI-regeling weer wordt opengesteld voor de drie thema’s Elektriciteit, Gebouwde Omgeving en Industrie. Naast de MOOI, wordt de Energie en Klimaat Onderzoek en Ontwikkeling (EKOO)-regeling gebruikt om kleinere, specifiekere innovatieprojecten te ondersteunen die (bijvoorbeeld) niet in een consortium opgepakt kunnen worden. Voor de EKOO worden jaarlijkse openstellingen voorzien. De inhoud van de innovatiethema’s is gebaseerd op de MMIP’s. In 2026 wordt er rekening gehouden met de voorziene MOOI-openstelling, zodat er geen ongewenste overlap of concurrentie tussen de regelingen ontstaat.
Demonstratieregeling Energie-en Klimaatinnovatie (DEI+)
De Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van energie- en klimaatinnovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductieopgaven. Binnen deze regeling worden projecten ondersteund op het gebied van hernieuwbare energieproductie, flexibilisering van het energiesysteem, energie-efficiëntie, circulaire economie, CC(U)S, en (lokale) energie-infrastructuur. Het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) maakt tevens gebruik van de DEI+-regeling voor het faciliteren van de transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving.
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)
Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) waren middelen gereserveerd om deze regeling tot en met 2022 open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar. Op basis van het bij de begrotingsbehandeling 2023 ingediende amendement-Van Strien c.s. (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 87) over de verlenging van de SDS was voor het jaar 2023 nog eenmalig een openstellingsbudget van € 3 mln beschikbaar gekomen. De in de tabel opgenomen bedragen betreffen de betalingen op de subsidiebeschikkingen die zijn afgegeven op basis van de openstellingen uit de jaren tot en met 2023. De nieuwe openstellingen worden georganiseerd vanuit het Ministerie van Economische Zaken.
Projecten Klimaat- en Energieakkoord
Vanuit dit instrument worden diverse projecten gefinancierd ter ondersteuning van het Klimaatakkoord, zoals publiciteitscampagnes ter ondersteuning van het klimaatbeleid, monitoring en evaluatie van het klimaatbeleid, de Wetenschappelijke Klimaatraad en het Nationaal Burgerberaad Klimaat.
Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE, SDE+ en SDE++)
De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. Met ingang van 2013 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+ om de doelen voor hernieuwbare energie te halen. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top.
Met ingang van de najaarsronde 2020 is de SDE+-regeling omgevormd tot de SDE++, zodat naast hernieuwbare energieproductie ook CO₂- reducerende technologieën in aanmerking komen voor subsidie. Doordat in de SDE++ (net als in de SDE+) goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van CO₂-reducerende technologieën, zal op de meest kosteneffectieve wijze de reductie van CO₂ worden gestimuleerd. In de SDE++- openstelling van 2023 zijn hekjes geïntroduceerd, die budget reserveren voor technieken met een hogere subsidie-intensiteit, waardoor deze eerder aan bod komen. Dit zijn technieken die weliswaar op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar op de langere termijn noodzakelijk voor de energietransitie en waarvan de kosten kunnen dalen naarmate ze meer worden ingezet. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de ETS- en de energieprijs. Voor de SDE++-openstelling van 2026 zijn middelen gereserveerd voor een openstellingsbudget van € 8 mld. Uit het SDE++-budget worden ook de nadeelcompensatie van de productiebeperking van de kolencentrales bekostigd.
Tabel 12 Budget duurzame energietransitieregelingen per jaar (bedragen x € 1.000)
Beschikbare middelen
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Totaal 2025-2030
SDE
603.664
340.000
366.000
373.000
384.000
335.543
2.402.207
SDE+
2.083.271
343.017
428.115
600.627
991.752
1.001.944
5.448.726
SDE++
585.621
968.974
974.592
1.238.512
1.314.715
1.474.395
6.556.809
Flankerend beleid WOZ
99.778
102.025
77.132
63.562
89.145
431.642
Structurele kosten WOZ
7.363
7.363
53.930
67.870
13.033
149.559
Flankerend beleid SDE+
59.229
60.445
48.460
9.491
9.244
186.869
Subsidiering TenneT Net op Zee
181.000
181.000
181.000
181.000
181.000
905.000
HER+
23.795
23.795
Totaal budget regelingen
3.296.351
1.999.361
2.119.540
2.572.661
3.012.390
3.104.304
16.104.607
Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2024
5.407.604
5.407.604
Storting in reserve
7.359
7.359
Onttrekking reserve
‒ 2.746.003
‒ 1.069.602
‒ 820.602
‒ 622.186
‒ 152.384
‒ 4.186
‒ 5.414.963
Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar
‒ 2.738.644
‒ 1.069.602
‒ 820.602
‒ 622.186
‒ 152.384
‒ 4.186
‒ 5.407.604
Stand reserve ultimo
2.668.960
1.599.358
778.756
156.570
4.186
0
0
Beschikbare middelen incl. reserve 2025-2030 (cumulatief)
16.104.607
De geraamde betalingen in de bovenstaande tabel van de SDE-regelingen (SDE, SDE+ en SDE++) gaat niet uit van het maximaal uit te keren bedrag aan subsidies, maar is een realistische inschatting van de verwachte kasuitloop in de jaren 2025 tot en met 2030 van de afgegeven en nog af te geven beschikkingen. De inschatting wordt gedaan op basis van de verwachte intrekking van beschikkingen, de vertraging van energieprojecten en de ontwikkeling van de energieprijzen (correctiebedragen) in de toekomst (basis hiervoor is de KEV2024). Middelen die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor de subsidiëring van (toekomstige) duurzame energietransitieprojecten. Indien de beschikbare kasmiddelen onvoldoende zijn zal er budget aan de reserve worden onttrokken om de tekorten te dekken.
Flankerend beleid Wind op Zee
Met dit budget wordt de voorbereiding, inpassing en uitvoering door het Rijk van de uitrol van Wind op Zee (WOZ) mogelijk gemaakt, voornamelijk voor de uitrol van de 21GW-routekaart. Met de middelen worden met name (locatie)onderzoeken gefinancierd: geotechnisch onderzoek naar de bodemcondities en onderzoek naar windsnelheden, morfologie, archeologie, ecologie en milieueffectrapportages. De middelen zijn niet alleen voor KGG bestemd, maar ook voor de Ministeries van IenW, LVVN en JenV: hun aandelen zijn of worden, al naar gelang hun financieringsbehoefte, naar de verschillende departementale begrotingen overgeheveld.
Structurele kosten Wind op Zee
Dit budget is bestemd voor de structurele inpassingskosten die worden gemaakt voor de uitrol van de 21GW-routekaart WOZ-windparken. Een groot deel van de kosten zijn bestemd voor het waarborgen van scheepvaartveiligheid, toezicht en handhaving en sensoren. De middelen zijn niet alleen voor KGG bestemd, maar ook voor de Ministeries van IenW, LVVN en JenV: hun aandelen zijn of worden, al naar gelang hun financieringsbehoefte, naar de verschillende departementale begrotingen overgeheveld.
Flankerend beleid SDE+
Middels dit budget worden en direct ondersteunende werkzaamheden, onderzoeken en activiteiten in het kader van de SDE++ bekostigd. Ook zijn de middelen voor de energietransitie in de ACS-landen in dit budget opgenomen en de voorbereidingskosten voor projecten van het OER-programma.
Subsidiering TenneT Net op Zee
Vanuit KGG is een subsidie verstrekt aan TenneT à € 4 mld waardoor het departement jaarlijks een bedrag uitkeert van maximaal € 181 mln waarmee de kosten voor het net op zee die TenneT heeft deels worden afgedekt met als doel om de netkosten voor eindgebruikers te dempen.
Aardwarmte
In het Hoofdlijnenakkoord wordt ingezet op energieonafhankelijkheid en eigen duurzame energieproductie. De winning van aardwarmte in Nederland kan hier aan bijdragen. In het SCAN-project werken EBN en TNO sinds 2018 samen om de ondergrond in Nederland beter in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland en mogelijke risico’s van geothermie beter te kunnen inschatten.
ISDE-regeling
De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) betreft een tegemoetkoming voor investeringen in zonneboilers, warmtepompen, energiebesparende isolatiemaatregelen, aansluiting op een warmtenet, een elektrische kookvoorziening en vanaf 2026 energiezuinige ventilatie. De ISDE heeft mede door het afspraken in het klimaatakkoord en middelen uit het Klimaatfonds meerjarig budget tot de beschikking. In 2026 is het beschikbare budget voor de regeling € 509 mln waarbij er nog rekening gehouden moet worden met bijvoorbeeld uitvoeringskosten en communicatiecampagnes.
Carbon Capture and Storage (CCS)
De afvang en opslag van CO2 (CCS) is een onmisbare technologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. CCS draagt daarmee bij aan CO2-reductie en aan groene groei. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies), waarin Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven samenwerken met organisaties in Europa en Noord-Amerika. Vanaf 2022 is ACT onderdeel geworden van het Clean Energy Transition Partnership (CETP), een breder onderzoeksprogramma van de Europese Commissie. Nederland neemt hier jaarlijks aan deel, waarbij de Nederlandse bijdrage enkel naar Nederlandse deelnemende partijen gaat.
Hoge Flux Reactor (HFR)
De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «Aanvullend Programma» van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.
Caribisch Nederland
De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent vanwege haar schaalgrootte niet dezelfde schaalvoordelen als Europees Nederland. Tegelijkertijd zijn er goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van KGG zet in op kostprijsverlaging door het stimuleren van duurzame elektriciteitsproductie en subsidieert de netkosten van de elektriciteitsbedrijven in Caribisch Nederland om deze te verlagen. In de afgelopen jaren zijn er subsidies verstrekt voor investeringen in de duurzame elektriciteitsproductie op de eilanden van Caribisch Nederland. Komend jaar zal er opnieuw subsidie worden verleend aan de eilanden van Caribisch Nederland om het vaste elektriciteitstarief te verlagen. In het kader van het koopkrachtbeleid voor 2025 en 2026 heeft het Kabinet aanvullend € 1 mln beschikbaar gesteld om het vaste elektriciteitstarief op de eilanden van Caribisch Nederland verder te kunnen verlagen.
Overige subsidies
Vanuit het Klimaatfonds zijn voor verschillende subsidieregelingen budgetten toegevoegd:
– van 2023 tot en met 2030 er circa € 0,9 mln per jaar toegevoegd voor het programma Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET);
– voor flankerend beleid vergassing (expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidsstudies) is voor de jaren 2024 tot en met 2027 in totaal€ 25 mln toegevoegd;
– voor het versnellen van onderzoek naar CCS door EBN is voor de jaren 2023 t/m 2026 € 47 mln toegevoegd.
Opschalingsinstrument waterstof, opslag waterstof
In de Kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) heeft het Kabinet-Rutte IV het belang onderstreept van de opschaling van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen en het creëren van nieuw, duurzaam verdienvermogen. Vanuit het Klimaatfonds zijn omvangrijke bedragen toegekend voor de opschaling van de productie van duurzame waterstof door middel van elektrolyse (onshore, offshore en import). De opschaling moet bijdragen aan kostprijsreductie, zodat elektrolyse op termijn kan concurreren met alternatieven voor CO2-reductie. De vergassingsprojecten moeten bewijzen dat deze techniek op deze schaal werkt.
Naast de eerder toegekende middelen voor de backbone, zijn middelen gereserveerd voor waterstofopslag. Waterstofopslag is essentieel in het functioneren van de hele waterstofketen. Overheidssteun is nodig omdat sprake is van marktfalen. Voor de realisatie van Hystock als eerste ondergrondse waterstofopslaglocatie in Nederland is een kleine € 165 mln beschikbaar op de KGG-begroting. Alle middelen hiertoe zijn uit het Klimaatfonds doorgeschoven naar 2026 in de verwachting dat dan een beschikking zal worden afgegeven aan GasUnie voor de uitvoering. De tweede tranche Klimaatfondsmiddelen ter waarde van € 102 mln is als reservering in 2027 gezet via het MJP 2026. Deze middelen zullen worden ingezet voor de realisatie van de volgende waterstofopslagcavernes, na Hystock. Een visie op het aantal ondergrondse opslaglocaties dat nodig is en waar deze locaties kunnen gaan komen is 4 juli 2025 aan de Kamer voorgelegd.
Ombouw grootverbruikers
Voor de transitie van laag- naar hoogcalorisch gas is een nadeelcompensatieregeling opgesteld om de kosten voor grootverbruikers te mitigeren. Deze regeling is beschikbaar voor een aantal grootverbruikers om financieel bij te dragen aan de noodzakelijke aanpassingen van hun installaties. Dit geschiedt op basis van artikel 10m van de Gaswet. Er zijn middelen op de Aanvullende Post hiervoor beschikbaar. Deze worden opgevraagd zodra een grootverbruiker een aanvraag start voor nadeelcompensatie.
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
Met de SCE worden energiecoöperaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) gestimuleerd om lokaal en in coöperatief verband hernieuwbare elektriciteit op te wekken door middel van zon-PV, wind op land of waterkracht in kleinschalige projecten. Net als de SDE++ dekt de SCE de onrendabele top af door middel van een exploitatiesubsidie. De subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een bedrag per geproduceerde kWh.
IPCEI Waterstof
In het Klimaatakkoord is opgenomen dat Nederland in IPCEI-verband (Important Projects of Common European Interest) inzet op een sterke rol voor groene waterstof in de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van andere werelddelen. Hiertoe heeft het Kabinet middelen gereserveerd voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten. Met de IPCEI-deelname beoogt het Ministerie van KGG een impuls te geven aan de ontwikkeling van de bredere waterstofmarkt en de daarvoor benodigde technologieën. Afhankelijk van een externe toets en de beoordeling van de Europese Commissie komen projecten in aanmerking voor financiële ondersteuning. Voor de eerste ronde van projecten is voor de periode 2023-2025 € 28,7 mln beschikbaar gesteld. Voor de tweede ronde is € 784 mln. beschikbaar gesteld tussen 2023 en 2028, voor de derde ronde € 595 mln tussen 2024 en 2028 en voor de vierde ronde € 199 mln tussen 2024 en 2030. Dit zijn middelen afkomstig uit het Klimaatfonds.
Vulmaatregelen gasopslag
Voor het vullen van gasopslagen Bergermeer en de PGI Alkmaar door EBN is in het vulseizoen 2025-2026 € 155 mln beschikbaar gesteld via de vultaaksubsidie. Vanaf opslagjaar 2026-2027 wordt in de PGI Alkmaar een noodvoorraad aangelegd, hiervoor worden verplichtingen aangegaan van € 219 mln welke zullen leiden tot betalingen vanaf 2027 verspreid over 6 jaar.
Daarnaast wordt voor het vullen van de gasopslagen Bergermeer, Norg en Grijpskerk door EBN in het vulseizoen 2026-2027 een subsidie afgegeven welke naar verwachting zal leiden tot een totale betaling van € 518 mln aan EBN.
De netto-kosten (het saldo van de uitputting van de subsidie en het door EBN eventuele uitgekeerde interim-dividend over deze vultaak) van het vullen van de opslagen zullen in latere jaren door middel van een heffing op gastransport verhaald worden op de partijen die baat hebben bij het vullen van de gasopslag.
Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)
Via het nationale MIEK voert de Rijksoverheid regie op de uitbreiding van de energie-infrastructuur van nationaal schaalniveau voor de verduurzaming van industrie, gebouwde omgeving en mobiliteit alsmede de woningbouwopgave. Het doel van het MIEK is tijdige realisatie van de belangrijkste projecten. De selectie van nationale MIEK-projecten komt voort uit de belangrijkste projecten van provincies (pMIEK), van de industrieclusters (CES) en van netbeheerders en KGG (systeemroute). De voor het MIEK beschikbare middelen worden ingezet voor het opstarten van projecten: met name onderzoek, capaciteitsinzet en inhuur van expertise. Daarnaast wordt ingezet om de realisatie van alle nationale (en waar mogelijk regionale) energie-infrastructuurprojecten te versnellen met juridische en beleidsmatige versnellingsmaatregelen waaronder de implementatie van diverse EU-richtlijnen. Vanuit het Klimaatfonds is, naast het MIEK, specifiek voor het Delta Rhine Corridor project (DRC) in de periode van 2024 t/m 2026, in totaal € 7 mln beschikbaar gesteld.
Schadeafhandeling mijnbouw Limburg
Het Kabinet vindt het van belang dat mensen in Limburg met mijnbouwschade worden geholpen. Daarom wordt in nauw overleg met de regio een aanpak voor schadeafhandeling opgezet. De afhandeling van mijnbouwschade in Limburg wordt onderdeel van de landelijke afhandeling mijnbouwschade via de Commissie Mijnbouwschade. Er is afgesproken dat er in de regio vanaf eind 2025 een tijdelijk instituut, uitgevoerd door RVO, wordt ingericht dat zal dienen als loket en als opdrachtgever voor het schadeherstel. Dit zal jaarlijks worden geëvalueerd en gemonitord.
Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)
Het Ministerie van KGG beoogt met de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) de aanleg van warmtenetten in de gebouwde omgeving te stimuleren. In het Klimaatakkoord van 2019 is de belangrijke rol van warmtenetten voor het verduurzamen van woningen en utiliteitsbouw reeds benoemd. Uit de Startanalyse van het PBL en het Expertisecentrum Warmte (ECW) en de verrijking daarvan met lokale informatie door gemeenten blijkt dat voor een groot deel van de gebouwde omgeving een warmtenet de warmtestrategie met de laagste nationale kosten is. Warmtenetten zijn daarmee een belangrijk onderdeel om de CO2-reductiedoelstellingen voor de gebouwde omgeving in 2030 te bereiken. Om deze doelen te bereiken wordt op grond van de WIS een deel van de investeringskosten, die gemaakt moeten worden voor de aanleg van de infrastructuur van warmtenetten, gesubsidieerd.
NGF-programma NieuweWarmteNu!
Het investeringsvoorstel Nieuwe Warmte Nu! heeft als doel de aanleg van duurzame collectieve warmtesystemen te versnellen. In het programma wordt infrastructuur gerealiseerd voor de aansluiting van in ieder geval 26.000 woningen en 860 hectares glastuinbouw op een warmtenet. In 2023 is het programma Nieuwe Warmte Nu! van start gegaan met een budget van € 200 mln. Met dit budget wordt er naar verwachting subsidie verleend aan vliegwielprojecten, innovatieprojecten en een leer- & ontwikkelprogramma.
Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023
Voor het tijdelijke prijsplafond van 2023 worden in 2026 nog uitgaven verwacht door RVO op basis van de vaststelling van eindafrekeningen met energieleveranciers. Dit betreft € 10 mln aan middelen die zijn doorgeschoven vanuit 2025.
Investeringen waterstofbackbone
In navolging van het rapport HyWay27, waarin geconcludeerd werd dat het haalbaar, veilig en kostenefficiënt is om bestaande gasleidingen te hergebruiken voor het transport van waterstof, heeft het Kabinet-Rutte IV ingezet op een transportnet voor waterstof. Het landelijke aardgasnet van Gasunie kan voor een deel gebruikt worden voor de realisatie van een dergelijk nationaal waterstofnetwerk. Een waterstofnetwerk draagt bij aan de klimaatdoelen en realiseert een internationale markt voor klimaatneutrale moleculen. Voor de realisatie van dit waterstofnetwerk (de ‘backbone’) is eind 2023 € 745,8 mln aan de Gasunie toegezegd voor de periode 2023-2030.
NGF-project Circulaire zonnepanelen
Het project SolarNL richt zich op de ontwikkeling en industrialisatie van nieuwe zon-pv-technologieën en zorgt voor de ontwikkeling van de volgende generatie volledig circulaire zonnepanelen. Het project werkt samen met de hele keten: van de leveranciers van de uitgangsmaterialen tot de bouw- en automotive bedrijven die geïntegreerde zonnepanelen grootschalig gaan gebruiken. Ook zal er internationale samenwerking beoogd worden. Gezamenlijk geven zij een impuls aan een Nederlandse en Europese maakindustrie voor zonnepanelen. Daarmee dragen zij bij aan de energietransitie én de energieonafhankelijkheid van Nederland en de EU. Doel van het project is de ontwikkeling en industrialisatie van drie innovatieve zon-pv-technologieën (circulair, hoog-efficiënt, en geïntegreerd), die elk concurrerend zullen zijn op hun respectievelijke markten. Het Nationaal Groeifonds investeert maximaal € 135 mln in dit project.
Geothermie (Klimaatfonds)
Er zijn investeringen voorzien in zowel lage- als hoge temperatuur geothermie. De inzet op geothermie is essentieel om de warmtetransitie te realiseren. Lage temperatuur geothermie, oftewel aardwarmte gewonnen op een diepte van 500 tot 1.500 meter, is bij uitstek geschikt voor toepassing in de gebouwde omgeving, glastuinbouw en lichte industrie. Toch blijft opschaling uit. Om deze barrières te doorbreken is € 88,9 mln aan Klimaatfondsmiddelen beschikbaar, verspreid over vier jaar. Hiermee wordt onder andere in 2026 een versnellingsprogramma opgezet met als doel: het stimuleren van grootschalige toepassing van LTG. Het programma richt zich op het realiseren van commerciële projecten, aangevuld met kennisontwikkeling, innovatieactiviteiten en een leer- en monitoringtraject. Dit draagt bij aan risicoreductie, standaardisering en het versnellen van beleids- en marktvorming.
Hoge temperatuur geothermie wordt gewonnen vanaf een boordiepte van circa vier kilometer of dieper. Deze vorm van aardwarmte biedt niet alleen warmte, maar mogelijk ook elektriciteit, en is daarmee vooral van belang voor de verduurzaming van industriële processen. Voor de ontwikkeling van HTG is ongeveer € 52,9 miljoen aan Klimaatfonds-middelen beschikbaar. Een deel hiervan (circa € 15 miljoen) wordt ingezet voor de oprichting van een onderzoekscentrum dat zich richt op de relatie tussen geothermie en seismiciteit en zal naar verwachting in 2026 opgestart gaan worden. Momenteel worden verschillende scenario’s voor verdere HTG-inzet verkend. Elk scenario kent zijn eigen voor- en nadelen op het gebied van haalbaarheid, veiligheid en kosten.
Subsidieregeling flexibiliteit
Met het amendement-Erkens c.s. van 12 oktober 2023 (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 20) is oorspronkelijk € 55 mln vrijgemaakt om in 2024 te beginnen met het snel vrijspelen van ruimte op het stroomnet. In de periode 2025-2027 zal het restant van deze middelen (ca. € 45 mln) tot verdere besteding komen via onder andere een subsidieregeling voor bedrijven en instellingen waarmee ze subsidie kunnen krijgen (Flex-E) voor het laten uitvoeren van een flexibiliteitsscan, het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie en voor investeringen in flexibiliteitsmaatregelen die flexibel elektriciteitsgebruik mogelijk maken. Deze flex-e subsidie regeling is aangevuld met middelen uit het Klimaatfonds waardoor er voor deze specifieke regeling € 63 miljoen is. Daarnaast wordt een deel van het geld gebruikt voor het uitvoeringsgeld programma organisatie Landelijke Aanpak Netcongestie en een aansprakelijkheidsregeling voor energiehubs.
Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie
Het aantal burgerenergie-initiatieven is de afgelopen jaren gegroeid met financiële ondersteuning vanuit onder andere het Ontwikkelfonds Opwek en de SCE-regeling en de SDE++ (kamerbrief Decentrale ontwikkelingen van het energiesysteem van 18 juni 2025 - kamerstuk 29 023, nr. 587). Uit dit instrument wordt onder andere de Participatiecoalitie gefinancierd en een proces met het Nederlands Normalisatie-Instituut (NEN) opgezet om te komen tot een classificering die duidelijk onderscheid maakt tussen de verschillende energiegemeenschappen. Het doel van dit instrument is om energiegemeenschappen te stimuleren en de randvoorwaarden daarvoor op orde te krijgen
Subsidieproject Djewels
In de Toekomstagenda Groningen is de toezegging gedaan om middelen beschikbaar te stellen voor het waterstofproject Djewels, inmiddels cumulatief € 80 mln. Het project Djewels maakt gebruik van een elektrolysetechnologie die een bijdrage kan leveren aan de opschaling van elektrolyse, met name voor projecten op zee.
Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten
In een brief van de Minister voor Klimaat en Energie van 5 juni 2024 (Kamerstuk 32 813, nr. 1398) is toegelicht dat er voor efficiëntere benutting van elektriciteitsnetten voor de jaren 2024 t/m 2030 vanuit het Klimaatfonds jaarlijks € 23,8 mln is toegevoegd. Met deze middelen wordt de ontwikkeling van energiehubs gestimuleerd door middel van met name de facilitering van de doorontwikkeling van kansrijke energiehubinitiatieven, en daarnaast versterking van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) en centrale kennisopbouw en kennisdeling zoals een Kennisplatform energiehubs. Op basis van de ervaringen in 2024 en 2025 wordt dit t/m 2030 voortgezet. Het streven hierbij is de realisatie van tenminste 500 energiehubs in 2030 (Kamerstuk 29 023, nr. 587).
Realisatie Zon op Zee
Zon op zee is een innovatieve technologie, waarbij drijvende zonnepanelen worden toegevoegd aan bestaande of toekomstige windparken op zee. Het primaire doel is het verhogen van de benuttingsgraad van het net-op-zee en het verhogen van de opwek van duurzame energie door meervoudig ruimtegebruik op de Noordzee. De Minister van Klimaat en Groene Groei zet in op een meerjarig innovatie- en onderzoeksprogramma voor zon op zee, waarmee de komende jaren de techniekontwikkeling verder kan worden ondersteund en de huidige kennisleemtes kunnen worden onderzocht. Met dit meerjarig innovatie- en onderzoeksprogramma wordt beoogd om toekomstige beleidskeuzes ten aanzien van grootschalige realisatie van zon op zee binnen windparken op zee te kunnen onderbouwen.
Verduurzaming Industrie
Ter bevordering van CO2-reducerende maatregelen in de industrie is vanuit het Klimaatakkoord en de bijbehorende klimaatenveloppe voor de industrie jaarlijks € 85 mln beschikbaar gesteld op de begroting van het KGG (via de begroting van IenW wordt daarnaast € 15 mln beschikbaar gesteld). Deze middelen worden in 2026 op hoofdlijnen als volgt besteed:
– CCUS: € 6 mln voor haalbaarheidsstudies, Front End Engineering Design (FEED)-studies en CC(U)S-pilots om hiermee de toepassing van CC(U)S-technologieën in de gehele CC(U)S-keten (afvang, transport, hergebruik en opslag van CO2) of in delen van de keten, te testen en/of te demonstreren in een praktijkomgeving of industriële omgeving.
– CO2-reductie industrie: € 55 mln voor pilot- en demonstratieprojecten voor versnelling van kosteneffectieve CO2-reductie in de industrie, veelal via de DEI+-regeling. Een deel van de middelen is bestemd voor haalbaarheidsstudies onder de bestaande regeling Topsector energiestudies industrie (TSE) en voor programmakosten van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) en uitvoeringskosten RVO.
Verder vindt onder dit instrument de uitfinanciering plaats van de bestaande regeling Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) en de reguliere openstellingen van deze regeling tot en met 2022.
Onder dit instrument valt ook de uit het Klimaatfonds gefinancierde verwerkersregeling biobased bouwen die KGG uitvoert in samenwerking met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hieruit worden bedrijven met een lening ondersteund voor de opschaling van de productie van biobased bouwmaterialen.
Ook de programmakosten en projectsubsidies voor de Maatwerkaanpak Industrie worden - met middelen verkregen uit het Klimaatfonds - vanuit dit instrument gefinancierd. In 2026 wordt de Maatwerkaanpak Verduurzaming Industrie voortgezet met het oog op het realiseren van additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving bij de grootste uitstoters. De programmamiddelen worden ingezet voor tijdelijke extra capaciteit ten behoeve van de dealteams die de maatwerkafspraken maken, inhuur van externe expertise voor onder meer due diligence onderzoeken, de externe Adviescommissie maatwerkafspraken industrie en tijdelijk extra uitvoeringscapaciteit bij de Omgevingsdiensten voor de vergunningsprocedures van maatwerkbedrijven. Daarnaast worden de specifieke projectsubsidies vanuit dit instrument betaald met die bedrijven waar daadwerkelijk bindende maatwerkafspraken mee zijn gemaakt.
NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie
Dit project investeert in een groen-waterstof-ecosysteem bestaande uit (i) kleine- en grootschalige demonstratieprojecten, (ii) grootschalige pilotprojecten en innovaties in de waardeketens chemie, vliegtuigbrandstoffen, staal en kunstmest (iii) een R&D-programma en (iv) een human capital programma. Het doel van het voorstel is om toepassingen van groene waterstof en groene chemie in onder andere de chemie, transport en industrie versneld mogelijk te maken door innovatie en kostenreductie. Daarmee levert het programma ook een waardevolle bijdrage aan de overgang naar een CO2-neutrale samenleving.
Indirecte kostencompensatie ETS
De Nederlandse energie-intensieve industrie heeft te maken met hoge elektriciteitskosten, vooral door hoge netwerkkosten en het ontbreken van kortingen zoals in andere landen. Dit schaadt hun concurrentiepositie. De regeling IKC biedt hiervoor compensatie, om bedrijven te behouden, investeringen in elektrificatie aan te moedigen en de energietransitie te ondersteunen. De steun is gericht op sectoren met weglekrisico, om te voorkomen dat productie en CO₂-uitstoot verplaatsen naar landen zonder klimaatbeleid. Daarom is besloten de IKC te verlengen voor de jaren 2025 t/m 2028 met een totaalbedrag van € 643,2 mln. Hierbij wordt € 129,2 mln beschikbaar gemaakt in 2026 om uit te keren over de energiekosten in 2025. Hiermee kan op korte termijn ingegrepen worden en kunnen bedrijven in stroom-intensieve sectoren een tegemoetkoming krijgen voor de stijgende elektriciteitskosten. Het risico op weglek van deze bedrijven wordt daarmee gemitigeerd. Een voorwaarde van de regeling is dat minstens de helft van de verstrekte subsidie wordt geïnvesteerd in CO2-reductie.
Investeringen Verduurzaming Industrie – Klimaatfonds
De Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie regeling (VEKI) is met name gericht op de uitrol van bewezen CO2-reducerende technologie voor proces-efficiency en energiebesparing met een terugverdientijd van meer dan 5 jaar. Ook het mkb maakt veelgebruik van deze regeling. De regeling is in 2025 positief geëvalueerd en wordt in 2025 voortgezet, gevoed met middelen uit het Klimaatfonds (Kamerstuk 31 239, nr. 422). Het Kabinet is voornemens de VEKI te verlengen tot 1 augustus 2030.
In 2025 wordt voor het eerst de nieuwe Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) opengesteld, gevoed met middelen uit het Klimaatfonds bedoeld voor het realiseren van grootschalige CO2-reductie. De NIKI is gericht op grootschalige CO2-reducerende projecten met innovatieve technieken die niet in de bestaande regelingen passen, vaak vanwege het unieke karakter. Projecten die door hun uniciteit niet in de SDE++ passen, maar wel operationele ondersteuning nodig hebben, zoals elektrisch kraken of groene chemie.
Ook zijn vanuit het Klimaatfonds in 2026 extra middelen beschikbaar gesteld voor de TSE haalbaarheidsstudies industrie. Met deze regeling worden de voorbereidende kosten deels vergoed voor investeringen in grote verduurzamingsprojecten.
NGF - project Circulaire Plastics
Circular Plastics NL wil de recycling van kunststoffen een impuls geven door knelpunten op te lossen in de plasticketen.
NGF - project Biobased Circular
Het Groeifondsprogramma Biobased Circular richt zich op klimaatneutrale materialen. Het programma ontwikkelt circulaire biopolyesters - een nieuwe bedrijfstak die onder andere plastics, kunststoffen en bouwmaterialen produceert die qua eigenschappen, aantrekkelijkheid en prijs kunnen concurreren met de huidige. Met één groot verschil: ze verruilen fossiele koolstofverbindingen voor plantaardige. Deze ontwikkeling wordt ondersteund door gezamenlijk beleid van de Ministeries van KGG, IenW, LVVN.
Stikstofaanpak Piekbelasters Industrie (API)
Voor stikstof reducerende maatregelen wordt er middels de Aanpak Piekbelasters Industrie (API) ook een bijdrage geleverd vanuit de industrie. Deze bovenwettelijke reductiemaatregelen richten zich voornamelijk op het reduceren van ammoniakemissies bij de industriebedrijven die door hun emissies een status als piekbelaster hebben.
Stimuleringsprogramma koolstofverwijdering
Het nationale stimuleringsprogramma koolstofverwijdering heeft als doel de bevordering van innovatie en vroege opschaling op het gebied van koolstofverwijderingstechnieken, mede ter benutting van marktkansen van Nederlandse bedrijven. Naast techniekontwikkeling richt het programma zich ook op maatschappelijke en juridisch-bestuurlijke aspecten. Het programma maakt vooral gebruik van bestaande innovatie-instrumenten door het beschikbaar stellen van extra middelen voor koolstofverwijdering. Daarbij gaat het met name om de MOOI (voor consortiumprojecten) en de EKOO (voor meer individuele projecten). Verder biedt het ondersteuning bij deelname in Europese en internationale onderzoeksprogramma’s zoals Horizon Europe, het Greenhouse Gas R&D Programme van het Internationaal Energieagentschap (IEAGHG), Clean Energy Technology Partnership (CETP) en Mission Innovation CDR.
Voor het stimuleringsprogramma is vanuit het Klimaatfonds voor de periode 2026-2030 € 50 mln euro beschikbaar. Deze middelen worden als volgt ingezet:
– 3 MOOI ronden (2026, 2028 en 2030): € 30 mln
– 2 EKOO ronden (2027 en 2029): € 6 mln
– CETP (jaarlijks): € 5 mln
– Koolstofverwijderingshub (onderzoekfaciliteiten): € 3 mln
– Uitvoerings- en communicatiekosten: € 6 mln
Het programma beoogt ook afstemming met bestaande initiatieven rond onderzoek naar koolstofverwijdering, zoals vanuit de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Voor de programmering en coördinatie zal een adviesgroep van externe experts uit het werkveld (onderzoeksinstellingen en-raden, TKI’s, bedrijven, overheden, NGO’s, relevante platforms) worden ingesteld. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zal de uitvoering van het programma verzorgen.
Social climate fund
Het Social Climate Fund (SCF) is een fonds van de Europese Commissie om de effecten van ETS2 op kwetsbare huishoudens te verzachten. Nederland kan aanspraak maken op maximaal € 720 mln voor de periode van 2026 tot 2032. Het Kabinet heeft besloten om, onder voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie, de middelen van het SCF als volgt te zetten:
– € 174,5 mln voor een publiek energiefonds. Samen met de € 60 mln uit de Rijksbegroting is er € 234,5 mln beschikbaar tot 2032 ter compensatie van de stijging van de energierekening als gevolg van ETS2. (SZW)
– € 25 mln voor de ondersteuning van micro-bedrijven (<10 medewerkers) met Fixteams om energieverbruik te verminderen. (KGG – VI)
– € 350 mln voor de verlenging/uitbreiding van het Warmtefonds en ondersteuning voor kwetsbare huishoudens via één loketfunctie. (VRO)
– € 152,5 mln voor een onderwergpas, zodat mensen met een laag inkomen in daluren betaalbaar met het OV kunnen reizen. (IenW)
Toekenning van middelen uit het SCF is afhankelijk van de definitieve uitwerking van het Sociaal Klimaatplan (SCP) dat Nederland deze zomer bij de Europese Commissie heeft ingediend, en van het daaropvolgende oordeel van de Commissie.
Subsidies WarmtelinQ
Vanuit dit budget wordt subsidie verleend aan het project WarmtelinQ, het warmtetransportnet dat door Gasunie aangelegd wordt tussen de Rotterdamse haven en Delft/Den Haag/Leiden. Dit budget bevat ook de subsidie voor WarmtelinQ specifiek voor het tracé Leiden-Rijswijk.
Leningen
Energie Beheer Nederland (EBN)
Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in aardwarmteprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven is cumulatief € 48 mln als lening aan EBN verstrekt. Daarnaast is aan EBN in 2020 een lening verstrekt, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. In 2023 is een lening aan EBN verstrekt voor deelname in de FEED-fase van Aramis, specifiek voor de ontwikkeling van de opslaglocaties. De door EBN verkregen rendementen op aardwarmteprojecten en de CCS-projecten Porthos en Aramis zullen worden gebruikt om de beide leningen af te lossen.
Per 2025 zullen er twee leningen aan EBN worden verstrekt. Een lening zal toezien op het opslagjaar 2025-2026 van € 1.500 mln. Zodat EBN transacties kan doen die leiden tot een hogere vulgraad van de gasopslagen in Norg en Grijpskerk. Deze zal naar verwachting niet leiden tot kasbetalingen, het betreft een leenfaciliteit waarvan EBN gebruik kan maken voor eventuele verplichtingen die volgen uit het handelen op de beurs. De andere lening wordt aan EBN verstrekt voor het opslagjaar 2026-2027 à € 21.600 mln. Deze leenfaciliteit is bedoeld voor eventuele verplichtingen die voortkomen uit het handelen op de beurs en voor de financiering van werkgas bij het vullen van de gasopslagen Bergermeer, Norg en Grijpskerk. Deze zal in een middenscenario leiden tot enige kasbetalingen in 2025 (€ 100 mln) en 2026 (€ 7.751 mln). Deze leningen worden in 2027 terugbetaald, zie ontvangsten.
Lening InvestNL
In 2023 is aan InvestNL een lening van € 65 mln toegezegd. Met dit budget kon InvestNL de SIF Group ondersteunen, een bedrijf dat zich specialiseert in het vervaardigen van fundatiebuizen voor windturbines op zee. De lening is in 2024 in haar geheel door InvestNL terugbetaald.
Verduurzaming industrie
Onder dit budget valt de uit het Klimaatfonds gefinancierde verwerkersregeling biobased bouwen die KGG uitvoert in samenwerking met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hieruit worden bedrijven met een lening ondersteunt voor de opschaling van de productie van biobased bouwmaterialen. De Nationale Aanpak Biobased Bouwen stimuleert de toepassing van onder andere vezels uit de Nederlandse landbouw in de bouwsector. Daarmee wordt CO2 uit de atmosfeer vastgelegd in huizen en gebouwen. De verwerking van de vezels naar een bouwmateriaal moet nog worden opgeschaald. Daarvoor heeft KGG een lening beschikbaar om samen met het Nationaal Groenfonds en andere financiers om de opschaling mee te financieren.
Opdrachten
Onderzoek mijnbouw-bodembeweging
Dit budget betreft voor het grootste deel onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) en het Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond. Naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen wordt het KEM gecontinueerd en uitgebreid met onderzoek naar sociale effecten. Daarnaast wordt ook onderzoek uitgevoerd voor de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de na-ijlende effecten van de voormalige steenkolenwinning in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Omgevingswet. Daarnaast wordt hieruit voorbereidend onderzoek gedaan voor nazorg van verlaten installaties.
SodM-onderzoek
Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.
Uitvoeringsagenda klimaat
Vanuit dit instrument worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten voor de ontwikkeling van de klimaatagenda gefinancierd, inclusief onderzoek naar veiligheidsrisico’s en risicoperceptie van de klimaatmaatregelen.
Klimaat mondiaal
Dit instrument is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren. Daarnaast wordt ook de ondersteuning van de IPCC-werkgroep uit dit budget gefinancierd.
Overige onderzoeken en opdrachten
Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Het budget wordt ook aangewend om de nationale en internationale procedures rond de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en diverse projecten gericht op het verminderen van de netcongestie te financieren. Tot slot, wordt een deel van dit budget gebruikt ter financiering van de Commissie Mijnbouwschade. De commissie helpt en adviseert bij schade ontstaan door mijnbouw.
Projecten Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)
In het OER-programma - dat voortkomt uit het Klimaatakkoord – stelt de Rijksoverheid waar mogelijk de gronden die in haar bezit zijn beschikbaar voor het duurzaam opwekken van hernieuwbare energie. Hiermee wordt een substantiële bijdrage geleverd aan de opgave van de RES’en en daarmee de energietransitie. Een nieuwe ontwikkeling binnen het OER-programma is dat meer wordt ingezet op een systeembenadering zodat hernieuwbare elektriciteit onderdeel wordt van een robuust en decentraal energiesysteem. De kern van deze aanpak is dat het nieuwe aanbod op een slimme manier zal worden verbonden met regionale energievragers. Hierbij wordt een zorgvuldige balans gezocht tussen de realisatie van de RES-doelen en alternatief ruimtegebruik. Het programma ziet een toenemende vraag naar rijksgronden voor realisatie van energie-opwek. Het programma is onlangs – naast Rijkswaterstaatgronden en -wateren – uitgebreid met gronden van ProRail en Defensie. In 2025 kent OER daarmee 45 projecten op gronden van Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf, ProRail en Defensie. De projecten in de pijplijn hebben gezamenlijk een potentiële opwekcapaciteit van ongeveer 1.000 ‒ 2.000 MWp.
Projecten kernenergie
Vanuit het Klimaatfonds is budget beschikbaar gesteld, voornamelijk voor de voorbereiding van de nieuwbouw van kerncentrales en de bedrijfsduurverlenging van de bestaande kerncentrale, het versterken van de kennisinfrastructuur rond kernenergie en het faciliteren van de ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMR's). De voorbereiding van de nieuwbouw behelst onder meer onderzoeken (zowel technisch als ruimtelijk), de oprichting van een beleidsdeelneming en een informatie- en participatietraject. Voor de bedrijfsduurverlenging zijn middelen nodig voor een wetswijziging, technische onderzoeken en een traject met de huidige aandeelhouders. De middelen voor het versterken van de kennisinfrastructuur worden volgens het Meerjarig Missiegedreven Innovatie Programma Kernenergie besteed aan onderzoek, onderwijs en human capital. De potentie van SMR’s wordt in kaart gebracht en na de zomer 2025 uitgewerkt in een nationale visie op SMR's.
Stikstofaanpak Piekbelasters Industrie (API)
Het Kabinet heeft in 2022 aangekondigd dat de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat een aanpak Piekbelasters Industrie zal uitwerken. Voor deze aanpak was op dat moment geen budget beschikbaar, hiertoe is toen besloten de benodigde capaciteit uit te breiden. Deze middelen zijn benodigd voor de huidige programmacapaciteit, onderzoek en eventuele inhuur van externe expertise.
Verduurzaming industrie
Vanuit het Klimaatfonds zijn ook voor 2026 en daaropvolgende jaren middelen beschikbaar gesteld voor een programma-aanpak exclusief gericht op (ondersteuning van) cluster 6 bedrijven, bedoeld om cluster 6 te ondersteunen bij het verduurzamen. Hiervoor worden proceskosten gemaakt voor de clusterregisseur en de programma managementorganisatie en ondersteuning van bedrijven door RVO en anderzijds door gerichte hulp en stimulering aan te bieden. Deze aanpak bestaat uit bijvoorbeeld ondersteuning bij de transitie in samenwerking met gemeenten, provincies en netbeheerders of hulp bij financiering (bijvoorbeeld via de Regionale Ontwikkelings-maatschappijen (ROM’s) of InvestNL).
Werkbudgetten
Met deze werkbudgetten worden diverse onderzoeken en projecten gerelateerd aan een veilige afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld betaald. Daarnaast worden vanuit deze budgetten uitgaven gedaan voor de proceskosten van de arbitrages met de NAM.
CSIRT - DSP
Als gevolg van nieuwe Europese richtlijnen aangaande weerbaarheid en veiligheid (de NIS-II richtlijn en de Netcode voor cybersecurity) hebben vitale entiteiten in de energiesector recht op hulp en ondersteuning van een Cybersecurity Incident Response Team (CSIRT). Via dit instrument maakt KGG het mogelijk dat het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) deze CSIRT-taak voor de energiesector kan uitvoeren.
Energie-efficiëncy
KGG financiert projecten ter realisatie van het Uitvoeringsprogramma Energiebesparing. Van deze middelen worden onder andere het periodiek actualiseren van de Erkende Maatregelenlijst, het loket voor het rapporteren voor de informatieplicht energiebesparing, communicatie vanuit RVO richting bedrijven en instellingen en initiële kosten voor het implementeren van de Europese Richtlijn Energie-Efficiëntie betaald. Ook wordt een subsidie aan OmgevingsdienstNL verstrekt voor het versterken van toezicht en handhaving.
Vermogensverschaffing/-onttrekking
Bijdrage aan EBN voor de kosten van schade en versterken Groningen
De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de NAM, die namens de Maatschap (NAM en beleidsdeelneming EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten voor rekening van EBN. Op basis van de actuele ramingen voor schade en versterken is de bij EBN aanwezige voorziening naar het inzicht van het Rijk niet toereikend om het EBN-deel van de geraamde uitgaven voor schade en versterken te voldoen. Om die reden wordt vanaf 2027 in de Rijksbegroting een bijdrage aan EBN opgenomen voor de kosten van schade en versterken Groningen, tot en met 2032. De omvang van deze bijdrage wordt verklaard doordat de NAM uitgaat van lagere kosten voor NAM voor schade en versterken dan de Staat, en omdat de voorziening bij EBN op de inschatting van NAM is gebaseerd.
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO van subsidieregelingen ter stimulering van het klimaat- en energiebeleid, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI/TSE, HER+), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE/SDE+/SDE++), maar ook regelingen uitgevoerd in het kader van de verduurzaming van de industrie en in het kader van de transitie diepe ondergrond. Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)
De opdrachten die het Ministerie van KGG geeft aan de RDI worden via dit instrument gefinancierd.
In de Energiewet zijn aan de RDI verschillende taken toebedeeld op het vlak van toezicht op de naleving van voorschriften uit de Energiewet en het onderliggende Energiebesluit en ministeriële regelingen. Voor dit instrument is relevant dat de RDI toezicht houdt op de verplichting aan aangeslotenen met een kleine aansluiting om, na een aanbod tot installatie hiervan door de distributiesysteembeheerder, over een meetinrichting te beschikken die zowel de onttrekking van als de invoeding op het systeem apart kan meten. Daarnaast introduceert het Energiebesluit, ter invulling van een verplichting uit de Elektriciteitsverordening, de inzet van zogeheten submeetinrichtingen ten behoeve van vraagresponsdiensten. Omdat dit nieuwe type meetinrichtingen ook onder de Metrologiewet (gaan) vallen en daarmee het RDI-toezicht, worden via dit instrument de benodigde financiële middelen voor het toezicht verleend aan RDI.
Op basis van wetgeving volgend uit de Europese richtlijnen NIS(2) en CER en op basis van de Netcode voor Cybersecurity (NCCS) is RDI aangewezen als toezichthouder op aanbieders van vitale, essentiële, en belangrijke diensten in de Energiesector. Dit instrument voorziet in de middelen voor voorbereiding en uitvoering van deze toezichtstaken.
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
Het Ministerie van KGG verstrekt een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel en daaraan gerelateerde uitvoeringstaken zoals de CO2-heffing industrie, de CO2-minimumprijs, de CO2-grensheffing en het toezicht op duurzaamheid van biogrondstoffen voor energietoepassingen. Daarnaast wordt aan de NEa een opdracht verstrekt voor de uitvoering van en advisering over de inframarginale heffing.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)
De werkzaamheden die het KNMI voor het Ministerie van KGG uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seïsmiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen werkt het KNMI aan een basismeetnet voor aardbevingen in de gebieden waar ondergrondse activiteiten zijn of in de toekomst zullen plaatsvinden.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
De bijdrage vanuit het Ministerie van KGG betreft de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol).
Rijkswaterstaat (RWS)
De werkzaamheden die RWS uitvoert voor het Ministerie van KGG op het gebied van klimaat zijn gericht op drie onderdelen:
– energiebesparing, met name gericht op de ondersteuning en uitvoering van de energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen;
– ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen, gericht op de implementatie en ondersteuning van de Europese Ozon- en F-gassenverordening;
– de klimaatmonitor en secretariaat en beheer van de website CO2-emissiefactoren.nl
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)
Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van het Ministerie van KGG strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de KGG-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de stichting COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van KGG keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de stichting.
TNO Kerndepartement
Dit betreft een bijdrage vanuit het Ministerie van KGG aan de Adviesgroep Economische Zaken van TNO (TNO-AGE) voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Aanvullend is er een bijdrage vanuit het Klimaatfonds voor de financiering van duurzaam energieonderzoek binnen het werkprogramma van TNO-AGE. Daarnaast heeft (destijds) EZK naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen aan TNO de opdracht gegeven om een programma uit te werken dat zorgt voor meer, betere en begrijpelijke data van de ondergrond.
Verder wordt er jaarlijks een instituutsbijdrage vanuit KGG aan TNO voorzien en worden jaarlijks incidentele ophogingen van de subsidie verleend voor onderzoeken in het kader van klimaat- en energiebeleid.
TNO SodM
Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).
TNO publieke SDRA
De Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) geeft een verwachting van toekomstige grondbewegingen en het veiligheidsrisico voor de bewoners in het Groningse aardbevingsgebied. Omdat NAM inmiddels volledig op afstand staat van de versterken, is de SDRA sinds 2021 in publiek beheer en wordt deze in opdracht van KGG uitgevoerd door TNO.
Bijdragen aan medeoverheden
Regeling toezicht energiebesparingsplicht
Dit betreft een regeling waarbij omgevingsdiensten subsidie kunnen krijgen voor extra toezicht op- en handhaving van de energiebesparingsplicht. Het gaat daarbij om toezicht op zowel ETS-bedrijven als niet-ETS-bedrijven. Om het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht aan te scherpen is vanuit het Klimaatfonds in totaal € 6,65 mln extra budget beschikbaar gesteld.
Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden
Gemeenten en provincies voeren een groot deel van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid decentraal uit. Dit is een complexe opgave en vergt aanzienlijke uitvoeringskracht. Voor de jaren 2026 t/m 2030 begroot het Kabinet circa € 3,8 mld. voor de benodigde uitvoeringslasten, hiervan is al een deel overgeheveld naar het gemeente en het provinciefonds voor 2026. Vanuit het Klimaatfonds worden ook middelen ingezet ter ondersteuning van provincies voor hun taken rondom de aanpak van netcongestie (ca. € 50 mln).
Ter facilitering van de 30 RES-regio’s is Nationaal Programma RES (NP RES) ingericht. De RES-regio’s geven invulling aan de afspraken die voortkomen uit het Klimaatakkoord, door in 2030 ten minste 35TWh aan hernieuwbare energie op te wekken. Het NP RES ondersteunt de regio’s bij deze opgave op verschillende manieren onder andere via kennis en activiteiten, het faciliteren van samenwerking én het creëren van een netwerk. Voor de financiering van NP RES is voor de periode 2026-2030 ca € 5 mln per jaar beschikbaar, per 2027 zal dit budget onderdeel zijn van NP Energiesysteem (NP ES, werktitel) waar ook NP RES in zal opgaan.
Vanuit het Klimaatfonds zijn daarnaast middelen toegevoegd ter ondersteuning van de toekomstbestendigheid van energienetwerken en voor de uitvoeringslasten rond de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale en de bouw van nieuwe kerncentrales.
Verder is er budget voor provincies en gemeenten, zij hebben vaak onvoldoende ruimtelijke ordeningsexpertise voor projecten rond energie-infrastructuur. Met de vliegende brigade wordt de bestaande Expertpool MIEK-PEH uitgebreid om medeoverheden hierbij te ondersteunen. Deze pool biedt tijdelijke expertise om de ruimtelijke inpassing te vergemakkelijken en de uitrol van energie-infrastructuur te versnellen en vertraging te voorkomen.
Tot slot is er vanuit het Klimaatfonds budget gereserveerd voor specifieke uitkeringen aan medeoverheden voor gebiedsinvesteringen in de omgeving van aanlandlocaties van het net op zee. De middelen worden beschikbaar gesteld voor het behoud en versterken van de natuur, verbeteren van de fysieke leefomgeving, versterken van de regionale economie of het versnellen van de energietransitie. Hiervoor is in het MJP 2025 € 500 mln beschikbaar gesteld. Dit bedrag is bij de ontwerpbegroting 2025 met € 35 mln verlaagd vanwege de verwerking van de taakstelling op specifieke uitkeringen uit het Hoofdlijnenakkoord. De middelen zijn eenmalig en worden beschikbaar gesteld via twee tranches.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Nuclear Research and consultancy Group (NRG)
De Nuclear Research and consultancy Group is onderdeel van de Stichting NRG en vormt samen met de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor een personele unie. NRG voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.
Internationale contributies
Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap (IEA, kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (CEM, uitrol van bestaande duurzame energie-technologie) en Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie). De contributies volgen uit internationale verplichtingen en afspraken. Daarnaast versterken internationale klimaatcontributies de positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.
PBL Rekenmeesterfunctie
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ontvangt een jaarlijkse bijdrage om als Rekenmeester een drietal taken uit te kunnen voeren. Deze middelen zijn inmiddels overgeheveld naar de begroting van IenW, de resterende middelen komen voort uit loon- en prijsbijstelling. Zie ook het Convenant Rekenmeesterfunctie 2021-2025.
Verrekening ontvangsten belastingdienst Mijnbouwwet
In de Mijnbouwwet bestaat de mogelijkheid om verliezen tot maximaal drie jaar terug verrekenen met eerder afgedragen winstaandelen. De afgelopen jaren is de mijnbouwsector winstgevend geweest. De verwachting is dat de situatie in de komende jaren zal verslechteren. Daarom wordt in de raming voor de ontvangsten Mijnbouwwet rekening gehouden met verliesverrekening door vergunninghouders. Omdat dit per saldo hoger is dan de geraamde ontvangsten, is dit budget in 2026 en 2027 op de uitgaven geraamd.
Stortingen in reserves
Voor de stortingen in de reserve duurzame energie en klimaattransitie wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder ‘toelichting op de begrotingsreserves’.
Toelichting op de ontvangsten
COVA
Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».
Ontvangsten zoutwinning
Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie
De onttrekking aan de reserve in 2026 van in totaal € 1.069,6 mln is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
– een onttrekking van in totaal € 761 mln ter dekking van hogere uitgaven binnen het SDE-domein.
– een onttrekking van € 300 mln die samenhangt met de afspraak in de Startnota van het kabinet-Rutte-III dat de reserve duurzame energie en klimaattransitie vanaf 2023 tot en met 2028 voor een deel leeggeboekt zou worden. Het gaat om een totaalbedrag van € 1,7 mld, waarvan € 450 mln in 2023, € 400 mln in 2024, € 150 mln in 2025, € 300 mln in 2026 en 2027 en € 100 mln in 2028 wordt onttrokken;
– de onttrekking van € 4,2 mln om de kasgevolgen van de ophoging van het openstellingsbudget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) met € 63 mln naar € 100 mln (amendement-Sienot) te dekken.
– een onttrekking van € 4,4 mln ten behoeve van structurele kosten voor wind op zee waarvan de ontvangsten in 2023 zijn gerealiseerd.
ETS-ontvangsten
De ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het verwachte aantal te veilen ETS-rechten en de verwachte prijs per recht. De ontvangsten zullen naar verwachting vanaf 2027 toenemen door de implementatie van het ETS-2, het emissiehandelssysteem voor de CO2-emissies van de gebouwde omgeving, transport en overige sectoren.
Tabel 13 ETS-ontvangsten
2025
2026
2027
2028
2029
2030
ETS1
P (€/ton)1
70,7
72,2
74,4
76,9
79,7
82,7
Q (mln)
11,8
15,5
17,2
16,8
13,3
9,8
PxQ (€ mln)
840
1.120
1.280
1.300
1.060
810
ETS2
P (€/ton)2
0
0
57,5
58,6
59,8
61,0
Q (mln)3
0
0
70,3
50,5
41,7
38,4
PxQ (€ mln)
0
0
4040
2.960
2.490
2.340
ETS1+ETS2 (€ mln)4
840
1.120
5.320
4.260
3.550
3.150
X Noot
1
Deze prijs is gebaseerd op stand 26 juni 2025, met de toen geldende forward-prijzen.
X Noot
2
Er wordt nog niet gehandeld in ETS2-rechten. Om die reden is een redelijke inschatting van de prijs per ton CO2 op dit moment moeilijk te maken. Er is nu gekozen voor een prijs van € 45 per ton CO2 (om precies te zijn € 45 in 2020, die voor de jaren erna gecorrigeerd is voor de verwachte inflatie). De reden hiervoor is dat in de richtlijn waarborgen zijn opgenomen die de kans vergroten dat de prijs per ton CO2 in de eerste jaren onder dit niveau blijft.
X Noot
3
De hoeveelheid ETS2-rechten die Nederland beschikbaar heeft om te veilen is veranderd ten opzichte van de raming van vorig jaar. Door de opt-in glastuinbouw krijgt Nederland meer ETS2-rechten ter beschikking om te veilen.
X Noot
4
De ETS-ontvangsten zijn een resultante van de ontwikkeling van de ETS-prijs (P) en het aantal ETS-rechten dat Nederland heeft om te veilen (Q). De bedragen in de budgettaire tabel voor de ETS-ontvangsten zijn afgerond op € 10 mln.
Diverse ontvangsten
Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening aan initiatiefnemers van energieprojecten van kosten die het Ministerie van KGG maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het Ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Tevens worden op deze begrotingspost terugontvangsten van verschillende subsidiebudgetten, zoals bijvoorbeeld de SDE, ISDE, DEI, etc. geboekt. De hoogte van deze terugontvangsten laat zich lastig ramen, hierom is slechts een minimumverwachting van € 7,8 mln per jaar aan terugontvangsten onderdeel van deze post. Tot slot worden de terugbetalingen van leningen (EBN, InvestNL) ten gunste van dit budget begroot.
Heffing gasleveringszekerheid
Uitgangspunt is dat de kosten die met de vulmaatregelen gasopslag (zie bij Uitgaven) gemoeid zijn worden gedragen door de gebruikers (de gebruiker betaalt).
Voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten op gebruikers wordt, in samenhang met de uiteindelijke wijze waarop voor de langere termijn invulling wordt gegeven aan de vulverplichting, gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (bovenop de tarieven voor gastransport). Op die manier kan de rekening worden gelegd bij de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid). Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat de financiering van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is en de uiteindelijke kosten door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.
Lening EBN Vulmaatregel
Per 2027 wordt de lening aan EBN voor het uitvoeren van de vultaak van de gasopslagen terugontvangen. Zie de toelichting onder uitgaven voor meer informatie.
Ontvangsten tenders Wind op Zee
Het in 2026 en verder te ontvangen bedrag betreft de tenderopbrengst van het windpark IJmuiden Ver Alpha en Beta. In 2024 waren tenderopbrengsten van jaarlijks € 21 mln verwacht. Recent heeft het Kabinet besloten om de vergunning van het windpark in kavel IJmuiden Ver Beta te wijzigen op onder andere de voorwaarden van het financieel bod. De vergunninghouder Zeevonk betaalt in 2025 het oorspronkelijke bod van € 20 mln per jaar, vervolgens een aantal jaar niets en vanaf ingebruikname van het windpark zal Zeevonk stapsgewijs steeds meer betalen. Dit leidt op de begroting tot een ontvangstenderving van cumulatief € 400 mln. Ter dekking hiervan zijn de uitgaven tot 2030 op de KGG-begroting, in het specifiek op de Klimaatfondsmaatregel Elektrolyse offshore 100 MW CAPEX, met € 100 mln verlaagd. De derving na 2030 (€ 300 mln) wordt gedekt uit de SDE-regeling.
Ontvangsten verduurzaming industrie (CO2-heffing)
Sinds 1 januari 2021 geldt voor industriële bedrijven met een hoge CO2-uitstoot een nationale CO2-heffing. Zo worden bedrijven meer gestimuleerd om bij hun investeringen rekening te houden met de gevolgen van CO2-uitstoot voor mens en milieu. De heffing is deel van een breed pakket maatregelen, dat industriële bedrijven stimuleert te investeren in verduurzaming. In het coalitieakkoord van Rutte IV is afgesproken dat een eventuele opbrengst van de CO2-heffing via het Klimaatfonds ten goede komt aan verduurzaming van bedrijven. In het Belastingplan 2026 is opgenomen dat het tarief van de CO2-heffing per 1 januari 2026 verlaagd wordt naar 78,67 euro/ton CO2 emissie, waarna dit tarief constant blijft met een jaarlijkse indexatie. Door deze beleidsmatige wijziging worden de opbrengsten uit de CO2-heffing voor industriële bedrijven nagenoeg 0. Er worden voor de komende jaren nog wel ontvangsten geraamd. Naar verwachting worden deze echter allemaal terugbetaald via de ‘carry back’. Meerjarig zijn de ontvangsten in dat geval per saldo 0. Tegelijkertijd is de CO2-heffing voor de afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) verhoogd en is hier de afspraak over de terugsluis naar het klimaatfonds komen te vervallen.
Dividenduitkering EBN
KGG ontvangt dividend van EBN over het geconsolideerde nettoresultaat. De geraamde ontvangsten in 2026 zijn omlaag bijgesteld naar € 0 mln (ten opzichte van € 580 mln in de Voorjaarsnota 2025). Als gevolg van de verslechtering van de financiële resultaten door een (in 2025 en 2026) lagere gasprijs en door hogere kosten, zal EBN de komende jaren naar verwachting geen dividend uitkeren. De huidige ontwikkelingen in de gasmarkt geven aanleiding om samen met EBN te kijken naar toekomstige verwachtingen van de gasmarkt. Daarnaast zal er begin 2026 een nieuw dividendbeleid afgesproken worden met EBN dat beter aansluit bij de huidige ontwikkelingen van de gasmarkt. Het parlement wordt geïnformeerd over de uitkomsten.
In onderstaande tabel worden de productievolumes aardgas van EBN voor zowel Groningen als de kleine velden weergegeven. De gaswinning uit het Groningenveld is definitief beëindigd. Deze gegevens zijn gebruikt voor het maken van de ramingen voor de ontvangsten Mijnbouwwet en de dividenduitkering van EBN. Daarnaast is in onderstaande tabel aangegeven van welke gasprijs gebruik is gemaakt voor deze ramingen.
Tabel 14 Aardgasproductie en gasprijs voor raming ontvangsten Mijnbouwwet en dividend EBN
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Geschatte productie (in mld Nm3)
3,1
3,2
3,1
3,2
3,1
2,8
Waarvan: Groningenveld
0
0
0
0
0
0
Waarvan: kleine velden
3,1
3,2
3,1
3,2
3,1
2,8
Gasprijs (in eurocent/m3)
40,3
36,6
30,9
26,4
24
23,9
Dividenduitkering GasTerra
Gasterra keert een vast dividend uit aan de aandeelhouders. Voor KGG is dit € 3,6 mln per jaar. GasTerra wordt afgebouwd en zal in 2027 voor de laatste keer dividend uitkeren.
Ontvangsten Mijnbouwwet
Deze post bestaat uit winstaandelen van de vergunninghouders voor gaswinning, cijns (heffing van een percentage van de omzet) en oppervlakterecht. De resultaten van EBN worden als voorspeller gebruikt voor de te verwachten ontvangsten uit de Mijnbouwwet. In lijn met de verwachtingen van EBN zijn de ontvangsten naar beneden bijgesteld. Voor 2026 worden geen ontvangsten verwacht.
Ontvangsten NAM publieke SDRA
De kosten voor het onderzoek van TNO voor de ontwikkeling van een publieke Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) worden verhaald op de NAM. De ontvangstenraming hiervoor is opgenomen in de KGG-begroting.
Kengetallen
Tabel 15 Kengetallen
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Bron
1. Gewonnen volume aardgas totaal (in Nm³)
8,5 mld
35 mld
30 mld
21 mld
19 mld
15 mld
10,2 mld
8,5 mld
TNO
2. Gewonnen volume aardgas Groningenveld (in Nm³)
24 mld
19 mld
15 mld
8 mld
6 mld
5 mld
1,5 mld
0 mld
TNO
3. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm³)
18 mld
16 mld
15 mld
13 mld
13 mld
11 mld
8,8 mld
8,5 mld
TNO
4. Aantal boringen exploratie onshore en offshore
6
5
4
3
2
4
5
0
TNO
5. Aantal boringen productie onshore en offshore
8
7
7
9
7
3
2
7
TNO
6. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/m3)
16,6
21,5
14,9
9,1
37,8
127,6
46
33,6
APX Endex
– In bovenstaande tabel wordt weergegeven hoeveel gas er in de afgelopen jaren is gewonnen (kengetallen 1 t/m 3).
– Daarnaast is weergegeven hoeveel boringen hebben plaatsgevonden, uitgesplitst naar exploratie van nieuwe velden (kengetal 4) en productie van reeds bekende velden (kengetal 5). KGG stelt de randvoorwaarden hiervoor, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening.
– De gemiddelde beursprijs van gas is ook opgenomen in bovenstaande tabel (kengetal 6). Het virtuele gashandelplatform TTF is een belangrijk referentiepunt voor de Europese gasprijzen.
Toelichting op de begrotingsreserves
Tabel 16 Stand begrotingsreserves per 31 december 2024 (bedragen x € 1.000)
Waarvan juridisch verplicht
Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie
5.407.604
100%
Begrotingsreserve Aardwarmte
17.773
100%
Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen
6.600
0%
Duurzame energie
De begrotingsreserve voor duurzame energie en klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+, flankerend beleid Wind op Zee, structurele kosten samenhangend met Wind op Zee, flankerend beleid SDE, de jaarlijkse subsidie aan TenneT in het kader van het net op zee of de ISDE (de laatste is per 2025 uit de reservesystematiek gehaald). Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie en het bevorderen van CO2-reductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie zijn toegelicht in de volgende stukken:
– Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;
– Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht»
Tabel 17 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1.000)
Stand per 1/1/2025
Verwachte toevoegingen 2025
Verwachte onttrekkingen 2025
Verwachte stand per 1/1/2026
Verwachte toevoegingen 2026
Verwachte onttrekkingen 2026
Verwachte stand per 31/12/2026
5.407.604
7.359
2.746.003
2.668.960
0
1.069.602
1.599.358
Voor 2025 wordt een onttrekking aan de reserve geraamd van € 2.746 mln. Deze onttrekking is noodzakelijk om de hogere kasuitgaven als gevolg van gedaalde energieprijzen te faciliteren. Verder wordt er een storting gedaan van € 7,4 mln in de reserve, dit betreft reeds terugontvangen subsidievoorschotten van de SDE-regeling(en). De € 5.408 mln die eind 2024 in de begrotingsreserve beschikbaar was zal eind 2025 door bovengenoemde saldo van de storting en onttrekking gedaald zijn naar € 2.669 mln.
Aardwarmte
De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2025 € 7,1 mln. De reserve is benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.
Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.
Tabel 18 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)
Stand per 1/1/2025
Verwachte toevoegingen 2025
Verwachte onttrekkingen 2025
Verwachte stand per 1/1/2026
Verwachte toevoegingen 2026
Verwachte onttrekkingen 2026
Verwachte stand per 31/12/2026
17.773
0
7.096
10.677
0
80
10.597
Risicopremie ECN/NRG
De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.
Tabel 19 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN/NRG (bedragen x € 1.000)
Stand per 1/1/2025
Verwachte toevoegingen 2025
Verwachte onttrekkingen 2025
Verwachte stand per 1/1/2026
Verwachte toevoegingen 2026
Verwachte onttrekkingen 2026
Verwachte stand per 31/12/2026
6.600
0
0
6.600
0
0
6.600
Garantieregeling warmtenetten
De opschaling van collectieve warmte loopt tegen een barrière aan doordat (met name nieuwe) warmtebedrijven beperkt toegang hebben tot de kapitaalmarkt. Met de Garantieregeling Warmtenetten (GRW) worden staatsgaranties verstrekt waarmee warmtebedrijven vreemd vermogen kunnen aantrekken voor de realisatie van warmtenetten. (Publieke) aandeelhouders hoeven daardoor minder publiek kapitaal in te brengen. Omstreeks Prinsjesdag 2026 wordt het ten behoeve van de GRW ingevulde toetsingskader risicoregelingen ter besluitvorming voorgelegd in de MR. De € 174,5 mln die vanuit het Klimaatfonds beschikbaar is gesteld, zal eind 2026 in de begrotingsreserve worden gestort. Na nadere uitwerking van de garantieregeling zal bij VJN2026 de verwachte kas en ontvangstenreeks op de KGG-begroting worden verwerkt. Naar verwachting zal de garantieregeling in het tweede of derde kwartaal van 2026 voor het eerst opengesteld kunnen worden.
Tabel 20 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve garantieregeling warmtenetten (bedragen x € 1.000)
Stand per 1/1/2025
Verwachte toevoegingen 2025
Verwachte onttrekkingen 2025
Verwachte stand per 1/1/2026
Verwachte toevoegingen 2026
Verwachte onttrekkingen 2026
Verwachte stand per 31/12/2026
0
0
0
0
174.500
0
174.500
Extracomptabele fiscale regelingen
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:
– EB verlaagd tarief waterstof
– EB vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘Toelichting op de fiscale regelingen’ in de bijlage ‘Fiscale regelingen’.
Tabel 21 Fiscale regelingen 2024–2026, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln)1
2024
2025
2026
Energie-investeringsaftrek (EIA)
2432
431
460
EB Salderingsregeling
664
634
609
EB Stadsverwarmingsregeling
46
42
52
EB Degressieve tariefstructuur elektriciteit
5.600
5.406
4.793
EB Degressieve tariefstructuur gas
3.138
2.919
2.991
EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)
129
144
142
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen
157
173
169
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking
934
876
857
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking
44
37
30
Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik
78
79
81
X Noot
1
EB = Energiebelasting
X Noot
2
Voorlopige realisatie
4. Niet-beleidsartikelen
Artikel 70 Apparaat
Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van KGG geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement. Op dit moment maken de apparaatsbudgetten van het Ministerie van KGG nog onderdeel uit van de EZ-begroting.
Tabel 22 Apparaatsuitgaven kerndepartement en diensten Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
0
0
0
0
0
0
0
Uitgaven
0
0
0
0
0
0
0
Personele uitgaven
0
0
0
0
0
0
0
eigen personeel
inhuur externen
overige personele uitgaven
Materiële uitgaven
0
0
0
0
0
0
0
ICT
bijdrage aan SSO's
overige materiële uitgaven
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Externe inhuur
Tabel 23 Percentage externe inhuur
2024
2025
2026
Kerndepartement
Staatstoezicht op de Mijnen
Nederlandse Emissie Autoriteit
18,2%
13,2%
Totaal
10,0%
18,2%
13,2%
In de bovenstaande tabel zijn de (begrote) inhuurpercentages van de Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa) weergegeven. Het begrote inhuurpercentage voor 2026 is 13,2%. De reden hiervan is de inhuur voor de inframarginale elektriciteitsheffing (IME), wat een kortdurende taak voor de NEa is. Zonder de inhuur voor die specifieke taak zou het 10% zijn.
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s
De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven van de NEa en Stichting COVA weer. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door KGG gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.
Tabel 24 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
1. Totaal apparaatsuitgaven ministerie
0
0
0
0
0
0
0
Kerndepartement (beleid en staf)
Apparaatsuitgaven diensten
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)
2. Totaal apparaatskosten agentschappen
18.220
31.449
35.048
35.332
35.746
35.842
36.325
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
18.220
31.449
35.048
35.332
35.746
35.842
36.325
3. Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's
0
2.007
0
0
0
0
0
Stichting COVA
0
2.007
Onderstaande tabel is leeg, omdat de apparaatsuitgaven van het kerndepartement en de diensten vooralsnog op de EZ-begroting zijn begroot.
Tabel 25 Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement en diensten (bedragen x € 1.000)
2026
Totaal apparaat
0
DG Klimaat en Energie
Dienst SodM
Stafdirecties BBR, DC, DIV, DMO, DEIZ, FEZ en WJZ (inclusief gezamenlijke onderdelen EZ/KGG/LVVN)
Artikel 71 Nog onverdeeld
Tabel 26 Budgettaire gevolgen artikel 71 (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verplichtingen
0
0
0
0
0
0
0
Uitgaven
0
0
0
0
0
0
0
Loonbijstelling
Prijsbijstelling
Onverdeeld
Onvoorzien
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 71 worden gedaan. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Bij voorjaarsnota 2025 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2025 overgeheveld naar de departementale begroting. Bij de ontwerpbegroting 2025 is de loon- en prijsbijstelling doorverdeeld aan de de relevante loon- en prijsgevoelige onderdelen.
OnverdeeldBij de Voorjaarsnota 2025 zijn de reguliere eindejaarsmarge en eindejaarsmarge op Klimaatfondsmiddelen tijdelijk op het overdeeld artikel geplaatst. Deze middelen zijn deze begrotingsronde verdeeld naar de relevante onderdelen.
5. Begroting agentschappen
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) is de onafhankelijke nationale autoriteit voor de uitvoering van en het toezicht op marktinstrumenten die bijdragen aan een klimaatneutrale samenleving. De NEa ondersteunt de uitvoering van het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) en de uitvoeringssystematiek Energie voor Vervoer (EV) in Nederland en houdt daar toezicht op. Dat doet de NEa door bedrijven te informeren, te adviseren en door toezicht te houden.
Daarnaast is de NEa onder andere de uitvoerder van de nationale CO2-heffing, de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en de Inframarginale Elektriciteitsheffing (IME) en ziet NEa toe op de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen. De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa valt onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat een ZBO is.
Tabel 27 Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2026 (bedragen x € 1.000)
Laatste vastgestelde begroting 2025
2026
2027
2028
2029
2030
Baten
- Baten als tegenprestatie voor levering van input
36.827
38.202
37.811
36.921
36.832
37.192
waarvan Beprijzing uitstoot
17.773
19.480
19.374
18.770
18.597
18.475
waarvan Bevordering van de inzet van hernieuwbare energie
7.593
9.610
9.914
9.955
10.116
10.461
waarvan Tweedelijnstoezicht
1.680
1.869
2.300
2.473
2.646
2.991
waarvan reductiemaatregelen import
5.965
5.382
4.862
4.362
4.362
4.362
waarvan IME
3.816
1.861
1.361
1.361
1.111
903
Rentebaten
0
0
0
0
0
0
Vrijval voorzieningen
0
0
0
0
0
0
Bijzondere baten
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
36.827
38.202
37.811
36.921
36.832
37.192
Lasten
Apparaatskosten
31.449
35.048
35.332
35.746
35.842
36.325
- Personele kosten
24.487
27.611
27.834
28.224
28.298
28.740
waarvan eigen personeel
17.423
22.820
23.762
24.151
24.476
25.125
waarvan inhuur externen
5.897
3.653
2.935
2.935
2.685
2.477
waarvan overige personele kosten
1.167
1.138
1.138
1.138
1.138
1.138
- Materiële kosten
6.962
7.437
7.498
7.522
7.543
7.585
waarvan apparaat ICT
2.334
2.334
2.334
2.334
2.334
2.334
waarvan bijdrage aan SSO's
3.139
3.613
3.673
3.698
3.719
3.760
waarvan overige materiële kosten
1.489
1.490
1.490
1.490
1.490
1.490
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten
3.948
1.571
786
286
286
286
Rentelasten
91
91
91
91
91
91
Afschrijvingskosten
1.339
1.492
1.603
798
614
491
- Materieel
0
0
0
0
0
0
waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
waarvan overige materiële afschrijvingskosten
0
0
0
0
0
0
- Immaterieel
1.339
1.492
1.603
798
614
491
Overige lasten
0
0
0
0
0
0
waarvan dotaties voorzieningen
0
0
0
0
0
0
waarvan bijzondere lasten
0
0
0
0
0
0
Totaal lasten
36.827
38.202
37.811
36.921
36.832
37.192
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening
0
0
0
0
0
0
Agentschapsdeel Vpb-lasten
0
0
0
0
0
0
Saldo van baten en lasten
0
0
0
0
0
0
Toelichting op de baten
Tabel 28 Baten als tegenprestatie voor de levering van input (x € 1.000)
Laatste vastgestelde begroting 2025
2026
2027
2028
2029
2030
Baten vanuit moederdepartemen
24.338
24.965
25.135
24.878
24.801
25.161
Baten vanuit overige departementen
12.489
13.237
12.676
12.043
12.031
12.031
Baten vanuit partijen anders dan departementen
0
0
0
0
0
0
Totaal
36.827
38.202
37.811
36.921
36.832
37.192
Vanaf de ontwerpbegroting 2026 zijn baten verdeeld over activiteiten, in plaats van over ministeries. De NEa voert ongeveer 20 verschillende taken uit. Deze taken zijn in de begroting gebundeld in de volgende 5 activiteiten:
Beprijzing uitstoot
Het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) is een marktinstrument waarmee de Europese Unie de uitstoot van broeikasgassen kosteneffectief wil verminderen om zo haar klimaatdoelstellingen te realiseren. De handel in emissierechten is de handel in emissieruimte: het recht om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Doordat vragers en aanbieders handelen in emissierechten, krijgt broeikasgasuitstoot een prijs. ETS is inmiddels uitgebreid van industriële installaties naar Luchtvaart, Zeevaart, gebouwde omgeving en transport. De baten zijn een vergoeding voor de kosten. De groei in 2026 van de baten is dus het volg van stijgende kosten. Deze stijging is deels het gevolg van aangenomen medewerkers in 2025, die in 2026 voor een heel jaar meetellen in de begroting. Daarnaast worden er voor luchtvaart en zeevaart in 2026 extra medewerkers aangenomen.
Bevordering van de inzet van hernieuwbare energie
Alle EU-lidstaten zijn verplicht om zich in te spannen voor een toenemend aandeel hernieuwbare energie in het vervoer. Daarbij zijn brandstofleveranciers verplicht om de uitstoot van broeikasgas van hun brandstoffen te verminderen. Dit wordt uitgebreid van vervoer naar luchtvaart, zeevaart en industrie. Ook volgt een bijmengverplichting voor groen gas. Deze uitbreidingen zorgen voor een stijging van de begroting.
Tweedelijnstoezicht
Voor een aantal taken voert NEa tweedelijnstoezicht uit of is NEa de beoogd toezichthouder. Dit betreft toezicht op duurzaamheid vaste biomassa voor energietoepassingen (de bijstookregeling), toezicht op certificeringsorganen voor de REDIII, Toezicht op duurzaamheidskader biogrondstoffen en toezicht op het certificeringskader voor koolstofverwijdering (het Carbon Removal Certification Framework). De baten zijn een vergoeding voor de kosten. De groei vanaf 2026 van de baten is dus het gevolg van stijgende kosten. Deze kosten stijgen omdat door toenemende werkzaamheden voor deze vier taken extra medewerkers moeten worden aangenomen.
Reductiemaatregelen import
Om ervoor te zorgen dat er eerlijke concurrentie plaatsvindt tussen Europese bedrijven en bedrijven buiten de EU worden diverse maatregelen genomen, waaronder CBAM en de methaanverordening. Vanaf 1 januari 2026 moeten geregistreerde importeurs een prijs gaan betalen voor de CO2 die is uitgestoten bij de productie van de geïmporteerde CBAM-goederen. De Methaanverordening voorziet in verschillende verplichtingen voor importeurs, waaronder de rapportageverplichtingen en de verplichting om de methaanintensiteit van geïmporteerde goederen te rapporteren. De NEa is samen met de Douane verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regelingen. De omzet is een vergoeding voor de kosten. De daling van de baten is dus een gevolg van een daling van de kosten. Dit betreft de kosten van CBAM. In 2025 is er een piek in de kosten omdat dan de importeurs die onder de regeling vallen moeten worden getoetst om toegelaten te worden tot het systeem.
IME
De Europese Commissie heeft op 6 oktober 2022—als gevolg van de destijds uitzonderlijk hoge energieprijzen—een noodverordening uitgevaardigd die de Europese lidstaten verplicht een pakket aan noodmaatregelen te nemen, waaronder een heffing op de marktinkomsten van elektriciteitsproducenten boven een vastgesteld bedrag: de inframarginale elektriciteitsheffing (IME). De omzet is een vergoeding voor de kosten. De daling van de baten is dus een gevolg van een daling van de kosten. Dit is een tijdelijk project waarvan de verwachte kosten jaarlijks dalen.
Baten vanuit moederdepartement
De baten vanuit KGG zijn een vergoeding voor het leveren van producten en diensten betreffende wettelijke en niet wettelijke taken vanuit ETS, werkzaamheden voortkomend uit de Richtlijnen voor hernieuwbare energie en brandstoffenkwaliteit en werkzaamheden voor het project Inframarginale Elektriciteitsheffing (IME).
De baten zijn in 2025 aanzienlijk gestegen, als gevolg van nieuwe taken zoals ETS Luchtvaart en Zeevaart en de bijmengverplichting groen gas. Vanaf 2026 stijgen de baten nog door extra medewerkers voor groen gas, maar is ook een daling zichtbaar als gevolg de daling van de inhuur voor het tijdelijke project IME en de daling van uitbesteding van werkzaamheden voor ETS2 en ETS Zeevaart. Per saldo blijven de totale baten vanaf 2026 redelijk gelijk.
Baten vanuit overige departementen
De baten vanuit overige departementen bestaat uit baten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en het Ministerie van Financiën.
De baten vanuit IenW (€7,9 mln. in 2026) betreffen de wettelijke of daarmee sterk verbonden taken op het gebied van Energie voor Vervoer (EV). In 2026 zijn de baten met bijna € 1 mln gestegen ten opzichte van de begroting 2025 als gevolg van nieuwe projecten Fuel EU Maritime en Refuel EU Aviation. De circulaire plastic norm gaat niet door, hiervoor zijn vanaf 2026 geen kosten meer begroot.
De baten van het Ministerie van Financiën (€ 5,4 mln in 2026) betreffen de uitvoering van Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de Europese buitengrens. De uitvoering van deze taak is gestart in 2025. De werkzaamheden voor de toelating van CBAM aangevers wordt uitbesteed, die kosten van uitbesteding dalen de jaren na 2025.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De personele kosten stijgen ten opzichte van de begroting 2025 met € 3,1 mln. Dit betreft vooral de stijging van de kosten van eigen personeel (€ 5,4 mln), omdat er extra personeel wordt aangenomen voor de nieuwe taken.
Daarnaast dalen de kosten van de inhuur op termijn. Voor het tijdelijke project IME wordt in 2025 veel ingehuurd, de jaren erop dalen deze kosten.
Materiele kosten
De stijging van de materiele kosten (€ 0,5 mln) zit vooral in de stijging van de bijdragen aan SSO’s. De bijdragen aan SSO’s stijgen door de toename van het aantal medewerkers bij de NEa.
Kosten uitbesteed werk
De werkzaamheden voor de toelating van CBAM aangevers en de beoordeling van de monitoringplannen van ETS Zeevaart en ETS2 worden uitbesteed. Hierdoor zijn de uitbestedingskosten in 2025 gestegen. De jaren erna dalen deze kosten weer, omdat dan de werkzaamheden zijn afgerond.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten op immateriële activa zijn gebaseerd op de activering van kosten voor de bouw van het Emissiehandel portaal (EHP), het CO2 Heffingsregister (CHeR) en het Register Energie voor Vervoer (REV). Vanwege ontwikkeling van nieuwe software voor de nieuwe taken nemen de afschrijvingskosten in 2026 tot en met 2027 toe.
Tabel 29 Kasstroomoverzicht over het jaar 2026 (bedragen x € 1.000)
Stand Slotwet 2024
1e suppletoire begroting 2025
2026
2027
2028
2029
2030
1.
Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen
5.132
9.943
3.094
3.137
3.827
3.803
3.897
+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom
21.205
36.827
38.202
37.811
36.921
36.832
37.192
-/- totaal uitgaven operationele kasstroom
‒ 15.733
‒ 38.485
‒ 36.711
‒ 36.208
‒ 36.123
‒ 36.218
‒ 36.701
2.
Totaal operationele kasstroom
5.472
‒ 1.658
1.491
1.603
798
614
491
-/- totaal investeringen
‒ 1.071
‒ 2.836
‒ 500
‒ 250
‒ 250
‒ 250
‒ 250
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
0
0
0
0
0
0
0
3.
Totaal investeringskasstroom
‒ 1.071
‒ 2.836
‒ 500
‒ 250
‒ 250
‒ 250
‒ 250
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
‒ 1.067
‒ 1.007
0
0
0
0
0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement
0
0
0
0
0
0
0
-/- aflossingen op leningen
‒ 1.053
‒ 1.348
‒ 1.448
‒ 913
‒ 822
‒ 520
‒ 275
+/+ beroep op leenfaciliteit
2.530
0
500
250
250
250
250
4.
Totaal financieringskasstroom
410
‒ 2.355
‒ 948
‒ 663
‒ 572
‒ 270
‒ 25
5.
Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
9.943
3.094
3.137
3.827
3.803
3.897
4.113
Toelichting
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en vooruit ontvangen en vooruit betaalde bedragen.
Investeringskasstroom
De investering betreft de doorontwikkeling van het Register Energie voor Vervoer (REV 5.0) en de ontwikkeling van diverse software ten behoeve nieuwe taken zoals hernieuwbare waterstof in de industrie en de bijmengverplichting groen gas.
Financieringskasstroom
Het beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan voor hierboven vermelde investeringen.
Tabel 30 Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Stand Slotwet 2024
Vastgestelde begroting 2025
2026
2027
2028
2029
2030
Algemeen
FTE-totaal (exclusief externe inhuur)
129
172
196
202
204
206
210
Financieel
Saldo van baten en lasten na resultaatbestemming (%)
5%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Emissiehandel
Geaggregeerd % vergunningsaanvragen en -mutaties afgehandeld binnen wettelijke termijn
43%
≥80%
≥80%
≥80%
≥80%
≥80%
≥80%
Voortgang toezichtsprogramma Emissiehandel
51%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Energie voor Vervoer
Opleveringsdatum Rapportage Energie voor vervoer In Nederland jaar t-1
14-6-2024
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
Voortgang toezichtsprogramma Energie voor Vervoer
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Toelichting
Uitgangspunt van de NEa is dat zij op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel, hernieuwbare energie voor vervoer en brandstofkwaliteit binnen Nederland vervult. In bovenstaande tabel zijn de indicatoren voor de komende jaren weergegeven.
Omdat NEa per 1 januari 2025 is overgestapt naar inputbekostiging met afrekening op basis van werkelijke personele en materiële kosten, is er geen sprake meer van tarieven. Daarom is het gemiddeld uurtarief uit de tabel gehaald. Ook de specificatie van de omzet is uit de tabel gehaald, omdat die nu in de baten is weergegeven.
FTE-totaal (exclusief externe inhuur)
Hier wordt de groei weergegeven van het aantal medewerkers, weergegeven in fte (full time equivalent, dus gecorrigeerd voor deeltijd werken). De groei is toegelicht bij de personele kosten.
Saldo van baten en lasten na resultaatbestemming (%)
De NEa streeft er naar om geen winst of verlies te maken en dus een winst van € 0 te halen.
Geaggregeerd % vergunningsaanvragen en -mutaties afgehandeld binnen wettelijke termijn Emissiehandel
Het gaat hier om het percentage vergunningsaanvragen en -mutaties dat binnen de wettelijke termijn van 4 maanden is afgehandeld.
Voortgang toezichtsprogramma Emissiehandel
Dit betreft de voortgang van het gepland toezicht, dat bestaat uit inspecties en bureautoezicht.
Opleveringsdatum Rapportage Energie voor vervoer in Nederland jaar t-1
De NEa is wettelijk verplicht om jaarlijks de Rapportage Hernieuwbare Energie voor Vervoer in Nederland te publiceren. Deze rapportage bevat informatie over de totale hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie in het kader van Energie voor Vervoer in een kalenderjaar.
Voortgang toezichtsprogramma Energie voor Vervoerzalm
Dit betreft de voortgang van het gepland toezicht, dat bestaat uit inspecties en bureautoezicht.
6. Bijlagen
Bijlage 1: ZBO's en RWT's
Tabel 31 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) (bedragen x € 1.000)
Naam organisatie
RWT/ZBO
Begrotingsartikel
Begrotingsramingen
Uitgevoerde evaluatie ZBO onder Kaderwet
Volgende evaluatie ZBO
Nederlandse Emissieautoriteit
ZBO
31
1
Kamerstuk 25 268, nr. 214
2028
Stichting COVA
RWT
31
111.000
Kamerstuk 32 849, nr, 131
nvt
X Noot
1
NEa bekostigt het bestuur uit de omzet EZK en de omzet IenW.
Tabel 32 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder andere ministeries) (bedragen x € 1.000)
Naam organisatie
Ministerie
RWT/ZBO
Begrotingsartikel
Begrotingsramingen
TNO
EZ
ZBO
31
56.155
Bijlage 2: Specifieke uitkeringen Ministerie van KGG
Als het Rijk bijdragen onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten verstrekt, is op basis van artikel 15a lid 1 Financiële-verhoudingswet sprake van een specifieke uitkering. In deze bijlage is voor het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (begrotingshoofdstuk XXIII) aangegeven welke specifieke uitkeringen uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. De voornemens worden aangeduid met een «V» onder het kopje SiSa nummer (Single information Single audit). Indien nodig wordt er onder de tabel een toelichting gegeven.
Tabel 33 Overzicht specifieke uitkeringen (SPUKS) (bedragen x € 1 mln)
SiSa nr.
Onderdeel
Toelichting
2025
2026
2027
2028
2029
2030
F1
Naam
Aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding
0,75
Korte duiding
Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV_x0002_en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop.
Juridische grondslag
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 8 december 2016, Stcrt. 2016, 68302, houdende regels over het verstrekken van een specifieke uitkering aan gemeenten voor aankoop van woningen onder een hoogspanningsverbinding (Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding)
Maatschappelijke effecten
Het kabinet heeft in 2016 erkend dat er een maatschappelijke wens is ontstaan om woningeigenaren in staat te stellen in situaties waar hoogspanningsverbindingen en woningen zich dichtbij elkaar bevinden, te ontlasten. Hierdoor zullen woningeigenaren die dat wensen in staat worden gesteld om tegen een redelijke vergoeding hun woning door de overheid te laten kopen en zal het aantal woningen dat loodrecht onder hoogspanningslijnen ligt aanzienlijk afnemen.
Ontvangende partijen
Gemeenten
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F21
Naam
Regeling toezicht handhaving energiebesparingsplicht
9,35
9,09
14,28
14,29
14,32
14,42
Korte duiding
Deze regeling heeft tot doel om meerjarig additioneel toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht te realiseren
Juridische grondslag
Artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies
Maatschappelijke effecten
Door extra inzet op toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht en gekoppelde informatie- en onderzoeksplicht zullen meer bedrijven en instellingen de verplichte energiebesparende treffen
Ontvangende partijen
Omgevingsdiensten
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F7
Naam
Sanering Windpark Zeewolde
0
0
0
0
0
Korte duiding
Bijdrage aan sanering van oude windmolens, zodat deze vervangen kunnen worden door grotere en nieuwere windmolens.
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid. Regeling specifieke uitkering provincie Flevoland sanering windpark Zeewold
Maatschappelijke effecten
In de gemeente Zeewolde is een gebied aangewezen waarin nieuwe grotere windturbines mogen worden gerealiseerd, het windpark Zeewolde. In dit gebied gaan 91 windturbines 221 bestaande windturbines, die gesaneerd moeten worden, vervangen. Door de Rijksbijdrage aan deze sanering kunnen de oude windmolens vervangen worden door een veel kleikner aantal nieuwere, grotere en efficiëntere windmolens.
Ontvangende partijen
Provincie Flevoland
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F28
Naam
Regeling Uitvoeringskosten Klimaat medeoverheden (CDOKE)
767,271
Korte duiding
Deze regeling heeft tot doel om gedurende de uitkeringsperiode de capaciteit (bemensing) te vergroten bij decentrale overheden voor de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid in de volgende sectoren:a. gebouwde omgeving;b. elektriciteit;c. mobiliteit;d. industrie; ofe. overig klimaat- en energiebeleid.
Juridische grondslag
artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;
Maatschappelijke effecten
De middelen mogen worden gebruikt om de uitvoeringskracht van gemeenten en provincies te vergroten zodat zij zijn toegerust om hun klimaat- en energiebeleid uit te voeren. Gemeenten en provincies kunnen hun ambtelijke capaciteit vergroten, zodat expertise en ervaring in de organisatie wordt opgebouwd. Gemeenten en provincies kunnen er, indien het niet lukt interne capaciteit in te huren, ook voor kiezen externe capaciteit in te zetten. Daarnaast kunnen gemeenten en provincies een deel (maximaal 10%) van de beschikbare uitvoeringsmiddelen gebruiken voor overige kosten.
Ontvangende partijen
Gemeenten en provincies
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F29
Naam
Waterstofwijk-pilot Hoogeveen
0
0
0
0
0
Korte duiding
Compensatie voor eindverbruikers in waterstofwijk-pilot Hoogeveen, bedoeld voor 100 nieuwbouwwoningen in de wijk Nijstad-Oost en 6 bestaande woningen in de wijk Erflanden.
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, onderdelen a (energie en duurzaamheid) en h (klimaat), van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 17, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.
Maatschappelijke effecten
Het behalen van het doel klimaatneutraal in 2050 vergt een extra inspanning op alle sectoren om ze versneld te kunnen verduurzamen. Eén van de grote opgaven is de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Om dewarmtetransitie in de gebouwde omgeving mogelijk te maken is het belangrijk dat diverse warmtebronnen beschikbaar zijn. Waterstof zou hieraan een bijdrage kunnen leveren. Groene waterstof is op dit moment nog te kostbaar en te beperkt beschikbaar voor inzet in de gebouwde omgeving. Met deze SPUK wordt een waterstofnetwerk in de wijk Nijstad-Oost.
Ontvangende partijen
Gemeente Hoogeveen
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F45
Naam
Pilot MIEK Moerdijk 2023-2024
0,00
0,00
0,00
0
Korte duiding
Doel is verschillende grote nationale energieprojecten die samenkomen in de regio Moerdijk versnellen en vertraging voorkomen door creëren van inzicht en overzicht van de integrale opgaven en projecten en door kennisopbouw en kennisdeling.
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, onderdelen a (energie en duurzaamheid) en h (klimaat), van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 17, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.
Maatschappelijke effecten
Versnelde realisatie van verschillende grote nationale energieprojecten in de regio Moerdijk die randvoorwaardelijk zijn voor verduurzaming van elektriciteitsopwekking, industrie, mobiliteit en woningbouw.
Ontvangende partijen
Gemeente Moerdijk
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F41
Naam
Uitvoering afspraken kerncentrale Borssele
Korte duiding
Vergoeding voor extra personele capaciteit bij de gemeente Borsele die nodig is voor de uitvoering en voorbereiding van de ambities van het kabinet op het gebied van kernenergie.
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, onderdelen a (energie en duurzaamheid) en h (klimaat), van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 17, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.
Maatschappelijke effecten
Deze SPUK draagt bij aan de realisatie van nieuwe kerncentrales in Nederland.
Ontvangende partijen
Gemeente Borssele
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
F41
Naam
Uitvoering afspraken kerncentrale Borssele
Korte duiding
Vergoeding voor extra personele capaciteit bij de provincie Zeeland die nodig is voor de uitvoering en voorbereiding van de ambities van het kabinet op het gebied van kernenergie.
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, onderdelen a (energie en duurzaamheid) en h (klimaat), van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 17, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.
Maatschappelijke effecten
Deze SPUK draagt bij aan de realisatie van nieuwe kerncentrales in Nederland.
Ontvangende partijen
Provincie Zeeland
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
V
Naam
Bijdrage gebiedsinvestering net op zee regio Borssele
18,77
14,07
Korte duiding
Om een verantwoorde inpassing van het net op zee mogelijk te maken is € 210 mln gesteld in een eerste tranche voor gebiedsinvesteringen in de vijf aanlandlocaties voor de huidige routekaart wind op zee (Noord-Nederland / Eemshaven, Borsele, Maasvlakte, Noordzeekanaalgebied en Moerdijk/Geertruidenberg).
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet
Maatschappelijke effecten
Verbetering en herstel leefklimaat in de regio ten gevolge van de aanlandingen van netten op zee
Ontvangende partijen
Provincie Zeeland
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
V
Naam
Bijdrage gebiedsinvestering net op zee regio Eemshaven
19,97
14,26
Korte duiding
Om een verantwoorde inpassing van het net op zee mogelijk te maken is € 210 mln gesteld in een eerste tranche voor gebiedsinvesteringen in de vijf aanlandlocaties voor de huidige routekaart wind op zee (Noord-Nederland / Eemshaven, Borsele, Maasvlakte, Noordzeekanaalgebied en Moerdijk/Geertruidenberg).
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet
Maatschappelijke effecten
Verbetering en herstel leefklimaat in de regio ten gevolge van de aanlandingen van netten op zee
Ontvangende partijen
Provincie Groningen
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
V
Naam
Bijdrage gebiedsinvestering net op zee regio Noordzeekanaalgebied
16,80
12,70
Korte duiding
Om een verantwoorde inpassing van het net op zee mogelijk te maken is € 210 mln gesteld in een eerste tranche voor gebiedsinvesteringen in de vijf aanlandlocaties voor de huidige routekaart wind op zee (Noord-Nederland / Eemshaven, Borsele, Maasvlakte, Noordzeekanaalgebied en Moerdijk/Geertruidenberg).
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet
Maatschappelijke effecten
Verbetering en herstel leefklimaat in de regio ten gevolge van de aanlandingen van netten op zee
Ontvangende partijen
Provincie Noord Holland
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
V
Naam
Bijdrage gebiedsinvestering net op zee regio Moerdijk/Geertruidenberg
32,16
13,19
Korte duiding
Om een verantwoorde inpassing van het net op zee mogelijk te maken is € 210 mln gesteld in een eerste tranche voor gebiedsinvesteringen in de vijf aanlandlocaties voor de huidige routekaart wind op zee (Noord-Nederland / Eemshaven, Borsele, Maasvlakte, Noordzeekanaalgebied en Moerdijk/Geertruidenberg).
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet
Maatschappelijke effecten
Verbetering en herstel leefklimaat in de regio ten gevolge van de aanlandingen van netten op zee
Ontvangende partijen
Provincie Noord-Brabant
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
V
Naam
Bijdrage gebiedsinvestering net op zee regio Maasvlakte
4,61
Korte duiding
Om een verantwoorde inpassing van het net op zee mogelijk te maken is € 210 mln gesteld in een eerste tranche voor gebiedsinvesteringen in de vijf aanlandlocaties voor de huidige routekaart wind op zee (Noord-Nederland / Eemshaven, Borsele, Maasvlakte, Noordzeekanaalgebied en Moerdijk/Geertruidenberg).
Juridische grondslag
Artikel 2, eerste lid, en artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet
Maatschappelijke effecten
Verbetering en herstel leefklimaat in de regio ten gevolge van de aanlandingen van netten op zee
Ontvangende partijen
Gemeente Rotterdam
Artikel
Beleidsartikel 31: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Totaal
869,68
63,31
14,28
14,29
14,32
14,42
X Noot
1
de huidige SPUK loopt t/m eind 2025. Vanaf 2026 zal het budget dat hiervoor is gereserveerd middels een DU beschikbaar worden gesteld.
Bijlage 3: Subsidieoverzicht
In deze bijlage zijn de subsidies van KGG opgenomen. De subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht wordt hierin gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):
"De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".
Per beleidsartikel zijn de subsidie(-regelingen) opgenomen. Het subsidieoverzicht sluit zoveel mogelijk aan op de Verantwoord Begroten-categorie «subsidies» in de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen uit de begroting.
In lijn met Verantwoord Begroten zijn de bijdragen aan ZBO’s en RWT’s niet vermeld als subsidies. De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn terug te vinden in de bijlage «ZBO’s en RWT’s».
Voor een aantal subsidies is (nog) geen volgende evaluatie gepland. In veel gevallen gaat het om nieuwe subsidies die nog worden vormgegeven of subsidies die al enige tijd geleden zijn gestopt, waardoor alleen nog sprake is van uitfinanciering.
De einddatum geeft het moment aan dat de laatste verlening plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Voor een aantal subsidies, waarbij sprake is van een structurele subsidierelatie met een jaarlijkse verlening, is als einddatum ‘Jaarlijks’ opgenomen. Als periodiek besluitvorming plaatsvindt over de verlening, bijvoorbeeld over een volgende programmaperiode, is dit aangeduid als ‘Periodiek’.
De vermelde subsidies in de subsidiebijlage zijn overgeheveld van de EZ-begroting. De bedragen in de kolom 2024 staan vermeld in de budgettaire tabellen van de EZ-begroting. De bedragen vanaf 2025 zijn opgenomen in de budgettaire tabel van artikel 31.
Tabel 34 Subsidies (bedragen x € 1.000)
Art.
Naam Subsidie (regeling)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Laatste evaluatie
Volgende evaluatie (jaartal)
Einddatum Subsidie- (regeling) (jaartal)
Artikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
31
Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)
54.385
74.798
74.901
73.492
64.269
56.702
29.106
2023
2028
2025
31
Hernieuwbare Energietransitie (HER+)
30.617
23.795
2023
2028
2023
31
Energie-efficiëntie
759
2023
2024
31
Green Deals
6
448
2021
1
2023
31
Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+)
41.352
93.664
224.207
258.407
239.258
234.056
327.618
2023
2028
2027
31
Regeling Duurzame Scheepsbouw
1.228
2.311
1.933
429
2024
2024
31
Projecten Klimaat en Energieakkoord
1.940
3.482
9.436
5.787
5.462
5.477
4.773
2016
2
Geen
31
Stimulering Duurzame Energie (SDE)3
217.850
603.664
340.000
366.000
373.000
384.000
335.543
2016
4
2010
31
Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+)5
612.579
2.083.271
343.017
428.115
600.627
991.752
1.001.944
2022
2020
31
Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++)5
35.414
585.621
968.974
974.592
1.238.512
1.314.715
1.474.395
2023
2029
Geen
31
Flankerend beleid WOZ
6
99.778
102.025
77.132
63.562
89.145
Geen
31
Structurele kosten WOZ
7.363
7.363
53.930
67.870
13.033
Geen
31
Flankerend beleid SDE+
59.229
60.445
48.460
9.491
9.244
Geen
31
Subsidiering TenneT Net op Zee
181.000
181.000
181.000
181.000
181.000
Geen
31
Aardwarmte (SCAN-programma)
37.500
12.611
12.828
Geen
2025
2024
31
ISDE-regeling
460.485
560.396
508.510
499.784
473.119
419.593
346.826
2025
2030
Geen
31
Carbon Capture Storage (CCS)/ERA-NET energieprojecten
2.242
2.620
4.084
4.192
4.196
4.202
4.212
Geen
2028
Geen
31
Programma Hoge Flux Reactor
5.440
6.985
6.899
6.888
3.887
4.670
4.681
Geen
Periodiek
31
Caribisch Nederland
15.099
17.154
8.342
5.020
4.095
4.105
4.120
Geen
Jaarlijks
31
Overige subsidies
12.492
13.955
23.236
9.983
1.533
1.534
1.535
Geen
Jaarlijks
31
Vergassing expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidstudies Klimaatfonds
526
8.676
8.100
Geen
7
2027
31
RVO Expertisecentrum Warmte
6
2021
2024
31
Bijdrage saneringsfonds Windpark Flevoland
1.706
Geen
8
Jaarlijks
31
EBN versnellen onderzoek CCS Klimaatfonds
10.041
12.547
12.547
Geen
2027
2026
31
Verbetering toezicht F-gassen (Klimaatfonds)
1.050
1.000
650
650
650
geen
geen
geen
31
VIVET
739
880
895
883
883
884
885
Geen
Geen
31
Randvoorwaarden technische arbeidsmarkt Klimaatfonds
2
68
Geen
2026
31
Opschalingsinstrument Waterstof
46.321
81.620
468.712
283.247
334.106
296.046
582.633
Geen
2025
2026
31
Maatregelen voor CO2-reductie
614
Geen
2024
31
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
1.871
7.058
4.719
5.247
19.280
15.592
18.124
2018
2025
2026
31
Subsidie ondersteuning verduurzaming MKB
1
2024
2026
2023
31
IPCEI waterstof
0
55.401
243.957
342.139
450.720
95.218
3.090
Geen
2025/2026
2026
31
Vulmaatregelen gasopslag
112.999
74.060
151.500
554.500
36.500
36.500
36.500
2024
2025
31
MIEK/Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI)
838
4.671
4.634
4.297
4.302
4.311
4.324
Geen
2028
2025
31
Schadeafhandeling mijnbouw Limburg
141
4.262
26.614
27.823
5.504
5.954
2.954
Geen
2026
Geen
31
Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)
3.116
11.033
57.602
86.109
114.863
151.469
952.104
Geen
2030
31
NGF-project NieuweWarmteNu!
17.470
14.059
42.130
42.533
29.244
13.242
30.545
Geen
2028
2024
31
Tegemoetkoming energieprijzen 2022
1.092
Geen
2025
2022
31
Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023
206.408
63.701
10.000
Geen
2026
2023
31
Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten
31.836
13.928
Geen
2025
31
Tegemoetkoming blokaansluitingen
229.666
2.000
1.500
Geen
2026
2028
31
Investeringen waterstofbackbone
34.503
52.461
117.461
154.961
276.361
70.000
Geen
2032
20239
31
NGF - project Circulaire zonnepanelen
15.614
22.193
21.429
18.413
15.171
9.000
27.328
Geen
2032
2025
31
Geothermie (Klimaatfonds)
1.946
84.499
29.580
25.729
51
Geen
2025
2028
31
Kwaliteitsbudget energieprojecten
93
Geen
2024
31
Subsidieregeling flexibiliteit
29.630
31.966
1.582
Geen
2027
2026
31
Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie (SE)
29
258
5.230
5.287
3.978
Geen
2023
31
Subsidie project Djewels
15.146
16.478
26.522
5.000
6.000
Geen
2024
31
Opslag waterstof
38.689
Geen
31
Correctieregeling duurzame warmte
20.348
Geen
2024
31
Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten
2.688
5.379
24.801
24.186
24.216
24.275
24.377
Geen
31
Realisatie Zon op Zee
1.992
7.073
9.024
7.864
17
Geen
2026
2030
31
Verduurzaming industrie
65.401
69.475
281.491
111.152
92.805
94.987
77.629
2023
2028
Jaarlijks
31
Urgendamaatregelen industrie
3.818
2023
2028
Jaarlijks
31
Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)
29
890
Geen
2026
2025
31
NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie
54.469
156.042
123.703
165.000
55.000
30.000
20.000
Geen
2031
2026
31
Indirecte kosten compensatie ETS
147.311
167.400
126.662
199.088
150.000
2023
2027
2028
31
Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds
29.306
79.067
183.608
149.903
88.260
61.883
32.097
2024
2029
2024
31
NGF - project Circulaire Plastics
28.083
18.054
21.213
27.717
19.331
41.387
Geen
2031
2025
31
NGF - project Biobased Circular
2.572
23.191
49.900
10.000
7.500
6.000
1.500
Geen
2033
2026
31
Stikstof aanpak piekbelasters
4.600
15.348
29.660
26.317
5.860
5.140
Geen
31
Stimuleringsprogramma koolstofverwijdering klimaatfonds
150
3.500
5.200
8.500
9.400
8.250
Geen
31
Social Climate Fund
4.500
4.500
Geen
31
Projecten duurzame warmte/WarmtelinQ
3.022
16.400
58.525
100.000
39.000
Geen
2027
Geen
31
Exploitatiesubsidie Warmtelinq
40.000
19.000
17.000
16.000
Geen
31
Subsidie Invest NL
15.000
Geen
Totaal
2.605.771
5.094.544
5.083.412
5.374.852
5.268.574
4.769.201
5.664.630
X Noot
1
Bijdrage eindigt per 2025 als onderdeel van de subsidietaakstelling van kabinet Schoof.
X Noot
2
Betreffen diverse incidentele subsidies aan organisaties.
X Noot
3
X Noot
4
Zie SDE++. De regeling is opgevolgd door SDE++.
X Noot
5
X Noot
6
De uitgaven tot 2026 worden verantwoord onder de subsidie SDE+.
X Noot
7
Betreft nieuw beleid. Datum volgende evaluatie is nog niet vastgesteld.
X Noot
8
Dit betreft een jaarlijkse SPUK.
X Noot
9
Betreft nieuw beleid. Einddatum subsidie is nog niet vastgesteld.
Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda
Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 (RPE 2022) is het overzicht met een planning van beleidsdoorlichtingen omgevormd tot een Strategische Evaluatie Agenda (SEA). In de afgelopen jaren is dat proces bij KGG (voorheen EZK) tot stand gebracht. De overgang naar een SEA is nader toegelicht in de beleidsagenda, onderdeel ‘Strategische Evaluatieagenda’.
In deze ‘Bijlage Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda’ worden de beleidsthema’s in de SEA toegelicht en nader uitgewerkt met onderliggende instrumentevaluaties. Aanvullend volgt een overzicht met overige evaluaties die niet direct onder een beleidsthema zijn te plaatsen.
Strategische Evaluatie Agenda (SEA)
De SEA is gericht op onderstaande beleidsthema’s die het merendeel van de KGG-begroting afdekken. Deels gaat het om het opzetten van monitors en deels om het verkrijgen van inzicht in effecten van belangrijke beleidsmaatregelen. In deze evaluatiebijlage wordt toegelicht welke onderliggende evaluatieplanning hiermee samenhangt. Ook afgeronde evaluaties die input vormen voor de Periodieke Rapportage worden vermeld. Indien in de kolom «toelichting onderzoek» geen toelichting wordt vermeld, gaat het om reguliere periodieke evaluaties. In de kolom «vindplaats» staan links naar afgeronde onderzoeken, Kamerbrieven of relevante monitors die input vormen voor vervolgonderzoek en voor de «Periodieke Rapportage» (syntheseonderzoek) van het beleidsthema.
Overal waar artikel 2 of 4 genoemd wordt, wordt bedoeld artikel 2 of 4 van de voormalige EZK-begroting.
Tabel 35 SEA-uitwerking: Energietransitie en Industrie
Thema/instrumentevaluatie
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting onderzoek
Begrotings-artikel
Vindplaats
Energietransitie en industrie
Periodieke rapportage
2029
Te starten
Het ministerie van Klimaat en Groene Groei zet zich met zijn partners in voor de brede energietransitie naar een weerbaar energiesysteem en innovatief en duurzaam Nederland. De inzet is daarmee onder andere gericht op het verduurzamen van de industrie, energiezekerheid, betaalbaarheid, leveringszekerheid, het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en het op orde brengen van de randvoorwaarden.Binnen KGG wordt datagedreven gewerkt. Medewerkers moeten daarvoor beschikken over data- en analyse instrumenten die ook gebruikt kunnen worden bij het uitvoeren van evaluaties. Jaarlijks wordt via de Klimaat- en Energienota gerapporteerd over de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van het klimaat- en energiebeleid. Uiteindelijk leidt dit tot aanpassingen van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat iedere twee en half jaar een update krijgt en iedere vijf jaar wordt herzien. Met deze werkwijze wordt aangesloten op de Strategische Evaluatie Agenda. De periodieke evaluatie richt zich daarom op de brede energietransitie als geheel, waarin nog verder richting wordt aangebracht.Binnen het thema Energietransitie en industrie wordt overkoepelend geëvalueerd. Deze evaluaties helpen bij het beoordelen van de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid. Ook wordt gekeken naar de rolverdeling tussen markt en overheid. Deze evaluaties vormen de basis voor het uitwerken van toekomstig beleid rondom de energietransitie, energieprijzen, energie-infrastructuur, industrie en klimaat. Zo kan er blijvend worden ingezet op een duurzaam en welvarend Nederland. Onder deze periodieke rapportage vallen verschillende evaluaties. Voorbeelden van evaluaties die onder dit overkoepelende thema vallen en de komende jaren op de agenda staan zijn: Energiebelasting, Energie Investeringsaftrek, Ondersteuning Cluster 6, SDE++, IPCEI Waterstof, Klimaatfonds, Nationaal Plan Energiesysteem en Maatwerkaanpak.Ook zal gekeken worden naar uitkomsten van evaluaties van de departementen op het gebied van klimaat en energiebeleid bij EZ, VRO, LVVN en IenW. Reeds geplande relevante evaluaties in sectoren Gebouwde Omgeving, Landbouw & Landgebruik en Mobiliteit zijn weergegeven op de SEA’s/evaluatieplanningen van respectievelijk VRO, LVVN en IenW. De relevante monitors/evaluaties op de begroting van KGG voor de sectoren Elektriciteit en Industrie worden hieronder weergegeven.Daarnaast zullen de lessen uit het vorige Periodiek Evaluatieonderzoek meegenomen worden. Conform de lessen uit het synthese-onderzoek (CE Delft, 2024) zal vanaf 2025 in evaluaties meer aandacht zijn voor normerende instrumenten en bezien worden hoe naast doelmatigheid en doeltreffendheid ook geëvalueerd kan worden op rechtvaardigheid zoals gedefinieerd in het Klimaatplan. Er wordt een onderzoek uitgezet over hoe te evalueren op rechtvaardigheid bij klimaat- en energiebeleid. Doel is dat hier een handreiking uit volgt die gebruikt kan worden bij toekomstige evaluaties.
31
Instrumentevaluaties sector Energie en Industrie:
Dashboard Klimaatbeleid
ex-durante
2020 e.v.
Lopend
Eind 2021 werd het «Dashboard Klimaatbeleid» gelanceerd. Het dashboard biedt jaarlijks een objectief inzicht in de voortgang van het beleid in het Klimaatplan (dat voor een belangrijk deel is bepaald door het Klimaatakkoord). Een samenvatting van de resultaten uit het «Dashboard Klimaatbeleid» is opgenomen in de Klimaatnota 2023 (Kamerstuknummer 32 813, nr. 1307) en zal ook de basis vormen van de Klimaatnota 2024.
2 en 4
Kamerstuk 32 813, nr. 1307
(publicatie: Dashboard Klimaatbeleid)
Evaluatie Nationaal Plan Energiesysteem (NPE)
Ex-durante
2028
Te starten
In december 2023 is het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) gepubliceerd. Hierin staat dat het NPE wordt opgenomen in de nationaal klimaat- en energiecyclus en dus elke vijf jaar wordt geëvalueerd en herijkt. De (opbouw van de) monitor energiesysteem en de specifieke energie-gerelateerde instrumentenevaluaties vormen de basis voor de evaluatie, die zich zal richten op de werking van het NPE als beleidsinstrument. De evaluatie is daarmee een aanvulling op de monitor, de specifieke instrumentevaluaties en de meer ex ante ingerichte analyses zoals de KEV van PBL en het IBO bekostiging elektriciteitsinfrastructuur. Deze evaluatie zal plaatsvinden voorafgaand aan de herijking van het NPE in 2028.
31
IBO Bekostiging elektriciteitsinfrastructuur
Ex ante
2025
Afgerond
Interdepartementaal beleidsonderzoek over de omvang van de investeringen in de elektriciteitsinfrastructuur tot en met 2040 en de bekostiging en financiering ervan, vanuit het perspectief van Nederland en Europa.
31
Kamerstuk 29 023, nr. 553
Fiscale regelingen Energiebelasting
ex-post
2027
Te starten
In samenwerking met FIN; FIN heeft het voortouw.
31
Monitor RES 1.0 (Regionale Energie Strategie)
ex-durante /ex-post
2021 / 2023/ 2024
Afgerond
PBL monitort de voortgang van de RES’en. In de Monitor wordt gereflecteerd op de stand van zaken rond de RES. PBL analyseert of met de voorstellen van de 30 energieregio’s het doel van 35 terawattuur (TWh) nog steeds binnen bereik is, en kijkt daarbij naar de ontwikkelingen rond de thema’s ruimtelijke inpassing, maatschappelijk draagvlak en capaciteit van het elektriciteitsnetwerk.
4
Kamerstuk 32 813, nr. 1342
Evaluatie Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NPRES)
ex-post
2024
Afgerond
4
Kamerstuk 31 239, nr. 404
Evaluatie Prijsplafond (CEK23)
ex-post
2026
Te starten
31
Evaluatie Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB)
ex-post
2026
Te starten
31
Evaluatie TSE-Mooi/DEI+/HER/TSE-Industrie Studies/TSE CCUS
ex-post
2028
Te starten
31
Evaluatie Energie Investeringsaftrek (EIA)
ex-post
2028
Te starten
De volgende evaluatie is beoogd in 2028. Gelet op de horizonbepaling t/m 31 december 2028 dient de evaluatie in het voorjaar 2028 opgeleverd te worden. EIA valt onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van FIN en KGG.
31
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
ex-post
2025
Lopend
31
Evaluatie SDE++
ex-post
2024
Afgerond
De evaluatie richt zich op de eerste drie jaren waarin de SDE++ is verbreed naar het kosteneffectief verminderen van CO2-uitstoot (2020-2022). In de evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid, doelmatigheid en consistentie van de regeling.
4
Kamerstuk 31 239, nr. 387
Evaluatie SDE++
ex-post
2029
Te starten
31
Evaluatie Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht
ex-post
2024
Afgerond
4
Kamerstuk 30196, nr. 832
Tussenevaluatie specifieke uitkering toezicht en handhaving energiebesparingsplicht
overig
2024
Afgerond
4
Kamerstuk 30196, nr. 832
Evaluatie subsidieregeling verduurzaming MKB
ex-post
2024
Afgerond
4
Kamerstuk 30196, nr. 832
Evaluatie nadeelcompensatie productiebeperking kolencentrales
ex-post
2024
Afgerond
4
Kamerstuk 35 668, nr. 54
Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE)
ex-post
2025
Afgerond
Dit betreft een reguliere vijfjaarlijkse ex-post evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de ISDE regeling.
31
Kamerstuk 31 239, nr. 425
Evaluatie Regeling Indirecte kostencompensatie ETS (IKC-ETS)
ex-post
2028
Te starten
31
Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI)
ex-post
2029
Te starten
31
Speelveldtoets impact klimaatbeleid industrie
ex-ante
2025
Lopend
Dit vindt jaarlijks plaats.
31
Speelveldtoets impact klimaatbeleid industrie
ex-ante
2026
Te starten
31
Evaluatie Subsidie Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI)
ex-post
2025
Afgerond
2
Kamerstuk 31 239, nr. 422
Evaluatie Subsidie Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI)
ex-post
2029
Te starten
31
Evaluatie minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking
ex-post
2025
Lopend
In samenwerking met FIN; KGG heeft het voortouw. Binnen 3 jaar na inwerkingtreding is er een evaluatie van de wet (maart 2022 inwerking getreden); dit is wettelijk vastgelegd. Voor het belastingplan 2024 is er een tussenevaluatie die alleen naar het prijspad van de wet kijkt (zie Kamerstuk 35 216, H).
31
Evaluatie nationale CO2-heffing industrie
ex-post
2025
Lopend
In samenwerking met FIN; KGG heeft het voortouw.
31
Onderzoek naar impact beleidsopties waterstof-instrumentarium op ontwikkeling van de waterstofmarkt
ex-ante
2023
Afgerond
Het doel van het onderzoek is het kwalitatief en kwantitatief onderzoeken van een aantal beleidsmixen bestaande uit productiesubsidie, een afnameverplichting en vraagsubsidies (allemaal voor hernieuwbare waterstof) met betrekking tot het waterstofinstrumentarium op 1) de ontwikkeling van vraag en aanbod van waterstof in 2030 en 2035, 2) de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie, 3) potentiële verdringing van andere verduurzamingsopties voor bedrijven.
4
Kamerstuk 32 813, nr. 1314
IPCEI waterstof
ex-post
2025/2026
Te starten
De evaluatie start uiterlijk 2025 (Kamerstuk 32 813, nr. 972).
31
Evaluatie Subsidieregeling Opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse (OWE)
ex-durante
2025
Lopend
Als voorwaarde voor toekenning van de Klimaatfondsmiddelen uit het MJP 2025 moet KGG de leereffecten uit de eerste twee OWE-tenders meenemen. Evaluatie loopt van najaar '24 tot voorjaar '25.
31
WarmtelinQ
ex-post
2027
Te starten
De realisatie van WarmtelinQ is nog niet volledig voltooid. De planning is dat de route tot Den Haag eind 2025 klaar is en rond 2028 de regio Leiden ontsloten wordt. Formeel loopt de beschikking voor de investeringssubsidie tot 2027. Door een financiele tegenvaller worden de subsidies in 2025 opnieuw vormgegeven, de bestaande reservering wordt hiervoor gebruikt en naar verwachting opgehoogd met een extra bijdrage vanuit het Rijk. Dit besluit wordt in de augustusbesluitvorming 2025 genomen.
31
Garantieregeling Geothermie
ex-post
2025
Lopend
31
Evaluatie Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM)
ex-post
2027
Te starten
31
Evaluatie Sociale Effecten Mijnbouw (SEM)
ex-post
2028/2029
Te starten
31
Evaluatie Commissie Mijnbouwschade
ex-post
2025
Afgerond
Betreft evaluatie over de periodes juli 2021-juni 2022 en juli 2022-juni 2023.
31
Kamerstuk 32 849, nr. 267
Evaluatie Commissie Mijnbouwschade
ex-post
2026
Te starten
Betreft evaluatie over de periodes juli 2023-juni 2024 en juli 2024-juni 2025.
31
Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)
Ex-durante / ex-post
2028
Te starten
Eerste PMIEK ronde is gestart op 30 maart 2023. Betreft evalueren van twee cycli van CES/PMIEK en de effecten daarvan op de investeringsplannen van netbeheerders na 5 jaar.
31
Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI)
onderdeel van PR
2029
Te starten
NPVI is een coördinatieorgaan om voortgang en knelpunten te bespreken/weg te nemen. Dit wordt niet apart geëvalueerd (geen specifiek budget), maar loopt mee in de periodieke rapportage Energietransitie en Industrie.
31
Evaluatie Wetenschappelijke Klimaatraad (WKR)
ex-post
2026
Te starten
Volgens het instellingsbesluit wordt de WKR na drie jaar (november 2026) geëvalueerd op de taakvervulling. De WKR zal deze evaluatie zelf in gang zetten en extern laten uitvoeren. Directie Klimaat ziet daarop toe. De WKR heeft toegezegd daarin kostenefficiëntie mee te nemen. Aangezien de WKR tot 2030 uit het Klimaatfonds gefinancierd wordt, zal de evaluatie ook moeten stilstaan bij de bijdrage aan de doelen van het Klimaatfonds.
31
Evaluatie Tijdelijke wet Klimaatfonds
ex-durante
2027
Te starten
In de Tijdelijke wet Klimaatfonds is bepaald dat de Minister binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet een evaluatieverslag uitbrengt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. De wet is in 2024 in werking getreden. Het plan is echter om al in 2026 een integrale evaluatie te laten plaatsvinden die in 2027 wordt afgerond. Op deze manier kunnen de inzichten uit de evaluatie nog worden gebruikt ten behoeve van de fondsbegrotingen van 2028 tot en met 2030. Voor de evaluatie zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de systematiek van evaluatie van het klimaatbeleid en de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Naast doeltreffendheid en de effecten van de Tijdelijke wet Klimaatfonds in de praktijk zal in de integrale evaluatie ook naar overige aspecten van het functioneren van het Klimaatfonds worden gekeken, zoals de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Verder wordt ook bezien hoe (verdelende)rechtvaardigheid zoals gedefinieerd in het Klimaatplan kan worden meegenomen.
Klimaatfonds-begroting
NGF - project Groenvermogen
ex-durante
2027
Te starten
Tussenevaluatie omdat de tijd tussen start en verwachte einddatum van het project langer dan zeven jaar bedraagt.
31
NGF - project Groenvermogen
ex-post
2031
Te starten
Betreft een projectevaluatie als onderdeel van het Nationaal Groeifonds (NGF)
31
NGF - project Circular Plastics
ex-durante
2026
Te starten
Midterm review met ook aandacht voor doeltreffendheid en doelmatigheid.
31
NGF - project Circular Plastics
ex-post
2031
Te starten
Betreft een projectevaluatie als onderdeel van het Nationaal Groeifonds (NGF)
31
NGF - project Biobased Circular
ex-durante
2029
Te starten
Tussenevaluatie omdat de tijd tussen start en verwachte einddatum van het project langer dan zeven jaar bedraagt.
31
NGF - project Biobased Circular
ex-post
2033
Te starten
Betreft een projectevaluatie als onderdeel van het Nationaal Groeifonds (NGF)
31
NGF-project Circulaire geïntegreerde hoogrendementszonnepanelen (SolarNL)
ex-post
2032
Te starten
Betreft een projectevaluatie als onderdeel van het Nationaal Groeifonds (NGF)
31
NGF-project Nieuwe Warmte Nu!
ex-post
2028
Te starten
Betreft een projectevaluatie als onderdeel van het Nationaal Groeifonds (NGF)
31
Tariefbepaling 2035 Jaarverplichting
ex-ante
2029
Te starten
31
Maatwerk aanpak
ex-post
2027
Te starten
31
Flexregeling elektriciteitsinfra
ex-post
2029
Te starten
31
Programma Stimulering Energiehubs
ex-post
2030/2031
Te starten
31
Tabel 36 SEA-uitwerking: Herziening regelgevend kader
Thema/instrumentevaluatie
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting onderzoek
Begrotings-artikel
Vindplaats
Evaluaties van herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)
Periodieke Rapportage
2031
Te starten
Betreft synthese van evaluaties van gewijzigde Elektriciteit- en gaswet en Warmtewet. Dit thema richt zich op de in voorbereiding zijnde nieuwe Energiewet (wetsvoorstel tot vervanging van de Elektriciteit en Gaswet). Deze wet zal naar alle waarschijnlijkheid vijf jaar na inwerkingtreding (begin 2026) geëvalueerd worden. Dit zal waarschijnlijk in 2031 gebeuren. Ook de nieuwe Warmtewet (Wet Collectieve Warmtevoorziening) is nog in voorbereiding en zal naar verwachting half 2026/begin 2027 in werking treden. Deze wet zal net als de Energiewet naar alle waarschijnlijkheid vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd worden.
31
Instrumentevaluatie / monitor:
Evaluatie experimenten die voortkomen uit het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking
overig
2025
Lopend
31
Vulmaatregelen gasopslag
ex-post
2024
Afgerond
Zoals verplicht op grond van de Verordening gasleveringszekerheid wordt het BHG in 2023 op basis van een evaluatie geactualiseerd (Kamerstuk 29 023, nr. 418). De visie gasopslag is op 23 juni 2023 naar de Kamer gegaan (Kamerstuk 29 023, nr. 442). Het BHG is inmiddels geëvalueerd en geüpdate en op 27 maart 2024 naar de Kamer gezonden.
4
Kamerstuk 29 023, nr. 494
Evaluatie Energiewet
ex-post
2029
Te starten
31
Evaluatie Programma Energiehoofdstructuur (PEH)
ex-durante
2026
Te starten
31
Evaluatie Wet collectieve warmtevoorziening
ex-post
2031
Te starten
Als de wet 2026/2027 in werking treedt, zal de evaluatie pas in 2031/32 zijn.
31
Beleidsverkenning energiearmoede en de energietransitie
ex-ante
2025
Lopend
Doel van deze verkenning is het kwalitatief en kwantitatief in kaart brengen van de effecten van beleid op energiearmoede, en inzicht bieden in welk beleid energiearmoede zou kunnen doen afnemen.
31 (NB: raakt ook andere begrotingen en artikelen)
Meerjarenplanning van overige geplande evaluaties/doorlichtingen die niet of deels onder voornoemde thema's vallen:
Tabel 37 SEA-uitwerking: Overige evaluaties/doorlichtingen
Thema/overige evaluaties
Type onderzoek
Afronding
Status
Toelichting onderzoek
Begrotings-artikel
Vindplaats
Doorlichting Agentschap NEa
overig
2028
Te starten
31
Evaluatie EBN
ex-post
2030
Te starten
31
Evaluatie Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)
ex-post
2025/2026
Te starten
31
Bijlage 5: Rijksbreed overzicht klimaatuitgaven
In deze bijlage is in tabel 38 een totaaloverzicht opgenomen van alle uitgaven van alle ministeries ten behoeve van het klimaatbeleid en de verduurzaming van de energievoorziening. Deze tabel bevat alle voorgenomen uitgaven op departementale begrotingen die onder de gestelde definitie van klimaatuitgaven vallen. De definitie, zoals expliciet gedefinieerd in de kabinetsreactie op het rapport ‘Inzicht in uitgaven klimaatbeleid’ van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 32 813, nr. 1235), luidt:
«Klimaatuitgaven zijn alle uitgaven die als hoofddoel hebben om bij te dragen aan het nationale klimaatbeleid gericht op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening. Hierbij kan het gaan om uitgaven gericht op de productie en het gebruik van broeikasgasneutrale energie, op energiebesparing, op directe beperking van uitstoot van broeikasgassen of om vastlegging van broeikasgassen.»
De klimaatuitgaven worden in tabel 56 op dezelfde manier gepresenteerd als in de budgettaire tabel van de begroting van het departement dat de beleidsinhoudelijke verantwoordelijkheid draagt en zijn gegroepeerd op basis van de sectorindeling van het Klimaatplan waaraan de uitgaven het meest direct bijdragen. Sommige uitgaven dragen echter ook bij aan de verduurzaming van andere sectoren. De tabel geeft weer in welke departementale begroting en welk beleidsartikel de uitgaven feitelijk staan. Hier is ook de toelichting van de uitgaven te vinden.
Sommige van deze uitgaven zijn gefinancierd met middelen afkomstig uit het Klimaatfonds. In die gevallen zijn de uitgaven naast de departementale begroting ook in de begroting van het Klimaatfonds te vinden. Dit komt doordat het Klimaatfonds werkt met een overhevelingssystematiek waarbij middelen overgeheveld worden van het Klimaatfonds naar de betreffende departementale begroting. Deze uitgaven worden daarom ook toegelicht in de begroting van het Klimaatfonds en in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds.
In tabel 39 worden de relevante fiscale voordelen vermeld die onder de definitie van klimaatuitgaven vallen, hoewel dit feitelijk gezien geen uitgaven zijn maar gederfde inkomsten.
In tabel 40 wordt een overzicht gegeven van de bijdragen van het Rijk aan de netbeheerders. Deze bijdragen staan op de Rijksbegroting en vallen onder de definitie van klimaatuitgaven, maar zijn van een andere aard dan de rest van de uitgaven in het overzicht klimaatuitgaven. Het betreft financiële transacties zonder effect op het EMU-saldo. In bijlage 16 van de Miljoenennota zijn daarnaast de investeringsprognoses van de netbeheerders opgenomen.
In de tabellen zijn de bedragen voor de relevante departementen geactualiseerd op basis van stand ontwerpbegroting 2026.
Tabel 38 Totaaloverzicht van uitgaven in het kader van klimaatbeleid (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
TOTALE UITGAVEN IN HET KADER VAN KLIMAATBELEID
5.382.928
8.081.598
14.721.616
7.788.680
8.103.221
7.538.122
8.526.638
ELEKTRICITEIT
2.397.288
4.175.091
3.038.761
3.089.451
3.464.839
3.816.964
3.919.273
[KGG, art 31, subsidie] SDE
217.850
603.664
340.000
366.000
373.000
384.000
335.543
[KGG, art 31, subsidie] SDE+ (incl. flankerend beleid en Net op Zee)
612.579
2.083.271
343.017
428.115
600.627
991.752
1.001.944
[KGG, art 31, subsidie] SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht)
35.414
585.621
968.974
974.592
1.238.512
1.314.715
1.474.395
[KGG, art 31, subsidie] Flankerend beleid WOZ
0
0
99.778
102.025
77.132
63.562
89.145
[KGG, art 31, subsidie] Structurele kosten WOZ
0
0
7.363
7.363
53.930
67.870
13.033
[KGG, art 31, subsidie] Flankerend beleid SDE+
0
0
59.229
60.445
48.460
9.491
9.244
[KGG, art 31, subsidie] Subsidiering TenneT Net op Zee
0
0
181.000
181.000
181.000
181.000
181.000
[KGG, art 31, subsidie] Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)
1.871
7.058
4.719
5.247
19.280
15.592
18.124
[KGG, art.31, storting] Storting in begrotingsreserve duurzame energie
852.697
7.359
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] ISDE-regeling
460.485
560.396
508.510
499.784
473.119
419.593
346.826
[KGG, art 31, subsidie] Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)
54.385
74.798
74.901
73.492
64.269
56.702
29.106
[KGG, art 31, subsidie] Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+)
41.352
93.664
224.207
258.407
239.258
234.056
327.618
[KGG, art 31, subsidie] Hernieuwbare Energietransitie (HER+)
30.617
23.795
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] NGF-project Circulaire zonnepanelen
15.614
22.193
21.429
18.413
15.171
9.000
27.328
[KGG, art 31, subsidie] Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten
2.688
5.379
24.801
24.186
24.216
24.275
24.377
[KGG, art 31, subsidie] Realisatie Zon op Zee
0
1.992
7.073
9.024
7.864
17
0
[KGG, art 31, subsidie] Subsidieregeling flexibiliteit
0
29.630
31.966
1.582
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Correctieregeling duurzame warmte
20.348
0
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, opdracht] Projecten Kernenergie
30.955
31.924
98.133
50.435
35.620
29.873
28.802
[KGG, art 31, opdracht] Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER)
7.071
18.045
20.935
14.808
2.453
2.577
0
[KGG, art 31, opdracht] Onderzoek en opdrachten
13.362
26.302
22.726
14.533
10.928
12.889
12.788
INDUSTRIE
280.487
568.870
1.534.763
1.270.967
1.354.604
717.583
741.299
[KGG, art 31, subsidie] Verduurzaming industrie
65.401
69.475
281.491
111.152
92.805
94.987
77.629
[KGG, art 31, subsidie] Urgendamaatregelen Industrie
3.818
0
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)
29
890
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie
54.469
156.042
123.703
165.000
55.000
30.000
20.000
[KGG, art 31, subsidie] NGF - project Circulaire Plastics
28.083
18.054
21.213
27.717
19.331
41.387
0
[KGG, art 31, subsidie] Subsidieondersteuning verduurzaming MKB
1
0
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, opdracht] Energie-efficiency
759
2.225
1.925
1.750
1.324
1.593
1.598
[KGG, art 31, subsidie] Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds
29.306
79.067
183.608
149.903
88.260
61.883
32.097
[KGG, art 31, subsidie] Subsidie project Djewels
0
16.478
26.522
5.000
6.000
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Opslag waterstof
0
0
38.689
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Carbon Capture Storage CCS
2.242
2.620
4.084
4.192
4.196
4.202
4.212
[KGG, art 31, subsidie] MIEK
838
4.671
4.634
4.297
4.302
4.311
4.324
[KGG, art 31, subsidie] Subsideregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)
1.228
2.311
1.933
429
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Opschalingsinstrument waterstof
46.321
81.620
468.712
283.247
334.106
296.046
582.633
[KGG, art 31, subsidie] Investeringen waterstofbackbone
34.503
52.461
117.461
154.961
276.361
70.000
0
[KGG, art 31, subsidie] IPCEI Waterstof
0
55.401
243.957
342.139
450.720
95.218
3.090
[KGG, art 31, subsidie] Invest NL
0
15.000
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, opdracht] Verduurzaming industrie
640
2.676
5.518
4.819
5.824
3.636
1.292
[KGG, art 31, bijdrage mede-overheden] Regeling toezicht energiebesparingsplicht
12.849
9.879
11.313
16.361
16.375
14.320
14.424
GEBOUWDE OMGEVING
1.483.554
1.666.095
1.237.206
1.417.873
1.252.883
1.004.628
1.614.986
[VRO, art 2, subsidie] Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen
7.670
13.800
20.521
45.396
41.091
23.384
2.761
[VRO, art 2, subsidie] Nationaal isolatie Programma
227
0
980
980
980
980
980
[VRO, art 2, subsidie] Energiebeparing Koopsector
22.050
34.808
20.000
31.550
28.500
38.000
38.000
[VRO, art 2, subsidie] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed
310.636
335.788
324.430
439.220
319.521
285.075
160.075
[VRO, art 2, subsidie] Energietransitie en duurzaamheid
26.077
31.475
17.384
17.512
12.848
11.252
10.623
[VRO, art 2, subsidie] Renovatieversneller
24.198
37.940
23.435
7.608
9.442
5.500
0
[VRO, art 2, subsidie] SAH
12.800
62.401
17.100
37.760
30.980
6.360
7.700
[VRO, art 2, subsidie] Warmtefonds
93.000
112.500
159.460
138.300
220.300
139.300
112.300
[VRO, art 2, subsidie] Nationaal Groeifonds
11.925
26.571
14.022
5.460
1.000
0
0
[VRO, art 2, subsidie] Biobased Bouwen
8.958
13.492
11.238
7.406
5.712
0
0
[VRO, art 2, subsidie] Ontzorgen Vereiniging van Eigenaren
1.373
6.258
7.259
5.730
5.303
3.072
3.072
[VRO, art 2, subsidie] Maatschappelijk Vastgoed Fonds
0
49.910
30.000
55.000
30.000
30.000
30.000
[VRO, art 2, subsidie] verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe
0
79.496
78.750
78.250
1.500
1.500
1.500
[VRO, art 2, opdracht] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
3.118
3.018
2.000
2.000
2.000
2.000
2.000
[VRO, art 2, opdracht] Energietransitie en duurzaamheid
4.499
3.790
2.900
1.500
3.700
3.700
3.700
[VRO, art 2, opdracht] verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe
0
652
0
0
0
0
0
[VRO, art 2, bijrage ZBO/RWT) Energietransitie en Duurzaamheid
0
2.804
2.084
2.000
1.000
500
500
[VRO, art 2, bijrage ZBO/RWT) verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe
0
1.254
1.000
750
750
750
750
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Lokale aanpak woningisolatie)
722.922
474.834
0
0
0
0
0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed
60.062
0
0
13.496
9.798
595
10.595
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
11.800
17.500
9.000
9.000
9.000
9.000
9.000
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Soortenmanagement)
58.000
834
281
186
0
0
0
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe
4.500
251.387
144.072
141.472
141.187
138.761
137.378
[VRO, art 2, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Groeifonds
975
498
0
0
0
0
0
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVO (Uitvoering Energieakkoord)
2.084
2.688
11.180
9.919
10.471
9.942
9.942
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Dienst Publiek en Communicatie
2.100
2.303
1.760
1.760
1.760
1.760
1.760
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVO (Energiestransitie en Duurzaamheid)
28.529
30.359
15.185
9.272
8.753
8.653
8.653
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] Verduurzaming Maatschppelijk Vastgoed
2.952
21.849
0
0
0
0
0
[VRO, art 2, bijdrage aan agentschappen] RVB (circulaire rijksinkopen)
2.418
857
1.981
2.479
2.581
2.574
3.071
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed
0
209
87.711
72.711
47.526
43.424
43.068
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] EGO (innovatie)
1.595
3.238
17.414
22.809
16.744
16.184
17.309
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Handhaving Energielabel C
0
0
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
[VRO, art 2, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Uitfaseren slechte labels
1.000
911
1.000
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Warmtenetten investeringssubsidie (WIS)
3.116
11.033
57.602
86.109
114.863
151.469
952.104
[KGG, art 31, subsidie] NGF-project NieuweWarmteNu!
17.470
14.059
42.130
42.533
29.244
13.242
30.545
[KGG, art 31, subsidie] Aardwarmte
37.500
12.611
12.828
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] WarmtelinQ
0
3.022
16.400
98.525
119.000
56.000
16.000
[KGG, art 31, subsidie] Geothermie (Klimaatfonds)
0
1.946
84.499
29.580
25.729
51
0
MOBILITEIT
305.042
291.562
597.779
778.087
776.740
719.722
974.851
[IenW, art 14, opdracht] KF: Laadinfra wegverkeer
233
30
0
10.222
4.214
7.060
31.620
[IenW, art 14, opdracht] KF: Laadinfra bouw
0
0
7.958
88.083
72.023
31.400
27.584
[IenW, art 14, opdracht] Klimaatakkoord
0
2.942
17.761
39.266
45.326
37.736
32.469
[IenW, art 14, opdracht] Programma Vergroening Reisgedrag
1.099
2.172
3.347
7.004
6.187
2.770
37.010
[IenW, art 14, opdracht] Verduurzaming logistiek
12.904
7.444
4.841
4.000
0
10
0
[IenW, art 14, opdracht] KF: Zero-emissie zones
0
250
1.832
2.582
1.664
332
0
[IenW, art 14, subsidie] Elektrisch vervoer
134.941
58.444
29.335
23.228
1.622
0
0
[IenW, art 14, subsidie] Duurzame mobiliteit
23.226
18.091
25.670
20.100
21.500
18.010
0
[IenW, art 14, subsidie] KF: Laadinfra wegvervoer
8.867
32.832
78.060
97.537
75.987
40.120
27.120
[IenW, art 14, subsidie] KF: Laadinfra bouw
1.360
6.200
7.500
14.000
17.500
0
0
[IenW, art 14, subsidie] KF: SWIM
0
14.486
7.000
25.000
30.000
40.000
62.000
[IenW, art 14, subsidie] Laad en AanZET
50.136
66.713
42.406
0
0
0
0
[IenW, art 14, subsidie] Vergroenen Reisgedrag
0
1.450
4.250
8.750
8.750
6.000
5.563
[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] Duurzame mobiliteit
37.928
25.050
13.940
13.400
11.290
0
0
[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] KF: Laadinfra
13.183
10.000
29.000
0
0
0
0
[IenW, art 15, subsidie] Zero-Emissie Trucks (aanZET)
0
0
156.000
189.000
195.000
230.000
317.000
[IenW, art 15, subsidie] Private Laadinfrastructuur bij bedrijven
0
0
66.000
94.000
99.000
114.000
172.946
[IenW, art 15, subsidie] Waterstof in Mobiliteit (SWiM)
0
0
10.000
10.000
10.000
10.000
6.000
[IenW, art 15, subsidie] Electric Road System (ERS)
0
0
11.000
26.000
26.000
26.000
26.000
[IenW, art 15, subsidie] Logistieke efficiëntie
0
0
10.000
10.000
10.000
10.000
20.000
[IenW, art 17, opdracht] KF: Luchtvaartverkeer energie
105
767
539
100
100
100
100
[IenW, art 17, opdracht] KF: Alcohol-to-jet en Duurzame Luchtvaartbrandstoffen
0
0
200
100
100
100
0
[IenW, art 17, subsidie] Klimaatbeleid
19
0
28
28
0
0
0
[IenW, art 17, subsidie] KF: Alcohol-to-jet
0
0
3.000
13.500
23.591
22.569
23.250
[IenW, art 17, subsidie] KF: Duurzame luchtvaartbrandstoffen
0
0
2.500
10.250
15.725
13.787
14.988
[IenW, art 17, subsidie] KF: Aandrijftechnologieën
0
0
0
5.000
8.000
5.000
0
[IenW, art 18, opdracht] KF: Verduurzaming Zeevaart
0
105
0
0
100
100
400
[IenW, art 18, opdracht] KF: Verduurzaming Binnenvaart
0
65
1.480
1.875
1.460
1.460
2.226
[IenW, art 18, opdracht] NGF: Maritiem Masterplan
2
2
444
190
3.270
7.250
10.792
[IenW, art 18, subsidie] NGF: Maritiem Masterplan
1.074
25.801
42.740
29.566
21.754
18.940
41.290
[IenW, art 18, subsidie] NGF: Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch
19.705
7.397
3.698
0
0
0
0
[IenW, art 18, subsidie] KF: Walstroom
0
10.471
10.000
7.556
9.577
1.396
1.000
[IenW, art 18, subsidie] KF: Verduurzaming Zeevaart
0
0
3.300
11.140
18.190
30.680
41.907
[IenW, art 18, subsidie] KF: Verduurzaming Binnenvaart
0
250
3.550
16.310
38.410
44.502
73.176
[IenW, art 18, bijdrage aan agentschappen] NGF-project Maritiem Masterplan RVO
260
600
400
300
400
400
410
LANDBOUW EN LANDGEBRUIK
122.844
120.632
221.077
195.064
176.461
176.779
192.344
[LVVN, art 22, opdracht] Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit
4.754
2.981
3.088
2.810
2.810
2.810
2.810
[LVVN, art 22, subsidie] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren
7.354
1.646
300
300
0
0
0
[LVVN, art 22, opdracht] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren
5.621
15.079
47.242
49.351
41.329
29.054
25.760
[LVVN, art 22, opdracht] Duurzame visserij
17.045
17.242
37.098
26.849
6.713
6.701
6.701
[LVVN, art 22, subsidie] Noordzeeakkoord (RVO)
3.655
80
1.996
0
0
0
0
[LVVN, art 21, subsidie] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen
84.415
83.104
121.853
115.754
125.609
128.414
150.273
[LVVN, art 21, subsidie] Subsidieregeling verduurzaming landbouwwerktuigen (RVO)
0
500
9.500
0
0
9.800
6.800
SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN
793.713
1.259.348
8.092.030
1.037.238
1.077.694
1.102.446
1.083.885
[IenW, art 21, opdracht] KF: Circulair doen en gedrag
72
551
2.456
2.506
2.742
2.792
2.792
[IenW, art 21, opdracht] KF: Plastics norm
211
0
0
0
0
0
0
[IenW, art 21, opdracht] KF: Biobased bouwen
24
389
2.993
0
2.493
0
0
[IenW, art 21, opdracht] Uitvoering duurzame productieketens
8.003
7.621
2.693
2.549
2.028
878
2.170
[IenW, art 21, subsidie] Subsidies duurzame productketens
14.894
19.274
11.586
17.430
9.891
5.908
6.154
[IenW, art 21, subsidie] KF: DEI+CE
0
2.845
7.738
9.768
7.825
2.025
1.125
[IenW, art 21, subsidie] KF: Circulair doen en gedrag
1.009
560
2.610
2.610
3.560
3.510
3.250
[IenW, art 21, subsidie] KF: Plastics norm
3.128
15.297
2.000
0
0
0
0
[IenW, art 21, subsidie] KF: Biobased bouwen
0
80
100
0
320
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Projecten Klimaat en Energieakkoord
1.940
3.482
9.436
5.787
5.462
5.477
4.773
[KGG, art 31, subsidie] Green Deals
6
448
0
0
0
0
0
[KGG, art 31, subsidie] Overige subsidies1
12.492
13.955
23.236
9.983
1.533
1.534
1.535
[KGG, art 31, lening] Lening EBN
24.000
117.000
7.751.000
0
0
0
0
[KGG, art 31, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage RVO
146.573
177.550
109.985
107.447
106.768
106.298
106.236
[KGG, art 31, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage Nea
16.104
22.069
25.864
26.004
26.167
26.243
26.663
[KGG, art 31, bijdrage aan mede-overheden] Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden
565.257
878.227
140.333
853.154
908.905
947.781
929.187
X Noot
1
Hieronder vallen de subsidies voor WarmtelinQ, Randvoorwaarden technische arbeidsmarkt.
Tabel 39 Totaaloverzicht van fiscale groene subsidies (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
TOTALE FISCALE GROENE SUBSIDIES1
1.796.213
1.734.942
1.472.781
865.724
871.450
849.910
462.000
Energie-investeringsaftrek (EIA)
259.000
431.000
460.000
454.000
443.000
464.000
459.000
BPM vrijstelling nulemissievoertuigen
71.000
0
0
0
0
0
0
IB/LB korting op de bijtelling voor nulemissieauto's
261.000
226.000
204.000
157.000
96.000
32.000
0
MRB halftarief plug-in hybride auto's (3/4-tarief in 2025)
64.000
34.000
0
0
0
0
0
MRB Vrijstelling (t/m 2024) & Tariefkorting (2025) nulemissievoertuigen
415.000
405.000
0
0
0
0
0
MRB Tariefkorting emissievrije personenauto's vanaf 2026 tot en met 2029
0
0
196.000
251.000
329.000
351.000
0
EB-salderingsregeling
663.949
634.176
608.690
0
0
0
0
EB-verlaagd tarief laadpalen EV
56.797
0
0
0
0
0
0
EB-verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie
5.467
4.766
4.091
3.724
3.450
2.910
3.000
X Noot
1
Voorlopige cijfers van Financiën. De definitieve cijfers zijn te vinden in de Miljoenennota 2026.
Tabel 40 Totaaloverzicht van bijdragen netbeheerders (bedragen x € 1.000)
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
TOTALE BIJDRAGES NETBEHEERDERS
13.100.000
12.800.000
11.000.000
0
0
0
0
[FIN, art 3, lening] Lening TenneT
13.100.000
12.800.000
11.000.000
0
0
0
0
Lijst van afkortingen
ACM
Autoriteit Consument en Markt
ACT
Accelerating CCS Technologies
AI
Kunstmatige Intelligentie
API
Aanpak Piekbelasters Industrie
BTW
Belasting over de toegevoegde waarde
BZK
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBAM
Carbon Border Adjustment Mechanism
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CCS
Carbon Capture and Storage
CCUS
Carbon Capture Use and Storage
CEM
Clean Energy Ministerial
CES
Cluster Energie Strategieën
CETP
Clean Energy Transition Partnership
CID
Clean Industrial Deal
COP
Conference of Parties
COVA
Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten
CSIRT
Computer Security Incident Response Team
DDW2
Doordewind 2
DEI+
Demonstratieregeling Energie-innovatie
DRC
Delta Rhine Corridor
DUTO
Duurzame Toegankelijkheid van Overheidsinformatie
EB
Energiebelasting
EBN
Energie beheer Nederland
ECN
Energieonderzoek Centrum Nederland
ECW
Expertisecentrum Warmte
EED
Europese Energie-Efficiency Richtlijn
EGO
Revolverend fonds energiebesparing
EHP
Emissiehandel Portaal
EIA
Energie- investeringsaftrek
EKOO
Energie & Klimaat Onderzoek en Ontwikkeling
EPZ
Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland
ETS
Emission Trading Scheme/System
EU
Europese Unie
EU ETS
Het Europese Emissions Trading System
EV
Energie voor Vervoer
EZ
Ministerie van Economische Zaken
EZK
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
FEED
Front End Engineering Design
FIN
Ministerie van Financiën
FTE
Fulltime-equivalent
GRW
Garantieregeling Warmtenetten
GSP
Government Support Package
GW
Gigawatt
HBO
Hoger Beroeps Onderwijs
HEP
Horizon Europe Partnership
HFR
Hoge Flux Reactor
HTG
Hoge Temperatuur Geothermie
HVP
Herstel- en veerkrachtplan
IBO
Interdepartementaal Beleidsonderzoek
ICT
Informatie- en communicatietechnologie
IEA
Internationaal Energieagentschap
IEAGHG
het Greenhouse Gas R&D Programme van het Internationaal Energieagentschap
IenW
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
IHH
Informatiehuishouding
IKC
Indirecte kostencompensatie-regeling
IME
Inframarginale Elektriciteitsheffing
IPCC
Intergovernmental Panel on Climate Change
IPCEI
Important Project of Common European Interest
IP's
Investeringsprogramma's
IRENA
International Renewable Energy Agency
ISDE
InvesteringsSubsidie Duurzame Energie
JenV
Ministerie van Justitie en Veiligheid
JRC
Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek
KCB
Kerncentrale Borssele
KEM
Kennisprogramma Effecten Mijnbouw
KEV
Klimaat- en Energieverkenning
KGG
Ministerie van Klimaat en Groene Groei
KNMI
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
LAN
Landelijk Actieprogramma Netcongestie
LPG
Liquefied Petroleum Gas
LPO
Loon en prijsontwikkeling
LTG
Lage Temperatuur Geothermie
LVVN
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
MBO
Middelbaar beroepsonderwijs
MEP
Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie
MER
Milieu-effectrapportage
MIEK
Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat
MJP
Meerjarenprogramma
MOOI
Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie
MKB
Midden- en Kleinbedrijf
MMIP's
Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma's
NAL
Nationale Aanpak Lokaal
NAM
Nederlandse Aardolie Maatschappij
NCSC
Nationaal Cyber Security Centrum
NDW
Nationale Deelneming Warmte
NEa
Nederlandse Emissieautoriteit
NGF
Nationaal Groeifonds
NGO's
Niet-Gouvernementele Organisaties
NIKI
Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie
NPE
Nationaal Plan Energiesysteem
NPLW
Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie
NPRES
Nationaal Programma Regionale Energiestrategie
NPVI
Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
NRG
Nuclear Research and consultancy Group
NSEC
North Seas Energy Cooperation
NVWA
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OER
Opwerk van Energie op Rijksvastgoed
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
PBL
Planbureau voor de Leefomgeving
PEH
Programma Energiehoofdstructuur
PIDI
Infrastructuur duurzame industrie
PIO
PEGA Invulling Ondergrond
PJ
Petajoule
POK
Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
RCR
Rijkscoördinatieregeling
RDI
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
RED
Richtlijn voor hernieuwbare energie
R&D
Research and Development
REMIT
Regulation on Wholesale Energy Market Integrity and Transparency
RES
Regionale Energiestrategie
REV
Register Energie voor Vervoer
RFNBO
Renewable Fuels of Non-Biological Origin
RHB
Rijks Hoofdboekhouding
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RPE
Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
RVB
Rijksvastgoedbedrijf
RVO.nl
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
RWS
Rijkswaterstaat
RWT
Rechtspersonen met een Wettelijke taak
SCE
Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking
SCF
Het Social Climate Fund
SCP
Het Sociaal Klimaatplan
SDE
Stimulering Duurzame Energieproductie
SDE+
Stimulering Duurzame Energieproductie+
SDE++
Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie
SDRA
Seismische Dreigings- en Risicoanalyse
SEA
Strategische Evaluatie Agenda
SEM
Sociale Effecten Mijnbouw
SDS
Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw
SMRs
Small Modular Reactors
SodM
Staatstoezicht op de Mijnen
SP IPE
Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren van het Energiesysteem
SSO
Shared Service Organisatie
TNO
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
TNO-AGE
TNO Adviesgroep Economische Zaken
TSE
Tenderregeling Energie-innovatie
TTB
Tegemoetkoming Blokaansluitingen
TTF
Title Transfer Facility
Twh
Terawattuur
UNFCCC
United Nations Framework Convention on Climate Change
VEKI
Versnelde klimaatinvesteringen industrie
VIVET
Verbetering Informatievoorziening Energietransitie
VN
Verenigde Naties
VRO
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Wcw
Wet collectieve warmte
WIS
Warmtenetten Investeringssubsidie
WKR
Wetenschappelijke Klimaatraad
Woo
Wet open overheid
WOZ
Wind op zee
Wva
Wet voorraadvorming aardolieproducten
ZBO
Zelfstandig Bestuursorgaan
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.