Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) 28 en 29 augustus 2025 (Kamerstuk 21501-28-288)
2025D35443 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Defensie hebben de onderstaande fracties de behoefte
vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Defensie over de informele
Raad Buitenlandse Zaken Defensie op 28 en 29 augustus.
De voorzitter van de commissie,
Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
II
Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nemen instemmend kennis van de inzet van twee
Chinook-transporthelikopters om natuurbranden in Spanje te bestrijden. De leden willen
hun dankbaarheid uiten aan de militairen van het Defensie Helikopter Commando voor
de ondersteuning die zij Spanje zullen bieden en wensen hen veel succes.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland
is geïnteresseerd om de (co-)Lead Nation rol te vervullen op de PCA-Drones en counter-dronesystemen
en de PCA Militaire Mobiliteit, nu deze respectievelijk passen bij de doelen en ambities
uit de DSII en de bestaande activiteiten van Nederland. Daarnaast kijkt Nederland
naar de mogelijkheden voor een actieve rol op de PCA Maritiem. De leden zijn benieuwd
of een (co-)Lead Nation rol ook tot de onderzochte mogelijkheden behoort. De afwezigheid
van de PCA AI, quantum, cyber en elektronische oorlogsvoering springt in het oog,
omdat deze ook nauw aansluit bij de gestelde doelen en ambities uit de DSII. Kan het
kabinet deze keuze nader duiden aan de hand van het gehanteerde afwegingskader? Daarnaast
valt het de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat de interessegebieden voornamelijk
vanuit industrieel perspectief onderbouwd worden. In hoeverre liggen de daadwerkelijke
(gewenste) capaciteiten van de krijgsmacht ten grondslag aan deze keuzes?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens met belangstelling het fiche
inzake het Defence Readiness Omnibuspakket gelezen. Deze leden steunen de centrale
doelstelling om toe te werken naar een versnelde gereedstelling, maar hebben wel enkele
vragen. De leden achten het terecht dat het kabinet kritisch is over de korte termijn
van 60 dagen, vooral in het licht van de huidige 26 weken en het hanteren van het
lex silencio positivo-principe. Zij horen dan ook graag hoe er met medeoverheden,
bij wie de uitvoering uiteindelijk belegd is, wordt samengewerkt om alternatieve voorstellen
aan te dragen in het onderhandelingsproces en hoe andere Europese lidstaten hiernaar
kijken.
Het kabinet is het eens met de lezing van de Commissie dat de bestaande uitzonderingen
uit de Arbeidstijdenrichtlijn kunnen worden toegepast bij industriële productie en
dienstverlening in de defensiesector. Het is voor de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
onduidelijk wat de reikwijdte hiervan in Nederland zal zijn. Welke sectoren en hoeveel
werknemers zal dit eventueel treffen en onder precies welke omstandigheden? Gaat dit
enkel om de eindproducenten of ook om toeleveranciers, die veelal dual-use goederen
en onderdelen produceren? Hoe wordt bovendien de «plotselinge toename van activiteiten»
gedefinieerd? Deze leden vernemen tevens graag van het kabinet welke juridische en
praktische gevolgen dit voor werknemers in desbetreffende sectoren zal kunnen hebben.
Verder vinden de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de voorgenomen verruiming van
uitzonderingen voor gevaarlijke stoffen te ruim aangevlogen. De Commissie stelt voor
om bepaalde stoffengroepen volledig uit te zonderen «in het belang van de defensie-industrie.»
Het is deze leden echter onduidelijk wat hier wel en niet precies onder valt. Hoe
definieert het kabinet dit, aangezien het deze maatregel zegt te verwelkomen? Bovendien
zijn deze leden van mening dat niet alles wat in het belang van de defensie-industrie
is, per definitie in het belang is van defensie of bredere veiligheid. Militaire,
maatschappelijke en commerciële belangen zijn immers niet altijd hetzelfde. De leden
vragen zich dan ook af waarom er specifiek voor deze formulering is gekozen. Hoe kijkt
het kabinet hiernaar? Een verruiming van standaarden in het gebruik van chemische
stoffen op basis van vage definities kan afbreuk doen aan een veilige en duurzame
leefomgeving, inclusief drinkwater. Is het kabinet het met deze leden eens dat toegang
tot schoon drinkwater essentieel is voor nationale veiligheid? Is het kabinet het
tevens met deze leden eens dat een te ruime lezing van het uitzonderingsregime negatieve
gevolgen kan hebben voor de handhaving op PFAS?
Ten slotte zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, in tegenstelling tot het
kabinet, van mening dat de wijzigingen die de Commissie voorstelt in de EDF-verordening
niet ambitieus genoeg zijn om de fragmentatie van de Europese Defensie en Technologische
Basis daadwerkelijk tegen te gaan. Daarvoor beogen deze leden een veel ambitieuzere
Europeanisering van aanbestedingen, waarbij er meer gezamenlijk ingekocht wordt, minder
beroep gedaan wordt op nationale uitzonderingsclausules en om de EU, bijvoorbeeld
inzake de capability prioriteitsgebieden, een actievere rol in het aanbestedingsproces
te geven zodat er een echte Europese markt ontstaat. Is het kabinet het met deze leden
eens dat juist de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische
industriële basis hier op termijn veel meer van profiteert omdat dit de Europese markt
voor hen toegankelijker maakt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) Defensie d.d. 28 en 29 augustus 2025, het
Verslag Raad Buitenlandse Zaken Defensie 20 mei 2025 en het Fiche Defence Readiness
Omnibus pakket. Daartoe hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met grote aandacht de recente diplomatieke gesprekken
in Alaska en Washington gevolgd. Zij constateren dat er wordt gesproken over veiligheidsgaranties
en een mogelijke vredesmacht, waarbij de Amerikaanse president hint op een leidende
rol voor Europa. Hoe beoordelen de Ministers de geloofwaardigheid van een Europese
vredesmacht zonder substantiële en gegarandeerde Amerikaanse militaire deelname? Welke
inzet zullen de Ministers plegen, zowel in EU-verband als in overleg met strategische
partners zoals het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, om te bewerkstelligen
dat eventuele veiligheidsgaranties voor Oekraïne concrete, afdwingbare toezeggingen
van de Verenigde Staten bevatten en daarmee een daadwerkelijke afschrikwekkende waarde
hebben?
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de discussies omtrent zogenaamde
«land swaps», waarbij Oekraïne onder druk zou kunnen komen te staan om strategisch
onmisbaar en zwaar versterkt territorium op te geven. Delen de Ministers de analyse
dat het opgeven van deze «fortress belt» in de Donbas de defensieve capaciteit van
Oekraïne permanent zou verzwakken en het land kwetsbaar zou maken voor toekomstige
agressie? Wat is de inzet van de Ministers om te voorkomen dat een eventueel vredesakkoord
wordt gesloten ten koste van de strategische veiligheid van Oekraïne en daarmee de
veiligheid van heel Europa?
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het cruciale belang van onverminderde steun
aan Oekraïne en zien met instemming de plannen om de Oekraïense defensie-industrie
te versterken. De recente ontwikkeling van de «Flamingo» langeafstandskruisraket is
hier een indrukwekkend voorbeeld van en toont de groeiende capaciteit van Oekraïne
om de agressor diep op eigen grondgebied te treffen. Hoe beoordelen de Ministers de
strategische impact van dit soort nieuwe wapensystemen? Aangezien dergelijke technologische
sprongen vaak het resultaat zijn van internationale samenwerking, vragen deze leden
op welke wijze Nederlandse ondernemers en kennisinstellingen proactief worden betrokken
bij de versterking van de Oekraïense defensie-industrie. Is er bijvoorbeeld al sprake
van Nederlandse betrokkenheid bij de ontwikkeling van langeafstandswapens en welke
kansen zien de Ministers voor verdere samenwerking op dit vlak, specifiek op gebieden
als drone-technologie en rakettechnologie?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de snelheid waarmee Europese steun
Oekraïne bereikt. De recente voorstellen in het kader van het «Defence Readiness Omnibus»
pakket beogen procedures te versnellen. Delen de Ministers de mening dat bureaucratische
obstakels de effectiviteit van onze steun ondermijnen? Naast het versnellen van procedures
is het opschalen van de productie cruciaal. Zijn er al finale investeringsbeslissingen
genomen voor nieuwe productiefaciliteiten in Europa? Ervaren de Ministers belemmeringen
vanuit de Verenigde Staten bij de licensering van cruciale systemen, zoals Patriot-interceptors
en welke vooruitgang wordt geboekt om deze weg te nemen? Zijn de voorgestelde maatregelen
in het licht van dit alles wel afdoende om de levering van essentieel materieel daadwerkelijk
te versnellen?
De leden van de VVD-fractie steunen de versterking van de Europese defensie-industrie,
maar benadrukken dat dit moet leiden tot een eerlijk speelveld en concrete voordelen
voor de Nederlandse technologische en industriële basis. In de appreciatie van de
tussentijdse evaluatie van het Europees Defensiefonds (EDF) wordt de zorg geuit dat
lidstaten die cofinanciering bijdragen onvoldoende gebruiks- en toegangsrechten krijgen
op de resultaten. Welke concrete garanties gaan de Ministers vragen tijdens de Raad
om te verzekeren dat Nederlandse investeringen in EDF-projecten ook leiden tot direct
bruikbare kennis en technologie voor onze eigen krijgsmacht en kansen voor onze ondernemers?
Hoe wordt de beoogde (co-)Lead Nation rol voor Nederland op het gebied van drones
en counter-dronesystemen ingezet om deze belangen te borgen? De leden van de VVD-fractie
constateren met tevredenheid dat het kabinet aandachtspunten heeft naar aanleiding
van de tussentijdse evaluatie van het EDF.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat de Commissie, mede op aandringen van
Nederland, in het «Defence Readiness Omnibus» pakket erkent dat regelgeving uit vredestijd
de noodzakelijke versnelling van onze defensiegereedheid in de weg kan staan. De verduidelijking
van uitzonderingen in bijvoorbeeld milieu- en natuurwetgeving is een stap in de goede
richting, maar de leden vragen zich af of dit voldoende is. Zijn de Ministers bereid
om in Europees verband te pleiten voor daadwerkelijke aanpassingen van wetgeving,
daar waar interpretatieruimte en verduidelijking onvoldoende soelaas bieden om de
gereedheid van onze krijgsmacht en de opschaling van de industrie voor 2030 te realiseren?
Ten aanzien van de «Defence Readiness Omnibus» vragen de leden van de VVD-fractie
zich ook af of de voorstellen ver genoeg gaan. Met ander woorden: gaan deze voorstellen
daadwerkelijk leiden tot het sneller en eenvoudiger kunnen inkopen door Defensie.
En gaan de voorstellen daadwerkelijk leiden tot fors vereenvoudigde en versnelde vergunningsverlening?
Zijn er regels die geschrapt moeten worden om de 60 dagen termijn in de praktijk te
realiseren?
De leden van de VVD-fractie zien dat in diverse voorstellen, zoals het «ReArm Europe
Plan», wordt ingezet op het flexibiliseren van EU-fondsen, waaronder cohesiegelden,
ter versterking van de defensie-industrie. Hoe gaan de Ministers ervoor waken dat
deze middelen evenwichtig over de Unie worden verdeeld en niet hoofdzakelijk ten goede
komen aan de industrie in de grootste lidstaten? Op welke wijze wordt verzekerd dat
ook het Nederlandse MKB en innovatieve startups effectief kunnen profiteren van deze
nieuwe financieringsmogelijkheden, zodat de gehele Europese defensie technologische
en industriële basis (EDTIB) wordt versterkt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 28 en 29 augustus 2025. Deze leden
hebben enkele vragen en opmerkingen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad.
Coalition of the Willing
De leden van de NSC-fractie merken op dat bij de verdere uitwerking van de zogenoemde
coalition of the willing diverse vragen rijzen. De leden zijn benieuwd welke specifieke
rol Nederland speelt in de huidige plannen voor de «geruststellingsmacht». Wat is
de Nederlandse inzet ten aanzien van de uitwerking van de «artikel 5-achtige» veiligheidsgarantie
voor Oekraïne? Daarnaast vragen deze leden zich af hoe het staat met het Duitse verzoek
om soepelere begrotingsregels toe te passen. Is de bijbehorende deadline hierdoor
verschoven?
SAFE
De leden van de NSC-fractie constateren dat het Verenigd Koninkrijk in afwachting
is van de start van onderhandelingen over verdere toegang tot de SAFE-leningen. De
leden zijn benieuwd wanneer de Minister verwacht dat de onderhandelingen met het VK
over verdere toegang tot SAFE van start gaan. Verwacht de Minister dat deze onderhandelingen
zijn afgerond voordat EU-lidstaten hun plannen voor het gebruik van de leningen moeten
indienen? Zou Nederland ervoor kunnen pleiten om deze onderhandelingen onmiddellijk
te starten en daarbij de overweging mee te geven om de deadline eventueel met enkele
maanden te verlengen, indien samenwerking met het VK anders in het gedrang komt?
Defensie-industrie
De leden van de NSC-fractie constateren dat in de laatste dagen van het Poolse EU-voorzitterschap
een akkoord is bereikt over een gezamenlijke Raadspositie inzake het door de Europese
Commissie voorgestelde Europees Defensie Industrie Programma (EDIP). De leden willen
graag weten in hoeverre het kabinet de analyse van denktank Bruegel en het Kiel Instituut
deelt dat de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie met een factor vijf
moet worden opgeschaald om een adequaat antwoord te kunnen bieden op de Russische
oorlogsindustrie. Welke risico’s ziet het kabinet voor samenwerking met partnerlanden
indien het uiteindelijke akkoord over EDIP even strikt of strikter wordt dan de huidige
Raadspositie? Hoe beoordeelt het kabinet daarnaast het voorstel van het Europees Parlement
om het EDIP-budget aan te vullen met bijdragen van de EU-lidstaten?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.